Base description which applies to whole site

4.5. Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor de uitvoering van de in de Politiewet 1993 opgedragen politietaken door de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CKmar levert een bijdrage aan een veilige samenleving door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met een militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket. Het CKmar draagt, als onderdeel van de krijgsmacht, bij aan de taken die in de Grondwet zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Verder staan de taken van het CKmar vermeld in ondermeer de Politiewet 1993, de Vreemdelingenwet 2000, de Luchtvaartwet en de Paspoortwet. De beleidsverantwoordelijke ministers bepalen jaarlijks de wijze waarop de taken van het CKmar moeten worden uitgevoerd.

Het CKmar kan snel en flexibel inspelen op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers. De taken van het CKmar zijn van groot belang voor de Nederlandse samenleving en blijven dit ook in de toekomst.

Verantwoordelijkheid

De minister is als beheersverantwoordelijke voor het CKmar verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CKmar. De uitvoering heeft hij opgedragen aan de commandant van het CKmar.

Doelbereiking

Het CKmar heeft een bijdrage geleverd aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland. Het CKmar is een politieorganisatie met militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket.

Het CKmar is belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Daarnaast staan in artikel 6 van de Politiewet 1993 de specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn onder meer geregeld in het strafrecht en in de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar heeft haar taak uitgevoerd in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Het CKmar heeft snel en flexibel ingespeeld op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden of beperkingen van de industrie. De geoefendheid van de eenheden van het CKmar is afhankelijk van voldoende opleidings-, oefen- en trainingsmogelijkheden.

Commissie Evaluatie Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2010

De commissie-Vliegenthart heeft in februari 2009 geconstateerd dat Defensie met de uitvoering van het Beleidsplan de juiste weg is ingeslagen en dat veel is bereikt en verbeterd. De uitvoering van het proces is echter nog niet voltooid. In 2010 heeft het CKmar zich ingespannen de doelstellingen te bereiken en het proces tot een blijvend succes te maken. Het CKmar heeft zich hierbij in het bijzonder gericht op de thema’s leiderschap, werkdruk en zingeving, flexibiliteit en generalisme en personeel en organisatie. De commissie-Vliegenthart heeft in het najaar van 2010 de inspanningen en het effect hiervan opnieuw getoetst. Door de commissie is geconstateerd dat het CKmar zich verder heeft ontwikkeld langs de lijnen van het Beleidsplan Kmar 2010.

Werkdruk, werkbeleving en zingeving

De werkdruk bij het CKmar is evenwichtiger over de organisatie verdeeld door een herverdeling van het personeel en een meer flexibele personeelsinzet. De leidinggevenden besteden aandacht aan afwisseling van werkzaamheden voor het personeel. Een voorbeeld hiervan is dat een aantal oefeningen van de Mobiele Eenheid (ME) is vervangen door reële inzet met de politie. De lage werkdruk en zingeving bij de medewerkers die belast zijn met wacht- en bewakingstaken blijven echter een aandachtspunt. Met innovatieve oplossingen en investeringen in de loopbaan van het desbetreffende personeel maakt het CKmar het werk aantrekkelijker.

Leiderschap

Het CKmar blijft investeren in de kwaliteit van leiderschap en heeft structurele voorzieningen getroffen om de kwaliteit hiervan te waarborgen. Zo zijn bijvoorbeeld bevoegdheden en verantwoordelijkheden lager in de organisatie belegd en wordt hieraan in de organisatie voortdurend aandacht besteed.

Personeel en organisatie

Het CKmar heeft een nieuw loopbaanbeleid ontwikkeld. Dit wordt in een pilot voor heel Defensie getoetst. De rollen in het sturingsconcept ten aanzien van P&O zijn verduidelijkt. De kwaliteit van het P&O-beheer heeft voordurend de aandacht. Naast het sturen en fysiek vullen van de organisatie heeft de mens achter de getallen nadrukkelijk de aandacht.

Flexibiliteit en Generalisme

Een flexibele inzet in combinatie met een brede inzetbaarheid draagt bij aan een positieve werkbeleving en verbetert de resultaten van de werkzaamheden. Het CKmar heeft hiertoe verscheidene maatregelen genomen. Zo worden steeds meer generalistische teams ingezet waarin ervaren medewerkers van uiteenlopende disciplines elkaar ondersteunen. Voorts hebben brigades met een relatief eenzijdig werkaanbod afspraken gemaakt over het onderhouden van de basisvaardigheden door de medewerkers. De medewerkers ervaren generalisme over het algemeen als een verrijking van de taakuitvoering.

Interne en Externe aansturing

De aansturing is verbeterd door het opnieuw beleggen van taken. De rol van de districtscommandant als integraal verantwoordelijke wordt daarbij zoveel mogelijk gerespecteerd en ingevuld. De commissie signaleert dat door de gezagsdragers nog steeds onvoldoende invloed uitgeoefend wordt op de prioriteitstelling van het CKmar. Indien de beschikbare capaciteit onvoldoende is om alle gewenste veiligheidsdiensten te bemannen, dient het gezag uitdrukkelijk prioriteiten en posterioriteiten te benoemen. Hierover wordt met de gezagsdragers nog in overleg getreden.

Schiphol

De problemen bij de personele vulling van de Brigade Grensbewaking van het district Schiphol zijn opgelost. Een van de belangrijkste resultaten is dat generalisme op Schiphol vorm heeft gekregen. Het vastleggen van de vaardigheden gekoppeld aan werkzaamheden heeft een positieve invloed op de werkbeleving van de medewerkers. Door onder andere de invoering van generalisme is de uitwisselbaarheid van personeel uit de verschillende brigades vergroot. Hiermee heeft het district Schiphol zelf de piekbelastingen opgelost.

Ontwikkelagenda

Het Beleidsplan Kmar 2010 en het rapport «Doorpakken richting 2010» zijn inmiddels opgevolgd door een ontwikkelagenda. Deze ontwikkelagenda geldt als basis om de geleidelijke en constante ontwikkeling van verdere verbeteringen te bewerkstelligen.

Uitkomsten werkbelevingsonderzoek

In 2008 is het voorlaatste werkbelevingsonderzoek uitgevoerd bij het CKmar. Mede op basis van dat onderzoek en andere onderzoeken die binnen het CKmar zijn uitgevoerd,zijn maatregelen genomen om de werkbeleving bij het CKmar te verbeteren. Begin 2011 is het personeel van het CKmar opnieuw uitgenodigd om deel te nemen aan het werkbelevingsonderzoek genaamd PICTURE. Op basis van de respons van het onderzoek (66 procent) kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar de totale populatie van het CKmar. De respons is overigens nagenoeg gelijk aan de respons in 2008.

Een eerste analyse van de uitkomsten van het werkbelevingsonderzoek laat zien dat de medewerkers van het CKmar enthousiast zijn over het werk, er plezier in hebben en dat men het werk ook aan kan. Medewerkers hebben een gezonde mate van bevlogenheid en zijn over het algemeen tevreden en voelen zich betrokken, zowel bij hun eigen eenheid als bij het CKmar. In vergelijking met het onderzoek uit 2008 wordt de werkdruk nu als passend ervaren. Daarnaast is men positief over de werksfeer en heeft men het gevoel dat men rechtvaardig wordt behandeld binnen de organisatie. Ook vindt men dat afspraken worden nagekomen en dat de organisatie geïnteresseerd is in zijn of haar welzijn. Het personeel is echter wel onzeker over de toekomst. Dit mede als gevolg van de verwachte bezuinigingen en de wijzigingen van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). Ondanks dat zet men zich volledig in voor zijn of haar taak. Aan de medewerkers is gevraagd wat er zou moeten veranderen om te bereiken dat men met (nog) meer plezier naar het werk gaat. Verbetering van de loopbaanmogelijkheden blijft in dat verband een aandachtspunt. Een ander aandachtspunt betreft de arbeidsomstandigheden. 7 Leiderschap wordt nu overigens minder vaak als aandachtspunt genoemd als in 2008. Over het algemeen lijkt men hier meer tevreden over dan in 2008. Net als in 2008 wordt communicatie genoemd als aandachtspunt. Op basis van de definitieve resultaten van het werkbelevingsonderzoek wordt bezien of en welke maatregelen moeten worden genomen om de aandachtspunten te adresseren.

Op basis van de definitieve resultaten van het werkbelevingsonderzoek wordt bezien of en welke maatregelen moeten worden genomen om de aandachtspunten te adresseren.

Budgettaire gevolgen van beleid

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde gevolgen van beleid voor 2010.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verschil

Verplichtingen

355 987

311 429

381 054

399 720

381 059

395 351

– 14 292

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

Operationele taakvelden

327 112

335 547

344 723

331 247

369 403

366 339

3 064

Operationele taakvelden

290 594

296 497

299 037

299 037

321 178

322 134

– 956

Opleidingen

36 518

39 050

45 686

45 686

48 225

44 205

4 020

Totaal programma-uitgaven

327 112

335 547

344 723

331 247

369 403

366 339

3 064

Apparaatsuitgaven

       

Staf Koninklijke Marechaussee

35 585

32 844

31 355

30 184

30 427

25 893

4 534

Bijdragen aan baten-lastendiensten

2 838

4 722

4 357

4 200

3 584

3 119

465

Totaal apparaatsuitgaven

38 423

37 566

35 712

34 384

34 011

29 012

4 999

Totaal uitgaven

365 535

373 113

380 435

365 631

403 414

395 351

8 063

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

5 546

4 940

4 839

8 301

5 941

4 652

1 289

Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen.

Verplichtingen

De lagere verplichtingen worden voor € 11 miljoen veroorzaakt doordat de overeenkomsten met een facilitair karakter (inclusief de huur van gebouwen en terreinen) meer dan voorheen jaarlijks worden vastgelegd in plaats van meerjarig. Bovendien is de stand van de verplichtingen door een schoning in de administratie verlaagd met een bedrag van € 1,7 miljoen. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Uitgaven

Hogere uitgaven worden voor € 6,1 miljoen veroorzaakt door een convenant tussen Buitenlandse Zaken en Defensie met betrekking tot de beveiliging van ambassades in het buitenland. Deze beveiliging wordt uitgevoerd door personeel van het CKmar. Het resterende verschil betreft diverse kleine mutaties.

Verdeling naar taakvelden

Verdeling gelden naar taakvelden CKmar

Bedragen x € 1 000

Begroting 2010

Realisatie 2010 1

Verschil

Operationele taakvelden

322 134

321 178

– 956

    

Beveiliging

69 968

79 305

9 337

Vreemdelingenwetgeving

151 049

147 904

– 3 145

Militaire politietaken

30 252

46 559

16 307

Politietaken burgerluchtvaartterreinen

22 532

25 547

3 015

Assistentie, samenwerking en bijstand

8 607

4 799

– 3 808

Internationale crisis- en humanitaire operaties

39 726

17 065

– 22 661

1

Dit bedrag is exclusief opleidingen.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd

4

0

0

0

Aantal operationeel gerede eenheden (VTE'n) persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten

8

10

11 1

1

Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging in het kader van internationale vredesoperaties

20

20 (13) 2

20 (13)

0

Het percentage uitvoering productieprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

100%

0

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten

100%

100%

100%

0

1

In het eerste kwartaal van 2010 is er geen registratie geweest. In het restant van het jaar zijn elf opdrachten persoonsbeveiliging bij het bezoek van militaire autoriteiten uitgevoerd.

2

Defensie heeft besloten de gereedstellingsopdracht voor het Close Protection Team (CPT) van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) neerwaarts bij te stellen van 20 naar 13. Deze lagere gereedstelling is gerealiseerd in september 2010.

Toelichting tabel

Operationele doelstelling 2: Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Controle conform bepalingen Schengengrenscode omtrent de verschillende vervoerssegmenten en, wat betreft Schiphol, binnen de met Amsterdam Airport Schiphol overeengekomen bezetting conform planning en verwachte passagiersaanbod van Schiphol.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil 2010

Burgerluchtvaart:

    

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

100%

100%

0

     

Cruiseschepen:

    

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

100%

100%

0

– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

    

• inreis

79%

 

84%

– 16%

• uitreis

64%

 

92%

– 8%

     

Vrachtferry’s:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

100%

0

– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

    

• inreis

94%

 

84%

– 16%

• uitreis

96%

 

92%

– 8%

     

Personenferry’s:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

100%

0

– (grondige) fysieke controle EU-bemanning en passagiers (controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

 

100%

  

• inreis

94%

 

84%

– 16%

• uitreis

96%

 

92%

– 8%

     

Pleziervaart:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

100%

– Landelijke projectdagen (gecombineerd met visserij), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsheeft

5 projectdagen

3 projectdagen

3 projectdagen

0

     

Vissersschepen:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

100%

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

100%

– Aantal projectdagen (gecombineerd met pleziervaart), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsheeft

5 projectdagen

3 projectdagen

2 projectdagen

– 1

     

Vrachtvaart:

    

– administratieve controle van bemanning en passagiers.

100%

100%

100%

0

– fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS

 

100%

  

•  inreis

79%

 

84%

– 16%

• uitreis

88%

 

92%

– 8%

Toelichting tabel

Op basis van de Schengengrenscode (SGC) wordt idealiter iedere grenspassant van de buitengrens minimaal aan een eenvoudige controle onderworpen (SGC Hoofdstuk II art 7 lid 2). Reizigers afkomstig van derde landen die de buitengrens van het Schengengebied passeren worden idealiter aan een grondige controle onderworpen (SGC Hoofdstuk II art 7 lid 3). Voor burgerluchtvaart is sprake van een «gesloten systeem». Alle passagiers die het land in of uit reizen, worden vanzelf langs een controlepost geleid en aldaar fysiek gecontroleerd. De score van 100 procent fysieke controle is een logisch gevolg. De 100 procent administratieve controle voor de maritieme sector kan worden gegarandeerd aangezien alle informatie die door de vervoersmaatschappijen worden geleverd, in systemen wordt nagetrokken. De grondige (fysieke) controle op actuele risicoprofielen in de maritieme sector is in overleg met het beleidsverantwoordelijke departement risicogestuurd uitgevoerd. De daadwerkelijke controle heeft plaats aan de hand van de controleadviezen vanuit de risicoprofielen die in ZUIS 8 zijn vastgelegd. In overleg met het beleidsverantwoordelijke departement is door capaciteitsgebrek de norm gesteld op minimaal 75 procent daadwerkelijke controle van de uitgebrachte adviezen. De realisatie wordt bijgehouden voor de categorieën inreizende vaartuigen en uitreizende vaartuigen. De gerealiseerde percentages (84 procent voor inreizende vaartuigen en 92 procent voor uitreizende vaartuigen) betreffen een totaalscore van de verschillende segmenten.

Voor de segmenten pleziervaart en visserij geeft het CKmar invulling aan de doelstellingen door het risicogestuurd organiseren van landelijke controledagen. Op deze «projectdagen» is er sprake van 100 procent administratieve en fysieke controle. Daarnaast worden binnen deze segmenten aangemelde schepen die van buiten het Schengengebied komen meegenomen in de risicoanalyse van ZUIS. Op basis van het bijbehorende controleadvies worden de passagiers en de bemanning van het vaartuig administratief en indien nodig fysiek gecontroleerd. In 2010 zijn er vijf landelijke projectdagen georganiseerd. Op deze projectdagen wordt de prioriteit bij één segment gelegd. Het andere segment wordt gecontroleerd indien er voldoende aanbod, tijd en capaciteit beschikbaar is. De streefwaarde van drie projectdagen voor het segment visserij is hierdoor niet gerealiseerd.

In 2009 heeft de Europese Commissie de risicogestuurde uitvoering van het Schengen-aquis door Nederland geëvalueerd. In het voorjaar van 2010 is het rapport van de Schengen-evaluatiecommissie definitief vastgesteld. De algehele conclusie is dat Nederland op adequate wijze uitvoering geeft aan het Schengen-aquis.

Wachtrij op de luchthaven Schiphol

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

– Percentage van de passagiers dat bij aankomst maximaal 10 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole

99%

95%

– Percentage van de vertrekkende of transfererende passagiers dat maximaal 6 minuten moet wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole

81%

95%

Uitvoering geven aan Mobiel Toezicht Vreemdelingen

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal vaststellingen van illegalen in het grensgebied

Inzet heeft plaats in overleg met het bevoegd gezag

3 624

Het aantal vaststellingen is afhankelijk van het aanbod

3 222

1

1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Identiteit in het AC-proces

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

100% (on)echtheidsonderkenning binnen 48 uur

100%

100%

1

1

In juli 2010 is de Algemene Asielprocedure (AA) verlengd naar 8 dagen. Door de aanpassing van het proces is de norm niet langer representatief voor het proces. Een nieuwe indicator is in ontwikkeling.

Uitvoering geven aan uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland.

5 394

Het aantal uitzettingen is afhankelijk van het aanbod

6 451

1

1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen streefwaarde en realisatie.

Toelichting tabel

Amsterdam Airport Schiphol (AAS) voert sinds eind 2009 geen metingen meer uit. Het CKmar heeft alle balies bezet conform planning op basis van het verwachte passagiersaanbod van Schiphol. Deze flexibiliteit heeft ertoe bijgedragen dat de zomerpiek adequaat is afgehandeld. Naar verwachting worden midden 2011 herziene prestatie-indicatoren geïntroduceerd in overleg met AAS en het beleidsverantwoordelijke departement.

Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

    

Percentage van de meldingen waarbij het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse moet zijn

99%

90%

95%

5%

Aantal misdrijfdossiers

1 250

1 500

1 194

– 306

Percentage processen-verbaal «lik op stuk»

42%

50%

49%

– 1%

Percentage technisch sepot

10%

<5%

8%

3%

Toelichting tabel

Er zijn in 2010 1194 misdrijfverbalen aangeboden aan het Openbaar Ministerie (OM) te Arnhem. Het verschil tussen de streefwaarde en de realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door het achterblijven van het aanbod. Daarnaast heeft het CKmar binnen het Taakveld Militaire Politiedienst nog 160 misdrijfverbalen aangeboden aan andere Openbaar Ministeries. Hoewel een verbetering zichtbaar is in het percentage technische sepots, is de norm in 2010 niet gehaald. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een aantal met elkaar samenhangende misdrijfverbalen die om dezelfde reden zijn geseponeerd.

Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchtvaartterreinen.

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

    

Percentage van de prioriteit 1 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 5 minuten ter plaatse moet zijn.

98%

90%

91%

1%

Percentage van de prioriteit 2 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 10 minuten ter plaatse moet zijn.

93%

90%

85%

– 5%

Percentage van de prioriteit 3 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchtvaartterrein waarbij het CKmar binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn.

96%

90%

96%

6%

Toelichting tabel

Aan de doelstelling inzake de response-tijden is in 2010 niet geheel voldaan. Het gebrek aan eenduidige registratie is de voornaamste oorzaak voor de onderrealisatie. Personeel meldt zich niet eerst bij de centrale maar gaat ter plaatse direct over tot hulpverlening.

Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening

Indicatoren

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Verschil

2010

Aantal beschikbare eenheden

    

– 4 ME-pelotons (Mobiele Eenheden)

4

4

4

0

– 4 BE-pelotons (Bijstandseenheden)

3

4

3

– 1

– 1 AE (Aanhoudingseenheid)

1

1

1

0

Toelichting tabel

Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen.

In verband met een efficiencymaatregel zijn in 2009 twee pelotons van de Bijstandseenheid (BE) van het District West samengevoegd voor statische beveiligingstaken.

Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties CKmar 2010

Totaal aantal eenheden

Realisatie 2010

  

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Ingezet

Operationeel gereed

CKmar

Personeel voor civiele politiemissies

306 Mil

gem. 107

46

153

CKmar

BE-peloton voor Crowd Riot Control (CRC)

1

0

1

0

CKmar

Personeel t.b.v. het samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIPS in het buitenland

60 Mil

gem. 16

4

20

CKmar

Eskadron MP t.b.v. inzet i.h.k.v. Navo-opdrachten; reactietermijn van 180 dagen

1

1

Eind 2009 is – als gevolg van de bezuinigingen en na vaststelling van de Ontwerpbegroting 2010 – besloten om met ingang van 1 januari 2010 niet langer het halve eskadron MP gereed te stellen.

Toelichting tabel

Vanuit het CKmar-brede bijstandspotentieel kan invulling gegeven worden aan alle inzetvormen. Wat betreft de CRC-taak geldt dat de haalbaarheid afhankelijk is van de inzetlocatie en de beschikbare voorbereidingstijd. De huidige voertuigen (YPR) blijken niet geschikt te zijn voor alle inzetvormen (zowel in nationaal als expeditionair verband).

7

Arbeidsomstandigheden zijn de middelen waarmee men werkt en de omgeving waarin men moet werken.

8

Het informatiesysteem ZUIS genereert controlevoorstellen op basis van informatie en analyse. Onderscheid in de registratie tussen eenvoudige en grondige controles is niet mogelijk in alle maritieme segmenten.

Licence