Base description which applies to whole site

3. De operationele doelstellingen

De bijdrage van de fondsbeheerders om te komen tot het bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren wordt geoperationaliseerd door twee doelstellingen:

  • De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

  • Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Operationele doelstelling 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Prestatie-indicator

De omvang van het provinciefonds wordt bepaald op basis van de normeringsystematiek. Dit is een bestuurlijke afspraak tussen Rijk en IPO, die inhoudt dat het provinciefonds evenredig meegroeit (of – krimpt) met de netto gecorrigeerde Rijksuitgaven. Het uitgangspunt is «samen de trap op en samen de trap af». Onderdeel van de afspraak is tevens, dat de uitkomst van de normering in het voor- en het najaar bestuurlijk wordt gewogen. Die weging vindt plaats in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhouding (BOFv). Wanneer één van de partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringsystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld.

Doelbereiking:

De werking van de normeringsystematiek

De normeringssystematiek betreft de afspraken over de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds. Deze afspraken bestaan uit een rekenregel en uit de bestuurlijke weging van de uitkomst van die rekenregel. De rekenregel is uitgewerkt in de accresberekening die plaats vindt op basis van de jaar op jaar-mutatie van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De bestuurlijke weging van de uitkomst (het accres) vindt twee maal per jaar plaats in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen.

Eén keer per vier jaar wordt de normeringssystematiek geëvalueerd. Daarbij wordt niet alleen naar de uitkomsten gekeken, maar ook naar een afgesproken aantal toetsingscriteria. De meest recente evaluatie is in de zomer van 2010 afgerond. Het evaluatierapport is 22 november 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2010–2011, 32 500 B, nr. 7) en is opgesteld door een ambtelijke werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van Financiën, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg. Het rapport is door alle betrokken partijen geaccordeerd in het bestuurlijk overleg van 8 juli 2010. Het rapport heeft als input gediend bij de totstandkoming van het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte-Verhagen. In het Regeerakkoord is besloten om de normeringssystematiek op basis van evenredigheid, de zogenaamde «trap op, trap af» systematiek, vanaf 2012 opnieuw in werking te stellen. Verder is besloten dat de rente-uitgaven niet langer onderdeel uitmaken van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven.

Zoals eerder is gemeld, is voor de periode 2009–2011 de normeringssystematiek tijdelijk buiten werking gesteld. In plaats daarvan is met de gemeenten en provincies voor deze jaren een reeks van nominale uitkeringen voor het gemeentefonds en het provinciefonds overeengekomen. Op die manier wordt zekerheid geboden over de bedragen in onzekere tijden. Deze afspraken betreffen de gevolgen van de huidige economische situatie en het Aanvullend Beleidsakkoord.

Operationele doelstelling 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Prestatie-indicator

Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, dat wil zeggen of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de provincies zoals blijkt uit de begrotingen.

Doelbereiking:

Periodiek Onderhoudsrapport (POR)

De publicatie «De provinciale financiën: een interprovinciale vergelijking» (IPV) brengt de financiële positie van de provincies in beeld. Deze publicatie van het Ministerie van BZK verschijnt jaarlijks. Het IPV 2010 is 19 november 2010 ter kennisneming aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2010–2011, 32 500 C, nr. 8). Uit de publicatie blijkt dat de financiële positie van provincies gunstig is en de provincies relatief veel vrijheid hebben bij de aanwending van middelen. In de prioriteitsstelling bij het Rijk is er daarom voor gekozen om het Periodiek onderhoudsrapport provinciefonds, dat als instrument kan worden gehanteerd bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds, niet uit te brengen.

Licence