De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. Hetgeen aan een echtgenoot bij ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap, meer toekomt dan de helft van die gemeenschap of, in geval van een verrekenbeding, hetgeen aan een echtgenoot meer toekomt dan de helft van de te verrekenen som, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen:
-
a. in geval van ontbinding of verrekening bij overlijden: geacht van de andere echtgenoot te zijn verkregen krachtens erfrecht door diens overlijden;
-
b. in geval van ontbinding of verrekening tijdens leven: geacht van de andere echtgenoot te zijn verkregen krachtens schenking.
-
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing bij verrekening op grond van een beding dat is overeengekomen door personen die op het moment van verrekening partners als bedoeld in artikel 1a zijn of zijn geweest.
B
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt «, voor de regeling van de erfbelasting,» vervangen door «voor de toepassing van deze wet».
2. In het derde lid, aanhef, wordt «eerste volzin» vervangen door «eerste zin».
C
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
f. kinderen die niet in familierechtelijke betrekking staan tot de persoon waarvan uit een genetische test blijkt dat die hun biologische ouder is, met kinderen die wel in familierechtelijke betrekking staan tot die persoon.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de genetische test waarmee de belastingplichtige het biologische ouderschap kan doen blijken.
D
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid, tweede zin, vervalt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
16. Het achtste lid is niet van toepassing indien sprake is van:
-
a. een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; of
-
b. gelieerde partijen die een zodanige huurprijs of pachtprijs zijn overeengekomen dat deze tussen willekeurige derden niet zou zijn overeengekomen.
-
E
In artikel 35a, tweede lid, wordt «artikel 45, derde lid, tweede zin» vervangen door «artikel 45, tweede lid, tweede zin».
F
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «acht maanden» vervangen door «twintig maanden».
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «acht maanden» telkens vervangen door «twintig maanden».
G
In artikel 53, zesde lid, wordt «artikel 45, derde lid» vervangen door «artikel 45, tweede lid».
H
In artikel 66, eerste lid, onderdeel 1°, wordt «artikel 45, tweede en derde lid» vervangen door «artikel 45, tweede lid».