De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.143.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,12%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,08%-punt.
B
Aan artikel 3.20a wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. Indien de fiets niet meer dan bijkomstig bij het woon- of verblijfadres van de belastingplichtige wordt gestald, wordt de onttrekking in afwijking van het eerste lid gesteld op nihil. Van stallen wordt geacht geen sprake te zijn indien de belastingplichtige in de periode waarin de fiets zich bij het woon-of verblijfadres bevindt niet de beschikkingsmacht over de fiets heeft.
C
Artikel 3.95b wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De voordelen die ingevolge de eerste zin in aanmerking worden genomen ingevolge hoofdstuk 4 of afdeling 7.3 worden voor de berekening van het inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen voor A/B gedeelte, waarbij wordt verstaan onder:
A: het in artikel 2.13 opgenomen percentage, geldend voor het jaar waarin de voordelen zijn genoten;
B: het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 opgenomen tabel als tweede vermelde percentage, geldend voor het jaar waarin de voordelen zijn genoten.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
6. Indien middellijk gehouden vermogensbestanddelen die tot een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.92b behoren worden gehouden via vermogensbestanddelen die pas op enig moment na het verkrijgen van die werkzaamheid tot een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 of afdeling 7.3 behoren, is het vijfde lid ter zake van die vermogensbestanddelen niet van toepassing op voordelen als bedoeld in dat lid, voor zover de waarde in het economische verkeer van deze vermogensbestanddelen op het moment direct voorafgaand aan het ontstaan van het aanmerkelijk belang het opgeofferde bedrag van het lucratieve belang overtreft.
D
In artikel 5.5 wordt «€ 57.684» vervangen door «€ 51.396».
E
Artikel 5.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, tweede zin, vervalt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. Het derde lid is niet van toepassing indien sprake is van:
-
a. een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; of
-
b. gelieerde partijen die een zodanige huurprijs of pachtprijs zijn overeengekomen dat deze tussen willekeurige derden niet zou zijn overeengekomen.
-
F
Aan artikel 5.26 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Bij het bepalen van het werkelijke rendement van bezittingen en schulden is artikel 5.12 uitsluitend van toepassing, indien het achterliggende vermogensbestanddeel, bedoeld in dat artikel, een banktegoed is als bedoeld in artikel 5.2, derde lid.
G
Artikel 5.31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «met dien verstande dat de waarde van een woning wordt bepaald op basis van het tweede tot en met vijfde lid» vervangen door «met dien verstande dat:
-
a. de waarde van een woning wordt bepaald op basis van het tweede tot en met vijfde lid;
-
b. artikel 5.21 niet wordt toegepast, indien ter zake van het betreffende effect sprake is van een lopende termijn van inkomsten of verplichtingen waarvan de waarde niet of niet volledig in de notering in de prijscourant is verdisconteerd».
2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «derde» ingevoegd «en vijfde».
b. In onderdeel a vervalt «eerste zin,».
H
Artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 25.
2. Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 27.
I
Aan de in artikel 10.6ter, vijfde lid, opgenomen formule wordt toegevoegd «+ 3,35%».