2.1 Beleidsprioriteiten
Inleiding: Grip op migratie
De beleidsagenda voor 2026 in het kort:
– We zetten in op het beperken van de asielinstroom en het komen tot een beheersbare opvangsituatie. Zodat we bescherming kunnen bieden aan de mensen die hier mogen blijven en zorgen dat zij snel deelnemen aan de maatschappij en we snel duidelijkheid kunnen geven aan de mensen die moeten terugkeren en hen kunnen helpen bij vertrek.
– De migratieketen, met name de IND, werkt hard aan de tijdige en effectieve implementatie van het asiel en migratiepact, wat cruciaal is.
– In 2026 streven we ernaar om de wetsvoorstellen voor de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel te implementeren, afhankelijk van de parlementaire behandeling. Deze zijn nodig om zo snel als mogelijk de instroom van vluchtelingen te doen dalen.
– We werken aan een lange termijn visie op (asiel)migratie en anticiperen op demografische ontwikkelingen, ingevolge de conclusie van de staatscommissie demogratie.
– We maken de asielopvang goedkoper. We streven naar een vaste voorraad van opvangplekken plekken en willen dure opvangplekken inwisselen voor betaalbare plekken. Statushouders stromen uit de asielopvang. We implementeren een samenhangend pakket om deze maatregelen te ondersteunen. Daarnaast verkennen we een doelgroepflexibele regeling. Dit om gemeenten in staat te stellen een flexibele schil op de woningmarkt te realiseren voor uiteenlopende doelgroepen.
– We intensiveren de inzet op terugkeer. In 2026 staan de onderhandelingen over de Europese terugkeerwetgeving voorop en maken we ons hard voor de verdere wetsbehandeling van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring.
– Wie mag blijven, moet in principe op eigen benen staan. Het kabinet verhoogt de naturalisatietermijn naar 10 jaar en de taaleis voor naturalisatie naar niveau B1.
– Om de instroom te beperken en de terugkeer te bevorderen wordt maximaal ingezet op partnerschappen met derde landen, inclusief mogelijke innovatieve oplossingen zoals een terugkeerhub. Binnen deze partnerschappen kunnen ook afspraken over sociaaleconomische zaken worden uitgebouwd.
– We zetten in op zelfredzaamheid en participatie van ontheemden uit Oekraïne, en op het maximaal ondersteunen van vrijwillige terugkeer naar Oekraïne zodra dit kan.
2.1.1 Instroom, doorstroom, opvang, uitstroom en vertrek asiel
Instroom
De asielinstroom was in 2025 substantieel lager dan verwacht. De instroom in het eerste kwartaal van 2025 was 50% lager dan dezelfde periode in 2024. Om de instroom verder te beperken nemen we verschillende maatregelen. Dit zijn o.a. de Asielnoodmaatregelenwet en het wetsvoorstel voor een Tweestatusstelsel. Deze wetsvoorstellen zijn aangenomen in de Tweede Kamer en vervolgen het parlementaire proces. We willen deze wetten in 2026 implementeren en dit is ook hard nodig.
De asielnoodmaatregelenwet bevat maatregelen om het asielsysteem per direct en duurzaam te ontlasten en de instroom te verminderen:
– een kortere duur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd,
– geen nieuwe verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde tijd,
– het verruimen van mogelijkheden tot ongewenstverklaring,
– het afschaffen van de voornemenprocedure,
– het beperken van de nareismogelijkheden,
– het efficiënter behandelen van (herhaalde) aanvragen en
– het strafbaarstellen van illegaliteit1
Met de wet invoering tweestatusstelsel komt er een onderscheid tussen de status van vluchtelingen en subsidiair beschermden. Daardoor kunnen we aan deze laatste groep striktere nareisvoorwaarden stellen. Verder beperkt dit wetsvoorstel de gezinsleden die in aanmerking kunnen komen voor nareis tot het kerngezin, zowel voor personen met de vluchtelingenstatus als voor vreemdelingen met de subsidiaire beschermingsstatus. Zo verkleinen we de doelgroep die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het huidige nareisbeleid.
Opvang, doorstroom, spreidingswet
We willen dure opvangvoorzieningen (cruiseschepen, hotels) zeker stoppen en inzetten op een betaalbare basisvoorraad van plekken. Gemeenten hebben mogelijkheden om zelf opvangvoorzieningen te exploiteren onder eigen verantwoordelijkheid en binnen bestaande financiële kaders. Voor de nabije toekomst wordt ook de eerste cyclus van de Spreidingswet (die loopt tot begin 2026) ingezet om te zorgen dat er in 2026 en 2027 voldoende plekken beschikbaar zijn. Bij voorjaarsbesluitvorming zal zoals gebruikelijk naar het aantal asielplekken bij het COA worden gekeken op basis van de meest recente MPP.
Een deel van de opvangcapaciteit bij het COA wordt ongewenst lang ingenomen door statushouders die al hadden moeten uitstromen naar huisvesting. In mei 2025 bedroeg de achterstand op het realiseren van de taakstelling 12.500, oftewel: 12.500 plekken in de asielopvang werden bezet door mensen die eigenlijk al hadden moeten worden gehuisvest. Om de opvang te ontlasten en statushouders te laten integreren en participeren is uitstroom van statushouders belangrijk. Een onderdeel van de huidige aanpak dat daarbij helpt is de mogelijkheid om statushouders (tijdelijk) te huisvesten in doorstroomlocaties.
Daarnaast wordt een doelgroepflexibele regeling verkend. De reden hiervoor is dat gemeenten in toenemende mate te maken hebben met te huisvesten doelgroepen terwijl er een groot tekort is aan sociale woningen, en de behoefte aan huisvesting per doelgroep kan wisselen in de tijd.
In aanvulling op bovenstaande heeft het wetsvoorstel van VRO, om te komen tot een verbod op voorrang op een sociale huurwoning voor statushouders en de voorgenomen afschaffing van de huisvestingstaakstelling, ook gevolgen voor de druk op de opvang en het realiseren van de huisvestingsopgave. En daarmee voor de asielketen en gemeenten. Daarom implementeren we een samenhangend pakket om deze maatregelen te ondersteunen, dat erop gericht is dat de huisvesting van statushouders normaliseert en alle woningzoekenden meer huisvestingsmogelijkheden krijgen binnen een gelijk speelveld.
Wie in Nederland mag blijven, moet in principe op eigen benen staan. Statushouders moeten zo snel mogelijk productief zijn op de arbeidsmarkt en voorzien in eigen huisvesting. In lijn met het al geldende beleid willen we statushouders in staat stellen om zo vroeg mogelijk de taal te leren en te participeren, het liefst via betaald werk - dat is de beste maniet om onderdeel te worden van de nederlandse samenleving. Dat vereist een aanvullende inzet, waarbij we asielzoekers en statushouders zo vroeg mogelijk activeren en ondersteunen om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. Daarnaast stimuleren we statushouders zelf hun huisvesting te organiseren.
Aanpak overlast
Tegen overlast door asielzoekers treden we harder op. Om de overlast in en rondom opvanglocaties te beperken intensiveren we de vier pijlers van de nationale aanpak. In 2025 realiseerden we de pilot procesbeschikbaarheidsaanpak. Zo kunnen we overlastgevende asielzoekers plaatsen in een verscherpt toezicht locatie en een procesbeschikbaarheidslocatie met vrijheidsbeperking, en bij overtreding mensen in vreemdelingenbewaring plaatsen. Op basis van de ervaringen in de pilot verbeteren we in 2026 de procesbeschikbaarheidsaanpak en breiden deze uit. En daders van crimineel gedrag geven we lik-op-stuk. Daartoe bundelen de strafrechtketen en vreemdelingenketen hun krachten.
Terugkeer
Het migratiebeleid kan alleen geloofwaardig zijn met een goed en snel werkend terugkeersysteem. Het totale aantoonbare vertrek uit de caseload van DTenV was in 2024 4% hoger dan in 2023, als gevolg van een toename van het gedwongen vertrek. In 2026 zetten we onze ambitie voort om het aantoonbaar vertrek nog verder te vergroten. Dit o.a. door in te zetten op onderhandelingen van de Europese Terugkeerverordening. We maken ons hard voor de verdere wetsbehandeling en implementatie van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring – de wet die o.a. het strafbaar stellen regelt van het niet meewerken aan terugkeer. De nieuwe wetgeving moet terugkeer sneller, efficiënter en effectiever maken. Internationaal gaan we door met onze huidige inzet gericht op het aangaan van brede partnerschappen en terugkeersamenwerking met belangrijke landen van herkomst en de ontwikkeling van innovatieve maatregelen, waaronder de terugkeerhub. Ook zetten we vaart achter het implementeren van het Migratiepact.
Partnerschappen
Effectieve internationale samenwerking met landen buiten Europa geven we mede vorm via brede, strategische partnerschappen. Daarbij zetten we ook in op innovatieve vormen van migratiesamenwerking, en spannen we ons in multilateraal verband in voor betere internationale afspraken over migratie. Partnerschappen bouwen we op in bilateraal verband én op Europees niveau. Hiervoor hebben we een interdepartementale taskforce internationale migratie opgericht onder leiding van AenM, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (MBHO) en Buitenlandse Zaken (MBZ). In het kader van de taskforce is in totaal vanuit de respectievelijke begrotingen van BHO en AenM, oplopend tot 118 miljoen euro per jaar in 2029 begroot voor ontwikkelingshulp (ODA-uitgaven) en non-ODA uitgaven voor migratiesamenwerking- en partnerschappen2.
2.1.2 Reguliere migratie, grenzen en nationaliteit
Regulier en nationaliteit
We werken – samen met o.a. het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) – aan een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid. Daarbij houden we rekening met de effecten van arbeidsmigratie op de brede welvaart in Nederland. Input daarvoor leveren de Sociaal-Economische Raad (SER) met hun (komend) advies over het arbeidsmigratiebeleid, en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar arbeidsmigratie. We bestrijden misstanden bij arbeidsmigratie, zoals illegale tewerkstelling en uitbuiting. We scherpen de kennismigrantenregeling verder aan en blijven daarbij onverminderd inzetten op het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht.
Het beleid inzake studiemigratie richt zich op het beter beheersbaar maken van de toestroom van internationale studenten. Het wetsvoorstel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ´Internationalisering in balans´, met o.a. maatregelen als het terugdringen van het Engels in het hoger onderwijs en meer mogelijkheden om een numerus fixus in te stellen, moet daaraan bijdragen.
Door de naturalisatietermijn te verhogen naar 10 jaar scherpt het kabinet de voorwaarden aan voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Ook verhoogt het kabinet de taaleis voor naturalisatie in beginsel naar niveau B1. De Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) maakt het onder bepaalde voorwaarden mogelijk de Nederlandse nationaliteit in te trekken, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf. Daarbij wordt onderzocht of het intrekken van het Nederlanderschap kan worden uitgebreid naar andere ernstige misdrijven, voor zover het Europees Verdrag inzake Nationaliteit (EVN) dit toelaat.
Grenzen en mensensmokkel
In 2026 gaan we door met het versterken van het beheer van onze grenzen. Hiermee voorkomen we irreguliere migratie. Ook draagt dit bij aan de veiligheid van Nederland en het Schengengebied. Mede op basis van de nationale strategie voor geïntegreerd grensbeheer, versterken we de capaciteit voor grenscontroles, innovatie en informatiegestuurd werken. Ook gaat de implementatie van Europese systemen, waaronder EES en ETIAS door en blijven we inzetten op innovatieve grenspassageprojecten zoals DTC. Verder willen we de kaders verruimen voor controle aan de binnengrenzen. Als onderdeel van het Migratiepact implementeert Nederland in 2026 de screeningsverordening en vindt er een periodieke Schengenevaluatie plaats van o.a. de buitengrenzen. Ook zetten we in op het bestrijden van mensensmokkel en het instrumentaliseren van migratie, en versterken we de nationale en internationale aanpak. Dit gebeurt onder eenduidige regie van het ministerie van Asiel en Migratie. Voor het versterken van grensbeheer is extra financiering beschikbaar gesteld om de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee te intensiveren. Deze middelen zijn structureel toegevoegd aan de Defensiebegroting bij de Voorjaarsnota van 2025
Nationale veiligheid
In Nederland werken de migratie- en terrorismebestrijdingsautoriteiten nauw samen om de nationale veiligheid te waarborgen. We blijven inzetten op het intrekken van het Nederlanderschap van terrorismeveroordeelden met een dubbele nationaliteit die de essentiële belangen van ons Koninkrijk hebben geschaad. Dit geldt ook voor het weren van extremistische sprekers die een gevaar kunnen zijn voor de openbare orde of nationale veiligheid van Nederland.
2.1.3 Opvang ontheemden uit Oekraïne
Door de Russische invasie in Oekraïne op 24 februari 2022 vluchten veel mensen naar de EU en naar Nederland. We blijven ontheemden opvangen die vallen onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB). Omdat het verblijf van ontheemden in Nederland voortduurt, zetten we het beleid voort dat zich richt op zelfredzaamheid en participatie van ontheemden. Daarbij hoort het verhogen van de eigen bijdrage die ontheemden aan de opvang betalen. We stimuleren het leren van de Nederlandse taal en het vinden van passend en duurzaam werk.
De tijdelijke bescherming op basis van de RTB is verlengd tot 4 maart 2027. Er wordt strikt toegezien op het voldoen aan de voorwaarden van de RTB. Als iemand geen recht meer heeft op tijdelijke bescherming dienen gemeenten de opvang en voorzieningen te beëindigen.
Voor de langere termijn richten we ons primair op het maximaal ondersteunen van vrijwillige terugkeer naar Oekraïne zodra dit kan. Tegelijkertijd verkennen we of langer verblijf, na afloop van de RTB, nodig is om grootschalige terugkeer in goede banen te kunnen leiden en te voorkomen dat de asielketen wordt belast. Ook bevorderen we hiermee de economische bijdrage van ontheemden aan Nederland zolang zij hier verblijven.