Base description which applies to whole site

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

Multilaterale samenwerking, de samenhang tussen multilaterale ontwikkelings- en noodhulp door versterkte multilaterale betrokkenheid, en de financiering van ontwikkeling; de inzet van cultuur in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren, het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en steun aan Oekraïne.

De minister en de staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen met kwaliteitsfinanciering aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het in internationaal verband deelnemen aan kapitaalaanvullingen en middelenaanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken en hun fondsen voor de meest kwetsbare landen.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken, inclusief technische assistentie en capaciteitsopbouw

  • Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2025-2028 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

  • Steun aan Oekraïne via verschillende kanalen.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren. In 2026 zal hierbij de nadruk liggen op de in 2025 ingezette hervormingstrajecten (UN80) en de hervormingen van het humanitaire systeem.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen. Dit geldt voor de organisaties waaraan we financieel bijdragen als ook voor de organisaties waaraan we de financiële bijdrages verminderen. Wel zullen er keuzes gemaakt worden in de inzet en zal er in het laatste geval veel samengewerkt worden met gelijkgezinde lidstaten.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken. 

  • In de relevante multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan verbetering van de houdbaarheid van schulden.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het pleiten voor internationale economische stabiliteit binnen organisaties en processen die hier een bijdrage aan leveren.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelings- en noodhulp.

  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

Gezien de bezuinigingen op ODA is besloten de kernbijdragen aan verschillende VN organisaties, waaronder UNDP en UNICEF te verlagen. De kernbijdragen aan UNDP en UNICEF worden met 50% verminderd.

Reguliere bijdrage (sinds 1954) aan het Nederlandse assistentdeskundigen programma (onderdeel van breder VN-programma) waarmee recent afgestudeerden in de gelegenheid worden gesteld om internationale werkervaring op te doen binnen de VN en daarmee bij te dragen aan beleid en uitvoering van activiteiten van VN organisaties die zich met ontwikkelingshulp bezighouden. Programma heeft ook tot doel het aantal Nederlanders werkzaam bij de VN te vergroten. Deze bijdrage is met 50% verminderd.

Nederland blijft een significante financiële bijdrage leveren en blijft lid van de Uitvoerende Raden. Daarnaast blijft Nederland de organisaties ondersteunen en voorzien van advies in lijn met de Nederlandse prioriteiten. Steun aan initiatieven die middels sport bijdragen aan samenwerking en ontwikkeling, zoals het Sport for Development programma, wordt afgebouwd. Daarnaast worden programma's vanuit de BHO-begroting op het gebied van cultuur op termijn afgebouwd.

Tabel 19 Budgettaire gevolgen van beleid art. 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Verplichtingen

1.062.763

354.928

667.303

83.133

108.222

74.347

136.602

         
 

Uitgaven

444.793

510.438

451.529

662.941

561.584

464.491

596.460

         

5.1

Multilaterale samenwerking

364.334

197.914

142.093

139.000

149.500

155.500

155.500

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

364.334

197.914

142.093

139.000

149.500

155.500

155.500

 

UNIDO

1.779

1.950

1.950

1.950

1.950

1.950

1.950

 

UNDP

39.000

34.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

UNICEF

44.000

38.806

10.000

10.000

10.000

13.000

13.000

 

Speciale multilaterale activiteiten

8.844

9.190

7.217

5.883

16.560

21.563

21.563

 

Assistent deskundigenprogramma

9.113

5.500

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

 

Internationale Financiële Instellingen

19.306

8.122

5.264

4.824

4.324

4.324

4.324

 

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

84.039

91.663

94.479

93.160

93.483

91.480

91.480

 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

8.753

8.683

8.683

8.683

8.683

8.683

8.683

 

Bijdrage aan IFI's voor steun Oekraïne

149.500

0

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

5.2

Overig armoedebeleid

80.459

134.850

101.842

106.914

92.173

94.767

94.767

 

Subsidies (regelingen)

10.121

5.241

4.709

4.996

5.390

4.354

4.354

 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

9.361

4.571

4.059

4.346

4.740

3.704

3.704

 

Nationale SDG implementatie

760

670

650

650

650

650

650

 

Opdrachten

54

132

290

290

290

290

290

 

Nationale SDG implementatie

54

132

290

290

290

290

290

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

70.284

129.477

96.843

101.628

86.493

90.123

90.123

 

UNESCO

4.346

4.400

4.400

4.400

4.400

4.400

4.400

 

Diverse ondersteunende activiteiten

9.024

57.729

36.361

40.793

24.846

21.931

21.931

 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

2.096

2.207

300

300

300

300

300

 

Schuldverlichting

54.739

55.245

55.579

55.962

56.749

63.275

63.275

 

Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking

79

228

203

173

198

217

217

 

Verdragsmiddelen Suriname

0

9.668

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

5.3

Oekraïne (XVII)

0

211.000

234.000

19.000

5.000

0

0

 

Subsidies (regelingen)

0

6.000

17.000

19.000

5.000

0

0

 

Private Sector Ondersteuning

0

0

15.000

10.000

5.000

0

0

 

Verbeteren drinkwater en sanitatie

0

6.000

2.000

9.000

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

0

365

365

0

0

0

0

 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

0

365

365

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

0

204.635

166.635

0

0

0

0

 

Humanitaire hulp

0

25.000

18.000

0

0

0

0

 

Steun en wederopbouw Oekraïne via IFIs

0

95.000

55.000

0

0

0

0

 

Energieherstel

0

84.635

72.635

0

0

0

0

 

Legitieme stabiliteit

0

0

10.000

0

0

0

0

 

Gezondheidszorg

0

0

10.000

0

0

0

0

 

OESO

0

0

1.000

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

50.000

0

0

0

0

 

Onverdeelde programmamiddelen Oekraïne (XVII)

0

0

50.000

0

0

0

0

5.4

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

‒ 33.326

‒ 26.406

398.027

314.911

214.224

346.193

 

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

‒ 33.326

‒ 26.406

398.027

314.911

214.224

346.193

 

Nog te verdelen i.v.m.wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

‒ 33.326

‒ 26.406

398.027

314.911

214.224

346.193

         
 

Ontvangsten

46.502

39.225

34.354

30.749

28.908

27.922

27.919

         
Tabel 20 Uitsplitsing ontvangsten voor beleid art. 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Ontvangsten

46.502

39.225

34.354

30.749

28.908

27.922

27.919

         

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

14.658

16.220

13.078

9.472

7.630

6.746

6.743

 

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

14.658

16.220

13.078

9.472

7.630

6.746

6.743

 

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

14.658

16.220

13.078

9.472

7.630

6.746

6.743

5.21

Ontvangsten OS

29.958

21.275

21.276

21.277

21.278

21.176

21.176

 

Ontvangsten OS

29.958

21.275

21.276

21.277

21.278

21.176

21.176

 

Ontvangsten OS

29.958

21.275

21.276

21.277

21.278

21.176

21.176

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

1.886

1.730

0

0

0

0

0

 

Diverse ontvangsten non-ODA

1.886

1.730

0

0

0

0

0

 

Diverse ontvangsten non-ODA

1.886

1.730

0

0

0

0

0

Tabel 21 Uitsplitsing verplichtingen voor beleid art. 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

        

Verplichtingen

1 062 763

380 928

670 303

74 133

108 222

74 347

136 602

waarvan garantieverplichtingen

915 000

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

147 763

380 928

670 303

74 133

108 222

74 347

136 602

Budgetflexibiliteit

Tabel 22 Budgetflexibiliteit artikel 5

Geschatte budgetflexibiliteit

2026

Juridisch verplicht

35%

Bestuurlijk gebonden

50%

Beleidsmatig gereserveerd

15%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De Algemene Vrijwillige Bijdragen aan UNDP en UNICEF zijn tot en met 2025 verplicht, per 2026 zijn deze bijdragen opgenomen als beleidsmatig gereserveerd.

De verplichtingen voor de middelenaanvullingen en kapitaalverhogingen van de regionale ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, African Development Bank en InterAmerican Development Bank) worden meerjarig aangegaan en hebben een doorlooptijd van 8 tot 10 jaar.

De verplichtingen met de Wereldbank en de African Development Bank voor schuldverlichting (MDRI-compensatie) hebben een langere doorlooptijd en lopen af in 2044 respectievelijk 2054. De nieuwe verplichtingen voor schuldverlichting met de Wereldbank (HIPC IDA-21 en HIPC IDA-22) zijn als bestuurlijk verplicht aangegeven.

De nieuwe financieringen van overige programma’s zoals Technische Assistentie zijn als beleidsmatig gereserveerd opgenomen.  Voor de Internationale Financiële Instellingen liggen de verplichtingen langjarig vast.

Daarnaast zijn er budgetten op artikelonderdelen «Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling» en «Diverse ondersteunende activiteiten» nog niet juridisch verplicht. Binnen het nieuwe artikelonderdeel «Oekraïne» zijn alle uitgaven voor 2026 bestuurlijk gebonden.

5.1 Multilaterale Samenwerking

Onder dit artikel vallen activiteiten die armoede bestrijden in ontwikkelingslanden en een belangrijke bijdrage leveren aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen en klimaatafspraken via multilaterale samenwerking:

  • Bijdragen aan VN-instellingen, zoals UNDP, UNICEF en UNIDO. Hiermee leveren de minister en de staatssecretaris een bijdrage aan multilaterale samenwerking.

  • Bijdragen aan de begrotingen van Internationale Financiële Instellingen (IFI's), waaronder regionale ontwikkelingsbanken zoals de African Development Bank (AfDB) en fondsen via middelenaanvullingen en kapitaalverhogingen.

  • Bijdragen aan specifieke programma’s en fondsen van VN-instellingen voor specifieke doeleinden (zogenaamde ‘trustfunds’) en het assistent deskundigenprogramma.

  • Als gevolg van de bezuinigingen worden de bijdragen aan UNDP en UNICEF verlaagd. Ook is er minder budget beschikbaar voor het assistent deskundigenprogramma en voor het verlenen van technische assistentie.

5.2 Overig Armoedebeleid

Onder dit artikel vallen de volgende activiteiten:

  • Compensatie van de Wereldbank (IDA) en de regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichtingsactiviteiten, zoals Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI). Dit geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte om een sterker eigen armoedebeleid te voeren.

  • Activiteiten op de posten voor kortlopende, eenjarige ODA-activiteiten die een bijdrage leveren aan de beleidsdoelstellingen van het kabinet.

  • Activiteiten op het gebied van cultuur en ontwikkeling. Deze bestaan onder meer uit bijdragen aan het Prins Claus Fonds, de noodhulporganisatie voor erfgoed Cultural Emergency Response en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Deze partners werken allen aan doelstellingen binnen het internationaal cultuurbeleid, bijvoorbeeld door promotie van de innovatieve kracht van de creatieve industrie. Steun aan culturele organisaties in BHO-partnerlanden draagt bij aan culturele ontwikkeling en levert een bijdrage aan bilaterale en internationale betrekkingen en Nederlands bredere ontwikkelingshulpdoelstellingen. Erfgoed noodhulp voorziet in stabilisatie van beschadigd erfgoed en training van erfgoedprofessionals om objecten tijdig in veiligheid te brengen. De budgetten vanuit de BHO-begroting voor het internationaal cultuurbeleid worden conform de beleidsbrief Ontwikkelingshulp en taakstelling stapsgewijs verminderd, zowel binnen het huidige beleidskader van het internationaal cultuurbeleid 2025-2028 als in 2029 en verder. Er is geen ruimte meer voor nieuwe initiatieven – ook niet na afloop van het huidige beleidskader.

  • Bijdrage aan UNESCO, waarvan EUR 1,8 miljoen kwalificeert als non-ODA.

  • Eventuele koersverliezen worden op dit artikel geregistreerd. Deze verliezen kunnen zich voordoen als betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar afwijken van de door het ministerie vooraf vastgestelde corporate rate.

5.3 Oekraïne

  • Op dit artikelonderdeel worden de budgetten voor steun aan Oekraïne gebundeld. Hieronder vallen onder andere de thema’s wederopbouw en humanitaire hulp.

5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

Het ODA-budget is bij voorjaarsnota 2025 aangepast aan de hand van de ontwikkeling van het bni. Er kan sprake zijn van wijzigingen in toerekeningen aan het ODA-budget, zoals de toerekening van uitgaven van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om onder andere deze fluctuaties op te vangen, zodat niet direct hoeft te worden ingegrepen in ODA-programma’s.

De toerekening van uitgaven van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen is in het Hoofdlijnenakkoord gemaximeerd op 10% van het ODA-budget vanaf 2027. Op dit moment is de toerekening lager dan 10% van het budget vanaf 2027. Het verschil tussen de huidige toerekening en de maximale toerekening blijft zekerheidshalve op de buffer staan.

Ontwikkelingen verdeelartikel 5.4

Hieronder wordt een overzicht gepresenteerd van de mutaties die hebben plaatsgevonden op het verdeelartikel tussen begroting 2025 en begroting 2026.

Tabel 23 Ontwikkelingen verdeelartikel 5.4

x EUR miljoen

2026

2027

2028

2029

2030

Stand miljoenennota 2025

0

31

175

214

0

      

Asiel

712

0

0

0

0

Asiel kasschuif voorjaarsnota

‒ 686

227

203

140

140

Asiel kasschuif miljoenennota

0

250

0

0

0

BNI-raming

114

82

114

130

329

Budget IDA

0

0

0

‒ 95

‒ 165

EU-toerekening

‒ 61

‒ 61

‒ 61

‒ 61

‒ 61

Extrapolatie

0

0

0

0

214

HGIS-besluitvorming

24

‒ 19

‒ 20

‒ 20

‒ 18

Taakstelling prijsbijstelling

‒ 50

‒ 37

‒ 38

‒ 40

‒ 40

Overig

‒ 79

‒ 75

‒ 58

‒ 54

‒ 53

      

Stand miljoenennota 2026

‒ 26

398

315

214

346

Toelichting

  • Het budget op verdeelartikel 5.4 stijgt in 2026 met EUR 712 miljoen vanwege de neerwaartse bijstelling van de raming voor asieluitgaven op de begroting van Asiel en Migratie. Dit budget is bij de voorjaarsnota 2025 vervolgens middels een kasschuif verdeeld over de jaren 2026 t/m 2030.

  • In de miljoenennota is een kasschuif opgenomen van EUR 250 miljoen van 2025 naar 2027. Het budget dat op verdeelartikel 5.4 beschikbaar komt door de neerwaartse bijstelling van de raming voor asieluitgaven op de begroting van Asiel en Migratie wordt zo in een ander kasritme gezet.

  • Het totale ODA-budget stijgt cumulatief met EUR 768 miljoen in de jaren 2026 t/m 2030 vanwege koppeling van het ODA-budget aan de groei van het Bruto Nationaal Inkomen. In 2025 blijft het ODA-budget gelijk.

  • Er wordt in 2029 en 2030 cumulatief EUR 260 miljoen toegevoegd aan het ODA-budget op de FIN-begroting in het kader van de Nederlandse bijdrage aan de International Development Association (IDA).

  • De Nederlandse EU-afdrachten zijn voor een gedeelte toerekenbaar aan ODA. Dit percentage is als onderdeel van de Voorjaarsbesluitvorming geactualiseerd, waardoor EUR 61 miljoen per jaar extra onder het bestaande ODA-plafond moet worden ingepast. Dit leidt tot een verlaging van de buffer op artikel 5.4 van EUR 61 miljoen per jaar structureel.

  • De extrapolatie is een technische mutatie in verband met het toevoegen van het jaar 2030 aan de begrotingshorizon.

  • Uit de HGIS-besluitvorming volgen diverse mutaties, zo wordt er budget beschikbaar gesteld voor de apparaatskosten van BZ.

  • Het totale ODA-budget daalt met structureel EUR 40 miljoen vanwege een Rijksbrede taakstelling op loon- en prijsbijstellingen waartoe besloten is in het voorjaar van 2025.

  • Er zijn diverse overige mutaties. Zo wordt er een bedrag oplopend tot structureel EUR 44 miljoen vanaf 2027 beschikbaar gemaakt ten behoeve van migratiepartnerschappen.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 5 betreffen restituties op ontwikkelingshulpprogramma’s die een lagere realisatie kennen dan oorspronkelijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Ook worden de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen van de NIO op dit artikel verwerkt. Daarnaast worden koerswinsten, als deze zich voordoen, op dit artikel geregistreerd.

Licence