Base description which applies to whole site

2.2.2 Ontwikkeling van de overheidsschuld

De overheidsschuld bedroeg eind 2015 442 miljard euro, zoals figuur 2.2.4 weergeeft. Dat is 26 miljard euro lager dan ten tijde van de Miljoenennota 2015 werd verwacht. Als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt de EMU-schuld 65,1 procent.

Figuur 2.2.4 Ontwikkeling EMU-schuld

Figuur 2.2.4 Ontwikkeling EMU-schuld

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Centraal Planbureau en Ministerie van Financiën

Voor het eerst sinds het begin van de financiële crisis in 2009 daalt de overheidsschuld, zowel in euro als in percentage van het bbp. Ten opzichte van 2014 lag de schuld eind 2015 ruim 10 miljard euro en ruim 3 procentpunt lager.

Tabel 2.2.2 Ontwikkeling EMU-schuld (in procent van het bbp)
 

2015

EMU-schuld Miljoenennota 2015

70,0%

Realisatie schuld ultimo 2014

– 0,3%

Noemereffect

– 1,1%

Mutatie EMU-saldo

– 0,3%

Aan- en verkoop staatsbezit

– 0,4%

Aflossing ABN Amro / Fortis

– 0,2%

Opbrengst beëindiging renteswaps

– 0,6%

EFSF

– 0,1%

Schatkistbankieren

– 0,4%

Kas-transactieverschillen gasbaten

– 0,3%

Kas-transactieverschillen en overig

– 1,1%

EMU-schuld Financieel jaarverslag van het Rijk 2015

65,1%

In de Miljoenennota 2015 werd verwacht dat de EMU-schuld 70,0 procent van het bbp zou zijn. De daadwerkelijke schuld is 65,1 procent van het bbp eind 2015. Deze verbetering wordt onder andere verklaard doordat het bbp hoger is uitgevallen dan verwacht. De schuld als percentage van het bbp valt dan lager uit. Dit is het zogenoemde noemereffect. Het bbp is hoger uitgevallen door hogere economische groei en door CBS-revisies van het bbp-niveau. Daarnaast viel de schuld aan het einde van 2014 al mee, waardoor het jaar 2015 begon met een lagere schuld. Ook het begrotingstekort werkt door in de EMU-schuld. Ten opzichte van de raming is het EMU-tekort over 2015 uiteindelijk lager, waardoor de schuld ook minder toenam dan verwacht.

In 2015 daalde de schuld verder door de verkoop van overheidsbezit. De beursgang van ABN Amro bracht 3,8 miljard euro op, zie ook box 2.4. Daarnaast loste ABN Amro een deel van de resterende leningen af die de overheid destijds heeft verstrekt aan Fortis. Verder is in 2015 een aantal renteswaps beëindigd. Bij die transacties is de (in dit geval) positieve marktwaarde van de swaps ontvangen en dat laat de schuld dalen.

De Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) ontving in 2015 geld terug, waardoor de schuld lager uitvalt. Ook hebben decentrale overheden en andere deelnemers aan schatkistbankieren meer geld in de schatkist bewaard dan werd verwacht. Hierdoor valt de totale overheidsschuld lager uit dan geraamd.

De kas-transactieverschillen betreffen posten die wel meelopen in het EMU-saldo, maar niet in hetzelfde jaar een effect hebben op de EMU-schuld. In 2015 was er een relatief groot kas-transactieverschil bij de gasbaten. De gasbaten daalden harder op transactiebasis – relevant voor het EMU-saldo – dan op kasbasis. Rentelasten zijn op kasbasis relevant voor de schuld en op transactiebasis voor het EMU-saldo. De post «Kas-transactieverschillen» bevat ook een aantal uitgaven en ontvangsten die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel voor de schuld, zoals de rente-uitgaven en -ontvangsten vanuit renteswaps of verstrekte leningen in het kader van de studiefinanciering.

Box 2.4 Geen extra uitgavenruimte door verkoop ABN Amro

Lidstaten van de Europese Unie hebben regels afgesproken voor het bijhouden van het overheidssaldo en de overheidsschuld. Die afspraken zijn vastgelegd in het European System of Accounts (ESA). Deze regels bepalen dat financiële transacties geen invloed hebben op het overheidssaldo. Die afspraak voorkomt dat lidstaten het overheidssaldo eenmalig verbeteren door de verkoop van overheidsbezit – in dit verband vaak «tafelzilver» genoemd – en daarmee eventuele structurele tekorten maskeren.

Financiële transacties beïnvloeden wel de overheidsschuld. Verkoop van staatsdeelnemingen valt onder de noemer «financiële transactie». Om die reden komt de gedeeltelijke beursgang van ABN Amro niet terug in de toelichting van het EMU-saldo, tabel 2.2.1, en wel in de toelichting van de EMU-schuld, tabel 2.2.2.

Op nationaal niveau geldt verder dat alle kosten en opbrengsten van interventies in de financiële sector niet relevant zijn voor het uitgavenkader. Die afspraak ligt vast als regel 24 in de begrotingsregels van het kabinet, opgesteld aan het begin van de kabinetsperiode. Die afspraak verhindert dat de verkoop van ABN Amro vorig jaar leidde tot meer uitgavenruimte voor het kabinet. De opbrengst van de gedeeltelijke beursgang van ABN Amro – in totaal 3,8 miljard euro – heeft het kabinet dus volledig gebruikt voor de aflossing van de staatsschuld.

De Nederlandse overheidsfinanciën staan er beter voor dan gemiddeld in de eurozone, zoals figuur 2.2.5 laat zien. De gemiddelde schuld in de eurozone bedraagt 90,7 procent van het bbp. De schuld van de Nederlandse overheid ligt, zoals eerder belicht, bijna 30 procentpunt lager. Het Nederlandse tekort van 1,8 procent van het bbp is ook beduidend lager dan het gemiddelde tekort in de eurozone van 2,1 procent van het bbp.

Figuur 2.2.5 EMU-saldi en EMU-schulden lidstaten in de eurozone

Figuur 2.2.5 EMU-saldi en EMU-schulden lidstaten in de eurozone

Bron: Eurostat

Licence