Base description which applies to whole site

2.4 Ontwikkeling van de inkomsten

De belasting- en premie-inkomsten zijn 4,2 miljard euro hoger uitgekomen dan in de Miljoenennota 2010 is geraamd. Deze meevaller is in lijn met een gunstiger economische ontwikkeling dan waar bij Miljoenennota 2010 vanuit is gegaan. Bij Miljoenennota 2010 werd een nominale5 bbp-groei van 1 procent verwacht, terwijl volgens de meest recente inzichten de groei in 2010 op 3,46 procent is uitgekomen. Tabel 2.10 bevat een totaaloverzicht van de ontwikkeling tussen de Miljoenennota 2010 en de uiteindelijke realisaties.

In deze paragraaf wordt allereerst het verschil tussen de gerealiseerde ontvangsten over 2010 en de oorspronkelijk raming nader toegelicht. Daarna volgt een analyse van de ontwikkeling van de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten in 2010 ten opzichte van 2009.

Tabel 2.10 Ontwikkeling van de opbrengst belastingen en premies op EMU-basis (in miljarden euro)
  

MN 2010

FJR 2010

Verschil

Belastingen en premies volksverzekeringen

166,9

169,9

3,0

 

wv belastingen

131,5

135,7

4,2

 

wv premies volksverzekeringen

35,4

34,2

– 1,2

Premies werknemersverzekeringen

45,0

46,2

1,2

Totaal

211,8

216,0

4,2

De oorzaak van de meevallende ontvangsten ten opzichte van de Miljoenennota 2010 is uitgesplitst in tabel 2.11. Allereerst leverde de doorwerking van de realisatie van de belasting- en premieontvangsten over 2009 een tegenvaller op van 1,6 miljard euro. Deze doorwerking volgt uit een lagere realisatie van de ontvangsten over 2009 ten opzichte van de verwachting over 2009 bij de totstandkoming van de Miljoenennota 2010.

Tabel 2.11 Ontwikkeling ontvangsten vanaf MN 2010 gesplitst naar oorzaak (in miljarden euro) op EMU-basis

Miljoenennota 2010

211,8

  

Totale mutatie

4,2

  

Doorwerking uit 2009

– 1,6

 

wv. premies wnvz

– 1,7

 

wv. belastingen en premies vvz

0,2

   

Autonoom

0,3

 

wv. premies werknemersverzekeringen

0,3

   

Endogeen

5,5

 

wv. omzetbelasting

1,7

 

wv. loon/inkomensheffing

1,4

 

wv. vennootschapsbelasting

0,9

 

wv. premies werknemersverzekeringen

0,7

 

wv. belasting op personenauto's en motorrijwielen

0,4

 

wv. accijnzen

0,3

   

Financieel Jaarverslag 2010

216,0

Verder is er na de totstandkoming van de Miljoenennota 2010 nog sprake geweest van enkele beleidswijzigingen voor 2010. De belangrijkste beleidswijziging betreft de nominale zorgpremie die hoger is uitgekomen dan verwacht werd bij Miljoenennota 2010. Dit heeft geleid tot 0,3 miljard euro hogere ontvangsten premies werknemersverzekeringen.

Endogene ontwikkeling ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2010

Een hogere endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten dan oorspronkelijk geraamd heeft voor 5,5 miljard euro bijgedragen aan de hogere realisatie van de totale ontvangsten over 2010. Deze meevallende endogene ontwikkeling van de ontvangsten geldt voor vrijwel alle belastingen en premies. De grootste belastingsoorten zorgden eveneens voor de – in absolute zin – grootste meevallers. De meevallende ontvangsten zijn in lijn met de meevallende economische groei over 2010. De hoogte van de meevallers laat zich grotendeels verklaren door de ontwikkeling van de relevante macro-economische indicatoren. De waardeontwikkeling van de particuliere consumptie in 2010 is 1 procent hoger uitgekomen dan oorspronkelijk verwacht hetgeen leidt tot hogere btw-ontvangsten. Daarbij is er ook nog een samenstellingseffect als gevolg van het feit dat de omzetbelasting een gedifferentieerd tarief kent. De duurzame consumptie – die belast is met het algemene tarief van 19 procent – is sterker toegenomen dan geraamd en daarmee het aandeel van de duurzame consumptie in de totale consumptie. Dit heeft een opwaarts effect op de belastingontvangsten. Anderzijds zijn voor de omzetbelasting relevante indicatoren als de ontwikkeling in de verkoop van nieuwe woningen en de overheidsinvesteringen lager uitgekomen dan geraamd. Dit heeft een dempend effect hebben op de omzetbelasting. Per saldo geldt een btw- meevaller van 1,7 miljard euro7 over 2010. Deze meevaller komt daarmee hoger uit dan verklaard kan worden uit de economische ontwikkeling.

De meevallende ontwikkeling bij de loon- en inkomensheffing laat zich veel beter verklaren door economische indicatoren. Zo is de daling van de werkgelegenheid in 2010 met 1,3 procent veel gematigder uitgekomen dan de 4,8 procent krimp die nog bij Miljoenennota 2010 werd verwacht. De bruto loonontwikkeling is met 1,8 procent in plaats van 2,4 procent lager uitgekomen, hetgeen de extra ontvangsten als gevolg van gunstiger werkgelegenheid wat heeft gedrukt. Ten slotte drukt een minder gunstige winstontwikkeling van zelfstandigen in 2010 dan bij Miljoenennota 2010 verwacht werd de ontvangsten bij de loon- en inkomensheffing. Per saldo domineert het effect van de veel gunstiger werkgelegenheidsontwikkeling, waardoor de endogene ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing 1,4 miljard euro hoger is is uitgekomen dan verwacht.

De meevallende opbrengst premies werknemersverzekeringen volgt net als de meevallende opbrengsten bij de loonheffing uit de veel gunstigere werkgelegenheidsontwikkeling in 2010 dan destijds verwacht.

Ook de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting zijn hoger uitgekomen dan verwacht. De meevaller van 0,9 miljard euro kan zowel verklaard worden uit een gunstiger winstontwikkeling over 2010 als een gunstiger kaseffect in 2010 van bijgestelde fiscale winstverwachtingen over 2009 en eerdere jaren.

Ten slotte deden zich meevallers voor bij de bpm en de accijnzen. De meevaller bij de bpm volgt uit het feit dat de verkoop van nieuwe auto’s zich in 2010 weer volledig heeft hersteld van de crisis. Het niveau van de verkoop ligt weer op het hoge niveau van voor 2008. Wel is de samenstelling van het nieuwe wagenpark sterk gewijzigd. Het aandeel goedkopere en CO2-zuinige auto’s waarvoor een lager bpm-tarief en in zeer zuinige gevallen zelfs een vrijstelling, is sterk toegenomen. Dat maakt dat de bpm-ontvangsten in 2010 niet teruggekeerd zijn op het niveau van voor 2008.

Tabel 2.12 Macro-economische kernvariabelen
 

MN 2010

FJR 2010

Verschil

Nominale groei bbp

1,0%

3,4%

2,4%

Waardemutatie particuliere consumptie

0,6%

1,6%

1,0%

Waardemutatie investeringen in woningen

– 5,9%

– 8,5%

– 2,6%

Waardemutatie verkopen tweedehands woningen

– 3,8%

– 3,1%

0,7%

Waardemutatie investeringen in (nieuwe) motorvoertuigen

– 8,0%

12,0%

20,0%

Ontwikkeling overig inkomen

6,4%

8,7%

2,2%

Bruto loonontwikkeling

2,4%

1,8%

– 0,6%

Werkgelegenheid markt

– 4,8%

– 1,3%

3,4%

Arbeidsinkomensquote

78,7%

78,4%

– 0,3%

Endogene ontwikkeling van de totale ontvangsten ten opzichte van 2009

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten over 2010 ten opzichte van 2009 is met 3,3 procent iets lager uitgekomen dan de nominale groei van het bbp die in 2010 3,4 procent bedraagt. De bijdrage van de verschillende belastingsoorten aan de totale endogene ontwikkeling van de ontvangsten in 2010 is zeer divers. Tabel 2.13 bevat een overzicht.

Tabel 2.13 Endogene ontwikkeling van belastingen en premies volksverzekeringen in 2010 (in procenten)
 

2010

Kostprijsverhogende belastingen

5,8%

Omzetbelasting

6,7%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

11,0%

Accijnzen

3,1%

Belastingen van rechtsverkeer (m.n. overdrachtsbelasting)

0,8%

Motorrijtuigenbelasting

2,9%

Belastingen op een milieugrondslag

2,4%

Overige kostprijsverhogende belastingen

13,4%

  

Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies vvz

2,3%

Loon- en inkomensheffing

0,0%

Dividendbelasting

15,2%

Vennootschapsbelasting

17,3%

Overige belastingen op inkomen, winst en vermogen (m.n. successie)

– 3,7%

  

Belastingen en premies VVZ in totaal

3,7%

Premies werknemersverzekeringen

1,6%

Belastingen en premies VVZ en premies WNVZ in totaal

3,3%

  

Nominale groei bbp

3,4%

Meest in het oog springend is de endogene ontwikkeling bij de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm) met 11,0 procent, de dividendbelasting met 15,2 procent en de vennootschapsbelasting (vpb) met 17,3 procent. Dit zijn tevens de belastingsoorten die in 2009 het hardst terugliepen (met 30 procent of meer). Grote uitzondering hierop betreft de overdrachtsbelasting waarvan de ontvangsten in 2009 ook hard zijn teruggelopen (met bijna 40 procent) maar in 2010 op vrijwel hetzelfde niveau als 2009 zijn gebleven als gevolg van de aanhoudende stagnatie op de woningmarkt. De ontvangsten uit de bpm laten in 2010 een flinke groei zien in 2010. De verkoop van nieuwe auto’s is in 2010 enorm aangetrokken met bijna 25 procent ten opzichte van 2009 en ligt daarmee weer op het niveau van voor 2008. Het niveau van de bpm-ontvangsten ligt daarentegen nog lang niet op het oude niveau. Dit zoals hiervoor gemeld als gevolg van de gewijzigde samenstelling van het nieuwe wagenpark naar steeds meer goedkopere en zuiniger auto’s waarvoor een lager bpm-tarief of zelfs een vrijstelling van bpm geldt. De verwachting is dat deze trend zich voortzet.

In 2010 is de winstontwikkeling van bedrijven flink verbeterd ten opzichte van het jaar ervoor. Dit geldt met name voor de grotere bedrijven8. Dit heeft zich vertaald in een relatief zeer gunstige ontwikkeling van de vpb-ontvangsten in 2010. Relatief, omdat de vpb-ontvangsten zich nog op een beduidend lager niveau dan 2008 bevinden. Hetzelfde beeld geldt voor de ontwikkeling van de inkomsten uit de dividendbelasting. Deze laat in 2010 weer een positieve ontwikkeling zien, maar het niveau van de ontvangsten ligt op een flink lager niveau dan voor 2008, mede doordat financiële instellingen in 2010 evenals in 2009 geen dividenden hebben uitgekeerd.

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing, de grootste inkomstenpost, is in 2010 vrijwel nihil gebleken. Deze ontwikkeling betreft een saldo van een bescheiden positieve ontwikkeling van de loonheffing en een negatieve ontwikkeling van de inkomensheffing. Deze negatieve ontwikkeling volgt met name uit een achterblijvende winstontwikkeling bij zelfstandigen in 2010. De ontwikkeling bij de loonheffing betreft het saldo van een positief effect van de bruto loonontwikkeling (1,8 procent) en een negatief effect van de werkgelegenheidsontwikkeling (– 1,3 procent) waarbij het eerste effect domineert.

Daar waar de endogene ontwikkeling van de grootste inkomstenpost in 2010 dichtbij 0 is uitgekomen geldt dit bepaald niet voor de omzetbelasting, een andere grote belastingsoort. Relatief gezien kenden de btw-ontvangsten een ontwikkeling van 6,7 procent, fors hoger dan de nominale ontwikkeling van het bbp. Wel geldt dat een deel van de btw-ontvangsten in 2010 als incidenteel kunnen worden bestempeld als gevolg van een kasschuif van 2009 naar 2010. Als gecorrigeerd wordt voor de incidentele meevaller in 2010 komt de endogene ontwikkeling van de btw uit op 4,2 procent in plaats van 6,7 procent. Daarnaast komt de endogene ontwikkeling van de totale belasting- en premieontvangsten uit op 2,8 procent in plaats van 3,2 procent. Ergo, zonder de incidentele meevaller bij de btw is de endogene ontwikkeling van de totale inkomsten in 2010 nog iets meer achtergebleven bij de nominale ontwikkeling van het bbp.

Tenslotte kenden de ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen een endogene ontwikkeling van 1,6 procent. Deze ontwikkeling komt geheel op conto van de premies zorgverzekeringen.

Endogene doorwerking naar 2011

De gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2010 zijn 2,0 miljard euro hoger uitgekomen dan bij de Miljoenennota 2011 werd verwacht. Deze meevaller werkt voor een deel door naar 2011. Incidentele effecten werken niet door. Zoals hierboven gemeld deed zich in 2010 een incidentele meevaller voor bij de btw-ontvangsten van circa 0,5 miljard euro. Daarmee bedraagt de totale doorwerking van de meevaller over 2010 naar 2011 1,5 miljard euro.

Tabel 2.14 Doorwerking 2010 naar 2011 (in miljarden euro)

1.

Totale mutatie 2010 t.o.v. vermoedelijke uitkomsten MN 2011

2,0

   

2.

Totaaleffect van incidenten op ontvangsten 2010

0,5

 

Omzetbelasting

0,5

   

3.

Structurele doorwerking (=1–2) van 2010 naar 2011

1,5

Licence