Base description which applies to whole site

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 201628. Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën is namens de minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld.

De doelstelling van artikel 11 sluit aan bij de internationaal geaccepteerde uitgangspunten voor schuldmanagement, zoals verwoord door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank in de ‘Revised Guidelines for Public Debt Management’29. Voor de uitvoering van de schuldfinanciering is een beleidskader vastgesteld dat gebaseerd is op twee belangrijke pijlers: het financieringsbeleid en het renterisicokader.

Het financieringsbeleid dient er vooral toe het (her)financieringsrisico en het liquiditeitsrisico te beheersen en mitigeren. Het bestaat uit de regels en randvoorwaarden die het Agentschap hanteert bij het gebruik van financiële instrumenten voor het financieren van de staatsschuld. Zo valt niet alleen de keuze voor de schuldinstrumenten hieronder, maar bijvoorbeeld ook de communicatie naar investeerders. Drie kernwaarden staan centraal in het financieringsbeleid: consistentie, transparantie en liquiditeit. Binnen de kernwaarden probeert het Agentschap zo flexibel mogelijk te zijn om bijvoorbeeld veranderingen in de financierings-behoefte en marktomstandigheden gedurende het jaar op te kunnen vangen.

Het renterisicokader heeft als belangrijkste doel het beheersen van het renterisico. Dit betreft het risico dat de rentelasten op de staatsschuld stijgen door veranderingen in de rente. Gemiddeld genomen geldt hoe langer de looptijd van een lening, hoe lager het risico voor de begroting. Immers, bij gemiddeld langere financiering is het gedeelte van de staatsschuld dat jaarlijks opnieuw gefinancierd moet worden, en waarvoor dus de rente opnieuw moet worden vastgesteld, lager. Hierdoor werken tegenvallende renteontwikkelingen minder snel door in de rentelasten. Echter, onder normale omstandigheden geldt, hoe langer de looptijd van een financieringsinstrument, hoe hoger de rentekosten zijn. Er zal daarom steeds een optimale afweging gezocht moeten worden tussen kosten en risico.

Naast bovengenoemde risico’s en kernwaarden houdt het Agentschap bij het opstellen van het beleidskader verder nog rekening met onder andere valutarisico, kredietrisico (tegenpartijrisico), integriteitsrisico’s (Know Your Customer, KYC) en operationele risico’s.

Voor de nadere invulling van de schuldfinanciering wordt op basis van het beleidskader jaarlijks in december het financieringsplan gepubliceerd, in de zogeheten Outlook30. Hierin wordt uiteengezet hoe de Nederlandse staat in het komende kalenderjaar de schuldfinanciering zal uitvoeren. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt het financieringsbeleid consistent en transparant en draagt bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse Staat op de financiële markten.

Groene obligatie

In 2019 heeft de Nederlandse Staat als eerste land met een triple-A-rating een groene obligatie (Dutch State Loan, DSL) uitgegeven. Nederland ondersteunt met de uitgifte van groene obligaties de totstandkoming en verdere verdieping van een robuuste groene kapitaalmarkt. De opbrengsten van groene obligaties worden gebruikt voor uitgaven aan duurzame energie, energie­-efficiëntie, duurzaam vervoer en klimaatadaptatie. In 2023 volgde de uitgifte van een tweede groene obligatie. In het raamwerk voor deze tweede groene obligatie is er speciale aandacht voor waterinvesteringen (‘blauwe uitgaven’) zoals het Deltafonds. Deze groene obligatie is de eerste triple-A staatslening waarbij de ‘blauwe’ elementen volledig aansluiten bij de EU-taxonomie.

Prestatie-indicatoren

Het renterisicokader voor de financiering van de staatsschuld bestaat uit twee indicatoren: de gemiddelde looptijd van de schuld- en swapportefeuille en het renterisicobedrag (RRB). De gemiddelde looptijd zegt iets over de afruil tussen kosten en risico over alle toekomstige jaren samengenomen. De streefwaarde die is vastgesteld voor de gemiddelde looptijd bedraagt minimaal 8 jaar. Het renterisicobedrag (RRB) is het deel van de schuld- en swapportefeuille waarover binnen 12 maanden de rente opnieuw wordt vastgesteld, uitgedrukt als percentage van de totale schuld. Het RRB zegt daarmee iets over het renterisico binnen een jaar. De streefwaarde voor het RRB is vastgesteld op maximaal 25%.

Voor 2026 zijn vooralsnog geen beleidswijzigingen voorzien. In 2025 wordt het beleidskader van artikel 11 door middel van een periodieke rapportage integraal geëvalueerd.31 Deze rapportage heeft betrekking op de periode 2020 tot en met 2025 en zal zich toespitsen op het evalueren en wegen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het financieringsbeleid en het renterisicokader.

Tabel 59 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 Financiering staatsschuld (bedragen x € 1 mln.)1

Omschrijving

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verplichtingen

44.362

26.687

37.622

43.587

44.273

44.580

46.278

        

Uitgaven

44.362

26.687

37.622

43.587

44.273

44.580

46.278

        

Opdrachten

22

22

24

23

22

22

22

Overige kosten

22

22

24

23

22

22

22

        

Rente

6.039

6.716

8.763

10.696

11.866

13.410

14.808

Rente vaste schuld

4.922

5.793

7.686

9.480

10.482

11.895

13.180

Rente vlottende schuld

1.057

923

1.077

1.216

1.384

1.515

1.628

Voortijdige beëindiging schuld

0

0

0

0

0

0

0

Rente derivaten lang

52

0

0

0

0

0

0

Rente derivaten kort

0

0

0

0

0

0

0

Voortijdige beëindiging derivaten

8

0

0

0

0

0

0

        

Leningen

38.302

19.949

28.835

32.868

32.385

31.148

31.448

Aflossing vaste schuld

38.302

19.949

28.835

32.868

32.385

31.148

31.448

Mutatie vlottende schuld

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

47.253

60.893

85.354

58.949

64.696

59.619

62.560

        

Rente

736

30

20

11

10

10

10

Rente vlottende schuld

225

30

20

11

10

10

10

Voortijdige beëindiging schuld

296

0

0

0

0

0

0

Rente derivaten lang

0

0

0

0

0

0

0

Voortijdige beëindiging derivaten

214

0

0

0

0

0

0

        

Leningen

46.517

60.863

85.334

58.938

64.686

59.609

62.550

Uitgifte vaste schuld

39.339

40.000

85.334

58.938

64.686

59.609

62.550

Mutatie vlottende schuld

7.178

20.863

0

0

0

0

0

1

Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 60 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2026

juridisch verplicht

99,94%

bestuurlijk gebonden

0,00%

beleidsmatig gereserveerd

0,06%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,00%

Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geld- en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 99,94% als juridisch verplicht aan te merken. Enkele overige kosten (€ 24,0 mln.), zoals provisiekosten voor de Primary Dealers, zijn niet juridisch verplicht.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2016 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijkgesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

Opdrachten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 14 nationale en internationale instellingen (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers spannen zich onder andere in om Dutch State Loans (DSL’s) af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot deze verplichtingen behoren ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het verstrekken van prijzen voor de aan- en verkoop van DSL’s en Dutch Treasury Certificates (DTC’s). Daarnaast hebben de overige kosten betrekking op de operationele infrastructuur om de staatsschuld te financieren. In 2026 wordt een toename van de overige kosten verwacht als gevolg van de implementatie van een nieuwe versie van het Treasury Management Systeem.

Rente

Rente vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Nederlandse staatsleningen (DSL’s), waarvoor de rentelasten voor een groot deel vastliggen. Deze rentelasten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en risicomanagement. De door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten van nog niet uitgegeven schuld.

Rente vlottende schuld

Onder vlottende schuld wordt schuld verstaan met een oorspronkelijke looptijd korter dan één jaar. Deze schuld bestaat voor het grootste deel uit schatkistpapier met een looptijd van drie tot zes maanden (DTC’s) en Commercial Paper (CP) meestal met een looptijd tussen één week en drie maanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijk overtollige middelen als gevolg van een positief kassaldo uit te zetten op de geldmarkt. De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. De door het CPB geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten van nog niet uitgegeven schuld. Verder vallen ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) onder deze rubriek.

Voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier worden grote pieken in de aflossingen verkleind en worden aflosmomenten gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier momenteel alleen om DSL’s die op het moment van inkoop in de komende 24-maands periode afgelost worden. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of -baten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldorelevant, omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.

Rente derivaten lang

Binnen het renterisicokader is een streefwaarde gedefinieerd voor de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille en een maximale waarde voor het renterisicobedrag (RRB). Rentederivaten kunnen gebruikt worden om op deze waarden bij te sturen. Op deze derivaten wordt zowel rente ontvangen als betaald. Wanneer er per saldo rente betaald dan wel ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. Deze rentelasten of -baten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels per september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Rente derivaten kort

De Staat geeft kortlopend schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Het is mogelijk om de looptijd van deze schuld aan te passen met behulp van kortlopende rentederivaten. Het saldo van de rentebaten en -lasten van de derivaten wordt hier weergegeven.

Voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om renteswaps voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels per september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De opbrengsten uit voortijdige beëindiging van swaps worden niet geraamd omdat van tevoren niet bekend is in welke mate van dit instrument gebruik wordt gemaakt.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost doordat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.

Uitgifte vaste schuld en mutatie vlottende schuld

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. De financieringsbehoefte bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de uitstaande schuld op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming van het kassaldo van de Rijksoverheid. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de uitstaande schuld op de geldmarkt gelijk blijft en het resterende deel van de financierings-behoefte op de kapitaalmarkt wordt gedekt door de uitgifte van DSL’s. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft deze gelijk. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt jaarlijks bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld (Outlook) in december.

Licence