Base description which applies to whole site

3.4.1 EU-afdrachten

De Europese begroting wordt grotendeels gefinancierd met jaarlijkse afdrachten van de lidstaten. De afdrachten van de EU-lidstaten kennen op dit moment vier categorieën:

  • 1. douanerechten of invoerrechten (ook wel traditionele eigen middelen genoemd);

  • 2. btw-afdracht;

  • 3. plastic-afdracht

  • 4. afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). Deze afdracht vormt de sluitpost van de Europese begroting.

Daarnaast ontvangt de EU overige inkomsten, zoals bijdragen van derden, rente- en boete-inkomsten en inkomsten door het uittredingsverdrag van het Verenigd Koninkrijk.

De totale afdrachten van Nederland in 2022 zoals verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken22, bedroegen netto 10 miljard euro (de totale afdrachten minus de perceptiekostenvergoeding voor inning van de invoerrechten). Dit was 0,3 miljard euro hoger dan voorzien in de Miljoenennota 2022. De totale EU-afdrachten bestaan voor netto 3,8 miljard euro uit invoerrechten. De Nederlandse begroting is voor de invoerrechten in zekere zin een doorgeefluik. De Nederlandse douane int de invoerrechten voor de Europese begroting.

In het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en in de verticale toelichting bij het FJR (zie bijlage 8) staat een overzicht van alle mutaties die er het afgelopen begrotingsjaar zijn geweest in de Nederlandse EU-afdrachten. Figuur 3.4.1 laat zien hoe de afdrachten in 2022 zijn onderverdeeld.

Figuur 3.4.1 Nederlandse EU-afdrachten 2022

In 2022 bedroeg de afdracht bruto nationaal inkomen circa 4,9 miljard euro, de plastic afdracht circa 0,2 miljard euro, de btw afdracht circa 1,2 miljard euro, de invoerrechten circa 4,9 miljard euro, de perceptiekostenvergoeding circa 1,2 miljard euro en de overige ontvangsten circa 0,01 miljard euro.

InvoerrechtenDe invoerrechten die Nederland ophaalt worden grotendeels overgemaakt aan de EU. Hierop houdt Nederland een percentage van 25 procent in als vergoeding voor heffing en inning. Dit is de zogenoemde perceptiekostenvergoeding2324. In 2022 droeg Nederland netto (bruto afdracht minus perceptiekostenvergoeding) 3,8 miljard euro aan de EU af voor de douanerechten. Deze afdracht is te splitsen in 5 miljard euro bruto-afdracht en 1,2 miljard perceptiekostenvergoeding.

Btw-afdracht

De btw-afdracht wordt vastgesteld op basis van een uniform afdrachtenpercentage (0,3 procent25) van de geharmoniseerde btw-grondslag. Er wordt afgedragen op basis van een gewogen gemiddelde btw-grondslag, omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren. Het bij wet onafhankelijke Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)26 levert de input aan het Ministerie van Financiën om dit gewogen gemiddelde te berekenen. In 2022 bedroeg de btw-afdracht van Nederland aan de EU circa 1,2 miljard euro.

Plastic-afdracht

In het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 is per 1 januari 2021 een nieuwe afdracht ingevoerd op basis van een grondslag voor niet-gerecycled plastic verpakkingsafval. Voor deze grondslag geldt een tarief van 0,80 eurocent per kilogram. Ook is er een compensatiemechanisme voor minder welvarende lidstaten. De totale Nederlandse plastic-afdracht over 2022 bedroeg 177 miljoen euro. Dit is 35,9 miljoen minder dan bij de Miljoenennota 2022 werd verwacht.

Afdracht bruto nationaal inkomen (bni)

De bni-afdracht is het sluitstuk van de Europese begroting. De omvang van de bni-afdracht is dan ook afhankelijk van alle andere elementen van de Europese begroting. Als de uitgaven uit de EU-begroting toenemen, stijgt de totale bni-afdracht van de lidstaten. En omgekeerd daalt deze afdracht als de uitgaven dalen. Ook als de overige eigen middelen – de douanerechtenheffing, de plastic-afdracht of de btw-heffing (van alle lidstaten gezamenlijk) – hoger of lager uitvallen, beweegt de bni-afdracht van alle lidstaten mee. De Nederlandse bni-afdracht is afhankelijk van de omvang van het Nederlandse bni ten opzichte van het bni van de overige lidstaten. Het bni voor het lopende jaar wordt vastgesteld op basis van voorlopige cijfers en kan in latere jaren worden bijgesteld op basis van realisatie. Dit kan leiden tot een nacalculatie van de bni-afdracht (naheffing of terugbetaling). De Kamer is over de nacalculatie van 2022 per brief geïnformeerd. De nacalculatie van 2022 levert voor Nederland een meevaller van 556 miljoen euro op.

Het CBS biedt de bni-cijfers jaarlijks rechtstreeks aan Eurostat aan, en daarmee aan de Europese Commissie. Het CBS publiceert deze cijfers op datzelfde moment op zijn website.27 Daarbij stelt het CBS ook een kwaliteitsrapport op, dat inzicht biedt in mogelijke fluctuaties van de cijfers. De Europese Commissie stelt vervolgens de bni-afdracht voor Nederland vast. Eurostat houdt toezicht hierop en publiceert de gegevens op zijn website.28 Mogelijke verschillen tussen eerder afgedragen totalen en de uiteindelijk definitief vastgestelde afdrachten worden verrekend met de lidstaten. De bni-cijfers kunnen met terugwerkende kracht tot en met vier jaar terug worden aangepast, omdat dan pas vastgesteld kan worden hoe groot het bni van de lidstaten daadwerkelijk was. Dit betekent dat de bni-afdracht pas na vier jaar definitief vaststaat. In 2022 bedroeg de bni-afdracht van Nederland ongeveer 4,9 miljard euro. Nederland heeft ook op de bni-afdracht een jaarlijkse korting bedongen in de vorm van een lumpsum, die in 2022 1,5 miljard euro bedroeg (deze korting is al meegenomen in de totale 4,9 miljard euro bni-afdracht).

Overige ontvangsten

Bij de overige ontvangsten worden vooral betalingen en ontvangsten geboekt die betrekking hebben op voorgaande jaren. Om de transparantie te vergroten worden deze apart verantwoord. In 2022 is er 8,6 miljoen euro ontvangen. Dit is een terugbetaling van een betaling onder voorbehoud uit 2021.

22

Begroting V, Buitenlandse Zaken, artikel 3.1 en artikel 3.10.

23

Dit percentage is in het MFK 2021-2027 verhoogd van 20 procent naar 25 procent.

24

Begroting Financiën XIB, beleidsartikel 1.

25

Eigen middelenbesluit, verordening 2020/2053, artikel 2 (b).

26

Wet CBS, artikel 18.

Licence