Base description which applies to whole site

Artikel 3: Sociale vooruitgang

Voor de periode 2026-2030 beoogt het kabinet een bijdrage te leveren aan het verbeteren van toegang tot kwalitatieve gezondheidsdiensten in lage- en middeninkomenslanden. Toegang tot basisgezondheidszorg voor vrouwen en meisjes in het bijzonder. Aandacht voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen is belangrijk voor effectiviteit van onze programma’s. Met onze inzet dragen we bij aan sociaaleconomische ontwikkeling in die landen en aan de volgende belangen:

Veiligheid en stabiliteit

Het vergroten van eerlijke toegang tot basisgezondheidszorg -als onderdeel van een breder pakket aan basisdiensten- voor meisjes en vrouwen in conflictregio’s. Het voorkomen en indammen van (grensoverschrijdende) infectieziekte-uitbraken in Afrika en daarmee mogelijke pandemieën die Nederland en de rest van de wereld raken. Nederland zal via multilaterale organisaties als de Wereldbank (Global Financing Facility), WHO, UNFPA en UNAIDS bevorderen dat overheden prioriteit geven aan moeder- en kindzorg, een effectieve hiv aids aanpak en sterke systemen voor gezondheidszorg en pandemiebereidheid. Nederland zal via mondiale gezondheidsfondsen als het Global Fund ter bestrijding van malaria, tuberculose en hiv aids, en Gavi (de Vaccin Alliance) bijdragen aan de beschikbaarheid van de producten en diensten die daarvoor nodig zijn. Ook in 2026 zal Nederland het maatschappelijk middenveld betrekken om zeker te stellen dat vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen de weg naar de juiste gezondheidszorg weten te vinden. Beoogde effecten hiervan zijn tweeledig: het tijdig kunnen indammen van besmettelijke infectieziekten, en het aanpakken van grondoorzaken van conflict door het sociaaleconomisch perspectief van mensen te vergroten. Een goede gezondheid heeft daarop immers een duurzaam effect. In 2026 zullen in de Sahel zoveel mogelijk integrale programma’s worden ontwikkeld die zich binnen het veiligheidsbelang richten op gezondheid en daarbij aansluiting zoeken bij interventies op water en voedselzekerheid.

Handel en economie

Het vergroten van (toekomstige) verdienkansen van Nederlandse bedrijven door ze te betrekken bij onze inzet om toegang tot en kwaliteit van basisgezondheidszorg in Afrikaanse landen te versterken. Een aantal Nederlandse bedrijven werkt al goed samen met internationale organisaties en verdient daar geld aan. Nederland blijft daarom bijdragen aan deze internationale organisaties. Daarnaast zal Nederland zich inspannen voor extra financieringsmogelijkheden voor ondernemers die in stabiele ontwikkelingslanden willen investeren op het terrein van zorg. Of hiernaar willen exporteren. We denken aan het wegnemen van knelpunten in bestaande instrumenten en het afdekken van risico’s. Hierbij is bijzondere aandacht voor de unieke expertise die in NL aanwezig is op het terrein van digitale oplossingen in gezondheid. Ook zal extra worden ingezet op publiek-private samenwerking ten behoeve van het ontwikkelen van vaccins, geneesmiddelen en medische producten.

Migratie

Het inzetten van de Nederlandse expertise op het terrein van gezondheid om overheden in het kader van migratiepartnerschappen en het beheersen van migratiestromen te helpen hun gezondheidsbeleid en -systemen te versterken. In 2026 zal een instrument worden ontwikkeld dat op verzoek maatwerk biedt om de expertise van Nederlandse bedrijven, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen en overheid beschikbaar te stellen. Daarbij zal worden voortgebouwd op bestaande samenwerking met VWS en de Global Health Hub.

Daarnaast zet het beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp voor de periode 2026-2030 in op het technisch en financieel ondersteunen van, met name lokale, maatschappelijke organisaties, om de diensten te verlenen en de dialoog te kunnen voeren die nodig zijn voor het bereiken van acht thematische beleidsdoelen:

  • Bestrijden hiv/aids epidemie

  • Tegengaan schadelijke praktijken (zoals meisjesbesnijdenis)

  • Stimuleren vrouwelijk ondernemerschap

  • Bevorderen schone en eerlijke handel

  • Tegengaan geweld tegen vrouwen en steun aan vrouwenrechtenverdedigers

  • Vrouwen, vrede en veiligheid

  • Beschermen en promoten van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen

  • Stimuleren Nederlandse particuliere initiatieven. 

Het streven is om de acht instrumenten in 2026 van start te laten gaan. Over beleidsmatige resultaten kan op zijn vroegst in 2027 gerapporteerd worden.

De minister en de staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor:

Financieren

Gezondheid

  • Financiering vanuit het gezondheidsbudget voor de periode 2026-2030 van programma’s waarbij de Nederlandse belangen handel, veiligheid en migratie centraal staan. Waar mogelijk wordt aangesloten bij programma’s die zich binnen deze belangen richten op water en voedselzekerheid, om zo de Nederlandse impact te versterken. Hierbij wordt ook nauw samengewerkt met andere departementen. Waar mogelijk wordt financiering ingezet in EU verband, bijvoorbeeld Global Gateway of EU Delegated cooperation.

  • De Mondiale Gezondheidsstrategie 2023– 2030 vormt hierbij het beleidsmatige kader voor de Nederlandse inzet op mondiale gezondheid de komende jaren. De Nederlandse Global Health Hub en andere allianties van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en/of maatschappelijke organisaties worden ingezet om samenwerking in een Dutch Diamond aanpak te benutten.

  • De middelen zullen door het departement (centraal) en door een aantal ambassades (decentraal) worden besteed. Hiervoor blijven we samenwerken met ervaren partnerorganisaties met expertise en een bewezen trackrecord. Dat betreft de VN (WHO, UNFPA, UNAIDS), Wereldbank (Global Financing Facility for Every Woman and Every Child) en mondiale gezondheidsfondsen (Gavi, Global Fund to fight Aids, TB and Malaria).

Maatschappelijk middenveld

Financiering van maatschappelijke organisaties in lage- en midden inkomenslanden uit hoofde van het beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties voor de periode 2026–2030 voor het bereiken van acht thematische doelen:

  • 1. Verbeterde toegang tot preventie en behandeling van hiv/aids voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen;

  • 2. Verbeterde preventie van schadelijke praktijken, zoals vrouwelijke genitale verminking of kindhuwelijken, door verandering van sociale normen en gedrag en verbeterde nazorg van gevolgen van dergelijke praktijken;

  • 3. Versterkte economische positie van vrouwelijke ondernemers, veelal actief in de informele sector, en doorbreken van socioculturele barrières die zij tegenkomen;

  • 4. De verbetering van arbeidsrechten en -omstandigheden en tegengaan van ontbossing en vervuiling in productielanden, in verbinding met het Nederlandse bedrijfsleven en hun toeleveranciers;

  • 5. Bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes, verbeterde toegang tot zorg voor vrouwen en meisjes die hiervan slachtoffer werden, en ondersteuning van vrouwenrechtenverdedigers en vrouwelijke mensenrechtenactivisten in precaire omstandigheden;

  • 6. Bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging en de bescherming van religieuze minderheden, en de bevordering en bescherming van de gelijke rechten voor lhbtiq+-personen;

  • 7. Versterkte positie van vrouwen in vredes- en veiligheidsprocessen en de bescherming en re-integratie van slachtoffers van conflict gerelateerd seksueel geweld;

  • 8. Versterkte financiële en organisatorische capaciteit van Nederlandse particuliere ontwikkelingsinitiatieven, zodat zij een grotere en kwalitatief betere bijdrage kunnen leveren aan ontwikkelingsdoelstellingen.

  • Financiering van programma’s om basisdiensten te leveren in conflictlanden. Vanwege operationele uitdagingen zal in conflictlanden meer centraal worden geprogrammeerd. Het bieden van diensten op het terrein van gezondheid is hier integraal onderdeel van. In de Sahel wordt bijvoorbeeld op basis van een regionale veiligheidsanalyse in 2026 een centraal gefinancierd programma ontwikkeld om basisdiensten voor gezondheid en SRGR te leveren. In de ontwikkeling hiervan wordt gekeken naar gezondheidszorg zoals het vaccineren van kinderen en tegengaan van moedersterfte. Hierbij wordt gewerkt met partners die schaal bieden, zoals het GFF.

  • Nederland heeft andere overheden veel te bieden aan kennis en kunde op het terrein van gezondheid. Dit geldt voor bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld maar bijvoorbeeld ook voor het RIVM. We intensiveren in dat licht de samenwerking met VWS en inzet op bestaande instrumenten zoals het Global Health Partnership Programma. Dit instrument, met ODA en non-ODA middelen, heeft de afgelopen twee jaar een succesvolle pilot gekend en overheden van middeninkomenslanden (bijv. Kenia, Indonesië) geholpen met hun gezondheidsbeleid. Met hulp van expertise van Nederlandse bedrijven, maatschappelijk middenveld en overheid. We zullen dit programma uitbreiden en inzetten voor landen die daar in het kader van een migratiepartnerschap een beroep op willen doen.

  • Ook zal geld beschikbaar worden gemaakt om in een beperkt aantal landen een breder gezondheidsprogramma op te schalen, op te zetten of een bijdrage te leveren op het moment van een (gezondheids)-crisis) of teruglopende steun. Met als doel om samenwerking op het terrein van migratie te bevorderen.

Stimuleren

  • Het bijdragen aan goede gezondheidszorg en toegang daartoe, speciaal voor vrouwen en meisjes en kwetsbare groepen in dialoog met nationale overheden en maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, en in internationale fora.

  • Het kabinet zal zich er voor inspannen dat internationale partners het Nederlandse bedrijfsleven nog beter weten te vinden bij het verlenen van opdrachten. Dit doen we in nauw overleg met de sector maar te denken valt aan het wegnemen van bestaande knelpunten, afdekken van risico’s of zo nodig extra financiering. Hiermee draagt het kabinet enerzijds bij aan het verdienvermogen van Nederlandse bedrijven en anderzijds aan het bieden van oplossingen die nodig zijn voor het versterken van de gezondheidssystemen. Wat op den duur ook weer kan leiden tot meer vraag naar Nederlandse producten en innovaties. Hier is bijzondere aandacht voor de unieke expertise die in NL aanwezig is op het terrein van digitale oplossingen in gezondheid. Ook zal extra worden ingezet op publiek-private samenwerking ten behoeve van het ontwikkelen van vaccins, geneesmiddelen en medische producten. Voor de invulling van deze aanvullende inzet zijn de drie belangen leidend.

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen, invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor vrouwen en meisjes en kwetsbare groepen.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s, in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven en met maatschappelijke partners (Nederland rolt twee instrumenten uit binnen het nieuwe kader voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld).

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • Waarborgen van het belang van open ruimte voor maatschappelijke organisaties in internationale fora.

  • Een positieve ontwikkeling ten aanzien van moedersterfte, en beschikbaarheid van anti- conceptie en hiv aids medicatie zijn bij benadering een goede aanwijzing voor een succesvolle inzet. Daarachter ligt dan de aanname dat gezonde mensen, gezonde moeders met toegang tot anticonceptie leiden tot meer stabiliteit, meer economische groei en minder migratie. Gegeven de bredere context van afnemende internationale steun voor gezondheid in lage- en midden inkomenslanden zijn we tevreden met het beperken van een verwachtte negatieve trend in deze indicatoren.

  • Versterking van de capaciteit van lokale maatschappelijke organisaties voor dienstverlening en het voeren van een dialoog, vergroting van hun eigenaarschap en aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes vormen de uitgangspunten van het beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties voor de periode 2026–2030. De aanname is dat deze uitgangspunten ertoe leiden dat lokale maatschappelijke organisaties concrete en blijvende resultaten behalen op de acht genoemde beleidsterreinen.

Regisseren

  • In samenwerking met het ministerie van VWS implementatie van de Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030 voortzetten.

  • Coördinatie van de Nederlandse SRGR-inzet in multilateraal verband. Nederland blijft een actieve rol spelen in de Kindhuwelijkenresolutie in de Mensenrechtenraad.

  • Inzet, met gelijkgezinde landen, voor behoud van internationale afspraken op gendergelijkheid en vrouwenrechten in multilaterale fora. Nederland blijft pleitbezorger van het verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld van de Raad van Europa.

  • Agenderen van het belang van deelname en leiderschap van vrouwen in vrede en veiligheidsprocessen, o.a. als onderdeel van 25 jaar viering van VN Resolutie 1325 op vrouwen, vrede en veiligheid. Ook zal Nederland blijven inzetten op de bescherming van slachtoffers van conflict-gerelateerd seksueel geweld en accountability voor deze ernstige vorm van geweld.

  • Invulling geven aan lokaal geleide ontwikkeling in samenwerking met maatschappelijke organisaties samen met OESO-DAC.

  • Afstemmen van Nederlandse inspanningen op wet- en regelgeving voor maatschappelijke organisaties met bijzondere aandacht voor wet- en regelgeving van de Europese Commissie.

Uitvoeren

  • Nederland zal een actieve rol spelen in bestuursvergaderingen in internationale gezondheidsorganisaties die Nederland steunt -UNFPA, WHO, UNAIDS, GAVI, GFATM, GFF- juist nu de mondiale gezondheidsarchitectuur onder druk staat.

  • Bijdragen aan naleving van internationale afspraken waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd aangaande gezondheid en SRGR, vrouwenrechten en gendergelijkheid, en maatschappelijke organisaties.

Met de recente beleidsbrief Ontwikkelingshulp is gezondheid onder artikel 3.1 een van de drie thema’s die bijdragen aan sociaal-economische ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden en die tegelijk de Nederlandse belangen ondersteunen. SRGR maakt hier integraal onderdeel van uit middels de mondiale gezondheidsstrategie. Begrotingsartikel 3.2 wordt afgebouwd. Dit betreft o.a. de kernbijdrage aan UN Women, inzet op het thema politieke participatie en het programma Leading from the South. Onder artikel 3.3 start in 2026 het nieuwe kader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties. Het voorziene langjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma in Afrika, inclusief beurzenprogramma, zal niet van start gaan.

Onder dit ontwikkelingsbeleid zal minder financiering beschikbaar komen voor internationale organisaties. Nederland richt zich zoveel mogelijk op die organisaties waar Nederlandse kennis en kunde aantoonbaar bijdraagt aan hun werk en waar mogelijk koppelen we de samenwerking aan de drie Nederlandse belangen door middel van oormerking op landeninzet.

Tabel 15 Budgettaire gevolgen van beleid art. 3 Sociale vooruitgang bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Verplichtingen

280.562

705.396

986.565

183.900

410.234

298.708

321.216

         
 

Uitgaven

835.421

667.751

548.154

527.647

553.827

590.201

590.201

         

3.1

Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

542.914

447.877

384.154

384.647

432.827

470.201

470.201

 

Subsidies (regelingen)

198.609

174.779

109.453

114.098

163.853

201.902

209.812

 

Mondiale gezondheid en SRGR

198.609

174.779

109.453

114.098

163.853

201.902

209.812

 

Opdrachten

14.555

17.975

24.825

24.975

24.975

24.975

24.975

 

Mondiale gezondheid en SRGR

14.555

17.975

24.825

24.975

24.975

24.975

24.975

 

Bijdrage aan agentschappen

93

140

142

172

100

100

100

 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

93

140

142

172

100

100

100

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

329.657

254.983

249.734

245.402

243.899

243.224

235.314

 

WHO/PAHO

15.007

1.222

8.765

7.955

7.122

7.122

7.122

 

Mondiale gezondheid en SRGR

196.378

181.224

149.067

145.545

144.875

144.200

136.290

 

UNFPA

57.463

60.000

60.000

60.000

60.000

60.000

60.000

 

UNAIDS

46.000

0

18.000

18.000

18.000

18.000

18.000

 

Partnershipprogramma WHO

10.309

8.037

9.402

9.402

9.402

9.402

9.402

 

UNICEF

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

3.2

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

48.618

39.358

22.000

21.000

0

0

0

 

Subsidies (regelingen)

34.758

26.828

20.710

20.765

0

0

0

 

Vrouwenrechten

34.758

26.828

20.710

20.765

0

0

0

 

Opdrachten

77

100

0

0

0

0

0

 

Vrouwenrechten

77

100

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

13.783

12.430

1.290

235

0

0

0

 

Vrouwenrechten

7.783

6.430

1.290

235

0

0

0

 

UNWOMEN

6.000

6.000

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

3.3

Maatschappelijk middenveld

227.162

154.074

141.000

122.000

121.000

120.000

120.000

 

Subsidies (regelingen)

205.984

139.897

137.406

119.745

118.845

117.850

117.850

 

Versterking maatschappelijk middenveld

205.984

139.897

137.406

119.745

118.845

117.850

117.850

 

Opdrachten

11.533

7.291

3.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Versterking maatschappelijk middenveld

11.247

6.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds

286

1.291

1.000

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

9.645

6.886

594

255

155

150

150

 

Versterking maatschappelijk middenveld

9.645

6.886

594

255

155

150

150

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

3.4

Onderwijs

16.727

26.442

1.000

0

0

0

0

 

Subsidies (regelingen)

1.500

3.000

300

0

0

0

0

 

Onderzoeksprogramma's

1.500

3.000

300

0

0

0

0

 

Opdrachten

14.987

21.318

685

0

0

0

0

 

Onderwijs

0

387

200

0

0

0

0

 

Onderzoeksprogramma's

2.000

0

0

0

0

0

0

 

Hoger Onderwijs

12.987

20.931

485

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

240

2.124

15

0

0

0

0

 

Onderwijs

240

2.124

15

0

0

0

0

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         

Budgetflexibiliteit

Tabel 16 Budgetflexibiliteit artikel 3

Geschatte budgetflexibiliteit

2026

Juridisch verplicht

67%

Bestuurlijk gebonden

22%

Beleidsmatig gereserveerd

11%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

Op artikel 3.1 Gezondheidszorg zijn alle middelen voornamelijk vastgelegd in meerjarige bijdrage-overeenkomsten en beschikkingen. Bijdrages aan multilaterale organisaties beslaan bijna de helft van het budget. Hierdoor worden GFF, GAVI, GFATM, WHO, UNFPA en UNAIDS gesteund in de uitvoering van hun activiteiten. Het instrument subsidies is deels ingezet voor slotbetalingen op het aflopende VMM kader alsmede voor nieuwe initiatieven zoals activiteiten in Oekraïne. Via de ambassades worden bijdrages en subsidies verstrekt met behulp van gedelegeerde middelen voor lokale en regionale programma’s. Alle activiteiten zijn in lijn met de Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030.

Vanuit artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid ontvangt onder andere UN Women een rechtstreekse bijdrage alsmede wordt het Women=Men programma door middel van bijdrages via gedelegeerde middelen aan Ambassades gefinancierd. De beleidsmatig gereserveerde middelen hebben betrekking op de nieuw te ontwikkelen programma’s die invulling geven aan de motie Hirsch c.s. bij de 1e suppletoire begroting (Kamerstuknr. 36725-XVII-21).

Subsidies zijn de voornaamste vorm van financiering in artikel 3.3. Maatschappelijk Middenveld. Het overgrote deel van het budget wordt juridisch vastgelegd in subsidiebeschikkingen en bijdrages voor het FOCUS programma en een klein gedeelte in de vorm van opdrachten voor de monitoring van het kader. Ten slotte worden bijdrages voor andere activiteiten op het gebied van het maatschappelijk middenveld.

Voor artikel 3.4 zijn middelen overgeheveld binnen artikel 3.

De bezuinigingen worden gerealiseerd door het afbouwen van de budgetten voor beroeps- en hoger onderwijs en zelfstandige activiteiten op het terrein van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Verder wordt het budget voor het nieuwe samenwerkingskader met maatschappelijke organisaties, verlaagd vergeleken met het kader dat afloopt per 31 december 2025. Het budget voor sub-artikel 3.1 daalt met 14% vergeleken met 2025.

3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

Gezondheid is binnen de beleidsbrief Ontwikkelingshulp een van de drie thema’s die bijdragen aan de drie belangen van handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie. De Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030 vormt het kader voor de inzet van het kabinet op het terrein van gezondheid in 2026. Het verbeteren van toegang tot primaire gezondheidszorg en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) is daarbinnen een belangrijk speerpunt. Het kabinet blijft investeren in bijvoorbeeld toegang tot veilige bevallingen, anticonceptie, veilige abortus, goede moeder-kindzorg en het tegengaan van hiv/aids. Dit redt levens en zorgt er voor dat vrouwen en meisjes zelf keuzes kunnen maken over hun leven en toekomst. Dit draagt bij aan welzijn, stabiliteit en economische groei in grote delen van de wereld en is ook in het belang van Nederland; ziektes stoppen niet aan de grens. Toegang tot een goed functionerende kliniek is niet alleen cruciaal om moeder- en kindsterfte tegen te gaan maar ook voor het voorkomen of bestrijden van pandemieën.

Internationale actie op het terrein van water en voedsel is één van de zes speerpunten in de mondiale gezondheidsstrategie. Want toegang tot schoon water in klinieken is essentieel tijdens bevallingen en toegang tot water op school van belang om schooluitval van meisjes te voorkomen. Gebrek aan toegang tot (goede) voeding is een belangrijke oorzaak van moeder- en kindsterfte. Zo draagt de Nederlandse inzet op de andere twee thema’s uit de beleidsbrief, water en voedselzekerheid, bij aan het thema gezondheid en vice versa.

Ook de Nederlandse bijdragen aan het Global Fund voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria (GFATM) en de bijdrage aan Gavi, dat zich via kinderimmunisatie inzet tegen kindsterfte, zijn onder subsidies ondergebracht.

Via opdrachten wordt het Product Development Programma (PDP) gefinancierd, deze publiek-private samenwerking is gericht op het bevorderen van de ontwikkeling met bedrijven van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica om armoede en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen (zoals hiv/aids en antimicrobiële resistentie) te voorkomen en te bestrijden.

Een aantal internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid, krijgt algemene vrijwillige en/of geoormerkte bijdragen (zoals de WHO, UNFPA en UNAIDS). Met hen werkt Nederland aan het versterken van primaire gezondheidssystemen en toegang tot basisgezondheidzorg voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Vanwege hun omvang, bereik en schaalvoordelen zijn deze spelers succesvol gebleken, bijvoorbeeld in het aanwenden van hun invloed om via gezamenlijke inkoop lagere prijzen te bedingen voor zeer noodzakelijke gezondheidsmiddelen. Ook steunt Nederland het Global Financing Facility for Every Woman, Every Child. Dit fonds van de Wereldbank steunt lage- en lage-middeninkomens landen in het versterken van hun gezondheidssystemen, zoals goede moeder- en kindzorg.

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Zoals aangegeven in de beleidsbrief Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp wordt er gestopt met projecten specifiek gericht op vrouwenrechten en gendergelijkheid. Als gevolg van amendement Hirsch c.s. (Kamerstuknr. 36725-XVII-21) is in 2026 nog EUR 22 miljoen en in 2027 EUR 21 miljoen beschikbaar voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Vanaf 2028 neemt het budget op subartikel 3.2 af tot nul.

3.3 Maatschappelijk middenveld

In 2026 start het nieuwe beleidskader Focus. Dit kader loopt tot eind 2030. In de Kamerbrief van 27 juni 2025 en het bijbehorende CW3.1 kader (Kamerstuknr. 36180-168) zijn acht instrumenten met een totaalbudget van EUR 490 miljoen beschreven, waarmee bijdragen en subsidies verleend worden aan maatschappelijke organisaties. Als gevolg van amendement Hirsch en de Korte (Kamerstuknr. 36725-XVII-20) is het budget dat beschikbaar is voor het beleidskader verhoogd naar EUR 600 miljoen. Voor de additionele middelen wordt nog bekeken hoe die het beste kunnen worden ingezet. In 2026 staat EUR 120 miljoen aan uitgaven geraamd voor het nieuwe beleidskader. Het kader zet zich in op de versterking van de capaciteiten van vooral lokale maatschappelijke organisaties. Er is gekozen voor deze vorm van subsidieverstrekking omdat maatschappelijk organisaties goed in staat zijn om benodigde diensten te verlenen en dialoog te voeren en zo resultaten stevig kunnen verankeren in lokale gemeenschappen, wat cruciaal is voor de bestendiging van vooruitgang op de lange termijn.

3.4 Onderwijs

Zoals aangegeven in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp wordt er gestopt met projecten specifiek gericht op onderwijs. Derhalve neemt het budget op subartikel 3.4 geleidelijk af tot nul in 2027. De begrote uitgaven in 2026 zijn bestemd voor het degelijk afbouwen van bestaande programmeringen en nagaan van contractuele verplichtingen.

Licence