Base description which applies to whole site

4.6 Ontwikkelingen financieel beleid, financiële functie en financieel management

De financiële functie en het financieel management waren in 2014 volop in verandering met als doel de kwaliteit en doelmatigheid verder te vergroten. Belangrijke ontwikkelingen in het financieel beleid zijn de afronding van het wetsvoorstel voor de modernisering van de Comptabiliteitswet en de evaluatie van Verantwoord Begroten. De veranderingen in de financiële functie en het financieel management worden gekenmerkt door meer samenwerking en coördinatie binnen de rijksoverheid. Daarnaast is er meer aandacht voor de aansturing en bekostiging van agentschappen.

Verantwoord Begroten

Onder de naam «Verantwoord Begroten» is met ingang van de Begroting 2013 een aantal vergaande wijzigingen doorgevoerd in de begrotingspresentatie. De kern van Verantwoord Begroten is dat er een duidelijke tweedeling wordt gemaakt tussen de apparaatsuitgaven en de programma-uitgaven en dat er meer inzicht wordt geboden in de aard en de omvang van de financiële instrumenten.

Nadat een volledige begrotingscyclus is gewerkt met «Verantwoord Begroten» is deze vorm van begrotingspresentatie in 2014 geëvalueerd. Het resultaat van deze evaluatie is per brief72 aan de Tweede Kamer meegedeeld. Het eindoordeel is dat de werkwijze goed voldoet maar dat verdere versterking van het budgetrecht van de Tweede Kamer mogelijk is door meer gebruik te maken van open data.

De begrotingen zijn sinds 2013 meer ingericht op het verstrekken van financiële informatie. De stukken geven een beter inzicht in zowel de programma-uitgaven waarmee beleid wordt uitgevoerd als in de omvang van apparaatsuitgaven per departement. Er is een toename van vragen uit de Tweede Kamer over de effectiviteit van bepaalde instrumenten of het verloop van de meerjarige ontwikkeling van een bepaalde raming. Verantwoord Begroten heeft op deze manier de koppeling tussen geld en beleid versterkt en daarmee het informatiegehalte van de begroting verhoogd.

De nieuw geïntroduceerde onderdelen «beleidswijzigingen» en «beleidsconclusies» kunnen verder verbeterd worden. Deze onderdelen van de toelichting per begrotingsartikel dienen specifieker in te gaan op bezuinigingsoperaties en de conclusies van evaluaties zoals beleidsdoorlichtingen.

Modernisering van de Comptabiliteitswet

De Minister van Financiën heeft in 2014 het wetsvoorstel modernisering van de Comptabiliteitswet afgerond en voor advies aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd. Eind 2014 heeft de Algemene Rekenkamer haar advies uitgebracht. De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat het kabinet er met het wetsvoorstel in is geslaagd om de Comptabiliteitswet meer bij de tijd te brengen en daarin een betere structuur aan te brengen. In maart 2015 is het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State gestuurd.

Vorming Auditdienst Rijk (ADR)

De ADR bestaat bijna 3 jaar en is met de laatste aansluiting van de auditfunctie van het Ministerie van Defensie een dienst die over de volle breedte van de rijksdienst werkzaam is. In 2015 wordt een evaluatie uitgevoerd.

Audit Committees

In 2014 is de Regeling Audit Committees 2012 geëvalueerd door het Ministerie van Financiën in samenwerking met de Algemene Rekenkamer. Deze regeling heeft tot doel:

  • de positie van Audit Committees (AC’s) binnen het Rijk en de rol van de externe leden hierin te versterken;

  • duidelijkheid te verschaffen over de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de AC’s;

  • het functioneren van de AC’s bij het Rijk te uniformeren.

De taakinvulling van de departementale AC’s is door de regeling bovendien uitgebreid met het adviseren over het risicomanagementbeleid en de uitkomsten daarvan.

Uit de evaluatie is ondermeer gebleken dat de regeling heeft bijgedragen aan het versterken van de positie van de AC’s binnen het Rijk en het versterken van de rol van de externe leden daarin. Inmiddels beschikken alle ministeries over een AC, waarin ten minste twee externe leden zitting hebben.

Ontwikkelingen financiële administraties

In 2014 is het project Toekomst Financiële Administraties gestart met het actualiseren van het Kernmodel Financiële Informatievoorziening (KFI) voor kas-verplichtingen administraties. Met de actualisatie van het KFI wordt harmonisatie van begrippen (zoals financiële instrumenten) en data beoogd. Hierdoor zullen alle departementen dezelfde data in hun administratie vastleggen, zodat deze data daarna eenvoudig op te leveren is, op termijn in de vorm van opendata.

Agentschappen73

In de Regeling agentschappen is opgenomen dat alle agentschappen minimaal iedere vijf jaar worden doorgelicht. Hiermee wordt een beter beeld gevormd over de sturing, het financieel beheer, de bekostiging en de doelmatigheidsontwikkeling van alle agentschappen.

In 2014 zijn de volgende doorlichtingen afgerond met een rapport: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (VWS), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ), Centraal Justitieel Incassobureau (VenJ), Agentschap SZW (SZW).

In bijlage 10 is een overzichtstabel opgenomen met de belangrijkste aanbevelingen uit de doorlichtingen die zijn afgerond:

  • het scheiden van de rollen van eigenaar en opdrachtgever;

  • het actiever invullen van de rol van eigenaar in het sturingsmodel;

  • het beter vastleggen van afspraken (met name over verantwoordelijkheids- en risicoverdeling) in bijvoorbeeld convenanten;

  • het meer expliciet zichtbaar maken van de doelmatigheidsontwikkeling;

  • het transparanter maken van het kostprijsmodel.

In 2014 zijn de volgende doorlichtingen gestart: Dienst Huurcommissie (BZK), Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BZK), Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (VWS) en Dienst ICT Uitvoering (EZ).

Het aantal agentschappen daalt, onder meer als gevolg van opheffingen en samenvoegingen. Zo zijn in 2014 voorbereidingen getroffen voor de opheffing van de agentschappen CBI74 (BuZa), Domeinen Roerende Zaken (FIN), Almata en Lindenhorst (VWS) en Dienst Landelijk gebied (EZ). Naast het opheffen van agentschappen worden er ook agentschappen samengevoegd. De integratie van het agentschap GDI in het agentschap SSC-ICT (BZK) wordt in 2015 verder vormgegeven.

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft in 2014 een aanvraag ingediend voor de status van agentschap. In het Rijksvastgoedbedrijf gaan drie agentschappen op, te weten de Rijksgebouwendienst (BZK), het Rijksvastgoed en ontwikkelingsbedrijf (BZK) en de Dienst Vastgoed Defensie (DEF). In overleg met het Rijksvastgoedbedrijf, BZK en Financiën is de aanvraag aangehouden omdat het RVB op dit moment nog niet aan de voorwaarden voor agentschappen voldoet.

In 2014 is een dataset met informatie over balans, resultaat en fte’s75 van agentschappen in meerjarig verband ontsloten als open data. Deze informatie is te raadplegen op http://opendata.rijksbegroting.nl/.

WNT/Topinkomens

In 2014 heeft de Minister van BZK met de Reparatiewet WNT76 een aantal onuitvoerbare elementen van de WNT77 gerepareerd. Daarnaast is een pakket aan onderliggende regelgeving vastgesteld dat ten doel heeft de algemene regelgeving nader uit te leggen en/of nadere aanwijzingen te geven voor de uitvoering. Aansluitend op de wet- en regelgeving is op de website www.topinkomens.nl een uitgebreide set van antwoorden op de in 2014 meest gestelde vragen gepubliceerd. Deze zogenaamde Q&A’s zijn interdepartementaal afgestemd om consistentie te waarborgen bij de wetsinterpretatie. Tevens is de informatie op deze website sterk toegesneden op de belangrijkste doelgroepen (instellingen en accountants). Verder is een model verantwoording opgesteld als handreiking aan WNT-instellingen bij het opstellen van hun WNT-verantwoording.

In december 2014 is de WNT-jaarrapportage 2013 naar de Tweede en Eerste Kamer gestuurd en daarna openbaar gemaakt78. Deze jaarrapportage geeft inzicht in de uitvoering en realisatie van de doelen van de WNT in het eerste uitvoeringsjaar. De rapportage 2013 bestaat uit twee delen: de WNT-jaaranalyse 2013 (een nadere duiding van de bezoldigingsgegevens) en het WNT-overzicht 2013 (het wettelijk verplichte overzicht van bezoldigingen en ontslagvergoedingen boven de norm, uitzonderingen, overtredingen en getroffen handhavingsmaatregelen).

In overeenstemming met het regeerakkoord is op 30 december 2014 de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT gepubliceerd79, die in werking is getreden per 1 januari 2015. Met deze wet is het wettelijke bezoldigingsmaximum voor topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector verder verlaagd van 130% naar 100% van een ministersalaris. Voor zittende bestuurders is overgangsrecht van toepassing. Na de overgangsperiode gaat ook voor hen de nieuwe norm gelden. In enkele sectoren waarvoor in 2014 gestaffelde, verlaagde sectornormen golden, geldt 2015 als een overgangsjaar. In dit overgangsjaar worden door de desbetreffende Ministers nieuwe, verlaagde sectorale staffelnormen vastgesteld, uitgaande van het nieuwe verlaagde algemene maximum.

In 2014 is een eerste verkenning gestart van de verwachte effecten van de in het regeerakkoord afgesproken verdere uitbreiding van de werkingssfeer van de WNT (WNT-3).

Bijlage 1: Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten

Rijksrekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen 2014
(x € 1.000)
 

Rekening van

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

39.987

40.116

129

IIA

Staten-Generaal

138.100

132.065

– 6.035

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

115.713

116.145

432

III

Algemene Zaken

60.492

59.520

– 972

IV

Koninkrijksrelaties

255.753

434.957

179.204

V

Buitenlandse Zaken

9.069.127

10.513.245

1.444.118

VI

Veiligheid en Justitie

11.807.861

12.624.891

817.030

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

635.896

980.610

344.714

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

35.022.913

35.994.893

971.980

IX

Nationale Schuld

48.741.322

65.887.383

17.146.061

IX

Financiën

13.009.668

10.565.884

– 2.443.784

X

Defensie

7.602.033

7.787.751

185.718

XII

Infrastructuur en Milieu

10.253.769

9.899.488

– 354.281

XIII

Economische Zaken

5.032.290

4.935.650

– 96.640

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

33.784.574

32.625.672

– 1.158.902

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14.817.147

16.066.229

1.249.082

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.795.676

2.813.131

17.455

XVIII

Wonen en Rijksdienst

3.485.390

3.687.093

201.703

A

Infrastructuurfonds

6.594.555

6.108.160

– 486.395

B

Gemeentefonds

18.381.232

18.741.101

359.869

C

Provinciefonds

1.171.987

1.295.743

123.756

F

Diergezondheidsfonds

10.900

13.751

2.851

H

BES-fonds

36.853

38.686

1.833

J

Deltafonds

1.230.838

1.267.371

36.533

         
 

Totalen

224.094.076

242.629.535

18.535.459

Rijksrekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen 2014
(x € 1.000)
 

Rekening van

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

I

Koning

0

196

196

IIA

Staten-Generaal

5.166

4.520

– 646

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

5.747

6.665

918

III

Algemene Zaken

6.530

6.390

– 140

IV

Koninkrijksrelaties

32.215

45.490

13.275

V

Buitenlandse Zaken

764.408

744.156

– 20.252

VI

Veiligheid en Justitie

1.353.330

1.444.151

90.821

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

383.524

549.477

165.953

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.232.113

1.254.495

22.382

IX

Nationale Schuld

51.649.014

54.654.124

3.005.110

IX

Financiën

126.999.165

129.199.102

2.199.937

X

Defensie

326.797

291.043

– 35.754

XII

Infrastructuur en Milieu

261.273

214.969

– 46.304

XIII

Economische Zaken

12.733.810

11.485.657

– 1.248.153

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.766.181

1.919.500

153.319

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

72.662

1.038.083

965.421

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

96.030

131.844

35.814

XVIII

Wonen en Rijksdienst

643.598

653.994

10.396

A

Infrastructuurfonds

6.594.555

6.144.585

– 449.970

B

Gemeentefonds

18.381.232

18.741.101

359.869

C

Provinciefonds

1.171.987

1.295.743

123.756

F

Diergezondheidsfonds

10.900

23.521

12.621

H

BES-fonds

32.709

38.686

5.977

J

Deltafonds

1.230.838

1.227.358

– 3.480

Totalen

225.753.784

231.114.850

5.361.066

Op grond van artikel 61, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 neemt de Minister van Financiën in het Financieel Jaarverslag van het Rijk de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk op. Deze rekening, de Rijksrekening genoemd, is het overzicht op het totaalniveau van de rijksbegroting van alle kasuitgaven en kasontvangsten van de rijksdienst in een jaar die binnen begrotingsverband zijn gerealiseerd en geboekt.

In bovenstaande tabel is de Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten over het jaar 2014 weergegeven. De uitgaven en ontvangsten in deze tabel zijn op kasbasis opgenomen. Een uitzondering hierop vormen de uitgaven en de ontvangsten van begroting IX, Nationale schuld. Deze uitgaven en ontvangsten zijn op kasbasis opgenomen, met uitzondering van de rente-uitgaven en de rente-ontvangsten die op transactiebasis zijn opgenomen. Dit gebeurt op basis van artikel 7, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001. De verschillen in de verschilkolom worden niet toegelicht. Dat gebeurt in de departementale en niet-departementale jaarverslagen. Daarin worden, voor zowel de uitgaven als de ontvangsten, per begrotingsartikel de verschillen tussen de realisaties en de ramingen in de oorspronkelijk vastgestelde begrotingen toegelicht.

Het gerealiseerde saldo van de uitgaven en de ontvangsten over 2014 op grond van deze Rijksrekening – het verschil tussen € 242,6 miljard en € 231,1 miljard, zijnde een negatief verschil (tekort) van € 11,5 miljard – heeft geen directe relatie met het gerealiseerde EMU-saldo 2014 van het Rijk. De saldoberekeningen van beide opstellingen verschillen daartoe teveel van elkaar. Een belangrijk verschil vormen de uitgaven en ontvangsten van Nationale Schuld (IX) die betrekking hebben op de financieringstransacties (de aflossingen en de aangetrokken leningen in verband met de tekortfinanciering en de herfinanciering). Daarnaast vormen de financiële transacties een belangrijk verschil; deze zijn wel in het overzicht van de Rijksrekening meegenomen, maar tellen niet mee in de berekening van het EMU-saldo. Ook wordt het EMU-saldo opgesteld op transactiebasis, terwijl de hier gepresenteerde opstelling (gedeeltelijk) op kasbasis is. Het «Europese Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010» schrijft voor welke uitgaven en ontvangsten als relevant voor het EMU-saldo worden aangemerkt.

Bijlage 2: Saldibalans van het Rijk per 31 december 2014

Saldibalans van het Rijk per 31 december 2014

DEBET

CREDIT

 

OMSCHRIJVING

€ mln.

   

OMSCHRIJVING

€ mln.

             

1

Uitgaven ten laste van de begroting 2014

242.630

 

12

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2014

231.116

             

2

Uitgaven buiten begrotingsverband

(intra-comptabele vorderingen)

10.846

 

13

Ontvangsten buiten begrotingsverband

(intra-comptabele schulden)

32.961

             

3

Liquide Middelen

480

 

14

Saldi begrotingsfondsen

– 1

             

4

Saldo geldelijk beheer van het Rijk

11.897

 

15

Saldi begrotingsreserves

1.778

Totaal intra-comptabele posten

265.853

 

Totaal intra-comptabele posten

265.853

5

Openstaande rechten

35.220

 

16

Tegenrekening openstaande rechten

35.220

             

6

Extra-comptabele vorderingen op derden

39.850

 

17

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

39.850

             

7

Tegenrekening extra-comptabele schulden

345.583

 

18

Extra-comptabele schulden aan derden

345.583

             

8

Voorschotten

121.850

 

19

Tegenrekening voorschotten

121.850

             

9

Tegenrekening openstaande verplichtingen

89.490

 

20

Openstaande verplichtingen

89.490

             

10

Deelnemingen

52.865

 

21

Tegenrekening deelnemingen

52.865

             

11

Tegenrekening garanties

203.085

 

22

Garanties

203.085

 

Totaal extra-comptabele posten

887.943

   

Totaal extra-comptabele posten

887.943

 

TOTAAL-GENERAAL

1.153.796

   

TOTAAL-GENERAAL

1.153.796

Toelichting op de saldibalans van het Rijk

De saldibalans van het Rijk is een optelling van de goedgekeurde saldibalansen van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken, die geconsolideerd wordt met de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Door het optellen van de afzonderlijke saldibalansen komen ook onderlinge schuldverhoudingen tussen begrotingshoofdstukken tot uiting in de saldibalans van het Rijk. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de ministeries of de begrotingsfondsen.

Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting

Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.

Ad 3) Liquide middelen

De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.

Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk

De post saldo geldelijk beheer van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk. Het saldo geldelijk beheer is hiermee een meerjarige optelling van alle door het parlement goedgekeurde uitgaven en ontvangsten van het rijk tot en met het laatst afgesloten boekjaar.

Ad 5 en 16) Openstaande rechten

Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voorfase van de ontvangsten.

Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.

Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden

Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.

Ad 8 en 19) Voorschotten

Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.

Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.

Ad 10 en 21) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschiedt op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs. In enkele gevallen geschiedt de waardering tegen de nominale waarde van het aandeel in het gestort en opgevraagd kapitaal.

Ad 11 en 22) Garanties

Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.

Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.

Ad 14) Saldi begrotingsfondsen

Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Diergezondheidsfonds en van het Deltafonds en het nadelige beginsaldo van het Infrastructuurfonds.

Ad 15) Saldi begrotingsreserve

Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het gaat hier om de volgende reserves:

  • Museaal Aankoopfonds en de risicopremie garantstelling (OCW);

  • Diverse Economische Zaken;

  • Export kredietverzekeringen (Financiën);

  • SENO faciliteit (Financiën);

  • Garantstelling EON (Financiën);

  • Nationale Hypotheekgarantie (Wonen en Rijksdienst);

  • Asiel (V&J);

  • Fonds opkomende markten (FOM) (Buitenlandse Zaken);

  • Finance for international business (FIB) (Buitenlandse Zaken).

Bijlage 3: Overheidsbalans

Tabel 3.1 Overheidsbalans (in miljarden euro)1
     

2010

2011

2012

2013

Activa

797

822

852

825

 

Niet-financiële activa

571

597

606

590

   

Vaste activa

380

391

397

402

   

Olie- en gasreserves

142

158

165

148

   

Grond

49

49

44

40

 

Financiële activa

225

224

246

235

   

Aandelen en overige deelnemingen

88

83

94

91

   

Leningen

48

49

58

67

   

Handelskredieten, transitorische posten

50

46

46

43

   

Schuldbewijzen

23

22

20

13

   

Chartaal geld en deposito's

14

14

15

12

   

Financiële derivaten

2

9

13

10

             

Passiva

797

822

852

825

 

Financiële passiva

427

460

499

495

   

Schuldbewijzen

318

348

378

378

   

Leningen

78

84

94

93

   

Handelskredieten, transitorische posten

31

28

27

24

   

Deposito's

0,5

0,6

0,6

0,5

 

Vermogenssaldo

370

361

353

330

   

Vermogenssaldo vorig jaar

402

370

361

353

   

Mutatie in vermogenssaldo

– 32

– 8

– 8

– 24

1

Bron: CBS. Het jaar 2013 betreft voorlopige cijfers, net als voor 2010 door de ESA2010-revisie. Het jaar 2012 betreft nader voorlopige cijfers.

De overheidsbalans geeft de balans van de collectieve sector weer en biedt zo inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale verzekeringsinstellingen als geheel. De bezittingen, de zogenoemde activa, bestaan uit financiële activa zoals uitgezette leningen en niet-financiële activa als wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen.

De overheidsbalans is een foto van het nettovermogen van de overheid op een bepaalde datum. Toekomstige rechten en verplichtingen als toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen ontbreken.

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk bevatte tot en met de terugblik op 2012 een staatsbalans. Deze staatsbalans presenteerde voor de meeste jaren een negatief vermogen. De rijksoverheid gaat namelijk vaak schulden aan, maar de daaruit volgende bezittingen zijn voor een groot deel elders in de collectieve sector ondergebracht, zoals bij decentrale overheden, zelfstandige bestuursorganen en scholen. De staatsbalans gaf daarmee een onvolledig beeld van de positie van de overheid. In tegenstelling tot de staatsbalans laat de overheidsbalans wel een volledig beeld zien. In de overheidsbalans is te zien dat er tussen 2010 en 2013 een dalend positief vermogen is. Dat kan het gevolg zijn van een begrotingstekort en prijs- en volumeveranderingen op de balans.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft besloten jaarlijks een overheidsbalans te publiceren. Daarmee verdween de noodzaak van een staatsbalans. Ten tijde van de Miljoenennota 2015 was de overheidsbalans 2013 nog niet beschikbaar. Om die reden bevat dit Financieel Jaarverslag voor het eerst een overheidsbalans.

Toelichting posten overheidsbalans

Activa

De activa, oftewel bezittingen, bestaan uit niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben. In de praktijk komt dit neer op alle (niet-financiële) objecten die verkocht kunnen worden.

In de schuldcijfers van het FJR zijn de bezittingen niet verwerkt. De overheidsschuld is namelijk een brutoschuldbegrip. Dit betekent dat (financiële) bezittingen van de overheid – bijvoorbeeld de staatsdeelnemingen in Schiphol of de Nederlandse Spoorwegen – niet in mindering worden gebracht op de uitstaande schulden. De achterliggende reden voor het hanteren van een brutoschuldbegrip is dat het arbitrair is welke bezittingen wel en welke niet moeten worden meegeteld. Ook is het moeilijk om de exacte waarde van bezittingen op een eenduidige manier vast te stellen en zijn veel bezittingen niet liquide te maken.

De grootste niet-financiële post bestaat uit de vaste activa. Hierbinnen vormen de grond-, weg- en waterbouwkundige werken van Nederland veruit de grootste post. Een andere grote post zijn de olie- en gasreserves.

Dit betreft zowel reserves die nog niet zijn gewonnen als gewonnen reserves die zijn opgeslagen. Deze reeks kan in waarde stijgen door prijsstijgingen, wijzigingen in productie en de ontdekking van nieuwe bronnen.

De post financiële activa bestaat uit alle financiële bezittingen van de overheid. Het gaat bijvoorbeeld om aandelen van de overheid in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen. Financiële derivaten springen in het oog door de sterke groei tussen 2010 en 2013. Deze post bestaat grotendeels uit renteswaps die de Nederlandse overheid gebruikt om het renterisico van het financieringsbeleid bij te sturen.

Passiva

De passivakant van een balans laat zien hoe de bezittingen zijn gefinancierd en hoe groot het vermogen is. De financiële passiva stijgen tot en met 2012. In die periode heeft de overheid meer geleend. Deze stijging zit voornamelijk in de toename van obligaties die de overheid op de markt brengt. Het vermogen bestaat uit het saldo van bezittingen (activa) en schulden (financiële passiva). Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden.

Bijlage 4: De belasting- en premieontvangsten in 2014

De belasting- en premieontvangsten in 2014 op EMU-basis
 

Ontwerpbegroting Miljoenennota 2014

Realisatie FJR 2014

Verschil

Kostprijsverhogende belastingen

74.165

73.353

– 813

Invoerrechten

2.366

2.422

56

Omzetbelasting

44.059

42.709

– 1.349

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.146

1.122

– 25

Accijnzen

11.658

11.597

– 61

– Accijns van lichte olie

4.124

4.042

– 82

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

4.056

3.832

– 224

– Tabaksaccijns

2.359

2.633

274

– Alcoholaccijns

341

311

– 29

– Bieraccijns

421

423

1

– Wijnaccijns

357

357

0

Belastingen van rechtsverkeer

3.411

3.932

521

– Overdrachtsbelasting

886

1.566

680

– Assurantiebelasting

2.524

2.366

– 158

Motorrijtuigenbelasting

3.758

3.901

143

Belastingen op een milieugrondslag

4.702

4.637

– 65

– Grondwaterbelasting

0

0

0

– Afvalstoffenbelasting

0

18

18

– Energiebelasting

4.373

4.202

– 171

– Waterbelasting

125

274

149

– Brandstoffenheffingen

205

143

– 62

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

207

214

7

Belasting op zware motorrijtuigen

137

142

5

Verhuurderheffing

1.186

1.224

38

Bankbelasting

1.536

1.453

– 83

       

Belastingen op inkomen, winst en vermogen

62.613

65.563

2.950

Inkomstenbelasting

– 835

– 190

646

Loonbelasting

46.115

45.804

– 311

Dividendbelasting

2.436

3.474

1.038

Kansspelbelasting

454

439

– 15

Vennootschapsbelasting

12.888

14.511

1.623

Vermogensbelasting

2

0

– 2

Successierechten

1.553

1.525

– 28

       

Overige belastingontvangsten

148

240

92

– Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

109

106

– 3

       

Totaal belastingen

136.926

139.155

2.229

Premies volksverzekeringen op EMU-basis

44.726

43.234

– 1.492

Premies werknemersverzekeringen (Op EMU-basis)

55.564

53.238

– 2.326

       

Totaal belastingen en premies op EMU-basis

237.216

235.627

– 1.589

Bijlage 5: Overzicht interventies financiële sector

Budgettair overzicht interventies kredietcrisis en Europa

Sinds het najaar van 2008 heeft het kabinet interventies gepleegd om het financiële stelsel gezond te houden en bij te dragen aan het herstellen van de rust op de financiële markten. Vanaf 2010 heeft de overheid ook aan Europese faciliteiten bijgedragen, in het bijzonder door het verstrekken van garanties. Deze bijlage geeft middels een aantal tabellen een overzicht van de verschillende interventies.

Tabel 5.1 geeft de kasstromen en de garanties die met de interventies gepaard gaan en de vindplaatsen ervan in de begroting IX integraal weer. Daarnaast zijn de effecten van de maatregelen op achtereenvolgens: het EMU-saldo, de EMU-schuld en de staatsschuld per thema becijferd. De kolom «telling» geeft hierbij aan welke posten bij elkaar moeten worden opgeteld. Onderaan de tabel worden de totalen van alle maatregelen opgeteld.

Tabel 5.1a Budgettair overzicht interventies kredietcrisis (in miljoenen euro)

#

Stand: FJR 2014

Telling

2008–2012

2013

2014

Bron

 

A. Fortis/RFS/AA

         
             

1

Aanschaf ABN AMRO Group – ASR Verzekeringen – RFS Holdings (incl. Z-share en residual N-share)

 

27.955

0

0

IX art.3

2

waarvan relevant voor het EMU saldo

 

3.088

   

CBS/Eurostat

3

Overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

 

3.750

0

– 200

IX art. 11

             

4

Renteontvangsten overbruggingskredieten (voormalig) Fortis

 

– 1.695

– 103

– 98

IX art. 11

5

Dividend ABN Amro Group

 

– 250

– 400

– 325

IX art.3

6

Dividend ASR Verzekeringen

 

– 71

– 88

– 99

IX art.3

7

Dividend RFS Holdings

 

– 6

0

0

IX art.3

8

Dividend financiële instellingen

 

0

0

0

IX art.3

9

Premieontvangsten capital relief instrument

 

– 193

0

0

IX art.3

10

Premieontvangsten counter indemnity

 

– 78

– 26

– 12

IX art.3

             
 

Verleende garanties

         

11

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

 

32.611

   

IX art.3

12

waarvan vervallen

 

– 32.611

   

IX art.3

13

Counter Indemnity ABN-AMRO

 

950

   

IX art.3

14

waarvan vervallen

     

– 950

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

1, 3 t/m 10

29.412

– 617

– 734

 
 

Effect op EMU saldo

2, 4 t/m 10

– 795

617

534

 
 

Effect op EMU schuld

1, 3 t/m 10

29.309

– 617

– 734

 
 

Effect op staatsschuld1

1, 3 t/m 10

29.309

– 617

– 734

 
             
 

B. SNS Reaal

         
             

15

Kapitalisatie holding en bank

 

0

2.200

0

IX art.3

16

Overbruggingskrediet

 

0

1.100

0

IX art.3

17

Kapitalisatie Propertize (vastgoedorganisatie)

 

0

500

0

IX art.3

             

18

Renteontvangsten overbruggingskrediet

 

0

– 7

– 21

IX art.3

19

Dividend SNS Reaal N.V.

 

0

0

0

IX art.3

20

Premieontvangsten garantie Propertize

 

0

0

– 2

IX art.3

21

Resolutieheffing

 

0

0

– 1.005

IX art.1

             
 

Verleende garanties

         

22

Garantieverlening Propertize

 

0

4.166

 

IX art.3

23

waarvan vervallen

     

– 566

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

15 t/m 21

0

3.793

– 1.028

 
 

Effect op EMU saldo2

18 t/m 21

0

– 1.123

1.028

 
 

Effect op EMU schuld3

15 t/m 23

0

7.848

– 1.594

 
 

Effect op staatsschuld

15 t/m 21

0

3.793

– 1.028

 
             
 

C. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit

(€ 20 mld.)

         
             

24

Verstrekt kapitaal ING

 

2.250

– 750

– 1.500

IX art.3

25

Verstrekt kapitaal Aegon

 

0

0

0

IX art.3

26

Verstrekt kapitaal SNS Reaal

 

565

0

0

IX art.3

 

waarvan afgeboekt

 

– 565

   

IX art.3

             

27

Couponrente ING

 

– 718

– 31

– 90

IX art.3

28

Couponrente Aegon

 

– 177

0

0

IX art.3

29

Couponrente SNS Reaal

 

– 38

0

0

IX art.3

30

Repurchase fee ING

 

– 1.688

– 344

– 660

IX art.3

31

Repurchase fee Aegon

 

– 910

0

0

IX art.3

32

Repurchase fee SNS Reaal

 

0

0

0

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

24 t/m 32

– 716

– 1.125

– 2.250

 
 

Effect op EMU saldo

27 t/m 29

933

31

90

 
 

Effect op EMU schuld

24 t/m 32

– 716

– 1.125

– 2.250

 
 

Effect op staatsschuld

24 t/m 32

– 716

– 1.125

– 2.250

 
             
 

D. Back-up faciliteit ING

         
             

33

Meerjarenverplichting aan ING

 

7.655

– 4.933

– 2.722

IX art.3

34

Alt-A portefeuille

 

11.140

– 6.454

– 4.686

IX art.3

35

relevant voor de EMU schuld

 

7.501

– 4.779

– 2.722

CBS/

Eurostat

             

36

Back-up faciliteit ING totaal:

 

– 1

1

– 1.455

IX art.3

a

waarvan funding fee (rente + aflossing)

 

14.134

4.808

2.778

IX art.3

b

waarvan management fee

 

178

26

0

IX art.3

c

waarvan portefeuille ontvangsten

(rente + aflossing)

 

– 13.323

– 4.275

– 4.231

IX art.3

d

waarvan garantiefee

 

– 390

– 58

0

IX art.3

e

waarvan additionele garantiefee

 

– 392

– 87

0

IX art.3

f

waarvan additionele fee

 

– 193

– 35

– 1

IX art.3

g

waarvan verhandelbaarheidsfee

 

– 15

– 18

– 1

IX art.3

h

waarvan eenmalige uitkering

 

0

– 379

 

IX art.4

i

waarvan incidentele uitgave

 

0

19

 

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

36

– 1

1

– 1.455

 
 

Effect op EMU saldo

36b, f, g

30

27

2

 
 

Effect op EMU schuld

35

7.501

– 4.779

– 4.177

 
 

Effect op staatsschuld

36

– 1

1

– 1.455

 
             
 

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

         
             

37

Premieontvangsten garanties bancaire leningen

 

– 1.114

– 165

– 100

IX art.2

38

Schade-uitkeringen

 

0

0

0

IX art.2

             

39

Garanties bancaire leningen

 

50.275

   

IX art.2

40

waarvan vervallen

 

– 33.033

– 7.349

– 9.893

IX art.2

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

37, 38

– 1.114

– 165

– 100

 
 

Effect op EMU saldo

37, 38

1.114

165

100

 
 

Effect op EMU schuld

37, 38

– 1.114

– 165

– 100

 
 

Effect op staatsschuld

37, 38

– 1.114

– 165

– 100

 
             
 

F. IJsland

         

41

Vordering op IJsland

 

769

– 48

– 562

IX art.2

42

Tussenrekening «recovery oude topping up»

 

54

6

46

IX art.2

             

43

Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

 

1.428

0

0

IX art.2

44

Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

0

– 6

IX art.2

45

Renteontvangsten lening IJsland

 

0

0

0

IX art.2

46

Aflossing hoofdsom lening IJsland

 

– 734

– 77

– 617

IX art.2

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

43, 44, 45, 46

701

– 77

– 623

 
 

Effect op EMU saldo

44, 45

– 7

0

6

 
 

Effect op EMU schuld

43, 44, 45, 46

701

– 77

– 623

 
 

Effect op staatsschuld

43, 44, 45, 46

701

– 77

– 623

 
             
 

Totaal maatregelen «kredietcrisis»:

         
 

Toerekenbare rentelasten

 

6.213

767

656

 
 

Effect op EMU saldo

 

– 3.638

– 823

1.104

 
 

Effect op EMU schuld

 

35.681

1.085

– 9.478

 
 

Effect op staatsschuld

 

28.179

1.810

– 6.190

 
1

De conversie van de op de MCN lening opgebouwde rente (103 miljoen) telt wel mee in de uitgaven van 2010 maar niet in de staatsschuld.

2

Het door Eurostat toegerekende effect van de herkapitalisatie van SNS Reaal Holding en SNS Bank van EUR 2.200 miljoen aan het EMU-saldo is EUR 1.130 miljoen.

3

Het effect van de kapitaalinjectie van EUR 500 miljoen en de garantie op de funding fee van EUR 4.166 miljoen van Propertize telt in totaal voor EUR 4.666 miljoen mee in de EMU-schuld van 2013.

Tabel 5.1b Budgettair overzicht interventies eurocrisis (in miljoenen euro)

#

Stand per: FJR 2014

Telling

2008–2012

2013

2014

Bron:

 

G. Griekenland

         
                 

47

Vordering op Griekenland

 

3.198

0

0

IX art.4

                 

48

Rente lening Griekenland

 

– 186

– 26

– 14

IX art.4

49

Rentevergoeding Griekenland (ANFA)

 

13

13

13

IX art.4

50

Teruggave winsten SMP

 

0

126

112

IX art.4

                 

51

Verstrekt kapitaal EFSF

 

2

0

0

IX art.4

52

Verstrekt kapitaal ESM

 

1.829

1.829

915

IX art.4

                 

53

Crisisgerelateerde winst DNB

 

0

– 905

– 754

IX art.3

54

 

waarvan relevant voor het EMU saldo

 

0

807

658

IX art.3

                 
 

Garanties

         

55

Garantieplafond Nederland EFSF

 

97.782

– 48.142

0

IX art.4

   

effect verstrekte garantie op EMU schuld:1

 

8.594

2.352

583

CBS/Eurostat

     

voor Ierland

 

774

348

0

CBS/Eurostat

     

voor Portugal

 

1.193

405

74

CBS/Eurostat

     

voor Griekenland

 

6.627

1.599

509

CBS/Eurostat

                 

56

Garantieverlening Nl-aandeel ESM

 

35.445

0

0

IX art.4

57

Garantieverlening DNB i.v.m.

ophoging middelen IMF

 

13.610

0

0

IX art.4

58

Garantieverlening DNB i.v.m. winstafdracht

 

0

5.700

0

IX art.3

59

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

 

2.832

– 42

– 12

IX art.4

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

47 t/m 53

4.856

1.037

272

 
 

Effect op EMU saldo

48 t/m 50, 54

173

694

547

 
 

Effect op EMU schuld

47 t/m 53, 56

13.451

3.389

855

 
 

Effect op staatsschuld

47 t/m 53

4.856

1.037

272

 
                 
 

Totaal maatregelen «Europa»:

         
 

Toerekenbare rentelasten (saldorelevant)

 

206

142

147

 
 

Effect op EMU saldo

 

– 33

552

400

 
 

Effect op EMU schuld

 

13.451

3.389

855

 
 

Effect op staatsschuld

 

4.856

1.037

272

 
1

Cijfers zijn voorlopig, omdat het jaarverslag van het EFSF gepubliceerd wordt na de publicatie van het FJR.

Balans interventies

In de onderstaande tabel zijn de bezittingen en schulden die vanwege de interventies (kredietcrisis en Europa) zijn ontstaan weergegeven. Balansonderdelen zijn hierbij opgenomen tegen historische aankoopprijs, conform de bepalingen van de RBV die van toepassing zijn op het onderliggende departementale jaarverslag IX. De bezittingen zijn grotendeels gefinancierd met staatsschuld (zichtbaar in tabel 4.1). Verder is er het cumulatief saldo van kosten en opbrengsten («het resultaat») dat een deel van de bezittingen financiert (vanuit tabel 4.3).

Tabel 5.2 Balans interventies (in miljoenen euro)

Bezittingen

ultimo 2014

Bron

Schulden

ultimo 2014

Begroting

Fortis/RFS/AA

         
           

aanschaf ABN AMRO Group – ASR Verzekeringen – RFS Holdings (incl. Z-share en residual N-share)

27.955

art. 3

staatsschuld

29.964

tabel 1

overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

3.550

art. 11

cumulatief resultaat

4.989

tabel 3

           

SNS Reaal en Propertize

         
     

cumulatieve rente

8.132

tabel 3

kapitalisatie holding en bank

2.200

art. 3

cumulatieve uitvoeringskosten

49

 

overbruggingskrediet

1.100

art. 3

     

kapitalisatie Propertize (vastgoedbeheerorganisatie)

500

art. 3

     
           

ING

   

ING

   
           

core-tier-1 securities

0

art. 3

     
           

back up facility:

   

back up facility:

   

vordering

0

art. 3

verplichting

0

art. 3

     

voorziening en onverdeeld resultaat

0

art. 3

           

IJsland

         
           

lening (incl rente)

159

art. 2

     
           

Griekenland

         
           

lening

3.198

art. 4

     
           

EFSF

         
           

deelneming

2

art. 4

     
           

ESM

         
           

deelneming

4.573

art. 4

technische aansluiting

104

 
           

Totaal:

43.237

Totaal:

43.237

 

Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten

Tabel 5.3 geeft een overzicht van de kosten en opbrengsten van de interventies. Het resultaat betreft het jaarlijkse saldo dat op kasbasis gerealiseerd wordt. Eventuele afwaarderingen van activa (tabel 5.2) worden op het moment dat deze daadwerkelijk gerealiseerd zijn in het resultaat meegenomen. Deze behandeling wijkt af van de systematiek van het EMU-saldo.

Tabel 5.3 Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in miljoenen euro)

Kosten en opbrengsten

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Cumulatief

Fortis/RFS/AA

               

dividend

0

0

6

200

121

488

424

1.239

premie counter indemnity

0

0

26

26

26

26

12

116

rente overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

502

705

167

169

152

103

98

1.896

premieontvangsten CRI

0

28

165

0

0

0

0

193

                 

SNS Reaal

               

couponrente SNS Reaal

0

38

0

0

0

0

0

38

repurchase fee SNS Reaal

0

0

0

0

0

0

0

0

afboeking core-tier-1 securities

       

– 565

   

– 565

dividend

0

0

0

0

     

0

rente overbruggingskrediet

         

7

21

28

Resolutieheffing

         

0

1.005

1.005

                 

Aegon

               

couponrente Aegon

0

166

11

0

0

0

0

177

repurchase fee Aegon

0

108

52

750

0

0

0

910

                 

ING

               

couponrente ING

0

645

39

0

34

31

90

839

repurchase fee ING

0

295

52

1.000

341

344

660

2.692

back up faciliteit (na vorming voorziening)

0

0

0

0

0

1.455

1.455

                 

Griekenland

               

rente en servicefee

0

0

30

115

41

26

14

226

rentevergoeding Griekenland (ANFA)

0

0

0

0

– 13

– 13

– 13

– 39

teruggave winsten SMP

0

0

0

0

0

– 126

– 112

– 238

                 

IJsland

               

topping up

 

– 106

         

– 106

recovery topping up

 

0

0

33

21

6

46

106

aangegroeide rente

 

74

– 23

42

27

23

16

159

                 

Europese instrumenten

               

crisisgerelateerde winst DNB

0

0

0

0

0

905

754

1.659

                 

Overige

               

premieontvangsten garanties bancaire leningen

0

116

407

361

230

165

100

1.379

uitvoeringskosten crisismaatregelen

– 9

– 31

– 3

2

– 1

– 12

5

– 49

toerekenbare rentelasten op staatsschuld

– 450

– 2.036

– 1.493

– 1.280

– 1.160

– 909

– 804

– 8.132

                 

Resultaat

43

2

– 564

1.418

– 746

1.064

3.771

4.989

In onderstaand overzicht staan de uitstaande garanties die in het kader van de kredietcrisis en Europa verstrekt zijn. Het cumulatief saldo geeft de stand van de uitstaande garanties per einde 2014 weer.

Tabel 5.4 Garantieoverzicht (bedragen in miljoenen euro)

Garanties «kredietcrisis en Europa»

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Som:

Bron:

A. Fortis/RFS/AA

                 
                   

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

0

32.611

0

0

0

0

0

32.611

IX art.3

waarvan vervallen

0

0

– 32.611

0

0

0

0

– 32.611

IX art.3

                   

Counter Indemnity ABN-AMRO

0

0

950

0

0

0

0

950

IX art.3

waarvan vervallen

           

– 950

– 950

IX art.3

                   

B. SNS Reaal

                 
                   

Garantieverlening Propertize

0

0

0

0

0

4.166

0

4.166

IX art.3

waarvan vervallen

           

– 566

– 566

IX art.3

                   

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

                 
                   

Garanties bancaire leningen

2.740

47.535

0

0

0

0

0

50.275

IX art.2

waarvan vervallen

0

– 3.174

– 8.103

– 5.823

– 15.933

– 7.349

– 9.893

– 50.275

IX art.2

                   

H. Europese instrumenten

                 
                   

Garantieplafond Nederland EFSF

0

0

25.872

71.910

0

– 48.142

0

49.640

IX art.4

effect verstrekte garantie op EMU schuld:

     

993

7.601

2.352

583

11.529

CBS/ Eurostat

voor Ierland

     

495

279

348

0

1.122

CBS/ Eurostat

voor Portugal

     

498

695

405

74

1.672

CBS/ Eurostat

voor Griekenland

     

0

6.627

1.599

509

8.735

CBS/ Eurostat

                   

Garantieverlening Nl-aandeel ESM

0

0

0

0

35.445

0

0

35.445

IX art.4

Garantieverlening DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

0

0

0

13.610

0

0

0

13.610

IX art.4

Garantieverlening DNB i.v.m. winstafdracht

0

0

0

0

0

5.700

0

5.700

IX art.3

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

0

0

2.946

– 120

6

– 42

– 12

2.778

IX art.4

                   

Totaal

2.740

76.972

– 10.946

79.577

19.518

– 45.667

– 11.421

110.773

 

Bijlage 6: Garantieoverzicht van het Rijk 2014

Tabellen 6.1, 6.2 en 6.3 geven een totaaloverzicht van directe en indirecte risico’s voor het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen. In de tabellen is aangegeven op welke begroting en op welk begrotingsartikel de verschillende regelingen zijn opgenomen.

Garanties

Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 6.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond of mutaties groter dan 100 miljoen euro zijn uitgesplitst weergegeven. Alle andere regelingen zijn samengevat in de post «overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand ultimo 2014. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen omdat die buiten de reikwijdte van het jaarverslag 2014 vallen. Deze worden meegenomen in het garantieoverzicht bij de Miljoenennota 2016.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting, het begrotingsartikel en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat voor de jaren 2013 en 2014 het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd, genaamd de «uitstaande garanties». Onder de uitstaande garanties vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2014 zijn er garanties verleend, maar zijn er ook garanties komen te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «verleende garanties» en «vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, het zogenaamde plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 6.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijk gesteld aan de uitstaande garanties. Bij internationale organisaties is gekozen het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties van een aantal internationale financiële instellingen.

Tabel 6.1 Door het Rijk verleende garanties (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties 2013

Verleende garanties 2014

Vervallen garanties 2014

Uitstaande garanties 2014

Garantieplafond 2014

Totaal plafond

VIII

7

Bouwleningen academische

ziekenhuizen

253,4

 

13,7

239,7

 

239,7

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

220,8

41,2

14,1

247,9

 

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

288,5

432,0

369,5

351,01

 

300,0

IXB

2

Garantie interbancaire leningen

9.893,0

 

9.893,0

     

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

14.023,0

   

14.023,0

 

14.023,0

IXB

3

Deelneming ABN AMRO

950,0

 

950,0

     

IXB

3

DNB winstafdracht

5.700,0

   

5.700,0

 

5.700,0

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake

verkoop van deelnemingen

954,8

 

2,0

952,8

 

952,8

IXB

3

Garantie SNS

4.166,4

 

566,4

3.600,0

 

3.600,0

IXB

4

DNB – deelneming in kapitaal IMF

45.345,0

1.864,2

 

47.209,2

 

47.209,2

IXB

4

DNB kredietverlening BIS

 

113,4

113,4

     

IXB

4

EBRD

589,1

   

589,1

 

589,1

IXB

4

EFSF

49.640,4

   

49.640,4

 

49.640,4

IXB

4

EFSM

2.790,0

 

12,0

2.778,0

 

2.778,0

IXB

4

EIB

9.895,5

   

9.895,5

 

9.895,5

IXB

4

EIB – kredietverlening i.k.v.

overeenk. Lomé/Cotonou

84,9

89,1

 

174,0

 

174,0

IXB

4

ESM

35.445,4

   

35.445,4

 

35.445,4

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

aan lidstaten

2.325,0

 

10,0

2.315,0

 

2.315,0

IXB

4

Wereldbank

3.255,1

633,1

 

3.888,1

 

3.888,1

IXB

5

Exportkredietverzekering

20.858,1

8.882,1

16.366,5

13.373,7

10.000,0

 

IXB

5

MIGA – herverzekeren

       

150,0

 

IXB

5

Regeling Investeringen

226,5

5,8

57,2

175,0

453,8

 

XIII

13

BMKB

2.165,5

372,4

626,5

1.911,4

706,3

 

XIII

13

GO

679,8

108,8

144,2

644,3

400,0

 

XIII

13

Scheepsnieuwbouw garantieregeling

44,1

 

33,2

10,9

999,7

 

XIII

16

Garantie voor investeringen &

werkkapitaal landbouwondernemingen

394,3

28,5

79,3

343,6

130,0

 

XIII

18

Garantie voor natuurgebieden en

landschappen

433,2

 

18,0

415,1

 

449,1

XVI

2, 3

Instellingen voor de gezondheidszorg

542,3

25,7

85,2

482,8

 

482,8

XVI

3

Voorzieningen tbv instellingen

gehandicapten

146,2

2,6

25,5

123,4

 

123,4

XVII

41

Garantie FOM

62,9

5,7

 

68,6

 

204,2

XVII

45

Garanties IS-NIO

252,1

 

28,4

223,6

 

223,6

XVII

45

Garanties IS-Raad van Europa

176,7

   

176,7

 

176,7

XVII

45

Garanties Regionale

ontwikkelingsbanken

1.854,8

 

39,7

1.815,0

 

1.815,0

   

Overig

317,4

45,9

39,4

323,8

   
   

Totaal

213.974,0

12.650,5

29.487,4

197.137,1

   
   

Totaal als percentage bbp

33,3

   

30,1

   
1

Dit bedrag bestaat uit het uitstaand risico ultimo 2014 van € 192 miljoen en het totaal van garanties die vier maanden of korter voorafgaand aan ultimo 2014 zijn vervallen, en waarover op grond van de regeling nog schade gemeld kan worden (het zogenoemde viermaandsrisico).

Tabel 6.2 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door de staat verstrekte garanties in 2013 en 2014. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan groter dan 50 duizend euro worden hier weergegeven. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies, provisies en dergelijke als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 6.2 Uitgaven en ontvangsten op de door het Rijk verstrekte garanties (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitgaven

2013

Ontvangsten

2013

Uitgaven

2014

Ontvangsten

2014

VI

34

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

1,1

 

1,2

 

IXB

1

Garantie procesrisico's

0,3

 

0,4

 

IXB

2

Garantie interbancaire leningen

 

164,8

 

99,6

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

 

1,5

 

1,3

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

 

0,1

 

1,1

IXB

3

Deelneming ABN AMRO

 

25,6

 

12,5

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen

5,4

5,7

 

5,7

IXB

3

Garantie SNS

     

1,9

IXB

3

NIB – Regeling Bijzondere Fin.

 

0,3

   

IXB

5

Exportkredietverzekering

91,2

167,0

43,4

205,9

IXB

5

Regeling Investeringen

 

0,7

 

0,8

XIII

13

BMKB

102,4

21,5

97,8

30,4

XIII

13

GO

8,2

10,2

17,9

9,4

XIII

13

Groeifinancieringsfaciliteit

2,4

2,0

2,2

2,4

XIII

14

Garantie Aldel

   

3,5

 

XIII

14

Geothermie

0,5

0,5

 

2,2

XIII

16

Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen

24,1

1,2

23,7

2,0

XIII

16

Regeling nieuwe agrarische schadeverzekering

   

0,4

 

XV

2

Startende ondernemers

0,9

     

XVI

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

12,7

1,7

   

XVII

41

Garantie FOM

     

0,1

XVII

45

Garanties IS-NIO

0,8

1,6

0,7

4,7

   

Totaal

249,9

404,4

191,1

380,1

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen (zolang er geen schade ontstaat of is ontstaan). De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 6.3.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 6.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabel 6.1). Bij achterborgstellingen worden de risico’s soms gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door de rijksoverheid. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door de rijksoverheid gedekt. Bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) wordt de gehele positie met gemeenten gedeeld.

Per achterborgstelling gelden verschillende regelingen om eventuele schade te dekken. Bij het WSW dient eerst het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) sanering- en projectsteun te verlenen. Hierna moet het WSW zijn bufferkapitaal aanspreken. Indien dit niet voldoende is, worden de obligo’s van de deelnemende woningcorporaties aangesproken. Een obligo is een voorwaardelijke verplichting van de deelnemer om aan het fonds een bepaald bedrag over te maken. Pas daarna wordt een beroep gedaan op de achterborg van de rijksoverheid. Zo heeft de sanering van Vestia niet geleid tot een aanspraak op de achterborgstelling. De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op de rijksoverheid. Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Tabel 6.3 Achterborgstellingen van het Rijk (in miljarden euro)1

b

a

omschrijving

Geborgd vermogen 2013

Geborgd vermogen 2014

Bufferkapitaal 2014

Obligo

XVIII

1

Achterborgstelling WEW (NHG)

164

176

0,8

n.v.t.

XVIII

1

Achterborgstelling WSW

86,2

85,5

0,5

3,2

XVI

42

Achterborgstelling WFZ

8,9

8,6

0,2

0,3

   

Totaal achterborgstellingen

259,1

270,1

1,3

3,2

1

In deze tabel zijn voorlopige realisaties opgenomen.

Bijlage 7: Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota

In deze bijlage is een overzicht opgenomen van de beleidsmatige mutaties na Najaarsnota. Hierbij is een ondergrens gehanteerd van 2 mln. Waar de mutaties per brief aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd, is de verwijzing naar het betreffende Kamerstuknummer opgenomen.

In 2014 heeft de Minister van Financiën er (wederom) op toegezien dat Ministers de Tweede Kamer tijdig informeren over beleidsmatige uitgaven- en verplichtingenmutaties die zich na de Najaarsnota hebben voorgedaan. Dit heeft erin geresulteerd dat ook dit jaar veruit de meeste beleidsmatige mutaties tijdig aan de Kamer gemeld zijn.

In onderstaande tabellen zijn alle beleidsmatige mutaties na Najaarsnota weergegeven. Het betreft zowel uitgavenmutaties (U) als verplichtingenmutaties (V). In de laatste kolom is tevens aangegeven of er op het betreffende artikel een overschrijding heeft plaatsgevonden.

Mutaties gemeld aan de Tweede Kamer

Begrotingshoofdstuk

Art. nr

Omschrijving

Bedrag (mln.)

Kamerstuk

U

V

Overschrijding

4 KR

1

Kustwacht en Koninklijke marechaussee

56,2

34 000 IV nr. 1

 

X

Ja

4 KR

2

Lopende inschrijving Sint Maarten

13,9

34 000 IV nr. 30

X

X

Ja

               

6 V&J

31

Helikoptercapaciteit (SAR)

2,5

34 000 VI nr. 67

X

 

Ja

6 V&J

31

Ghentkazerne & Landelijk Bureau Regioburgermeesters

18,5

34 000 VI nr. 67

 

X

Ja

6 V&J

31

Overeenkomst telecomaanbieders

18,0

34 000 VI nr. 67

 

X

Ja

               

8 OCW

4

Vooruitbetaling salarismix MBO

41,1

34 000 VIII nr. 82

X

 

Ja

8 OCW

15

Vooruitbetaling mediabijdrage 2015

142,0

34 000 VIII nr. 82

X

 

Ja

               

9B Financiën

5

Storting reserve EKV

186,4

34 085 nr. 1

X

X

Nee

               

12 I&M

19

Subsidieverlening VNG

2,0

34 000 VII nr. 62

 

X

Nee

12 I&M

20

Heeze Leende

3,8

34 000 VII nr. 62

 

X

Nee

12 I&M

20

Tijdelijke overgangsregeling ISV geluid

2,3

34 000 VII nr. 62

X

 

Ja

12 I&M

20

Tijdelijke overgangsregeling ISV geluid

3,3

34 000 VII nr. 62

 

X

Ja

12 I&M

25

BDU beter benutten

54,1

34 000 VII nr. 62

 

X

Nee

12 I&M

25

BDU beter benutten decentraal spoor

4,8

34 000 VII nr. 62

 

X

Nee

12 I&M

25

BDU grensoverschrijdend spoorvervoer

10,1

34 000 VII nr. 62

 

X

Nee

12 I&M

97

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

5,4

34 000 VII nr. 62

 

X

Ja

               

13 EZ

40

Schikking Autoriteit Consument en Markt (ACM)

5,2

34 000 XIII nr. 144

X

X

Ja

               

16 VWS

4

Subsidie innovatie project ziekenhuisarts

6,2

34 000 XVI nr. 97

 

X

Nee

16 VWS

4

Opdrachtverlening ZonMw

102,6

34 000 XVI nr. 97

 

X

Nee

16 VWS

10

Factuur opdracht IGZ aan RIVM

2,1

34 000 XVI nr. 97

X

X

Nee

               

17 BH&OS

2

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen

11,6

34 000 XVII nr. 41

X

X

Ja

17 BH&OS

4

Humanitaire hulp

2,1

34 000 XVII nr. 41

X

X

Ja

               

51 PF

1

Programmatische aanpak stikstof

39,5

34 000 XIII nr. 144

X

X

Ja

51 PF

1

DU ontwikkelen OEM variabel

6,2

34 000 C nr. 16

X

X

Nee

               

55 IF

12

Wegen

33,0

34 000 VII nr. 62

X

 

Ja

               

65 DF

1

Voorfinanciering Hoogwaterbeschermingsprogramma

14,4

34 000 VII nr. 62

X

X

Nee

65 DF

3

Programma Stroomlijn

6,3

2015Z05098

 

X

Ja

Kustwacht en Koninklijke Marechaussee

In 2014 zijn zowel de verplichting voor de bijdrage aan de Kustwacht voor 2014 als voor 2015 vastgelegd. Verder wordt de inzet vanuit de flexibele pool van de Koninklijke Marechaussee voor de grensbewaking voortgezet tot en met 31 december 2019. De verlenging van het protocol is gemeld in de Ontwerpbegroting 2015.

Lopende inschrijving Sint Maarten

Sint Maarten heeft op grond van de Rijkswet Financieel toezicht de mogelijkheid om, via een lopende inschrijving met Nederland, leningen voor investeringen aan te gaan. De geldleningen waarop Nederland inschrijft dienen te voldoen aan de normen en criteria van de rijkswet, zoals een positief advies van het College financieel toezicht. Sint Maarten heeft een leenverzoek ingediend van Ang 30,7 mln. (ca. 13,9 mln. euro).

Helikoptercapaciteit (SAR)

Door VenJ is een financiële bijdrage van 2,8 mln. verstrekt aan Rijkswaterstaat ten behoeve van de benodigde helikoptercapaciteit van de rijksoverheid gerelateerd aan Kustwachttaken. Deze kasbijdrage aan de Search and Rescue helikopter (SAR) heeft geleid tot een beperkte kasoverschrijding op artikel 31.

Ghentkazerne en Landelijk Bureau Regioburgermeesters

Deze mutatie bestaat uit twee componenten:

  • Met de Minister van Defensie is overeengekomen dat VenJ jaarlijks een bijdrage van 0,5 mln. verstrekt aan Defensie voor het medegebruik van faciliteiten, gebouwen en terreinen van de Van Ghentkazerne in Rotterdam. Het betreft een meerjarige verplichting voor 25 jaar voor de periode van 2018 tot en met 2042. Zodoende wordt het verplichtingenbudget 2014 bij Slotwet verhoogd met 12,5 mln. De uitgaven per jaar passen binnen de kas-meerjarencijfers.

  • In 2014 is een meerjarige subsidie toegezegd van 4,5 mln. aan het Overleg van Regioburgemeesters ten behoeve van het instellen van een landelijk bureau voor de regioburgemeesters. Dit bureau ondersteunt onder andere diverse overleggen tussen de Minister van VenJ, regioburgemeesters, het OM, de Nationale Politie, de VNG en het College van procureurs-generaal. Het betreft een meerjarige verplichting voor de periode van 2014 tot en met 2018. Het oorspronkelijke verplichtingenbudget voor 2014 is 0,7 mln. De aangegane verplichting leidt tot een overschrijding van het oorspronkelijke verplichtingenbudget in 2014 met 3,8 mln. Het verplichtingenbudget 2014 wordt derhalve bij Slotwet met 3,8 mln. verhoogd. De uitgaven per jaar passen binnen de kas-meerjarencijfers.

Overeenkomst telecomaanbieders

De Staat is op grond van de «Regeling vergoeding kosten aftappen en gegevensverstrekking» gehouden om bepaalde kosten die aanbieders maken in dit verband te vergoeden. De Staat heeft in dat kader een meerjarige vergoedingsovereenkomst 2014–2016 gesloten met de zes grote telecomaanbieders waarvan de eindbetaling plaats zal vinden in 2017. De aangegane overeenkomst dient te worden vastgelegd in de verplichtingenadministratie 2014. De contracten zijn afgesloten met een totaalbedrag van 29,5 mln. Dit leidt tot een overschrijding van 18,5 mln. op het oorspronkelijk verplichtingenbudget van 11,0 mln. in 2014. Abusievelijk was deze verplichtingen-overschrijding voor Najaarsnota nog niet gemeld. De kasuitgaven per jaar zijn onderdeel van meerjarige kasraming op artikel 31. Het verplichtingenbudget wordt derhalve bij Slotwet met 18,5 mln. verhoogd.

Vooruitbetaling Salarismix MBO & Vooruitbetaling Mediabijdrage 2015

Vlak voor de jaarwisseling zijn twee betalingen gedaan die bedoeld waren voor vlak na de jaarwisseling. De mutaties en bijbehorende betalingen hebben betrekking op uitbetaling voor de salarismix 2015 van de sector MBO van 41,1 mln. en betaling aan het Commissariaat voor de Media van 142,8 mln. De betrokken instellingen zijn geïnformeerd.

Storting reserve EKV

Dit betreft de storting in de EKV-begrotingsreserve. De onderuitputting in 2014 op schades, recuperaties en premies wordt gestort in deze reserve. Deze storting is aangekondigd bij NJN, waarbij het definitieve bedrag nog niet bekend was.

Subsidieverlening VNG

Aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een subsidie verstrekt van 3 mln. ten behoeve van Omgevingsdiensten voor de uitvoering van de afspraken in het SER-Energieakkoord. Het betreft de monitoring en handhaving van energiebesparing. Hierdoor vindt een overschrijding van 2 mln. plaats op het verplichtingenbudget op dit artikel. Het verplichtingenbudget zal derhalve met 2 mln. worden verlaagd in 2015.

Heeze-Leende

Op dit artikel vindt een overschrijding plaats op het verplichtingenbudget met 3,8 mln. Dit betreft de uitvoering van het programma Sanering Verkeerslawaai voor het railproject Heeze-Leende. Deze verhoging leidt niet tot hogere kasuitgaven in 2014 of in latere jaren.

Tijdelijke overgangsregeling ISV Geluid

Voor de tijdelijke overgangsregeling Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Geluid zijn meer aanvragen ingediend dan eerder voorzien. De aanvragen overschrijden hierdoor het budget dat in de Najaarsnota voor deze regeling gereserveerd is. De kasoverschrijding ten opzichte van de Najaarsnota bedraagt 2,3 mln. Het verplichtingenbudget wordt opgehoogd met 3,3 mln. ten opzichte van de Najaarsnota.

BDU: Beter Benutten & Beter Benutten decentraal spoor & Grensoverschrijdend spoorvervoer

De BDU-beschikking voor het jaar 2015 is eind 2014 afgegeven aan de decentrale overheden. Bij het opstellen van de Najaarsnota was nog niet in alle gevallen bekend welke afspraken moesten worden vastgelegd. Ten opzichte van de tweede suppletoire wet gaat het om het vastleggen van de volgende verplichtingenbedragen:

  • 54,1 mln. voor het programma Beter Benutten

  • 4,8 mln. voor Beter Benutten, Decentraal Spoor

  • 10,1 mln. voor Grensoverschrijdend Spoorvervoer, Vleuten-Geldermalsen (Vleugel) en decentralisatie Zwolle-Enschede

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

De subsidie voor Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) wordt verplicht in het jaar voorafgaand aan het jaar van uitgaven. Door een technische fout met conversies in eerdere jaren is er een onbalans ontstaan tussen kas en verplichtingen. Om dit te corrigeren en het meerjarig weer gelijk te trekken zijn de verplichtingen in 2014 opgehoogd met 5,4 mln. Deze verhoging was noodzakelijk voor het als verplichting vastleggen van het gepubliceerde subsidieplafond voor de stichting. Dit heeft geen invloed op de uitgaven.

Schikking Autoriteit Consument en Markt (ACM)

Nadat in 2003 in Amsterdam een hond was overleden na het plassen tegen een lantaarnpaal, heeft de ACM de netbeheerder Liander opdracht gegeven om in verband met de veiligheid alle lantaarnpalen in Amsterdam aan te passen. Liander heeft deze opdracht uitgevoerd. Naderhand hebben zij aan de rechter voorgelegd of ze gedwongen had mogen worden om alle lantaarnpalen aan te passen. In 2014 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) Liander in het gelijk gesteld en de ACM opgedragen de extra kosten voor de aanpassingen te vergoeden. De ACM en Liander hebben eind november 2014 een akkoord bereikt over de hoogte van de schadevergoeding die de ACM aan Liander moet betalen in verband met de gemaakte kosten. Dit bedrag is 5,2 mln.

Subsidie innovatie project ziekenhuisarts

Het verplichtingenbudget op subartikelonderdeel subsidies binnen onderdeel «Positie cliënt» is met 6,2 mln. opgehoogd. De mutatie betreft alleen verplichtingen en komt ten laste van het verplichtingenbudget 2015. De mutatie hangt samen met de subsidie Traject 2 innovatie project ziekenhuisarts.

Opdrachtverlening ZonMw

Het verplichtingenbudget op subartikelonderdeel bijdragen aan ZBO’s/RWT’s wordt verhoogd met 102,6 mln. De mutatie betreft alleen verplichtingen en komt ten laste van het verplichtingenbudget 2015–2019. De mutatie hangt samen met de meerjarige opdrachtverlening aan ZonMw.

Factuur opdracht IGZ aan RIVM

Dit betreft een overboeking van 2,2 mln. in verband met een opdracht van de IGZ aan het RIVM. Om de factuur te kunnen betalen wordt binnen het artikel het budget overgeheveld van het instrument eigen personeel naar het instrument overig materieel van de inspecties.

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen

Op artikel 2.3 van BHOS is het kasbudget in 2014 met ca. 12 mln. overschreden. De betaling voor de zesde middelenaanvulling van het Global Environment Fund (GEF), die aanvankelijk was gepland voor 2015, is in 2014 al geheel voldaan. Hiermee wordt in 2015 de benodigde budgettaire ruimte gecreëerd om de vertraging in het Grote Meren-programma (die werd gemeld in de tweede suppletoire wet) op te vangen.

Humanitaire hulp

Op artikel 4.1 is het kasbudget overschreden. Deze overschrijding van ca. 2 mln. (non-ODA) is veroorzaakt door de tweede inzet van de JSS Karel Doorman voor het vervoer van humanitaire goederen naar de door ebola getroffen gebieden in West-Afrika. Hiervoor is dekking gevonden in onderuitputting op de non-ODA-budgetten op de sub-artikelen 1.1 en 1.2.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft in het bestuurlijk overleg met de provincies van november 2014 de toezegging gedaan dat het Ministerie van Economische Zaken in 2014 nog een bedrag beschikbaar stelt aan vier provincies, onder meer voor het oplossen van een aantal knelpunten die het ontstaan van ontwikkelingsruimte tegenhouden. De middelen zijn via het provinciefonds beschikbaar gesteld aan de vier provincies.

DU ontwikkelen OEM variabel

Er zijn middelen herschikt van een decentralisatie naar de algemene uitkering om verdeeltechnische redenen. De totale omvang van het provinciefonds wijzigt niet.

Wegen

Voor de projecten A4 Delft-Schiedam en A15 Maasvlakte-Vaanplein heeft RWS eerder dan verwacht met de opdrachtnemer overeenstemming bereikt over enkele facturen voor reeds uitgevoerde werkzaamheden. Dit leidt tot een versnelling van kasuitgaven, waardoor dit jaar ongeveer 33 mln. meer betaald zal worden dan waarop bij Najaarsnota was gerekend.

Voorfinanciering Hoogwaterbeschermingsprogramma

Bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) hebben Waterschappen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om projecten voor te financieren. Doordat Waterschappen voorfinancieren, kunnen projecten eerder worden uitgevoerd dan in het jaar waarin deze formeel in de programmering van het HWBP staan opgenomen.

Als het kasbeeld op het DF het toelaat kunnen voorgefinancierde projecten eerder worden terugbetaald dan in het jaar waarin deze geprogrammeerd staan. Hierbij geldt als voorwaarde dat de subsidiebeschikking voor het voorgefinancierde project reeds moet zijn verleend. In 2014 bedraagt de omvang van de verleende subsidiebeschikkingen 14,4 mln. Het huidige kasbeeld op het DF maakt het mogelijk om de desbetreffende subsidiebeschikkingen nog in 2014 te betalen. Dit heeft geen effect op het totaal beschikbare budget voor het HWBP.

Programma stroomlijn

Het programma Stroomlijn heeft – als onderdeel van Ruimte voor de Rivier – de opdracht om ruwe vegetatie in de stroombaan van de grote rivieren te verwijderen. De planning van een van de projecten van Stroomlijn is aangepast. Hierdoor is voor een bedrag van 6,3 mln. eind 2014 verplicht in plaats van in 2015. Deze begrotingsaanpassing is tot stand gekomen naar aanleiding van de accountantscontrole op de financiële verantwoording 2014.

Mutaties niet gemeld aan de Tweede Kamer

Begrotingshoofdstuk

Artikelnummer

Omschrijving

Bedrag (mln.)

U

V

Overschrijding

6 VenJ

33

Correctie nav controle AR

11,9

 

X

nee

             

7 BZK

7

Internetspiegel

5,2

 

X

Ja

7 BZK

11

Detacheringen

2,5

 

X

Ja

             

8 OCW

95

RCE ontvangsten

9,6

X

 

Nee

8 OCW

4

Overboekingen CN

5,8

X

 

Nee

Correctie n.a.v. controle AR

Bij het opstellen van Kamerstuk 34 000 VI nr. 67 is een fout gemaakt waardoor aan de Tweede Kamer is gemeld dat er een verplichting van 1 mln. is aangemaakt om tegemoet te komen aan de juridische verplichting om de gemeenten te compenseren voor de processenverbaal 2014. In plaats van 1 mln. had er 12 mln. moeten staan. Deze omissie is door de Algemene Rekenkamer geconstateerd, nadat de termijn voor het melden aan de Tweede Kamer reeds was verstreken. In de Slotwet is het juiste bedrag opgenomen.

Internetspiegel

Het programma InternetSpiegel is in 2014 vastgelegd in de verplichtingen voor de komende jaren. ICTU voert het programma sinds 2007 uit en is gericht op het verbeteren van de prestaties van organisaties in de publieke sector.

Detacheringen

Eind 2014 hebben een aantal meerjarige detacheringen bij Binnenlandse Zaken plaatsgevonden. Het betreft vooral personeel voor het bureau van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid.

RCE ontvangsten

Het gaat hier om externe financiering van projecten. Hiertoe heeft een desaldering plaatsgevonden.

Overboekingen CN

Het betreft verschillende overboekingen binnen artikel 4 (mbo) om de kosten voor Caribisch Nederland / CAST op het juiste instrument te verantwoorden.

Bijlage 8: Beleidsdoorlichtingen

Beleidsdoorlichtingen in departementale begroting 2014 aangekondigd voor het jaar 2014, status per eind 2014

Departement

Onderwerp

Artikel

In 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden

Vertraagd, oplevering na 2014

V Buitenlandse Zaken

Bevordering Internationale Rechtsorde

1, 2

 

X

 

Mensenrechtenbeleid

1

 

X

 

Nabuurschap1

3

 

X

VI Veiligheid en Justitie

Rechtshandhaving en vervolging: Bestuur, informatie en technologie

33.2

X

 
 

Rechtshandhaving en vervolging: Opsporing en vervolging

33.3

X

 

VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Betrouwbare GBA en reis- en identiteitsdocumenten

6.5

X

 

VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

X

 
 

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12

X

 
 

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod

15

X

 
 

Het bevorderen van emancipatie

25

X

 

IX Financiën en Nationale Schuld

Exportkrediet- en investeringsverzekering

5

X

 
 

Kasbeheer

12

X

 

X Defensie

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2005)

2

 

X

 

Flexibel Personeelssysteem

8

 

X

XII Infrastructuur en Milieu

Waterkwantiteit

11

X

 
 

Ruimtelijke Ontwikkeling (SVIR)

13

X

 
 

Openbaar vervoer en Brede Doeluitkering

15, 25

X

 

XIII Economische Zaken

Een excellent ondernemingsklimaat2

13

 

X

 

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens3 , 4

16

 

X

XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Arbeidsongeschiktheid

3

X

 

XVI Volkgezondheid, Welzijn en Sport

Laagdrempelige ondersteuning bij opvoeden en opgroeien4

5.1

 

X

XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking

2

 

X

 

Genderbeleid

3

 

X

 

Humanitaire hulp

4

 

X

XVIII Wonen en Rijksdienst

Woonomgeving en bouw: Energiebesparing gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

2.1

X

 
 

Woonomgeving en bouw: Kwaliteit woonomgeving

2.3

X

 
 

Kwaliteit rijksdienst

3.1

X

 

TOTAAL

27

 

16

11

1

In de begroting aangepast van 2014 naar 2015, oplevering vertraagd naar 2016.

2

Deze beleidsdoorlichting wordt samengevoegd met de beleidsdoorlichting over artikel 12 en in 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

3

Deze beleidsdoorlichting zal onderdeel uitmaken van het IBO naar dit onderwerp.

4

Per abuis is deze beleidsdoorlichting niet in de Miljoenennota 2014 opgenomen. Deze staat wel in de departementale begroting voor 2014.

Overige beleidsdoorlichtingen die in 2014 aan de Tweede Kamer zijn gestuurd

Departement

Onderwerp

Artikel

Oorspronkelijk gepland voor

V Buitenlandse Zaken

Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie

3

2013

 

Private sector ontwikkeling

4

2013

VI Veiligheid en Justitie

Slachtofferzorg

34.4

2013

X Defensie

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië

1

2013

XII Infrastructuur en Milieu

Duurzaamheid1

21

2015

VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bestuurlijke en financiële verhoudingen

1

2012

 

Overheid als werkgever

7

2012

XIII Economische Zaken

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

14

2013

 

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

17

2013

1

Oplevering van deze beleidsdoorlichting is een jaar eerder dan in de departementale begroting 2014 is voorzien.

Bijlage 9: Normeringssystematiek Gemeente- en Provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van hun belangrijkste inkomstenbronnen is de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru). Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen binnen de ngru hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- of afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit deze koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Tabellen 9.1–9.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de ngru uiteindelijk resulteert in het accres 2014. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto rijksuitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd (zie tabel 9.2 en gerelateerde toelichting). Het saldo geeft de ngru, de basis voor de accresberekening (C).

Tabel 9.1: Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accrespercentage
 

2013

2014

1 De Koning

40

40

2A Staten-Generaal

134

128

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

108

110

3 Algemene Zaken

50

53

4 Koninkrijksrelaties

91

72

5 Buitenlandse Zaken

7.839

9.769

6 Veiligheid en Justitie

10.918

11.181

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

530

656

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

32.382

33.001

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

16

17

9B Financien

1.584

1.591

10 Defensie

7.310

7.412

12 Infrastructuur & Milieu

9.806

9.856

13 Economische Zaken

4.679

4.480

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

20.270

20.406

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

4.294

4.278

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.970

2.709

18 Wonen en Rijksdienst

2.566

3.033

50 Gemeentefonds

51 Provinciefonds

17.989

18.741

1.553

1.296

Aanvullende posten

193

42

(A) Totaal netto uitgaven

125.322

128.868

     

(B) Totaal correcties

– 36.136

– 37.881

     

(C)Totaal NGRU (=A+B)

89.186

90.987

     

Accres (%) = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

 

2,02%

De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 9.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 9.2: Totaal correcties
 

2013

2014

EU-afdrachten (inclusief landbouwheffingen)

– 6.986

– 8.860

HGIS

– 4.674

– 4.417

WWB

– 5.667

– 5.736

GF/PF

– 17.981

– 18.257

WMO en opleidingsfonds

– 2.155

– 2.291

Studieleningen en radiofrequenties

1.522

1.738

Overboekingen RBG-eng – GF/PF

1.107

996

Financieringsverschuivingen

– 1.301

– 988

Overig

0

– 66

Totaal correcties

– 36.136

– 37.881

Tabel 9.3
 

2014

1. Accres % (nominaal)

2,02%

2. Grondslag normeringssystematiek

17.981

3. Accres (= 1 * 2)

363

 

363

4. Accres stand FJR 2014 (mln. euro)

wv. Gemeentefonds

332

wv. Provinciefonds

31

Ontwikkeling accres 2014

Tabel 9.4 Aansluiting accres stand MN 2014 naar stand FJR 2014
 

2014

Accrespercentage, stand MN 2014

4,24%

Accres, stand MN 2014 (mln. euro)

756

   

Mutatie sinds MN 2014 (mln. euro)

– 393

   

Accres, stand FJR 2014 (mln. euro)

363

Accrespercentage, stand FJR 2014

2,02%

Het accres 2014 is vastgesteld op 2,02 procent, dit komt overeen met 363 miljoen euro. Ten opzichte van de raming in de Miljoenennota (MN) 2014 betekent dit een neerwaartse bijstelling van bijna 400 miljoen euro. Deze bijstelling is het resultaat van een veelheid aan mutaties op de rijksbegroting. Hieronder volgt een toelichting op de meest relevante mutaties die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het accres 2014 sinds de MN 2014.

Macro-economische ontwikkelingen

In 2014 was sprake van een lagere prijsontwikkeling dan eerder geraamd. Dit heeft geleid tot een lagere prijsbijstelling in 2014 en daardoor tot een lager accres 2014. Daarnaast is bij Begrotingsafspraken 2014 de prijsbijstelling deels ingehouden. In 2014 was ook sprake van een lagere loonontwikkeling, die doorwerkt in een lagere loonbijstelling van de departementale begrotingen en daardoor leidt tot een lager accres 2014.

Dividenden

In 2014 was sprake van een meevaller bij de dividenden op staatsdeelnemingen. Op basis van nieuwe businessplannen viel het geraamde dividend van onder andere Urenco, Gasunie en Schiphol hoger uit. Ook de winstafdracht DNB liet een meevaller zien. Door deze meevallers zijn de netto-uitgaven van het rijk gedaald en daardoor ook het accres.

Kasschuiven

Daarnaast is besloten tot enkele kasschuiven. Op de begroting van Infrastructuur en Milieu zijn middelen uit 2014 (ongeveer 250 miljoen euro) doorgeschoven naar de jaren 2016 en 2017 om de schommelingen binnen het budget te egaliseren. Dit drukt het accres in 2014 en leidt tot een hoger accres in de jaren 2016 en 2017. Daar tegenover staat een kasschuif op de OCW-begroting van 450 miljoen euro van 2015 naar 2014 voor de OV-studentenkaart om het kasritme van de staat te optimaliseren.

Lagere realisatie begroting 2014

Het Financieel Jaarverslag 2014 laat een lagere realisatie van de rijksbegroting zien dan was begroot bij Miljoenennota 2015. Dit heeft tot een neerwaartse bijstelling van het accres van ongeveer 140 miljoen euro geleid. Zo is er minder uitgegeven aan kinderopvangtoeslag en overige kindregelingen. Er is sprake van minder studieleningen. En er is sprake van onderuitputting bij het innovatiefonds. Daarnaast is er sprake van onderuitputting op de departementale begrotingen van bijna 200 miljoen euro. De onderuitputting doet zich met name voor op de begrotingen van V&J, Financiën en SZW.

Bijlage 10: Agentschappen in beeld

Agentschappen zijn uitvoerende diensten van ministeries. Zij leveren zelfstandig en tegen betaling producten of diensten aan andere organisaties binnen het Rijk of aan derden. Begin 2014 telde het Rijk in totaal 38 agentschappen die beleid van de overheid uitvoeren. Agentschappen verstrekken uitkeringen, beheren gegevens en verrichten inspecties. Bekende agentschappen zijn het KNMI, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en Rijkswaterstaat.

Agentschappen zijn zelfstandiger in hun bedrijfsvoering dan de gewone onderdelen van een ministerie, zonder dat de ministeriële verantwoordelijkheid is ingeperkt. Agentschappen hebben een specifiek sturingsmodel en een ander financieel administratief stelsel. Een agentschap moet aan verschillende voorwaarden voldoen. Deze zijn opgenomen in de Regeling agentschappen die op 1 januari 2013 in werking is getreden.

Doorlichtingen 2014

In de Regeling agentschappen is opgenomen dat alle agentschappen voortaan minimaal iedere vijf jaar worden doorgelicht. Met het doorlichten wordt een beter beeld gevormd van elk agentschap over de sturing, het financieel beheer, de bekostiging en de doelmatigheidsontwikkeling.

In 2014 zijn de doorlichtingen van Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (VWS), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ), Centraal Justitieel Incassobureau (VenJ), Agentschap SZW (SZW) afgerond met een doorlichtingsrapport. De belangrijkste aanbevelingen afkomstig uit deze rapporten zijn in Tabel 10.1 opgenomen. Bij het aanbieden van het doorlichtingsrapport aan de eigenaar van het doorgelichte agentschap wordt erop gewezen dat het zijn/haar verantwoordelijkheid is om het rapport integraal te publiceren. Tabel 10.1 geeft tevens weer of het doorlichtingsrapport reeds is gepubliceerd en de vindplaats van de rapportage.

In 2014 zijn de doorlichtingen gestart van Dienst Huurcommissie (BZK/WenR), Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BZK/WenR), Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (VWS) en Dienst ICT Uitvoering (EZ). Het komende jaar worden de overige agentschappen doorgelicht.

Agentschappen in beeld

Begin 2014 waren er binnen de rijksoverheid 38 agentschappen; grote en kleine diensten, uitvoerders van beleid en uitvoerders van bedrijfsvoeringstaken, diensten die politiek meer of minder gevoelige producten of diensten leveren, etc. Agentschappen leveren daarmee een grote en belangrijke bijdrage aan de uitvoering van beleid. Aan de hand van onderstaande tabellen en grafieken wordt de wereld van agentschappen nader in beeld in gebracht. De agentschappen CBI (BuZa), Domeinen Roerende Zaken (FIN), Almata en Lindenhorst (VWS) worden begin 2015 opgeheven.

Ministeries en agentschappen

Agentschappen vallen volledig onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Kenmerkend voor agentschappen is dat er een resultaatgericht sturingsmodel bestaat waarbij de beleids-DG’s binnen de rijksoverheid of derden van buiten de rijksoverheid als opdrachtgever optreden, het agentschap als opdrachtnemer en in principe de secretaris-generaal als eigenaar. De verantwoordelijkheden die bij deze rollen behoren zijn vastgelegd in de Regeling agentschappen. Figuur 10.1 geeft de verdeling weer van de agentschappen naar de verschillende ministeries. In Tabel 10.2 is een lijst met verklarende afkortingen van de agentschappen opgenomen.

Figuur 10.1 Agentschappen per ministerie

Figuur 10.1 Agentschappen per ministerie

Ontwikkeling aantal agentschappen

In 1994 werden de eerste drie agentschappen opgericht. Het aantal agentschappen is daarna jarenlang gestegen. Figuur 10.2 geeft de ontwikkeling van het aantal agentschappen door de jaren heen weer.

Vanaf 2011 daalt het totale aantal agentschappen weer als gevolg van fusies (ingegeven door het samenvoegen van ministeries of door de vorming van shared service organisaties) en opheffingen. Tevens wordt aan de hand van de Regeling agentschappen ook de status van reeds bestaande agentschappen herbezien. Dat kan ook leiden tot omvorming van agentschappen naar reguliere dienstonderdelen van een ministerie. In de toekomst kan de verdere vereenvoudiging in de aansturing en bekostiging van bedrijfsvoering of clustering leiden tot een verdere afname van het aantal agentschappen.

Figuur 10.2 Ontwikkeling totaal aantal agentschappen, 1994–2014

Figuur 10.2 Ontwikkeling totaal aantal agentschappen, 1994–2014

Ontwikkeling omzet agentschappen

Agentschappen brengen voor hun producenten en diensten tarieven in rekening en genereren daarmee omzet. Deze omzet dient ter dekking van de kosten van de dienstverlening, onder meer voor personeel en materieel. Omzet wordt niet gevormd uit programmamiddelen van een ministerie. Gekoppeld aan de groei van het aantal agentschappen is ook een groei in de totale omzet te zien. Deze vertoont een gelijke ontwikkeling. Na een flinke stijging van de omzet vlakt deze af en stabiliseert die in de laatste jaren. Deze ontwikkeling wordt weergegeven in Figuur 10.3. De omzet van alle agentschappen bij elkaar bedraagt ultimo 2014 ruim 10 miljard euro.

Figuur 10.3 Ontwikkeling totale omzet agentschappen (in miljoenen euro), 1994–2014

Figuur 10.3 Ontwikkeling totale omzet agentschappen (in miljoenen euro), 1994–2014

Omzet agentschappen per ministerie

De agentschappen van de ministeries van IenM, VenJ en BZK/WenR vormen samen 75% van de totale omzet. Figuur 10.4 maakt dit inzichtelijk. Dit grote aandeel wordt veroorzaakt doordat er drie zeer grote agentschappen bestaan, te weten Rijkswaterstaat (IenM), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ) en de Rijksgebouwendienst (BZK/WenR). Het Ministerie van BZK/WenR heeft bovendien een groot aantal agentschappen die tevens shared service organisatie zijn, zoals P-Direkt, FMHaaglanden en Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk. Deze agentschappen leveren vooral producten en diensten op het gebied van bedrijfsvoering. De tendens is dat meer en meer bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid wordt verzorgd door shared service organisaties.

Figuur 10.4 Omzet agentschappen per ministerie (in procenten van de totale omzet, ultimo 2014)

Figuur 10.4 Omzet agentschappen per ministerie (in procenten van de totale omzet, ultimo 2014)

Er zijn grote en kleine agentschappen binnen de rijksoverheid terug te vinden. Dit wordt ook geïllustreerd aan de hand van Figuur 10.5. Deze figuur geeft het relatieve aandeel in de omzet van alle agentschappen weer waarbij ook het aantal agentschappen (tussen haakjes) wordt gepresenteerd. Van de 38 agentschappen (ultimo 2014) hebben 12 agentschappen een relatief kleine omzet van onder de 50 miljoen euro. Deze 12 agentschappen hebben een aandeel van enkel 3% van de omzet van alle agentschappen gezamenlijk.

De drie grootste agentschappen – Rijkswaterstaat (IenM), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ) en de Rijksgebouwendienst (BZK/WenR) – hebben maar liefst een aandeel van 59% van de omzet van alle agentschappen gezamenlijk.

Figuur 10.5 Aandeel in totale omzet per omzetcategorie (in procenten, ultimo 2014)

Figuur 10.5 Aandeel in totale omzet per omzetcategorie (in procenten, ultimo 2014)

Deze omzet wordt aan de agentschappen verstrekt op basis van prestatieopdrachten en budgetten van opdrachtgevers. Deze opdrachtgevers bevinden zich met name binnen de rijksoverheid. De meeste omzet van agentschappen (71%) komt van de beleidsdirecties van het eigen departement, de zogenaamde omzet van het moederdepartement. Ongeveer 21% van de omzet komt bij andere departementen vandaan en slechts 8% van de omzet is afkomstig van opdrachtgevers buiten het rijk (derden). Dit wordt weergegeven in Figuur 10.6.

Figuur 10.6 Herkomst omzet agentschappen (in procenten van de totale omzet, ultimo 2014)

Figuur 10.6 Herkomst omzet agentschappen (in procenten van de totale omzet, ultimo 2014)

Omvang agentschap

Met de inwerkingtreding van de Regeling agentschappen is een belangrijke instellingsvoorwaarde geïntroduceerd. Er is namelijk gekozen voor een eenduidige omzetnorm die van toepassing is op nieuw op te richten agentschappen. Deze minimum omzetnorm bedraagt 50 miljoen euro. Een minimumomvang scherpt de afweging die steeds gemaakt moet worden: instellen van een nieuwe zelfstandige organisatie, aansluiten bij reeds bestaande agentschappen dan wel outsourcen. Voor agentschappen opgericht vóór 1 januari 2013 geldt een overgangsregime. Dit overgangsregime houdt in dat voor agentschappen met een omzet kleiner dan 50 miljoen euro bij de eerste brede doorlichting specifiek gekeken wordt of een statusverandering zinvol is. Uit de doorlichting moet dan blijken of een stelselverandering bijdraagt tot een beter functioneren van de dienst. Als blijkt dat de dienst goed functioneert kan de conclusie ook zijn dat een stelselverandering niet zinvol is, mede gelet op de kosten die een verandering met zich meebrengt. Figuur 10.7 toont de verdeling van bestaande agentschappen naar de minimum omzetnorm van 50 miljoen euro voor nieuwe agentschappen waarbij ook het aantal agentschappen (tussen haakjes) wordt gepresenteerd.

Figuur 10.7 Omvang agentschappen (in procenten van het totaal aantal agentschappen, ultimo 2014)

Figuur 10.7 Omvang agentschappen (in procenten van het totaal aantal agentschappen, ultimo 2014)
De drie agentschappen met de hoogste omzet zijn ultimo 2014

Agentschap

Ministerie

Omzet (in miljoenen euro)

Aandeel in totale omzet

1. RWS

IenM

2.397

23,4%

2. DJI

VenJ

2.376

23,2%

3. RGD

BZK/WenR

1.274

12,4%

Administratieve stelsels agentschappen

Er zijn twee soorten agentschappen: verplichtingen-kasagentschappen en baten-lastenagentschappen. Beide soorten agentschappen beschikken over specifieke financiële mogelijkheden, die aansluiten bij de eigen bewegingsruimte en vrijheid om beslissingen te nemen over de uitvoering.

Verplichtingen-kasagentschap

Het verplichtingen-kasstelsel is een begrotings- en verantwoordingsstelsel waarin de financiële verplichtingen die een agentschap aangaat en de kasuitgaven die een agentschap verricht geïntegreerd worden opgenomen. Het moment waarop een agentschap een verplichting aangaat of een geldbedrag feitelijk uitgeeft of ontvangt, is maatgevend voor opname in de begroting en de verantwoording. In principe werken deze agentschappen met hetzelfde verplichtingen-kasstelsel als ministeries dat ook gebruiken.

Baten-lastenagentschap

In 2014 voerden alle agentschappen nog het stelsel van baten en lasten. Het baten-lastenstelsel betekent concreet dat agentschappen werken met een stelsel van dubbel boekhouden, waarbij de balans en staat van baten en lasten met elkaar communiceren. De kenmerkende begrippen in de balans zijn activa oftewel bezittingen (zoals inventaris, voorraden of onderhanden werk) en passiva oftewel verplichtingen (zoals leningen, schulden en voorzieningen) en het eigen vermogen. In de staat van baten en lasten wordt gesproken over opbrengsten (baten), kosten (lasten) en nettoresultaat in plaats van ontvangsten en uitgaven zoals in het kasstelsel. Kosten en opbrengsten worden geregistreerd in verslagperiodes en opgenomen in de begrotingen en verantwoordingen over de verslagperiodes waarop zij tot stand zijn gekomen.

Een van de kenmerken van het baten-lastenstelsel is het kunnen doen van investeringen (in vaste activa). De hieraan verbonden afschrijvingskosten worden doorberekend in de kostprijs. Deze kosten worden gespreid over de levensduur van de investering, in plaats van dat zij in één keer ten laste van het jaar komen waarin de investering is verricht. Dit gaat vooral op bij investeringen in vaste activa als huisvesting. Met het rijkshuisvestingsstelsel betrekken agentschappen hun huisvesting van de Rijksgebouwendienst (RGD) en betalen vervolgens huur aan de RGD. Dat betekent dat agentschappen zelf niet meer hoeven te investeren in gebouwen en hierop ook niet meer hoeven af te schrijven. Immers, de RGD investeert en schrijft af.

Geringe investeringen en afschrijvingskosten beperken voor agentschappen het nut van het voeren van een baten-lastenstelsel in afwijking van het verplichtingen-kasstelsel van het moederdepartement. Daarom is in de Regeling agentschappen een minimumnorm voor afschrijvingskosten opgenomen. Pas als de afschrijvingskosten meer dan 5% van de totale lasten bedragen, mogen nieuwe agentschappen werken met het baten-lastenstelsel. Figuur 10.8 laat zien dat 42% van de bestaande agentschappen deze norm haalt volgens de nieuwe Regeling agentschappen.

Figuur 10.8 Afschrijving ten opzichte van de totale lasten (in procenten van totaal aantal agentschappen, ultimo 2014)

Figuur 10.8 Afschrijving ten opzichte van de totale lasten (in procenten van totaal aantal agentschappen, ultimo 2014)
De drie agentschappen met het hoogste percentage afschrijvingskosten ten opzichte van de totale lasten in de periode 2011–2014 zijn

Agentschap

Ministerie

Afschrijvingskosten (percentage van totale lasten)

1. RGD

BZK/WenR

24,3%

2. P-Direkt

BZK/WenR

16,6%

3. SSC-ICT

BZK/WenR

14,0%

Balans

Tabel 10.3 geeft de totale balans van alle agentschappen bij elkaar weer. Ultimo 2014 bedroeg het totaal van alle bezittingen 19,6 miljard euro.

Tabel 10.3 Totaal balansvermogen agentschappen (in miljoenen euro, ultimo 2014)

Vaste activa

7.290

Exploitatiereserve

262

Voorraden

9.481

Verplichte reserve

110

Nog te ontvangen posten

688

Onverdeeld resultaat

98

Liquide middelen

2.157

Voorzieningen

413

   

Leningen FIN

6.560

 

Kortlopende schulden

12.177

 

19.615

 

19.615

Staat van baten en lasten

In Tabel 10.4 wordt de cumulatieve staat van baten en lasten van alle agentschappen weergegeven. Ultimo 2014 bedraagt het totaal aan baten 10,4 miljard euro. Hier staan nagenoeg gelijke lasten tegenover. Dit past in het streven om kostendekkend te werken, waarbij door de agentschappen nagenoeg geen winst wordt gemaakt.

Tabel 10.4 Staat van baten en lasten (in miljoenen euro, ultimo 2014)

Omzet moederdepartement

7.240

 

Omzet overige departementen

2.140

 

Omzet derden

859

 
   

10.239

Overige baten

 

154

Totaal baten

 

10.393

Personele kosten

3.895

 

Materiële kosten

3.238

 
   

7.133

Afschrijvingskosten

 

536

Overige lasten

 

2.627

Totaal lasten

 

10.296

     

Exploitatieresultaat

 

98

Tabel 10.1 Belangrijkste aanbevelingen doorlichtingen agentschappen

Jaar

Agentschap

Sturing

Bekostiging en doelmatigheid

Financieel beheer

€ 50 mln. omvangscriterium

Overige aanbevelingen/

vindplaats

2012

FMH

Rolverdeling (opdrachtgevers, opdrachtnemer en eigenaar) moet helder vastgelegd worden.

Het kostprijsmodel dient verder vereenvoudigd te worden t.b.v. transparantie naar de opdrachtgevers en om effectiever te kunnen sturen op efficiency en doelmatigheid.

             

2012

CIBG

– Eigenaar: geef meer inzicht in het besluitvormingsproces rondom tarieven en doelmatigheid.

– Opdrachtgevers: maak heldere (meerjarige) financiële afspraken met het CIBG voordat een taak of project wordt gestart of het boekjaar begint.

– Stel een opdrachtgeversberaad in waaraan alle opdrachtgevers (zowel van binnen als buiten VWS) deel moeten nemen.

– Opdrachtnemer: zorg ervoor dat het CIBG beter in control is.

– Opdrachtnemer: professionaliseer het inhuizen van nieuwe taken en zorg voor eenduidigheid in aanspreekpunten voor opdrachtgevers.

– Standaardiseer processen en systemen veel meer.

– Maak doelmatigheid een belangrijk onderdeel van de centrale sturing. Ontwikkel hiervoor eenduidige prestatie-indicatoren.

– Ontwikkel een toekomstvast kostprijsmodel en houd dit daarna voor meerdere jaren constant, zodat de prijsontwikkeling kan worden gevolgd.

– Neem als uitgangspunt dat de dienstverlening tegen een reële kostprijs wordt geleverd, zoveel mogelijk op basis van p x q.

– Maak, indien mogelijk, meer gebruik van gegevens uit benchmarks om de doelmatigheid(sontwikkeling) van het CIBG aan te tonen.

Maak met de opdrachtgevers afspraken over aanvullende maatregelen in het kader van de informatiebeveiliging bij uitbestede ICT-taken (TPM-toetsen).

Maak een keuze tussen:

– uithuizen taken die

niet binnen de focus

als registerautoriteit

vallen; of

– het CIBG wordt dé

uitvoerder van VWS.

             

2012

IVW/ILT

– Noodzakelijk elkaar aan te spreken op de invulling van rollen en verantwoordelijkheden.

– Meer zakelijkheid en elkaar aanspreken op doelmatigheid en effectiviteit.

– Meer transparantie nodig om scherp inzicht te krijgen in waar de inspectie staat dan wel moet staan op het gebied van doelmatigheid en effectiviteit.

Afgesproken dat IVW/ILT over 2 jaar opnieuw wordt getoetst aan agentschapscriteria.

TK 2012–2013 30 873 nr. 4

             

2013

DRZ

– Intensiveer het contact tussen de eigenaar en de grootste opdrachtgevers.

– Versterk tevens de ambassadeursrol van de eigenaar.

Ontwikkel binnen de ruimte die het verplichtingen-kasstelsel biedt een eenduidig vormgegeven bekostigingsmodel voor de verschillende taken/producten van DRZ.

Neem in alle meerjarige afspraken tussen opdrachtgevers en opdrachtnemer een risicoparagraaf op.

Herpositioneer DRZ uiterlijk per 1 januari 2015 als regulier dienstonderdeel van een ministerie (zo mogelijk het Ministerie van Financiën).

TK 2012–2013 28 737 nr. 23

             

2013

Logius

– Maak heldere afspraken over de rolverdeling, de opdrachtuitvoering en de inhoud van de rapportages daarover.

– Leg de verschillende rollen goed vast zodat ze minder persoonsafhankelijk worden.

– Logius gaat over het «hoe», de opdrachtgever over het «wat». Spreek duidelijk af op welke terreinen de opdrachtgevers / eigenaar invloed willen op het «hoe».

Investeer in heldere uitleg en transparantie over kostprijsmodel en tariefwijzigingen. Maak het simpeler.

www.rijksoverheid.nl

             

2013

Justis

– Beleg het eigenaarschap bij de SG of de pSG.

– Leg de vormgeving van het externe sturingsmodel formeel vast.

Maak in de reguliere managementrapportages de doelmatigheidsontwikkeling expliciet zichtbaar.

Justis dient binnen een overgangsperiode van twee boekjaren de transitie maken naar een VK-agentschap.

Stel het besluit of Justis als agentschap kan voortbestaan uit tot 2015 en laat de Ministers van VenJ en Financiën dan opnieuw een (deel)doorlichting uitvoeren waarin o.m. het omvangscriterium centraal staat.

Laat Justis zich de komende jaren nog meer profileren als nationale screeningsautoriteit.

             

2013

AT

– Vul het opdrachtgeverschap van de toezichtstaak helder in en maak hierbij onderscheid in systeemverantwoordelijkheid en uitvoeringsverantwoordelijkheid.

– Leg de behartiging van de belangen van de gebruikers / vergunninghouders expliciet bij de eigenaar neer.

– Verbeter de managementrapportage en breng actieve sturing op doelmatigheid aan door kengetallen en prestatie-indicatoren op te nemen en actief te monitoren.

– Voer klanttevredenheidsonderzoeken vaker uit.

– Volg de aanbevelingen uit de Gatewayreview op.

– Pas het kostprijsmodel op zodanige wijze aan dat er een transparante toerekening van kosten aan eindproducten plaatsvindt.

– Zorg er in de toekomst voor dat verrekening met de vergunninghouders jaarlijks plaatsvindt.

Maak op basis van de hernieuwde business case KoBra een duidelijk onderscheid tussen activeerbare kosten en kosten van onderzoek.

www.rijksoverheid.nl

             

2013

IND

Beleg het eigenaarschap van de IND bij de SG en het opdrachtgeverschap bij de DGVZ.

Breid de huidige marginale kostprijzen uit met componenten uit de lumpsumvergoeding zodat wordt toegerekend naar meer integrale kostprijzen die beter vergelijkbaar zijn.

             

2014

RIVM

– Treed als eigenaar nadrukkelijker op de voorgrond bij het ontstaan van problematiek in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Betrek als eigenaar de opdrachtgevers bij de start van ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering van hun opdrachten. Agendeer onderwerpen als deze bijvoorbeeld eerder in het reguliere eigenaar-opdrachtgeversberaad.

– Herijk de doelmatigheidsindicatoren. Kwantificeer waar mogelijk de doelmatigheid in termen van kwaliteit (o.a. klanttevredenheid) en productiviteit (o.a. kosten per FTE en % overhead).

– Onderzoek de mogelijkheden voor het aanhouden van een kleinere en daarmee doelmatigere voorraad vaccins. Onderzoek de mogelijkheden om vaccins in consignatie te stellen of op basis van contractuele afspraken anderszins op afroep beschikbaar te maken. Op die manier wordt het kapitaalbeslag kleiner gemaakt en daarmee kosteneffectiever.

– Kom tot een structurele oplossing voor de opslagtarieven (i.r.t. labstrategie en kostprijsmodel).

– De uitzondering op het eigen vermogen wordt vanaf het boekjaar 2013 niet langer gecontinueerd.

– Eigenaar wordt geadviseerd om het eigen vermogen af te bouwen tot het maximum toegestane eigen vermogen.

 

www.rijksoverheid.nl

 

CJIB

– Beleg het eigenaarschap van het CJIB bij de SG en het opdrachtgeverschap bij de DGJS.

– Stel gezamenlijk als eigenaar, opdrachtgevers bij VenJ en opdrachtnemer voor de nieuwe cyclus van 2015 convenanten op tussen eigenaar – CJIB en opdrachtgevers – CJIB.

– Ontwikkel als CJIB samen met de opdrachtgevers en eigenaar binnen 1 jaar een beperkte set van doelmatigheidsindicatoren die zowel intern als extern wordt gebruikt voor sturing op doelmatigheid.

– Beperk als opdrachtgevers de bekostiging op basis van input of projecten tot het minimum en baken deze in tijd voldoende af.

– Voer als CJIB vanaf 2016 een volledig P x Q model voor alle type incasso opdrachten, zodat op een eenduidige wijze de bekostiging van het CJIB tot stand komt.

– Gebruik 2014 en de eerste helft van 2015 om als CJIB het kostprijsmodel te herijken, waarbij een kanteling van product naar procesniveau wordt gerealiseerd.

   
 

DJI

– Breng binnen een jaar een verdergaande scheiding aan tussen de rollen van eigenaar en opdrachtgever. Hierbij wordt het eigenaarschap verlegd van de huidige positie bij de DGJS.

– Breng het interne sturingsmodel op orde.

– Beleg een opdrachtgeversoverleg met beide VenJ opdrachtgevers en herzie de opdrachtgeversconvenanten.

– Creëer meer aandacht voor doelmatigheid door binnen een jaar te komen tot een beperkte set doelmatigheidsindicatoren.

– Opdrachtgevers dienen meer op kostprijzen en minder op input te sturen. Daarnaast dient de producten- en dienstencatalogus te worden geactualiseerd.

– In navolging op het interne sturingsmodel dient DJI in overleg met eigenaar en FEZ tot een vereenvoudigde interne administratie te komen.

– Blijf nut en noodzaak volgen van het voeren van een baten-lasten stelsel. In het geval van een natuurlijk moment om een stelselwijziging door te voeren, wordt samen met het Ministerie van Financiën opnieuw bezien hoe het gebruik van het baten en lastenstelsel is.

 

– Stel, gezien de aard en omvang van deze aanbevelingen, in overleg met opdrachtgevers, DJI en de SG binnen een halfjaar een actieplan op, waarin de acties worden belegd en uitgezet in de tijd.

 

ASZW

– Herijk de convenanten tussen eigenaar, opdrachtgevers en het agentschap en beleg vanaf 2015 een opdrachtgeversoverleg.

– Creëer meer aandacht voor doelmatigheid naast kwaliteit van de uitvoering.

– Ontwikkel doelmatigheidsindicatoren en neem in het jaarplan 2015 streefwaarden op.

– Ontwikkel in 2015 een producten en dienstencatalogus (PDC) en kom tot productprijzen.

– Elimineer risicomarges en kortingen in het kader van het eigen vermogen als onderdeel van de tariefsberekening.

– Heroverweeg de huidige uurtariefberekening om te vormen tot een integraal kostprijsmodel, met waar mogelijk inbegrip van de out of pocket kosten.

– Herijk samen met de directeur FEZ de taken en verantwoordelijkheden in het kader van de eigenaarsondersteuning.

 

– Stel in 2015 een meerjaren visie en strategie op waarlangs de toekomst van AGSZW kan worden vormgegeven.

           

Lopende doorlichtingen

ACBG, DICTU, DPC, NEa

       
           

Startende doorlichtingen 2015

DUO, KNMI, NA, NFI, NVWA, P-Direkt, RWS, UBR

 

Vindplaats gepubliceerde doorlichtingsrapporten: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijksoverheid/agentschappen

Tabel 10.2 Lijst met verklarende afkortingen agentschappen (naar ministerie, stand 1 januari 2015)

Ministerie van Algemene Zaken (AZ)

DPC

Dienst Publiek en Communicatie

   

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK/WenR)

BPR

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (Rijksdienst voor Identiteitsgegevens m.i.v. 1 maart 2015)

DHC

De Huurcommissie

RGD

Rijksgebouwendienst

UBR

Uitvoeringsbedrijf Bedrijfsvoering Rijk

Logius

 

RVOB

Rijksvastgoed en ontwikkelingsbedrijf

SSC-ICT

Shared service center ICT

GDI

Gemeenschappelijk Dienstencentrum

P-Direkt

 

FMH

FM Haaglanden

   

Ministerie van Defensie (DEF)

DTO

Defensie Telematica Organisatie

DVD

Dienst Vastgoed Defensie

Paresto

 
   

Ministerie van Economische Zaken (EZ)

AT

Agentschap Telecom

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

NVWA

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DLG

Dienst Landelijk Gebied

   

Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM)

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

RWS

Rijkswaterstaat

   

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

NA

Nationaal Archief

   

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

ASZW

Agentschap SZW

   

Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ)

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

Justis

 

NFI

Nederlands Forensisch Instituut

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

   

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

CIBG

 

aCBG

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Abenomics

Bijnaam voor het economisch programma van de Japanse regering o.l.v. premier Abe, bestaande uit drie pijlers, 1) ruim monetair beleid, 2) flexibel begrotingsbeleid en 3) structurele hervormingen

Accres

Gemeenten en provincies ontvangen jaarlijks de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Apparaatsuitgaven

Uitgaven voor personeel en materieel voor het primaire proces (beleidsproces) en voor de ondersteuning van het primaire proces (de bedrijfsvoering).

Automatische stabilisatie

Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premie-inkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor verbetert het begrotingssaldo. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.

Baten-lastenagentschap

Een baten-lastenagentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Agentschappen die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een agentschap dat een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Bedrijfsvoering

Het inzetten van apparaat (personeel en materieel) door een organisatie, gericht op het ondersteunen van het beleids- of taakproces van die organisatie.

De bedrijfsvoering omvat dus de ondersteunende processen die de beleids- of taakprocessen faciliteren. Hierbij kan worden gedacht aan personeel, inkoop, materieel, organisatie, financiën, automatisering/informatisering en huisvesting.

Belastinguitgaven

Onder een belastinguitgave (in enge zin) wordt verstaan een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van belastingontvangsten, die voorvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingstructuur van de wet.

Beleidsdoorlichting

Een beleidsdoorlichting vat de kennis samen over de effectiviteit en doelmatigheid van een heel beleidsterrein. De doorlichting kijkt naar de samenhang tussen verschillende vormen van beleid. Losse evaluaties van beleid onderbouwen dit.

Beleidsinformatie

Beleidsinformatie is informatie die inzicht biedt in de inhoud van het beleid (doelstellingen, doelgroepen, instrumenten, budgetten, organisatie, handhaafbaarheid, planning e.d.) en in de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan.

Bruto Binnenlands Product (bbp)

Het bbp is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die binnen de grenzen van een land zijn geproduceerd.

Bruto Nationaal Product (bnp)

Het bnp is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten in een land, waarbij rekening gehouden is met het saldo van de primaire inkomens ontvangen uit en betaald aan het buitenland.

Collectieve lastendruk

Het totaal van belasting- en premieontvangsten, vermeerderd met enkele niet-belastingontvangsten, uitgedrukt in procenten van het bbp.

Collectieve uitgaven

Het totaal van de relevante uitgaven van het Rijk (inclusief debudgetteringen en de uitgaven van de agentschappen), de overige publiekrechtelijke lichamen en de sociale fondsen. Onderlinge betalingen worden geconsolideerd.

Comprehensive Assessment

Een doorlichting van de bankbalansen van de grote banken in de eurozone.

Contractloon

Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.

Economische en Monetaire Unie (EMU)

De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.

EMU-saldo

Het EMU-saldo is het saldo van inkomsten en uitgaven van de sector overheid. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale sector overheid, is niet alleen het Rijk van belang, maar ook de sociale fondsen en de decentrale overheden, inclusief gemeenschappelijke regelingen.

EMU-schuld(-quote)

De geconsolideerde som van de uitstaande schuldtitels van de sector overheid, in nominale waarde. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.

Feitelijk tekort

Het saldo van de uitgaven en ontvangsten op kasbasis, minus de mutatie van de derdenrekeningen.

Financieel beheer

Het sturen en beheersen van de financiële aspecten van de beleidsuitvoering en de bedrijfsvoering, waaronder de zorg voor het aangaan van financiële verplichtingen, het heffen van belastingen en het opleggen van andere heffingen, het in rekening brengen van kosten, de financiële bezittingen en schulden en het kasbeheer.

Financiële functie

De financiële functie is het geheel van taken en activiteiten gericht op de financiële aspecten van de beleids- en bedrijfsvoering. Het omvat zowel de centrale controlfunctie (directies Financieel Economische Zaken bij de ministeries) als de decentrale controlfunctie en de auditfunctie (Auditdienst Rijk). Ook de coördinerende controlactiviteiten van de Minister van Financiën behoren hiertoe.

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden betaald aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds, op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.

Infrastructuurfonds

Een fonds waarin middelen staan voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur.

Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)

Een IBO ontwikkelt alternatieven voor bestaand beleid. IBO’s gaan over brede beleidsterreinen. Ze vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. IBO’s geven de sterke en zwakke elementen van beleid op een bepaald terrein aan en geven opties voor mogelijke aanpassingen.

Kasschuif

Het schuiven van budget tussen jaren. Dit komt voor wanneer beleid dat gepland stond voor een bepaald jaar in een ander jaar wordt uitgevoerd.

Kas- transverschillen

De verschillen die ontstaan door toepassing van zowel het kas- als het transactiebegrip.

Lastenverlichting (en -verzwaring)

Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialenverzekeringspremies.

Loonbijstelling

Tegemoetkoming voor ministeries voor loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op een aanvullende post.

Materieelbeheer

De zorg voor het onderhoud en de instandhouding van roerende en onroerende zaken vanaf het moment van inbeheer- of ingebruikneming tot aan het moment van overtolligstelling.

Najaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering samenhangende met de tweede suppletoire begrotingen, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de stand van de Voorjaarsnota. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin

Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid of tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.

Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.

Netto-uitgaven Zorgsector

De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZVW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZVW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.

Niet-belastingontvangsten

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen- en premieontvangsten worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de delfstofbaten en bijvoorbeeld incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Onderuitputting

De netto gerealiseerde uitgaven (begrotingsuitgaven minus niet-belastingontvangsten) zijn lager dan begroot.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op een aanvullende post.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden betaald aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds, op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt verstaan het verrichten van een handeling in overeenstemming met de wetgeving. In het kader van de (financiële) verantwoording is vooral de financiële rechtmatigheid relevant. Die rechtmatigheid houdt in dat een financiële beheershandeling, waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord, in overeenstemming is met de begrotingswet en met de bepalingen van de overige wetgeving voor zover die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

Ruilvoet

De ruilvoet is het verschil tussen enerzijds het niveau van prijs nationale bestedingen (pNB) (waarmee het uitgavenkader wordt aangepast), en anderzijds het loon- en prijsniveau waarmee de onderliggende uitgaven daadwerkelijk muteren.

Sociale fondsen

Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens sociale verzekeringswetten. De financiering vindt plaats via sociale premies en rijksbijdragen.

Stabiliteits- en Groeipact

Samenstel van Europese afspraken, waarin de lidstaten van de Europese Unie zich verplichten om te streven naar houdbare overheidsfinanciën.

Uitgavenkader

Een jaarlijks uitgavenplafond, waarin de netto-uitgaven (uitgaven minus de niet-belastingontvangsten) voor de duur van de kabinetsperiode zijn vastgelegd. Het totale uitgavenkader is onderverdeeld in drie deelkaders: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg.

Verticale Toelichting

De verticale toelichting bevat een overzicht voor alle begrotingen van budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds Miljoenennota 2013.

Voorjaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering samenhangende met de eerste suppletoire begrotingen, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de rijksbegroting die op de derde dinsdag van september van het voorafgaande jaar is ingediend. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Lijst van gebruikte afkortingen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

ADR

Auditdienst Rijk

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AO

Arbeidsongeschikt(heid)

AOW

Algemene Ouderdomswet

AR

Algemene Rekenkamer

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AZ

Ministerie van Algemene Zaken

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doel Uitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BHOS

Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIR

Baseline Informatiebeveiliging Rijk

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BMKB

Besluit Borgstelling MKB Kredieten

bnp

bruto nationaal product

BPM

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

BPR

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

BTW

Belasting Toegevoegde Waarde

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

CFV

Centraal Fonds Volkshuisvesting

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

CPB

Centraal Planbureau

DEF

Ministerie van Defensie

DGS

Depositogarantiestelsel

DHC

Dienst Huurcommissie

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

DNB

De Nederlandsche Bank

DPC

Dienst Publiek en Communicatie

DRZ

Dienst Roerende Zaken

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stability Mechanism

EIB

European Investment Bank

EMU

Economische en Monetaire Unie

ESCB

Stelsel van Europese Centrale Banken

ESM

European Stability Mechanism

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FED

Federal Reserve

FEZ

Financieel-Economische Zaken

FIN

Ministerie van Financiën

FJR

Financieel Jaarverslag van het Rijk

GF

Gemeentefonds

GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

Hof

Houdbare Overheidsfinanciën

IABF

Illiquid Assets Back-up Facility

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IS-NIO

Internationale Samenwerking – Nederlands Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

IUC

Inkoopuitvoeringscentrum

IVW

Inspectie Verkeer en Waterstaat

KTV

Kastransactieverschillen

M&O

Misbruik en oneigenlijk gebruik

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MKOB

Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen

MLT

Middellangetermijn

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

Ngru

Netto gecorrigeerde rijksuitgaven

NHG

Nationale Hypotheekgarantie

NHT

Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade

NIB

Nationale Investeringsbank

NJN

Najaarsnota

NRF

Nationaal Restauratiefonds

Nza

Nederlandse Zorgautoriteit

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ODA

Office Development Assistance

OEM

Overige Eigen Middelen

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PF

Provinciefonds

PGB

Persoonsgebonden budget

Rbg-eng

Rijksbegroting in enge zin

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RPE

Regeling Periodiek Evalutieonderzoek

Rwt

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal Economische Raad

Sf

Sociale fondsen

SiSa

Single Information, Single Audit

SMP

Securities Market Programme

SSC

Shared Service Centrum

SSO

Shared Service Organisatie

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TK

Tweede Kamer

UWV

Uitvoeringsinstituut voor Werknemersverzekeringen

VenJ

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Vpb

Vennootschapsbelasting

VVZ

Volksverzekeringen

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZO

Wet Arbeid en Zorg

WenR

Ministerie voor Wonen en Rijksdienst

WEW

Waarborgfonds Eigen Woningen

WFZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WGA

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WMO

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

WNT

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

WNVZ

Werknemersverzekeringen

WSW

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WW

Werkloosheidswet

WWB

Wet werk en bijstand

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

Trefwoordenlijst

Abenomics 15, 115

ABN Amro 77

Achterborgstelling 44, 45, 46, 84, 86, 87

Agentschap 5, 23, 24, 60, 64, 66, 67, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116

Algemene Rekenkamer 49, 52, 54, 55, 56, 60, 65, 93, 121

Algemene Zaken 68, 69, 97, 121

AOW 29, 30, 31, 35, 36, 74, 121

Arbeidsmarkt 8, 12, 20, 32, 34, 35, 118, 119, 123

Audit Committees 65

Auditdienst 52, 54, 65, 117, 121

Automatische stabilisatie 28

AWBZ 118, 121

AZ 13, 47, 74, 88, 89, 114, 121, 123

BBP 17, 121

Bedrijfsvoering 7, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 60, 61, 100, 101, 103, 114, 115, 117

Bedrijfsvoeringsparagraaf 53, 54, 56

Begrotingsmomenten 19

Belastingdienst 40, 41

Beleidsdoorlichting 5, 62, 63, 65, 94, 95, 116

Beleidsevaluatie 44, 62, 63

Beleidsinformatie 52, 56, 61, 62, 116

Beleidspakketten 19, 30, 31

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 63, 68, 69, 94, 95, 97, 114, 121

Budgettair Kader Zorg 20, 32, 36, 118, 119, 121

Buitensporigtekortprocedure 19, 27, 28, 29

BZK 49, 52, 60, 66, 67, 93, 100, 102, 103, 105, 106, 114, 121

CBS 9, 11, 12, 13, 19, 22, 23, 24, 26, 33, 40, 41, 43, 47, 74, 75, 77, 78, 80, 83, 121

Comprehensive assessment 14

Comptabiliteitswet 57, 59, 64, 65, 69

Consumptie 7, 8, 11, 13, 17, 37, 39, 40

Correctieve arm 27

De Nederlandsche Bank 34, 121

Deelnemingen 33, 34, 42, 71, 73, 74, 75, 85, 86, 99, 118

Defensie 49, 52, 53, 63, 65, 66, 68, 69, 89, 94, 95, 97, 114, 121

Depositogarantiestelsel 121

Derivaten 48

Dividend 33, 34, 37, 38, 39, 41, 76, 77, 78, 82, 99

Economische groei 8, 9, 20, 21, 28, 34, 36, 37

Economische Zaken 52, 58, 63, 68, 69, 73, 92, 94, 95, 97, 114, 117, 122

EFSF 51, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 121

EFSM 51, 84, 85, 121

EMU-saldo 5, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 29, 30, 31, 33, 69, 70, 77, 78, 79, 81, 117

EMU-schuld 5, 20, 21, 24, 25, 26, 43, 47, 77, 78, 79, 117

EMU-tekort 21, 22, 23

ESA 21, 22, 24, 25, 74

EU-fonds 55

European System of Accounts  22

Europese aanbestedingsregels 53, 57, 58

Europese Unie 7, 21, 22, 26, 33, 34, 119, 122

Export 17, 73, 85, 86, 94

EZ 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 77, 80, 81, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 111, 112, 113, 114, 115, 117, 118, 119, 121, 122, 123

Financieel beheer 56, 58, 61, 66, 100, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 117

Financiële crisis 12, 26, 42, 49, 50

Financiële functie 52, 64, 117

Fortis 77, 81, 82, 83

Garantie 5, 7, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 71, 73, 77, 78, 79, 80, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 122

Garantiebeleid 42, 44, 45

Gaswinning 20, 29

Gemeente- en provinciefonds 96, 97, 115

Groei 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20, 21, 28, 30, 34, 36, 39, 40, 41, 52, 75, 82, 86, 94, 102, 117, 119

Houdbaarheid 29, 30

Houdbaarheidstekort 29, 30

Houdbare overheidsfinanciën 27, 29, 119

IABF 25, 122

Icesave 25, 49, 50, 79

Illiquid Asset Back-up Facility 25

Informatiebeveiliging 56, 57, 59, 108, 121

Infrastructuur en Milieu 49, 63, 68, 69, 94, 95, 99, 114, 122

Infrastructuur 16, 34, 68, 69, 73, 97, 117

Inkomsten 20, 21, 23, 24, 28, 37, 38, 41, 48, 76, 96, 115, 117

Inkoopbeheer 58

I&M 88, 89

Koning 68, 69, 97

Kredietcrisis 44, 49, 77, 79, 80, 82, 83

Materieelbeheer 56, 118

Nationale Hypotheekgarantie 46, 73, 122

Nationale Schuld 63, 68, 69, 70, 94, 97

NHG 46, 87, 122

Normeringssystematiek 5, 34, 96, 97, 98, 115

OCW 49, 73, 88, 93, 99, 114, 122

Omzetbelasting 38, 40, 41, 76

Onderuitputting 33, 34, 90, 92, 99, 119

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 33, 34, 63, 68, 69, 94, 97, 122

Onderwijs 30, 34, 53, 64, 95, 114

Openstaande rechten 71, 72

Overdrachtsbelasting 38, 39, 40, 41, 76

Overheidsbalans 5, 43, 74, 75

Overheidsschuld 7, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 29, 42, 43, 44, 50, 75

Overschrijding 53, 88, 89, 90, 91, 92, 93

P-Direkt 103, 106, 113, 114

Preventieve arm 27, 28

QE3 14

Rechtmatigheid 7, 8, 52, 53, 54, 56, 57, 119

Rente 10, 14, 20, 21, 23, 24, 28, 29, 43, 44, 48, 50, 54, 69, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82

Renteswaps 21, 24, 44, 75

Rijksbegroting in enge zin 20, 23, 24, 32, 33, 34, 122

Rijksbrede bedrijfsvoering 56, 57, 58

Risicomanagement 43, 65

Ruilvoet 33, 35, 36, 119

Saldi begrotingsfondsen 71, 73

Saldi begrotingsreserve 71, 73

Schatkistbankieren 42, 47, 48

Schokproef Overheidsfinanciën 26

Schuldregel 27, 29

Securities 81, 82, 122

Shared Service Centrum 122

Shared Service Organisatie 122

Significanteafwijkingsprocedure 28

SiSa 59, 122

Sociale Zaken en Werkgelegenheid 63, 68, 69, 94, 97, 123

Sociale Zekerheid 20, 32, 35, 53, 97, 118, 119, 123

Stabiliteits- en Groeipact 7, 19, 26, 27, 28

Staten-Generaal 68, 69, 72, 97, 118, 120

Stresstest 7, 49, 50

Structureel saldo 27, 28, 29

Subsidies 53, 58, 59, 60, 91

SZW 49, 66, 99, 100, 113, 114, 123

Toekomstfonds 29, 33, 34

Toezicht 7, 14, 44, 47, 49, 59, 61, 89, 110

Toleranties 53

Uitgavenkader 19, 24, 31, 32, 33, 36, 97, 119

Uitgavenregel 27, 28

Uitkering 23, 34, 35, 41, 47, 54, 59, 78, 79, 85, 92, 94, 96, 100, 115, 117, 118, 119, 121

Vennootschapsbelasting 38, 39, 41

Verantwoord Begroten 61, 62, 64, 65

Volksgezondheid, Welzijn en Sport 63, 68, 69, 97, 114, 123

Voorschotten 56, 57, 71, 72

VWS 49, 53, 66, 89, 100, 101, 108, 114, 123

Waarborgfonds 46, 86, 87, 123

WAO 123

Werkgelegenheid 12, 34, 39, 114

Werkloosheid 12, 20, 21, 35, 37, 123

Wet Houdbare Overheidsfinanciën 23

Wfz 46

Wonen en Rijksdienst 34, 52, 53, 56, 63, 68, 69, 73, 94, 97, 123

WSW 46, 86, 87, 123

WW 20, 35, 98, 123

Zorg 11, 13, 15, 17, 20, 22, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 46, 47, 48, 51, 52, 54, 57, 64, 85, 87, 95, 103, 108, 110, 117, 118, 121, 122, 123

Zorguitgaven 23, 30, 36

Licence