Base description which applies to whole site

2.4.1 Verticale toelichting

Tabel 2.4.2 geeft een overzicht van de oorsprong van de lager dan verwachte ontvangsten in 2011: beleidswijzigingen in 2011 die na de Startnota tot stand zijn gekomen, de doorwerking van de gerealiseerde ontvangsten over 2010 naar de ontvangsten 2011, en ten slotte de endogene ontwikkeling van de ontvangsten. Dat laatste betreft de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten over 2011 als gevolg van de ontwikkeling van de relevante macro-economische indicatoren.

Beleidswijzigingen sinds Startnota

Na de totstandkoming van de Startnota is nog sprake geweest van enkele beleidswijzigingen voor 2011 met budgettaire consequenties (– 0,3 miljard euro). De belangrijkste daarvan betreft de tijdelijke verlaging van het tarief van overdrachtsbelasting van 6 naar 2 procent voor woningen per 15 juni 2011.

Doorwerking 2010 naar 2011

Wat betreft de doorwerking van de realisaties van 2010 naar 2011: bij de Startnota (oktober 2010) betrof de stand van de inkomsten 2010 nog een raming. De raming van de ontvangsten 2011 bij Startnota was gebaseerd op deze stand voor 2010. De gerealiseerde ontvangsten over 2010 kenden uiteindelijk nog een forse meevaller ten opzichte van de Startnotastand en leverden daarmee een 1,5 miljard euro hogere basisstand voor de inkomstenraming voor 2011. Deze meevaller over 2010 betrof grotendeels de btw-ontvangsten.

Tabel 2.4.2 Ontwikkeling ontvangsten vanaf Startnota 2011 gesplitst naar oorzaak (x € miljard) op EMU-basis

Startnota 2011

225,4

     

Totale mutatie

– 6,8

     

Autonoom (beleidswijzigingen)

– 0,3

 

wv. overdrachtsbelasting

– 0,5

 

wv. overige belastingen en premies

0,2

     

Doorwerking 2010

1,5

 

wv. belastingen en premies vvz

1,9

 

wv. premies wnvz

– 0,4

     

Endogeen

– 7,9

 

wv. omzetbelasting

– 1,1

 

wv. loon/inkomensheffing

– 1,9

 

wv. vennootschapsbelasting

– 2,5

 

wv. overdrachtsbelasting

– 1,0

 

wv. premies werknemersverzekeringen

– 0,4

 

wv. overige belastingen en premies

– 1,0

     

Financieel Jaarverslag 2011

218,6

Endogene ontwikkeling ten opzichte van de raming bij Startnota

De endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten over 2011 is 7,9 miljard euro lager uitgekomen dan geraamd bij Startnota. Deze tegenvallende ontwikkeling raakt alle belastingen en premies, waarbij voor de meeste posten geldt dat deze zich goed laten verklaren door de ontwikkeling van de relevante macro-economische indicatoren. Tabel 2.4.2 geeft een overzicht van de belastingen en premies met de grootste tegenvallers.

De vennootschapsbelasting levert absoluut gezien met 2,5 miljard euro de grootste bijdrage aan de tegenvallende inkomsten. Deze tegenvaller kan deels worden verklaard door een lagere winstontwikkeling dan waar bij de Startnota vanuit is gegaan. Ook een hogere dan veronderstelde verrekening van verliezen uit eerdere jaren zorgde voor lagere vpb-ontvangsten. Verder is het aantal opgelegde vpb-aanslagen aan de hand van schattingsopgaven door bedrijven in de tweede helft van 2011 fors achtergebleven bij de eerdere verwachtingen daarover. Mogelijk verklaart dit een deel van de lagere dan verwachte kasontvangsten in de tweede helft van 2011. Verondersteld is dat uit de vpb-aangiftes 2011 die in 2012 worden ingediend een wat hogere positieve kasstroom zal volgen dan anders het geval zou zijn geweest. Dit betekent een beperkte kasverschuiving in de ontvangsten van 2011 naar 2012.

De loon- en inkomensheffing kent een tegenvaller van 1,9 miljard euro en betreft grotendeels de IH-ontvangsten met betrekking tot het winstinkomen. Dit wordt verklaard door een veel minder gunstige winstontwikkeling van IB-ondernemers dan verondersteld. Daarnaast zorgt een wat lager dan verwachte loonstijging voor lagere ontvangsten: de bruto loonontwikkeling komt 0,7 procent lager uit dan verwacht bij de Startnota. Een iets gunstiger ontwikkeling van de werkgelegenheid dan eerder werd verwacht weegt daar niet tegen op.

De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting kennen een tegenvaller van 1,0 miljard euro. Dit wordt volledig verklaard door een veel lagere ontwikkeling van het aantal verkopen van tweedehands woningen (circa – 30 procent) en een lagere prijsontwikkeling (circa – 5 procent) dan waar bij de Startnota vanuit is gegaan. De waardemutatie verkopen tweedehands woningen, is daarmee circa 35 procent lager uitgekomen. Deze tegenvaller komt bovenop de lagere OVB-ontvangsten als gevolg van het tijdelijk lagere tarief voor woningen. Niet bekend is wat het effect is geweest van deze verlaging op het aantal verkopen van woningen. Mogelijk was het aantal verkopen van woningen zonder deze verlaging nog lager uitgekomen.

Ten slotte kende de omzetbelasting (btw) tegenvallende ontvangsten. Allereerst is de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie in 2011 1,3 procent lager uitgekomen dan oorspronkelijk verwacht. Daarnaast geldt er een samenstellingseffect vanwege het gedifferentieerde karakter van de btw-heffing. De duurzame consumptie – die belast is met het algemene tarief van 19 procent – heeft zich negatiever ontwikkeld (– 1,4 procent) dan verondersteld bij de Startnota en daarmee ook het aandeel van de duurzame consumptie in de totale consumptie. Dit leidt tot een aanvullende tegenvaller bij de btw-ontvangsten. Ook de ontwikkeling van de investeringen in nieuwe woningen in 2011 komt lager uit dan bij de Startnota is verondersteld (– 3,9 procent). Per saldo valt de ontwikkeling van de btw-ontvangsten 1,1 miljard euro lager uit over 2011. De orde van grootte van deze tegenvaller valt daarmee nog iets hoger uit dan op basis van de bijgestelde relevante indicatoren kan worden verklaard. Hoewel de forse meevaller over 2010 bij de btw-ontvangsten (1,9 miljard euro) die zich na de Startnota manifesteerde voor een deel al (0,5 miljard euro) als incidenteel was beoordeeld, blijkt een nog groter deel van deze meevaller (circa 1 miljard euro) incidenteel.

Ten slotte deed zich een tegenvaller voor bij de ontwikkeling van de ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen (– 0,4 miljard euro). Deze ontwikkeling is parallel aan lagere ontvangsten bij de loon- en inkomensheffing en komt voort uit een lagere grondslagontwikkeling als gevolg van een wat lagere ontwikkeling van de lonen en het winstinkomen.

Tabel 2.4.3 Macro-economische kernvariabelen Startnota ten opzichte van realisatie FJR 2011
 

Startnota 2011

FJR 2011

Verschil

Nominale groei BBP

3,7%

2,3%

– 1,3%

Waardemutatie particuliere consumptie

2,7%

1,3%

– 1,3%

Waardemutatie investeringen in woningen

5,5%

1,6%

– 3,9%

Volumeontwikkeling verkopen tweedehands woningen

25,0%

– 5,1%

– 30,1%

Prijsontwikkeling verkopen tweedehands woningen

2,6%

– 2,2%

– 4,8%

Waardemutatie investeringen in motorvoertuigen

5,0%

– 6,4%

– 11,4%

Ontwikkeling vpb-grondslag

7,4%

6,1%

– 1,3%

Bruto loonontwikkeling

2,2%

1,5%

– 0,7%

Werkgelegenheid markt

0,3%

0,6%

0,4%

Arbeidsinkomensquote

76,7%

78,6%

2,0%

Horizontale toelichting inkomsten 2011

Endogene ontwikkeling van de totale ontvangsten ten opzichte van 2010

De endogene ontwikkeling9 van het totaal aan belastingen en premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen was vrijwel nihil in 2011. Dit bij een positieve nominale groei van het bbp van 2,3 procent. De bijdrage van de verschillende belastingsoorten aan de totale endogene ontwikkeling van de ontvangsten in 2011 is divers, zoals getoond in tabel 2.4.4. Onderliggend verschilt de ontwikkeling bij de verschillende belastingsoorten. Meest in het oog springend zijn de endogene ontwikkeling bij de belastingen van rechtsverkeer (met name overdrachtsbelasting) met – 11,7 procent respectievelijk de dividendbelasting met 7,9 procent.

Tabel 2.4.4 Endogene ontwikkeling van belastingen en premies volksverzekeringen in 2011 (in %)
 

2011

Kostprijsverhogende belastingen

– 2,4%

Omzetbelasting

– 2,3%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

– 3,7%

Accijnzen

– 0,2%

Belastingen van rechtsverkeer (m.n. overdrachtsbelasting)

– 11,7%

Motorrijtuigenbelasting

– 0,4%

Belastingen op een milieugrondslag

– 4,4%

Overige kostprijsverhogende belastingen

3,7%

   

Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies vvz

1,4%

Loon- en inkomensheffing

1,6%

Dividendbelasting

7,9%

Vennootschapsbelasting

– 1,0%

Overige belastingen op inkomen, winst en vermogen (m.n. successie)

1,1%

   

Belastingen en premies VVZ in totaal

– 0,2%

Premies werknemersverzekeringen

1,6%

Belastingen en premies VVZ en premies WNVZ in totaal

0,2%

   

Nominale groei BBP

2,3%

De indirecte belastingen kenden in 2011 per saldo een negatieve endogene ontwikkeling van – 2,4 procent. Dit wordt voor een groot deel beïnvloed door de negatieve ontwikkeling van de btw-ontvangsten omdat dit nou eenmaal veruit – qua omvang – de grootste indirecte belastingsoort betreft. De negatieve ontwikkeling bij de btw-ontvangsten moet worden afgezet tegen de eerder besproken forse meevaller in 2010 die zich na de Startnota manifesteerde. Deze meevaller dient voor een groot deel als incidenteel te worden beschouwd. Als we uitgaan van het – voor de incidentele meevaller geschoonde – niveau van de btw-ontvangsten in 2010 is de ontwikkeling van de btw-ontvangsten in 2011 nihil geweest in 2011. Dit laat zich goed verklaren door de relevante indicatoren. De waardeontwikkeling van de consumptie kwam weliswaar op 1,3 procent uit, maar dat was dankzij de prijsontwikkeling. De volumeontwikkeling bedroeg – 0,5 procent en de ontwikkeling van de duurzame consumptie kwam op – 0,3 procent uit. De investeringen in woningen en de overheidsinvesteringen kwamen met 1,6 procent respectievelijk 4,9 procent positief uit zodat per saldo de btw-ontvangsten nauwelijks groeiden. De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting laten relatief gezien de grootste negatieve endogene ontwikkeling in 2011 zien10. Deze ontwikkeling volgt zoals eerder besproken volledig uit de negatieve ontwikkeling van met name het aantal verkopen van tweedehands woningen. Verder laten de bpm-ontvangsten en de belastingen op milieugrondslag (betreft grotendeels de energiebelasting) een relatief grote negatieve ontwikkeling zien. Het eerste wordt verklaard door het nog steeds groener worden van het nieuwe wagenpark. De lagere ontvangsten uit de energiebelasting zijn in lijn met het – in vergelijking met 2010 – lagere energieverbruik in 2011 11. In tegenstelling tot bovengenoemde indirecte belastingsoorten laat de verzamelpost overige kostprijsverhogende belastingen ten slotte een endogene stijging zien. Dat wordt volledig veroorzaakt door hogere ontvangsten uit de invoerrechten. Dit spoort met de positieve waardeontwikkeling van de invoer in 2011.

Bij de directe belastingen is het beeld wisselend, met per saldo een positieve endogene ontwikkeling van 1,4 procent. Deze ontwikkeling wordt sterk beïnvloed door de ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing (een positieve groei van 1,6 procent), omdat deze qua omvang verreweg de grootste ontvangstenpost betreft. Deze ontwikkeling wordt verder voor een groot deel verklaard door de ontwikkeling op de arbeidsmarkt in 2011: een combinatie van een positieve bruto loonontwikkeling (1,5 procent) en een bescheiden groei van de werkgelegenheid (0,6 procent). Een negatieve ontwikkeling van de inkomensheffing drukt de totale ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing in 2011. De dividendbelasting laat in 2011 een groei van 7,9 procent zien. Dit ligt in lijn met het gegeven dat Nederlandse bedrijven in 2011 fors meer dividend hebben uitgekeerd dan in 2010.12 Op basis van deze toename kon een nog hogere ontwikkeling van de ontvangsten uit de dividendbelasting worden verwacht dan de gerealiseerde 7,9 procent, echter bedrijven hebben in 2011 meer dan in andere jaren gekozen voor het keuzedividend13. Over keuzedividend in aandelen hoeft geen dividendbelasting betaald te worden. Per saldo resteerde toch nog een relatief grote ontwikkeling van de dividendontvangsten in 2011. Deze ontwikkeling moet wel in het juiste perspectief geplaatst worden. Het niveau van de ontvangsten van de dividendbelasting ligt sinds 2009 op een flink lager niveau dan daarvoor. Ook in 2011 was het niveau van de ontvangsten nog fors lager dan dat van voor 2009. Na de relatief zeer gunstige ontwikkeling van de vpb-ontvangsten in 2010 is zijn de vpb-ontvangsten licht gedaald in 2011 met – 1,0 procent. Deze ontwikkeling is in lijn met de ontwikkeling van de winsten van met name niet-financiële bedrijven in 2011. Hoewel in het eerste kwartaal van 2011 de winsten nog een positieve ontwikkeling kenden ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2010, bleek de ontwikkeling in de overige kwartalen van 2011 negatief.14 Daarnaast heeft de eerder besproken lage aanslagoplegging in de tweede helft van 2011 mogelijk geleid tot lagere kasontvangsten dan op basis van een normale aanslagoplegging het geval was geweest. Wel wordt uit de aangiftes over 2011 die in 2012 worden ingediend een wat positievere kasstroom verwacht dan anders het geval was geweest. Dit betekent een kasverschuiving in de ontvangsten van 2011 naar 2012. Ten slotte kenden de ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen een endogene ontwikkeling van 1,6 procent. Dit komt door een hogere grondslagontwikkeling en is parallel aan de ontwikkeling bij de loon- en inkomstenheffing.

Endogene doorwerking naar 2012

De gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2011 zijn 2,6 miljard euro lager uitgekomen dan bij de Miljoenennota 2012 werd verwacht. Deze tegenvaller werkt geheel door naar 2012.

Tabel 2.4.5 Doorwerking 2011 naar 2012 (x € miljard)

1. Totale mutatie 2011 t.o.v. vermoedelijke uitkomsten MN 2012

– 2,6

   

2. Totaaleffect van incidenten op ontvangsten 2011

0,0

   

3. Structurele doorwerking (=1–2) van 2011 naar 2012

– 2,6

   

4. Incidentele effecten 2012 als gevolg van 2011

0,0

   

5. Totaal doorwerking van 2011 naar 2012 (=3+4)

– 2,6

Licence