Inleiding
Nederland zit middenin een belangrijke transitie naar een duurzaam en weerbaar energiesysteem en een klimaatneutrale samenleving. Het demissionaire Kabinet zet zich zowel nationaal als Europees in om te bouwen aan ons verdienvermogen en tegelijkertijd minder afhankelijk te worden van andere delen van de wereld, met name voor onze energie- en grondstoffenvoorziening. Dat is nodig om onze economie sterk en weerbaar te houden. Geopolitieke spanningen zorgen er onder andere voor dat leveringszekerheid van energie geen vanzelfsprekendheid meer is. Dat maakt dat het belangrijk is om in te zetten op meer betaalbare en duurzaam opgewekte energie van dichtbij.
Het demissionaire Kabinet kiest voor economische groei, waarbij bedrijven de Nederlandse welvaart vergroten en hun concurrentievermogen versterken door duurzame oplossingen te bedenken. Door nieuwe technologieën en nieuwe toepassingen te stimuleren tegen klimaatverandering, bouwen we een schoon en welvarender land voor deze en volgende generaties. Knelpunten in de energietransitie moeten hierbij weggenomen worden zodat energie betaalbaar blijft en Nederland in 2050 een bijna volledig duurzame energievoorziening heeft. Overkoepelend gelden hierbij als uitgangspunten betaalbaarheid voor burgers en bedrijven, leveringszekerheid en het verminderen van uitstoot van broeikasgassen. Eventuele afwenteling op milieu of natuur dient daarbij vermeden te worden. Deze uitgangspunten komen in het Kabinetsbeleid terug door onder andere in te zetten op elektrificatie, energiebesparing, kernenergie, Carbon Capture Use and Storage (CCUS), waterstof, het verder verduurzamen van de industrie en gebruik van de diepe ondergrond.
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) werkt met iedereen in Nederland aan het scheppen van kansen die nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen, zodat we groene economische groei kunnen realiseren. Alleen samen — met overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, internationale partners en inwoners — kunnen we de omslag naar een sterk, schoon en weerbaar Nederland realiseren.
Groene groei
Het demissionaire Kabinet werkt aan een duurzaam en welvarend Nederland. Groene groei maakt het mogelijk om onze welvaart – en alles wat daarbij hoort aan publieke voorzieningen – ook voor de langere termijn in stand te houden. Het aanpassen aan klimaatverandering én duurzame economische groei gaan daarbij samen. De transitie naar een hernieuwbaar energiesysteem is daar de belangrijkste bouwsteen van. Een energiesysteem gebouwd op hernieuwbare en betaalbare energie van dichtbij zorgt ervoor dat we minder afhankelijk worden van energie van buiten Europa en maakt ons op die manier weerbaarder. Om ruimte te geven aan groene groei vervolgt het Ministerie van KGG de komende jaren de uitrol van schone en eigen energie, zorgt het ervoor dat Nederland zoveel mogelijk zelf kan voorzien in de ‘oude’ energiebronnen zolang die nodig zijn én faciliteert het de industrie waar dat verantwoord is.
Een toekomstige, sterke en weerbare economie is gedecarboniseerd, aldus Mario Draghi in zijn rapport «The future of European competitiveness».1 In dit rapport benoemt Draghi de uitdagingen die Nederland, net als Europa, kent rondom de innovatiekloof, decarbonisatie en energieprijzen. Lage R&D-investeringen, hoge energieprijzen en uitblijvende keuzes hinderen het concurrentievermogen van Nederland. De negatieve impact van de stijgende energieprijzen en energievraag op de economische prestaties van Europa kan verminderd worden door investeringen in decarbonisatie.
De energietransitie brengt veel (investerings)kansen met zich mee. De Nederlandse industrie levert bijvoorbeeld veel welvaart op, en kan dat ook in de toekomst blijven doen wanneer zij investeert in verduurzaming. Op lange termijn is verduurzamen van de industrie immers de beste weg naar een sterke industrie in Europa en Nederland die zorgt voor welvaart en weerbaarheid. Het is daarom belangrijk dat obstakels richting verduurzaming worden weggenomen. Hoewel bedrijven, maatschappelijke instellingen en huishoudens graag zouden investeren in verduurzaming, is dat nu niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld door beperkingen rondom stikstof, arbeidskrachten of netcongestie. Het demissionaire Kabinet zet er daarom op in om de randvoorwaarden verder op orde te krijgen, zodat we plannen en ambities daadwerkelijk voor elkaar kunnen krijgen.
Om investeringen te kunnen doen en kansen van groene groei te kunnen verzilveren, is het van belang dat er een gelijk speelveld is en dat de Nederlandse industrie kan concurreren met het buitenland. Het demissionaire Kabinet versterkt de concurrentiekracht van de industrie en zorgt dat investeren in verduurzaming in Nederland aantrekkelijk blijft.
Klimaat
In de afgelopen jaren is er veel beleid ontwikkeld om de klimaat- en energiedoelen te halen. Maatregelen die ruimte geven aan groene groei, die erop gericht zijn om de uitvoering vlot te trekken en voor elkaar te krijgen wat we hebben afgesproken. Op weg naar een sterk, schoon en weerbaar Nederland. In lijn met de Klimaatwet heeft het demissionaire kabinet in het tweede kwartaal van 2025 het Klimaatplan gepresenteerd gericht op de komende tien jaar.2 In de Klimaat- en Energienota, die gelijktijdig met de KGG-begroting op Prinsjesdag wordt gepubliceerd, wordt verantwoording afgelegd over de voortgang die het afgelopen jaar is geboekt met het klimaat- en energiebeleid en vindt herijking plaats waar nodig. Het doel was, is en blijft om het 2030 doel van 55% CO2-reductie in 2030 binnen bereik te brengen. Het PBL verwacht in de KEV 2025 een CO2-reductie van 46,8-54,5% in 2030. Dat is een significante verbetering ten opzichte van vorig jaar, maar we zijn er nog niet. Dit laat zien dat er blijvend aandacht nodig is voor de transitie, nu maar ook in de komende periode. Het kabinet blijft zich inzetten voor de voortvarende uitvoering van dit beleid, het op orde brengen van de randvoorwaarden en het zetten van logische stappen voor halen van de doelen in alle sectoren.
Het demissionaire Kabinet heeft met het Pakket voor Groene Groei: voor een weerbaar energiesysteem en een toekomstbestendige industrie een verdere uitwerking gepresenteerd van het samenhangende pakket aan maatregelen, gericht op normeringen, beprijzingen en subsidies.3 Hiermee is het Klimaatfonds bijna volledig geprogrammeerd, zoals weergegeven in de Klimaatfondsbegroting en het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2026. Om bedrijven te blijven helpen met CO2-reductie en de productie van hernieuwbare energie te blijven ondersteunen zal de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie ++ (SDE++) in 2026 opnieuw worden opengesteld, met een indicatief budget van € 8 mld. Daarnaast wordt er gewerkt aan een ontwerp voor tweezijdige contracts for difference (CfD’s) om hernieuwbare elektriciteitsprojecten op doelmatige wijze te blijven stimuleren. Via het traject Toekomst van de SDE++ wordt onderzocht wat er nodig is om de volgende fase van de energietransitie richting 2050 passend te ondersteunen.
Energietransitie
Het demissionaire Kabinet werkt aan een duurzaam, betaalbaar én betrouwbaar energiesysteem van de toekomst. Hiervoor maken we steeds meer gebruik van duurzame energiebronnen, zoals zon, wind en aardwarmte, slaan we vaker energie op via batterijen en waterstof en passen we onze energie-infrastructuur aan. Met de actualisatie van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) in 2026 geeft het demissionaire Kabinet richting aan de energietransitie en de ontwikkeling van het Nederlandse energiesysteem op middellange termijn. Bij de actualisatie van het NPE maakt het demissionaire Kabinet tevens verschillende zaken beter inzichtelijk, waaronder de impact van (nieuwe) 2040-doelen in EU-verband op het gebied van klimaat en energie en het kostenbeeld van de energietransitie op lange termijn met het oog op de betaalbaarheid.
Het Ministerie van KGG stimuleert de transitie naar groene energie door onder andere tenders voor windenergie op zee uit te schrijven en duurzame energie te genereren op Rijksgronden via het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed (OER). Ook coördineert het ministerie de ruimtelijke inpassing van noodzakelijke energie-infrastructuurprojecten. Via het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) plant en prioriteert het ministerie sleutelprojecten, zoals de Delta Rhine Corridor (DRC), en onderzoekt het versnellingstrajecten voor uitvoering en implementatie. De DRC speelt een belangrijke rol bij het overgaan op hernieuwbare energie en het versterken van de leveringszekerheid en de energie-onafhankelijkheid. Twee andere belangrijke baten van de DRC zijn het behouden van de economische waarde van de grote industrieclusters en het voorkomen van een toename van vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, spoor en water.
Met het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) geeft het demissionaire Kabinet verder vorm aan de ruimtelijke sturing op de nationale onderdelen van het energiesysteem. Door strategisch te sturen op vraag, aanbod en flexibiliteit wordt de extra ruimtevraag en de maatschappelijke kosten van het klimaatneutrale energiesysteem beperkt. Het PEH II, de actualisatie van het PEH, is naar verwachting in 2028 gereed en actualiseert de gedane onderzoeken met nieuwe inzichten, bijvoorbeeld op het gebied van Small Modular Reactors (SMRs). Het PEH II doet daarbij een verdere verdiepingsslag op de impact van locaties voor flexibiliteit op het energienetwerk en gaat gebieden voor kernenergie en aanlanding van wind op zee afwegen op ruimtelijke en energetische criteria. In het najaar van 2025 wordt de onderzoeksaanpak gepubliceerd, volgend op de startnotitie. Aanvullend is het kabinet een verkenning naar de intensivering van ruimtelijke sturing gestart. Hieronder valt onder meer het omzetten van het PEH naar ruimtelijke reserveringen.
Hiernaast is innovatie cruciaal voor het energiesysteem van de toekomst, voor het creëren van groene groei, en het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe markten en het verdienvermogen van Nederland. Met de Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) wordt samen met de Topsector Energie richting gegeven aan welke innovaties nodig en kansrijk zijn. In 2026 worden – in lijn met de richting die wordt gegeven door het NPE en het PEH - verschillende energie-innovatieregelingen opnieuw opengezet om de volledige innovatiecyclus te kunnen ondersteunen, zoals de Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatieregeling (MOOI), de Energie- en Klimaatonderzoek en Ontwikkelingsregeling (EKOO), en de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+).
Het demissionaire Kabinet hecht ten slotte veel waarde aan de betaalbaarheid van de energietransitie voor huishoudens en bedrijven. In lijn met de kabinetsreactie over het hieraan gerelateerde IBO-rapport4 wordt verdere uitwerking gegeven aan het toekomstbestendig maken van de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur. Het demissionaire Kabinet beziet de mogelijkheden om de investeringskosten anders te verdelen en te verlagen om de netwerkkosten te dempen zoals ook beschreven in de kabinetsreactie op het IBO.5 Daarnaast is het kabinet voornemens plannen in te dienen bij de Europese Commissie voor middelen uit het Sociaal Klimaatfonds. Deze middelen moeten ten goede komen aan kwetsbare huishoudens die onevenredig geraakt worden door aanstaande prijsstijgingen ten gevolge van ETS-2.
Op Europees niveau zet Nederland zich in om netkosten tussen landen te verdelen voor de aanleg van het net op zee. Het demissionaire Kabinet werkt samen met andere EU-landen binnen de North Seas Energy Cooperation (NSEC) met als doel een gezamenlijke en gebalanceerde verdeling van kosten en baten te verkennen en met een gezamenlijk voorstel te komen richting de Europese Commissie. Tevens wordt ingezet op alternatieve bilaterale en multilaterale oplossingen met afspraken op projectbasis. Voor de toekomstige windparken en (hybride) interconnectoren zet het demissionaire Kabinet in op een verdeling van de kosten tussen landen die een afspiegeling is van de baten die ermee samenhangen. Ook wordt de governance omtrent bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur verbeterd. Een goed werkende, concurrerende energiemarkt met een transparant aanbod is hierbij van groot belang. Dit bevordert namelijk voorspelbare energieprijzen voor huishoudens en bedrijven. Bij prijsstijgingen is extra aandacht nodig voor huishoudens met een laag inkomen en hoge energielasten, met beleid gericht op verduurzaming van de woning en het betalen van de rekening.
Europese en internationale inzet op het gebied van de energie- en klimaattransitie
Onze leveringszekerheid borgen en het halen van doelen kunnen we als Nederland niet alleen. Het demissionaire Kabinet zet in Europees en internationaal verband in op het afbouwen van fossiele subsidies gericht op de energievoorziening, zodat klimaateffecten die gepaard gaan met het gebruik van fossiele brandstoffen Europees beprijsd worden. Daarnaast zet het demissionaire Kabinet (doorlopend) in op versterking van het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS), op het koolstofcorrectiemechanisme aan de grens (CBAM) en op het verhogen van minimumtarieven en het afschaffen van vrijstellingen in de Europese richtlijn energiebelastingen (ETD). Ook zet het demissionaire Kabinet in op een goede implementatie van het Europese Fit for 55 pakket richting 2030 en een effectieve beleidsarchitectuur richting 2040. De Europese Commissie heeft als onderdeel van de Europese Klimaatwet een tussendoel van netto 90 procent ten opzichte van 1990 voor 2040 op weg naar klimaatneutraliteit richting 2050 aanbevolen.6 Het demissionaire Kabinet kiest er nadrukkelijk niet voor om een nationaal tussendoel voor 2040 vast te leggen in de nationale Klimaatwet, maar ziet tegelijkertijd de realisatie van netto 90 procent broeikasgasreductie in 2040 in Europa als logische tussenstap op weg naar klimaatneutraliteit in 2050.7 De Europese Commissie komt naar verwachting in 2026 met wetgevende beleidsvoorstellen om het 2040-doel te realiseren.
Ten slotte wil het demissionaire Kabinet op Europees niveau een stevig uitvoeringspakket, cf. de motie van het lid Erkens8, dat de klimaat- en energietransitie vooruitbrengt door te pleiten voor onder andere versnelling van vergunningverleningsprocedures, het vergroten van de interconnectiecapaciteit en een eerlijke verdeling van kosten en baten tussen lidstaten voor grensoverschrijdende infrastructuurprojecten, en harmonisatie van netwerktariefmethodieken binnen de EU. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de Clean Industrial Deal9, het Actieplan Betaalbare Energieprijzen10 en de aangekondigde Industrial Decarbonisation Accelerator Act.
Weerbaarheid en leveringszekerheid
Het veranderde geopolitieke landschap en toegenomen digitalisering brengen risico’s mee voor vitale energie-infrastructuur. De inzet op verhoogde weerbaarheid – fysiek en digitaal – van vitale energie-infrastructuur is van belang om de continuïteit van deze infrastructuur te borgen. Tevens vraagt dit om aandacht voor risicovolle strategische afhankelijkheden en voor crisisbeheersing.
Het demissionaire Kabinet hecht daarnaast veel waarde aan een betrouwbaar energiesysteem van de toekomst dat garant staat voor leveringszekerheid. Zo laat de jaarlijkse monitoring van de leveringszekerheid elektriciteit door TenneT zien dat de risico’s rondom leveringszekerheid na 2030 naar alle waarschijnlijkheid stijgen.11 Het Ministerie van KGG werkt in dit kader dit jaar verder aan een wettelijke basis voor capaciteitsmechanismen en onderzoeken naar capaciteitsmechanismen in de Nederlandse context en naar vraagrespons in het kader van leveringszekerheid. Ook voert het Ministerie van KGG de komende periode met belanghebbenden gesprekken over het gewenste niveau van leveringszekerheid in de toekomst, afgezet tegen de kosten om deze te borgen. Tot slot zet het Ministerie van KGG zich komend jaar in voor een efficiënt Europees beoordelingskader voor capaciteitsmechanismen.
Het is belangrijk dat Nederland niet te afhankelijk is van één energiebron en inzet op een diverse energiemix. Daarom werkt het demissionaire Kabinet aan de borging van gasleveringszekerheid, voortbouwend op de nationale en Europese maatregelen die de voorgaande jaren zijn ingezet om vraag te verminderen, de import te diversifiëren (voldoende LNG-importcapaciteit en aandacht voor importcontracten), gasopslagen te vullen en nationale productie te optimaliseren. Het demissionaire Kabinet komt met het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis, waarmee zowel de crisisparaatheid op het gebied van gas verder wordt versterkt, als de weerbaarheid van het gassysteem wordt vergroot. Het streven is om het wetsvoorstel begin 2026 aan te bieden voor parlementaire behandeling.
In het opslagjaar 2025-2026 vult GasTerra de gasopslagen Norg en Grijpskerk mogelijk niet volledig. Daarom verschuift de vultaak van EBN in het huidige vuljaar 2025–2026 van de gasopslag Bergermeer voor een deel naar Norg en Grijpskerk. Aan EBN wordt een liquiditeitsfaciliteit beschikbaar gesteld, zodat EBN in het lopende jaar transacties kan doen die leiden tot een hogere vulgraad van Norg en Grijpskerk. EBN kan hier een beroep op doen om eventuele liquiditeitsbehoeften op te vangen bij extreme, externe prijsstijgingen. Het is niet de verwachting dat EBN hier daadwerkelijk een beroep op doet: daarom is nu alleen verplichtingenruimte in de begroting gereserveerd. In het opslagjaar 2026-2027 zal GasTerra, gezien de voorziene beëindiging van haar activiteiten eind 2026, op grond van de bestaande afspraken de gasopslagen Norg en Grijpskerk niet meer vullen. Daarom wordt EBN in staat gesteld om in het opslagjaar 2026-2027 de gasopslagen Bergermeer, Norg en Grijpskerk te vullen. Het vullen van de gasopslagen is van belang voor het borgen van de leveringszekerheid. Voor de kosten van het vullen wordt aan EBN allereerst een subsidie beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt een leenfaciliteit beschikbaar gesteld ten behoeve van de aankoop van gas en voor liquiditeitssteun om te kunnen voldoen aan margin calls bij de beurshandel.
Voor een weerbaar gassysteem is ook een goed functionerende gasmarkt essentieel. In EU-verband wordt hier dan ook actief op ingezet, bijvoorbeeld via de naderende herziening van de verordening op gasleveringszekerheid, en met het versterken van het toezicht en de transparantie op de (gas)groothandelmarkt via de tenuitvoerlegging van de Regulation on Wholesale Energy Market Integrity and Transparency (REMIT) II. Nederland pleit hier actief voor een gemeenschappelijke inzet op gasbesparing als belangrijke eerste maatregel om een crisis te voorkomen.
Netcongestie
Het demissionaire Kabinet neemt regie op de aanpak van netcongestie en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet om groene groei te faciliteren. Netcongestie kan de voortgang van ambities voor duurzame energie vertragen. Daarvoor werkt het demissionaire Kabinet samen met alle partners vol door aan de acties in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) langs de drie actielijnen: sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht.12 De inzet op betere benutting sluit aan bij de aanbeveling van het IBO Bekostiging van de Elektriciteitsinfrastructuur dat daarmee op langere termijn ook de kosten voor investeringen in het net kunnen dempen. Ook zet het demissionaire Kabinet in op een snellere fysieke uitbreiding van het nationale hoogspanningsnet.13 Samen met medeoverheden en TenneT werken we toe naar een nieuwe werkwijze om de doorlooptijden flink in te korten. Er moet bij nieuwe projecten sneller duidelijkheid komen welke bestuurslaag het bevoegd gezag wordt, waarbij provincies en het Rijk vaker het bevoegd gezag overnemen als dit tijdswinst oplevert. Ook moeten processen meer parallel worden opgepakt, knelpunten sneller in kaart worden gebracht, versnellingsmaatregelen vaker worden toegepast en moeten projecten strakker worden gemonitord. Deze nieuwe werkwijze vereist flinke aanpassingen van bestaande processen van overheden en TenneT. We starten daarom met een ingroeimodel van circa 25 projecten, waarbij het Kabinet met mede-overheden en TenneT in een vroeg stadium scherpe afspraken maken over deze nieuwe werkwijze. Om de doorlooptijden verder fors in te korten gaat het Kabinet met het wetgevingsprogramma en beleidsaanpak nieuwe versnellingsmaatregelen treffen. Tot slot maakt het Kabinet met gebiedsinvesteringen mogelijk om de leefomgevingskwaliteit te verhogen in regio’s waar veel hoogspanningsprojecten samen komen. Zo houden we het energiesysteem toegankelijk, betrouwbaar en toekomstbestendig.14
Kernenergie
Het demissionaire Kabinet voorziet een belangrijke rol voor kernenergie en continueert de voorbereiding van de bouw van twee tot vier nieuwe kerncentrales. Hiervoor lopen meerdere trajecten: de ruimtelijke projectprocedure, de voorbereiding van een techniekselectieproces en de voorbereiding van een Rijk-regio pakket. Het streven is om eind 2025 een voorkeur voor de vormgeving van een Government Support Package vast te leggen, dat de basis zal zijn voor de verdere uitwerking van de financiële rol van de overheid bij de bouw van de nieuwe kerncentrales. Op het ruimtelijke spoor is een belangrijk speerpunt de lopende milieu-effectrapportage (MER)-procedures voor de locatiekeuze. Naast de inhoudelijke sporen waar het Ministerie van KGG zich voor inzet, is het oprichten van de projectorganisatie een belangrijke stap. De bedoeling is dat de projectorganisatie Nucleaire Energie Organisatie NL (NEO NL) in de toekomst de eigenaar wordt van het nieuwbouwproject en samen met de leverancier de bouw van de kerncentrales realiseert. Deze organisatie wordt nu binnen het Ministerie van KGG opgebouwd en het streven is dat deze begin 2026 zelfstandig verder gaat als deelneming van het Ministerie van KGG.
Het demissionaire Kabinet heeft ook de ambitie om de Kerncentrale Borssele (KCB) open te houden na 2033. Verlenging van de bedrijfsduur van de KCB betekent het behoud van 485 Megawatt vermogen aan CO2-vrije elektriciteit na 2033. Daarnaast wordt met een bedrijfsduurverlenging de nucleaire kennis en expertise van EPZ (de exploitant van de KCB) behouden. Om dit mogelijk te maken moet de Kernenergiewet gewijzigd worden, want op basis van de huidige wet moet de KCB op 31 december 2033 gesloten worden. Met de wetswijziging krijgt EPZ de mogelijkheid om een vergunning aan te vragen voor het voortzetten van vrijmaken van kernenergie na 2033. Het demissionaire Kabinet streeft ernaar dat het wetsvoorstel in 2026 in werking zal treden.
Om de ambities op het gebied van kernenergie in Nederland te kunnen realiseren, is een versterkte inzet op kennisontwikkeling en innovatie essentieel. Het bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en de overheid hebben hiervoor een MMIP Kernenergie opgesteld. Ook is het Technologie Ontwikkelingsprogramma via een MOOI-regeling specifiek voor kernenergie opengesteld om een impuls te geven aan innovatie in het bedrijfsleven en is er toegewerkt naar openstelling van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma. In 2026 zullen de reeds gestarte acties met betrekking tot het nucleaire onderwijs op mbo-, hbo- en wo-niveau verder worden versterkt en zal er worden aangesloten bij bestaande initiatieven om de instroom van technische studenten te vergroten.
Small Modular Reactors (SMRs) kunnen ten slotte een CO2-vrije aanvulling vormen op het toekomstige Nederlandse energiesysteem. Met het SMR-programma is gestart met de noodzakelijke voorbereidingen om de potentiële rol van SMR’s in kaart te brengen, stakeholders in een geïnformeerde positie te brengen en te kunnen anticiperen op een eventuele realisatie. De ambitie is om in het najaar van 2025 een nationale SMR-visie te publiceren waarin het demissionaire Kabinet uitleg geeft over hoe zij initiatieven voor de realisatie van SMRs zal ondersteunen, hoe rollen en taken verdeeld zullen zijn, en hoe gewerkt wordt aan randvoorwaarden zoals kennis, technologieontwikkeling en kansen voor de maakindustrie. In 2026 zal deze nationale visie verder uitgewerkt worden.
Waterstof, warmte en energiebesparing
De energietransitie vraagt om een versnelde opschaling van duurzame alternatieven zoals waterstof, collectieve en individuele warmte, én energiebesparing. Bij waterstof krijgt de tijdige realisatie van transport- en opslaginfrastructuur de hoogste prioriteit. Met subsidies ondersteunt het demissionaire Kabinet de import en productie van hernieuwbare waterstof via H2Global en de OWE (de Subsidieregeling grootschalige productie volledig hernieuwbare waterstof via elektrolyse) en de productie van koolstofarme waterstof via de subsidieregeling SDE++.
Er zijn ook duurzame warmteoplossingen nodig om de gebouwde omgeving op een klimaatneutrale manier te kunnen verwarmen. Hiervoor heeft de Tweede Kamer de Wet Collectieve Warmte aangenomen op 3 juli jl. Daarnaast onderzoekt het demissionaire Kabinet hoe de randvoorwaarden voor betaalbaarheid, publieke realisatiekracht en gemeentelijke regie op orde kunnen worden gebracht. Individuele warmte wordt ondersteund door de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor warmtepompen en de inwerkingtreding van de bijmengverplichting groen gas. Deze verplichting staat gepland vanaf 1 januari 2027 en moet een impuls geven aan de investeringen in groen-gas productielocaties.
Het demissionaire Kabinet streeft ten slotte naar aanvullende stappen om de besparing te vergroten en zodoende het nationale doel voor energiebesparing dichterbij te brengen. Zo wordt de energiebesparingsplicht verbeterd in samenwerking met brancheverenigingen, omgevingsdiensten, gemeenten, provincies en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Daarnaast wordt de Energie Efficiëntie-richtlijn geïmplementeerd met als doel energiebesparing te realiseren bij bedrijven, instellingen en huishoudens.
Verduurzaming industrie
Nederland heeft een innovatieve en veerkrachtige industrie, die cruciaal is voor onze welvaart, autonomie en weerbaarheid in een veranderende wereld. Het demissionaire Kabinet wil, met het oog op toekomstbestendigheid en verdienvermogen, industriebedrijven in Nederland houden en tegelijkertijd helpen verduurzamen. De overheid werkt daarom, samen met provincies, industrieclusters, bedrijven, netbeheerders en andere stakeholders, aan maatregelen om te zorgen dat de sector de juiste investeringen kan doen om sneller te verduurzamen richting 2050. Daarbij is ook aandacht voor mkb-bedrijven en de bedrijven in cluster 6. Het demissionaire Kabinet ondersteunt hen door het ontzorgingsprogramma uit te breiden naar grotere mkb-bedrijven en met het Actieplan Cluster 6 2.0.
Het demissionaire Kabinet zet in op het verbeteren van de concurrentiekracht van de industrie en het gelijke speelveld om te zorgen dat investeringen in verduurzaming weer aantrekkelijker worden. Om die reden stelt het demissionaire Kabinet in het Pakket voor Groene Groei € 643 mln beschikbaar uit het Klimaatfonds om de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS) met vier jaar te verlengen (2025 t/m 2028).15 Hiermee wordt op korte termijn ingegrepen en kunnen bedrijven in energie-intensieve sectoren een tegemoetkoming krijgen voor de stijgende elektriciteitskosten als gevolg van ETS.
Binnen het bestaande instrumentarium moet er oog zijn voor een goede link met de doelen van CO2-reductie en stimuleringsinstrumenten voor de industrie. Voor opschaling van innovatieve klimaat-technologieën in de industrie zijn o.a. de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) en de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) beschikbaar.16 Daarnaast wordt met stimuleringsinstrumenten de industrieroutes verder op orde gebracht. Voor waterstof betekent dit de implementatie van de Europese hernieuwbare energie richtlijn REDIII en Renewable Fuels of Non-Biological Origin (RFNBO) waterstof lidstaatverplichtingen, inclusief de raffinageroute. Bij elektrificatie wordt naast de verkenning van amortisatie voor het anders over de tijd verdelen van de investeringskosten ook continuering van de Flex-e regelingen voorzien voor drie jaar.
Hierbij is het belangrijk dat de Nederlandse industrie aansluit bij Europees en internationaal industriebeleid. Met de Clean Industrial Deal (CID) poogt de EU het concurrentievermogen en de weerbaarheid van de Energie Intensieve Industrie en Clean Tech Sector te versterken, als ook de verduurzaming en decarbonisatie hiervan te versnellen ten behoeve van de 2030, en 2050 klimaatdoelen en het ontwikkelen van een circulaire economie.17 Nederland onderschrijft deze doelstellingen. Specifiek ligt de focus bij de CID op de staal- en chemiesectoren, evenals de verduurzaming van de Europese staatssteunkaders. Bij de Nederlandse inbreng in Europa zal groene marktcreatie ook een belangrijk onderwerp zijn. Groene marktcreatie op EU-niveau heeft hierin de voorkeur door de schaalvoordelen en het gelijke speelveld voor bedrijven in Nederland.
Carbon Capture and Storage (CCS)
Het demissionaire Kabinet heeft middelen gereserveerd om fors te investeren in het afvangen en opslaan van broeikasgassen met het CCS-project Aramis, zodat de industrie kan verduurzamen. Het gaat om in het Klimaatfonds gereserveerde middelen voor het afdekken van een gedeelte van het vollooprisico en voor de deelname van EBN aan het project. Aramis is voornemens om uiterlijk in 2027 de investeringsbeslissing te nemen.Het demissionaire Kabinet draagt met deze financiële reserveringen, het verlenen van vergunningen, en dergelijke bij aan het vormgeven van de benodigde randvoorwaarden voor het verder uitrollen van CCS in Nederland, als onderdeel van een Europees systeem.
Transitie diepe ondergrond
Het demissionaire Kabinet blijft werken aan passende kaders voor een veilige en verantwoorde transitie van de diepe ondergrond als cruciale schakel in het energiesysteem van de toekomst. De diepe ondergrond is essentieel voor een betrouwbaar en duurzaam energiesysteem, met kansen voor CO2-opslag, aardwarmtewinning en waterstof-opslag. In 2026 gaat de herziene Mijnbouwwet in consultatie en wordt het Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond vastgesteld.18 De wet wordt aangepast zodat de huidige en toekomstige activiteiten aansluiten bij wat nodig is voor de realisatie van het toekomstig energiesysteem, de energietransitie en een efficiënt vergunningenproces. Daarnaast hecht het demissionaire Kabinet waarde aan de (na)zorg van de omgeving. Zo opent eind 2025 het digitale loket voor afhandeling van mijnbouwschade in Limburg en volgt naar verwachting in januari 2026 de opening van het fysieke schadeloket. Particuliere woningeigenaren die getroffen zijn door mijnbouwschade kunnen zo hulp krijgen bij het herstel van die schade.19
Diverse maatregelen uit de kabinetsreactie Nij Begun20 zijn in 2025 opgestart en leveren in 2026 de eerste resultaten. Zo wordt in 2026 het programma GeoKennisNL uitgevoerd en worden de eerste resultaten van het wetenschappelijk panel voor Sociale Effecten Mijnbouw (SEM) verwacht. De onderzoeken die het SEM panel initieert moeten zorgen voor meer inzicht in maatschappelijke effecten van mijnbouwprojecten. In 2026 levert TNO binnen het programma PEGA Invulling Ondergrond (PIO) deelprojecten op over mijnbouweffecten, data van vertrekkende operators en ondergrondse opslag. Tegelijk breidt het KNMI, in opdracht van het Ministerie van KGG, het seismisch meetnetwerk uit om beter toezicht te houden op het gebruik van de diepe ondergrond.
Voor geothermie is in 2026 de start voorzien van een programma om de ontwikkeling en toepassing van lage temperatuur geothermie (LTG) te bevorderen. Met LTG kan naar schatting aan 37 procent van de huidige warmtevraag in de gebouwde omgeving worden voldaan en daarmee wezenlijk bijdragen aan de doelstelling uit het klimaatakkoord om 1,5 miljoen woningen van het aardgas af te halen. Met deze inzet van middelen uit het Klimaatfonds draagt het demissionaire Kabinet bij aan opschaling van concrete projecten, geflankeerd door kennis- en innovatieactiviteiten en een leer- en monitoringprogramma. Ten slotte is het demissionaire Kabinet voor het project Hystock voor waterstofopslag voornemens om in 2026 een financiële bijdrage te leveren middels een subsidie aan GasUnie als uitvoerder van het project. Waterstofopslag vormt een essentiële schakel in het toekomst waterstofsysteem, als buffer voor wanneer vraag en aanbod niet met elkaar samenvallen. Deze financiële steun (uit de Klimaatfondsmiddelen) is nodig omdat er nog geen markt is voor de handel in waterstof en de investerende partijen daardoor voor de markt uit hun investeringen moeten doen. Het demissionaire Kabinet helpt zo dus een deel van de aanlooprisico’s in de uitvoering af te dekken.
Tot slot
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) staat voor grote en samenhangende verantwoordelijkheden die raken aan vele aspecten van de brede welvaart in Nederland. Door met oog voor haalbaarheid en uitvoerbaarheid gericht te investeren in de klimaat- en energietransitie kunnen we niet alleen emissies terugdringen, maar ook groene groei realiseren. Dit is een belangrijk speerpunt van het KGG-beleid en vraagt om scherpe beleidskeuzes en nauwe samenwerking met de samenleving en KGG-partners zoals medeoverheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en de toezichthouders waaronder bijvoorbeeld Autoriteit Consument en Markt (ACM), Energie Beheer Nederland (EBN) en Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). In 2026 zet het Ministerie van KGG vol in op deze gezamenlijke aanpak: met de overtuiging dat we, juist door samen te werken, het verschil kunnen maken voor een sterke, eerlijke en duurzame toekomst.