De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, wordt «bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 7°» vervangen door «bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 8°».
B
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «verminderd met» vervangen door «verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met».
2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zevende en achtste lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
-
4. Van de huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, zijn voorts uitgezonderd de huurwoningen die de belastingplichtige realiseert in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 voor zover:
-
a. hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.23a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met een termijn van maximaal vijftien jaren is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;
-
b. voor de bouw van die huurwoningen geen heffingsvermindering als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel o, is verleend; en
-
c. de belastingplichtige hiervoor een verklaring heeft van Onze Minister.
-
-
5. De uitzondering, bedoeld in het vierde lid, geldt voor een periode van vijftien jaren nadat de huurwoning is gerealiseerd.
-
6. Onze Minister kan overgaan tot intrekking van:
-
a. een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b;
-
b. een verklaring als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.
-
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid» vervangen door «bedoeld in het tweede of vierde lid».
4. In het achtste lid (nieuw) wordt «de toepassing van het tweede lid» vervangen door «de toepassing van het tweede, vierde en zesde lid». Voorts wordt «bedoeld in het vierde lid» vervangen door «bedoeld in het zevende lid».
C
Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van «; en» aan het slot van de onderdelen j en m door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
o. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 25.000 per gebouwde huurwoning;
-
p. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2⁰, die niet zijn gelegen in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 12.500 per gebouwde huurwoning.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel d wordt «de bijlage bij deze wet» vervangen door «bijlage 1 bij deze wet».
b. Onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel h door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
j. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet;
-
k. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020.
3. Aan het derde lid worden, onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel m door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
o. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
-
p. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, ten minste € 31.250 per gebouwde huurwoning bedragen.
4. In het vijfde lid wordt «en de gemeenten, genoemd in de bijlage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d» vervangen door «de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij deze wet, en de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet». Voorts wordt aan het vijfde lid toegevoegd «, en kunnen gemeenten waarmee Onze Minister afspraken heeft gemaakt over de bouw van huurwoningen worden toegevoegd aan bijlage 2».
D
Artikel 1.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «31 december 2021» vervangen door «31 december 2019». Voorts wordt aan dat onderdeel toegevoegd «in huurwoningen als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdelen b, c, d of j».
2. Aan het vierde lid, onderdeel a, wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot van subonderdeel 2° door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel 3° door «; en», een subonderdeel toegevoegd, luidende:
-
4°. bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdelen j of k, is aangevangen op of na 1 januari 2020.
Da
Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede zin, wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid».
2. In het vierde lid wordt «vijfde en zesde lid» vervangen door «zesde en zevende lid».
E
In artikel 1.14, eerste lid, wordt «artikel 1.6, tweede lid» vervangen door «artikel 1.6, tweede en vierde lid».
F
In artikel 1.15, eerste, tweede en derde lid, wordt «artikelen 1.6, tweede en vijfde lid» telkens vervangen door «artikelen 1.6, tweede, vierde en achtste lid».
G
Artikel 2.1 komt te luiden:
Artikel 2.1
Indien artikel 5.36 van de Omgevingswet in werking treedt, komt artikel 1.6, vierde lid, onderdeel a, op hetzelfde tijdstip te luiden:
-
a. hiervoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.36 van de Omgevingswet, voor een termijn van maximaal vijftien jaren, is verleend voor een tijdelijk bouwwerk;.
H
Na artikel 2.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
I
Het opschrift van de bijlage komt te luiden:
J
De bijlage bij deze wet wordt als bijlage 2 toegevoegd.