Base description which applies to whole site

5.7 Artikel 7 Kinderopvang

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken om ervoor te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. De Minister is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;

  • het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang in Caribisch Nederland;

  • het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Dienst Toeslagen voert het stelsel van kinderopvangtoeslag uit in opdracht van het Ministerie van SZW. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT.

Verhoging toeslagpercentages en indexatie maximum uurprijs 2026

Het kabinet zet in 2026 de volgende stap van het ingroeipad naar een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang voor alle werkende ouders. Dit ingroeipad houdt in dat de vergoedingspercentages in de kinderopvangtoeslag elk jaar stapsgewijs worden verhoogd, totdat alle werkende ouders met ingang van de nieuwe financiering recht hebben op een vergoedingspercentage van 96%. Dit zorgt ervoor dat de vraag naar opvang geleidelijk toeneemt, waardoor de kinderopvangsector en -markt meer tijd heeft om te reageren op deze grotere vraag en marktschokken worden voorkomen.

Voor 2026 is er € 199 miljoen gereserveerd voor de volgende stap van het ingroeipad. Vanaf begin 2026 hebben werkende ouders met een gezamenlijk toetsingsinkomen tot ongeveer € 56.000 recht op het maximale vergoedingspercentage van 96%. Ook ouders met hogere inkomens hebben recht op een hoger vergoedingspercentage dan in 2025. Kinderopvang wordt zo beter betaalbaar voor midden- en hogere inkomens, waardoor (meer) werken voor deze groepen meer gaat lonen.

Terugdraaien niet-indexeren maximum uurprijzen

De maatregel uit het hoofdlijnenakkoord om de maximum uurprijzen in 2026 eenmalig niet te indexeren wordt teruggedraaid. Dat betekent dat de maximum uurprijzen voor 2026 volgens de gebruikelijke systematiek worden aangepast aan de verwachte loon- en prijsontwikkeling. De maximum uurprijzen worden in 2026 geïndexeerd met 4,84% en komen daarmee uit op € 11,23 voor dagopvang, € 9,98 voor buitenschoolse opvang en € 8,49 voor gastouderopvang. Door te indexeren blijft de kinderopvangtoeslag in de pas lopen met de kosten die ouders voor kinderopvang maken. Dat maakt het aantrekkelijker voor ouders om (meer) te werken.

Kwaliteit en veiligheid

Het kabinet zorgt voor veilige kinderopvang van goede kwaliteit. In Nederland is de kinderopvang van goede kwaliteit en het is van belang dat deze kwaliteit behouden blijft. Daarom werkt het kabinet continu aan het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit en de veiligheid van kinderopvang. In dat kader zijn er komend jaar drie maatregelen. Ten eerste wijzigen per 1 juli 2026 de kwaliteitseisen voor gastouderopvang. Ten tweede verandert in 2026 de manier waarop de EHBO-kwalificatie van medewerkers in de kinderopvang wordt gewaarborgd. Ten derde loopt tot 1 juli 2026 de tijdelijke verruiming om beroepskrachten in opleiding in te mogen zetten tot 50% van de formatie per kindercentrum (in plaats van 33%). De Minister van SZW neemt voor 1 juli 2026 een besluit over het verlengen of beëindigen van deze verruiming.

Verbetermaatregelen toeslagen

Met ingang van 1 januari 2026 worden enkele verbetermaatregelen doorgevoerd. Het recht op kinderopvangtoeslag wordt niet meer met terugwerkende kracht ingetrokken als bij een burger de verblijfstitel wordt ingetrokken. Hiermee worden hoge terugvorderingen voorkomen. Verder wordt per 1 januari 2026 de belastingrente op terugvorderingen en nabetalingen afgeschaft.

Daarnaast geldt voor alle toeslagen (met uitzondering van de huurtoeslag) dat ook het knelpunt van gezinnen met een partner die noodgedwongen elders verblijft wordt opgelost, zoals aangekondigd in het regeerprogramma. Dit betekent dat mensen met een partner die vermist is of zich nog in een vluchtsituatie bevindt, voortaan niet meer als toeslagpartner worden beschouwd. Specifiek voor de kinderopvangtoeslag zorgt de maatregel ervoor dat er in deze situaties niet meer wordt getoetst of de partner aan de arbeidseis voldoet en wordt het eventuele inkomen van de partner buiten beschouwing gelaten. Daarmee voorkomt de maatregel financiële problemen en kinderarmoede bij deze groep, aangezien de partner niet kan bijdragen aan de kosten en zorg voor het huishouden. Het wetsvoorstel voor deze maatregel is op 1 juli 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2024/25, 36 779, nr. 3). De verwachte ingangsdatum is 1 januari 2026.

Vereenvoudiging toeslagpartnerbegrip

Naast de drie verbetermaatregelen die in 2026 ingaan, wordt per 2027 ook het criterium samengestelde gezinnen afgeschaft. Dit behelst het afschaffen van de regel dat mensen toeslagpartner worden als zij samenwonen met één andere volwassene en er daarnaast een minderjarig kind van een van beiden op het adres is ingeschreven. Hierdoor ontstaan veel onterechte partnerschappen. Denk hierbij aan mantelzorgers, mensen die tijdelijk een familielid of vriend in huis nemen, of mensen die gaan samenwonen (woningdelers) omdat zij geen eigen woning kunnen betalen. Zij lopen door het toeslagpartnerschap al snel duizenden euro’s aan ondersteuning onterecht mis. Door de maatregel worden mensen alleen nog partner als zij hier zelf voor kiezen. Gepland is om deze maatregel per 1 januari 2027 in werking te laten treden. Het wetsvoorstel voor deze maatregel wordt naar verwachting in het voorjaar van 2026 bij de Tweede Kamer ingediend.

Tabel 78 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Verplichtingen

4.987.256

5.847.714

6.213.745

6.983.074

7.628.559

8.570.422

8.509.115

         
 

Uitgaven

4.990.686

5.849.714

6.213.745

6.983.074

7.628.559

8.570.422

8.509.115

         

7.0

Kinderopvang

4.990.686

5.849.714

6.213.745

6.983.074

7.628.559

8.570.422

8.509.115

 

Inkomensoverdrachten

4.939.015

5.795.537

6.140.729

6.908.693

7.569.667

8.511.489

8.449.334

 

Kinderopvangtoeslag

4.939.015

5.795.537

6.140.729

6.908.693

7.569.667

8.511.489

8.449.334

 

Subsidies (regelingen)

16.778

25.520

16.295

4.500

4.245

9.632

9.150

 

Kinderopvang

1.572

4.100

4.500

4.500

4.245

9.632

9.150

 

Subsidies Caribisch Nederland

15.206

21.420

11.795

0

0

0

0

 

Opdrachten

2.673

5.239

12.173

16.258

7.923

7.394

7.394

 

Overige Opdrachten

1.470

2.325

3.302

7.237

5.702

5.702

5.702

 

Opdrachten Caribisch Nederland

196

2.214

2.371

2.521

2.221

1.692

1.692

 

Opdrachten Stelselherziening KO

1.007

700

6.500

6.500

0

0

0

 

Bekostiging

1.617

1.878

13.582

27.206

28.423

29.837

31.167

 

Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (Projectbureau PGV)

1.617

1.878

1.787

1.787

1.787

1.787

1.787

 

Kinderopvang BES

0

0

11.795

25.419

26.636

28.050

29.380

 

Bijdrage aan agentschappen

8.706

9.909

11.309

10.958

9.958

9.658

9.658

 

Agentschap DUO

8.706

9.909

11.309

10.958

9.958

9.658

9.658

 

Bijdrage aan medeoverheden

21.897

11.631

19.657

15.459

8.343

2.412

2.412

 

Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN

11.639

5.441

5.728

6.173

3.699

2.412

2.412

 

SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang

10.258

6.190

13.929

9.286

4.644

0

0

         
 

Ontvangsten

1.932.541

2.086.321

2.112.930

2.146.317

2.181.894

2.163.351

2.073.337

         
Tabel 79 Uitsplitsing ontvangsten artikel 7 (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Ontvangsten

1.932.541

2.086.321

2.112.930

2.146.317

2.181.894

2.163.351

2.073.337

         

7.0

Kinderopvang

1.932.541

2.086.321

2.112.930

2.146.317

2.181.894

2.163.351

2.073.337

 

Ontvangsten

1.932.541

2.086.321

2.112.930

2.146.317

2.181.894

2.163.351

2.073.337

 

Algemeen

1.405

480

480

480

480

480

480

 

Terugontvangsten kinderopvangtoeslag

222.613

278.846

296.125

324.180

354.679

331.994

230.441

 

Werkgeversbijdrage Kinderopvang

1.708.523

1.806.995

1.816.325

1.821.657

1.826.735

1.830.877

1.842.416

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 80 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 7
 

2026

juridisch verplicht

99,6%

bestuurlijk gebonden

0,4%

beleidsmatig gereserveerd

0,0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0,0%

De uitgaven op artikel 7 Kinderopvang zijn voor 99,6% juridisch verplicht voor het jaar 2026. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies

Het budget voor Subsidies Kinderopvang is voor 62% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte gedeelte bestaat uit instellingssubsidies en projectsubsidies kinderopvang in Nederland. De twee grootste subsidies zijn een subsidieregeling voor groepshulpen, ter bedrage van circa € 2,0 miljoen, uitgezet via de RVO, en een subsidie voor de arbeidsmarktcampagne «Kleine Stappen, grote dromen» van Kinderopvang Werkt!, ter bedrage van circa € 140.000.

Voor de Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland geldt dat alle kinderopvangorganisaties die aan de voorwaarden voldoen een beroep op de regeling kunnen doen. Daarmee is 100% van het budget voor Subsidies Caribisch Nederland juridisch verplicht. Naar verwachting treedt in 2026 de Wet kinderopvang BES in werking. De kinderopvangorganisaties worden dan via het instrument bekostiging gefinancierd en niet langer via de tijdelijke subsidieregeling.

Opdrachten

Het budget voor Overige Opdrachten is voor 35% juridisch verplicht. Het gaat om opdrachten en onderzoek voor de kinderopvang in Nederland. Daarnaast is 53% bestuurlijk gebonden. Het gaat onder meer om uitgaven voor de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) en voor wetenschappelijke ontwikkeling om de start in het basisonderwijs te verbeteren. De rest van het budget voor Overige Opdrachten is beleidsmatig gereserveerd.

Vanuit het budget opdrachten Caribisch Nederland is nog niets juridisch verplicht, maar wel is dit budget voor 100% bestuurlijk gebonden. Dit betreft de uitvoeringskosten van UVB (ten behoeve van de tijdelijke subsidieregeling), Inspectie van het Onderwijs (kosten voor het toezicht op de kinderopvang) en de kosten die volgen in aanloop naar de inwerkingtreding van de Wet Kinderopvang BES (waaronder implementatiekosten voor de RCN Unit SZW, als financierder van de kinderopvang en toezichthouder op de rechtmatigheid).

De opdrachten voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang (Opdrachten Stelselherziening KO) zijn voor 98% bestuurlijk gebonden.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 100% juridisch verplicht en bedoeld voor de uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) en voor de kinderopvang in Caribisch Nederland.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen is niet juridisch verplicht maar wel voor 100% bestuurlijk gebonden voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

De regeling kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, die door de gemeenten wordt uitgevoerd (SPUK), is 100% juridisch verplicht. De middelen voor de versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland, het realiseren van meer huisvesting voor nieuwe kinderopvangorganisaties en voor Plusopvang zijn niet juridisch verplicht maar wel voor 100% bestuurlijk gebonden.

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beiden werken (werknemers en zelfstandigen);

  • Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);

  • Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  • Hoogte van het toetsingsinkomen van de ouder(s);

  • Hoogte van de betaalde uurprijs, tot aan de maximum uurprijs;

  • De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillende maximum uurprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;

  • Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;

  • Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de kinderopvangtoeslag nemen in de periode 2026-2029 geleidelijk toe. De toename houdt grotendeels verband met de stapsgewijze verhoging van de vergoedingspercentages in aanloop naar het nieuwe financieringsstelsel in de kinderopvang en de beoogde invoering daarvan in 2029. Vanaf dat jaar krijgen alle werkende ouders een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding. In 2030 nemen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag enigszins af. Dit komt met name doordat er in het nieuwe financieringsstelsel minder nabetalingen zijn.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens met kinderopvangtoeslag en het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang nemen in 2025 en 2026 naar verwachting toe. De stijging houdt met name verband met de stapsgewijze verhoging van de vergoedingspercentages. Onderliggend gaan er vooral meer kinderen naar de buitenschoolse opvang.

Ook het gemiddelde aantal uren per kind neemt in 2025 naar verwachting toe, gevolgd door een lichtere stijging in 2026.

De gemiddelde tarieven in de dagopvang en de buitenschoolse opvang stijgen in 2025 naar verhouding iets sterker dan de maximum uurprijs.

Tabel 81 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)
 

Realisatie 20241

Raming 2025

Raming 2026

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

614

630

641

    

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

   

0-12 jaar

912

936

952

0-4 jaar (dagopvang)

426

431

434

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

485

504

518

    

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

   

0-12 jaar

43

44

45

0-4 jaar (dagopvang)

62

64

65

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

34

35

36

    

Aantal uren per kind per maand

   

0-12 jaar

65,7

66,8

67,2

0-4 jaar (dagopvang)

91,7

93,5

94,5

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

42,9

44,0

44,3

    

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

   

Tot 130% Wml

76

78

79

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

129

122

125

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

501

514

523

3 x modaal en hoger

207

221

225

    

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

   

Tot 130% Wml

84

87

87

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

68

70

70

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

61

62

62

3 x modaal en hoger

69

69

70

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS (bevolkingsprognose voor berekening deelname) en Dienst Toeslagen.

1

De realisatiecijfers van 2024 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

Tabel 82 Kerncijfers kinderopvang bijdragen sectoren en ouders
 

Realisatie 2024

Raming 2025

Raming 2026

Bijdragen sectoren (in %)

   

Collectief

67

72

74

 

waarvan Overheid

43

49

51

 

waarvan Werkgevers

24

23

23

Ouders

33

28

26

    

Wettelijke maximum uurprijs (in €)1

   

Dagopvang

10,25

10,71

11,23

Buitenschoolse opvang

9,12

9,52

9,98

Gastouderopvang

7,53

8,10

8,49

    

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)2

   

Dagopvang

10,56

11,17

11,71

Buitenschoolse opvang

9,54

10,14

10,63

Gastouderopvang

7,66

8,23

8,63

    

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen3

   

130% Wml

1,14

0,89

0,93

1 1/2 x modaal

2,49

1,82

1,55

3 x modaal

6,80

6,32

6,26

    

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen3

   

130% Wml

0,83

0,89

0,93

1 1/2 x modaal

0,98

1,16

1,09

3 x modaal

1,96

2,18

2,16

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van Dienst Toeslagen.

1

De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).

2

De gemiddelde tarieven zijn weergegeven in het prijsniveau van het betreffende jaar en gebaseerd op de uurprijzen die kinderopvanginstellingen en gastouderbureaus maandelijks aanleveren bij Dienst Toeslagen. Dienst Toeslagen verstrekt op verzoek van SZW geanonimiseerde en geaggregeerde overzichten van deze data, zodat SZW de tariefmonitoring in de kwartaalrapportages kan verbeteren. De tarieven zijn daarmee actueler en geven naar verwachting een accurater beeld van de daadwerkelijke tarieven in de sector. Daarentegen zijn de tarieven in bovenstaande tabel niet goed vergelijkbaar met de tarieven die zijn opgenomen in voorgaande begrotingen. De realisatiecijfers van 2024 kunnen nog wijzigen op basis van nagekomen informatie.

3

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gebaseerd op het gemiddelde instellingstarief in de dagopvang en de toeslag die ouders ontvangen. In voorgaande begrotingen was bij de bepaling van de ouderbijdrage nog uitgegaan van een instellingstarief gelijk aan de maximum uurprijs. Door te rekenen met het gemiddelde tarief dat kinderopvanginstellingen hanteren ontstaat een beter beeld van de kosten die ouders daadwerkelijk maken.

Subsidies

Voor subsidies is in 2026 in totaal € 16,3 miljoen beschikbaar. Voor Caribisch Nederland is een subsidiebudget van € 11,8 miljoen beschikbaar, dat wordt ingezet voor de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland. Vanaf naar verwachting 1 januari 2026 zal dit budget worden ingezet voor de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland op grond van de Wet kinderopvang BES (samen met de € 11,8 miljoen op het instrument bekostiging). Daarnaast is € 4,5 miljoen beschikbaar voor kinderopvang in Europees Nederland. Het budget is bestemd voor instellingssubsidies en projectsubsidies.

Opdrachten

Voor 2026 is in totaal € 12,2 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Daarvan is € 3,3 miljoen bestemd voor onderzoek en opdrachten voor kinderopvang in Nederland (zie ‘Overige Opdrachten’ in tabel 78). Voor de uitvoering van het programma BES(t) 4 kids is een opdrachtenbudget van € 2,4 miljoen beschikbaar. Een bedrag van € 6,5 miljoen is bestemd voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang.

Bekostiging

Voor 2026 is € 13,6 miljoen beschikbaar voor bekostiging. Het betreft € 1,8 miljoen voor de Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak. Daarnaast betreft het € 11,8 miljoen voor de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland op grond van de Wet kinderopvang BES (samen met de € 11,8 miljoen op het instrument subsidies).

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen (€ 11,3 miljoen in 2026) is bedoeld voor de uitvoering door DUO van het beheer, onderhoud en de ontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), het Personenregister Kinderopvang (PRK) en het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK).

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdrage medeoverheden betreft voor € 13,9 miljoen de compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

Voor de financiering van het programma BES(t) 4 kids (versterking kinderopvang in Caribisch Nederland) is in 2026 € 1,8 miljoen beschikbaar. Daarnaast is er € 2,1 miljoen beschikbaar voor specifieke huisvestingsprojecten voor kinderopvang in Caribisch Nederland. Het overige budget voor bijdrage aan medeoverheden (€ 1,9 miljoen) is bestemd voor Plusopvang. Plusopvang is kinderopvang voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte. Plusopvang draagt bij aan de ontwikkeling van deze groep kinderen en het biedt ouders de mogelijkheid om te (blijven) werken.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn opgebouwd uit drie componenten: de ontvangsten algemeen, de terugontvangsten kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang.

De ontvangsten algemeen betreft de eigen bijdrage die deelnemers betalen voor inschrijving in het Personenregister Kinderopvang.

De terugontvangsten kinderopvangtoeslag betreft de ontvangsten uit terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren. De ontvangsten nemen in de jaren 2025 tot en met 2028 naar verwachting toe. Vanaf toeslagjaar 2029 zijn er minder terugvorderingen als gevolg van de nieuwe financiering voor de kinderopvang. Daardoor nemen ook de terugontvangsten kinderopvangtoeslag vanaf 2029 geleidelijk af.

De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. De totale loonsom en de werkgeversbijdrage kinderopvang nemen naar verwachting licht toe.

Het aantal gewerkte uren per week is in alle groepen in 2024 stabiel tot zeer licht gedaald ten opzichte van 2023.

Tabel 83 Ontwikkeling in gewerkte uren (gemiddelde binnen de groep mensen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Vrouwen 15 tot 75 jaar

27,9

27,9

27,9

Mannen 15 tot 75 jaar

36,1

36,0

35,9

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

28,1

28,2

28,1

Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar)

40,1

40,0

39,8

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

De netto arbeidsparticipatie in 2024 laat een wisselend beeld zien. Over de gehele beroepsbevolking (‘totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar’) is de netto arbeidsparticipatie stabiel gebleven ten opzichte van 2023, evenals voor moeders en vaders met jonge kinderen. Onder moeders binnen een ouderpaar en alleenstaande vaders is de netto arbeidsparticipatie in 2024 gestegen. Onder vaders binnen een ouderpaar en alleenstaande moeders is de netto arbeidsparticipatie in 2024 juist gedaald ten opzichte van 2023.

Tabel 84 Netto arbeidsparticipatie (%)
 

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

72,2

73,1

73,2

    

Moeders (lid van ouderpaar)

82,6

82,8

83,3

Vaders (lid van ouderpaar)

92,6

93,3

92,2

    

Alleenstaande moeders

70,5

73,6

71,8

Alleenstaande vaders

84,4

83,5

84,5

    

Moeders met jonge kinderen (0-11)

81,5

81,8

81,9

Vaders met jonge kinderen (0-11)

94,3

95,0

95,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

Licence