Base description which applies to whole site

C. Vrijblijvendheid voorbij

Wachtlijsten jeugdzorg

Op 1 januari 2010 zijn de wachtlijsten bij het zorgaanbod in de provinciale jeugdzorg fors gedaald ten opzichte van 1 januari 2009. Het aantal wachtenden bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) dat langer dan vijf dagen wacht op de start van het onderzoek is op 1 januari 2010 nagenoeg nihil (TK 31 839, nr. 51).

De invoering van een nieuwe financieringssystematiek in 2010 is niet gerealiseerd, doordat met provincies nog geen overeenstemming is bereikt over een goed ramingsmodel.

Voor 2010 en 2011 is het Rijk met de provincies het «Afsprakenkader jeugdzorg» overeengekomen. Hiermee is het budget voor twee jaar vastgesteld. Met het Afsprakenkader is overeengekomen dat kinderen tijdig de noodzakelijke zorg ontvangen op een verantwoorde manier.

Verder bevat het Afsprakenkader een aantal maatregelen om de groei van de instroom in de provinciale jeugdzorg een halt toe te roepen (TK 31 839, nr. 75).

Jeugdbescherming

In het kader van het programma Beter Beschermd is door de ketenpartners (Raad voor de Kinderbescherming, Raad voor de Rechtspraak, Rechtbanken en de Bureaus Jeugdzorg) de afgelopen jaren hard gewerkt aan het verkorten van de doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen.

Doelstelling voor de doorlooptijd was om in 75% van de zaken een doorlooptijd van twee maanden te realiseren. De totale doorlooptijd in de keten is in 2010 teruggebracht naar gemiddeld 89 dagen.

De ambitie om 75% van de zaken binnen twee maanden af te doen is op basis van de ervaringen wel bijgesteld tot 75% binnen 70 dagen. In de praktijk bleek de gewenste doorlooptijd bij de Rechtbanken van 75% binnen 2 weken niet realiseerbaar in verband met de wettelijk verplichte oproeptermijn van 2 weken. Er wordt voor de doorlooptijd bij de Rechtbanken dan ook uitgegaan van 75% binnen 3 weken. Voor de gehele doorlooptijd betekent dit: 75% binnen 70 dagen.

In de komende periode zal de inspanning er op zijn gericht om met name de doorlooptijd bij de Raad voor de Kinderbescherming verder terug te brengen. Naar verwachting wordt in 2012 de oorspronkelijke ambitie bereikt van 75% binnen 42 dagen voor het deel van de keten dat bij de Raad wordt uitgevoerd.

Er is gestreefd naar het inwerking laten treden van de gewijzigde kinderbeschermingswetgeving op 1 januari 2011. In juni 2010 is de wet aangeboden aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft in oktober 2010 verslag uitgebracht. De planning is dat de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer begin 2011 zal plaatsvinden. De streefdatum voor invoering is nu 1 januari 2012.

Aanpak kindermishandeling

Het voorkomen, signaleren, stoppen van kindermishandeling en het beperken van de schadelijke gevolgen hiervan staan centraal in het Actieplan Aanpak Kindermishandeling «Kinderen Veilig Thuis». 2010 was het laatste jaar van Actieplan, waarin de activiteiten grotendeels zijn afgerond. Zo is er wederom een publiekscampagne geweest met als thema «Wat kan ik doen?». Tevens is in 2010 gestart met het prevalentieonderzoek naar kindermishandeling dat in het voorjaar van 2011 zal verschijnen.

De uitvoering van de aanpak kindermishandeling moet vooral op regionaal niveau gestalte krijgen. Hiervoor is geïnvesteerd in een landelijk dekkend, regionaal sluitend netwerk.

In 2007 zijn tussen centrumgemeenten, provincies (inclusief de drie grootstedelijke regio’s) en het Rijk bestuurlijke afspraken gemaakt over de invoering van de regionaal sluitende aanpak van kindermishandeling, gebaseerd op de aanpak van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK). Hierbij is afgesproken dat elke regio in 2010 deze aanpak heeft ingevoerd door het opstellen van een regionaal werkplan, van een regionaal handelingsprotocol en van een regionaal scholingsplan. Op één na hebben alle 35 regio’s eind 2010 het werkplan opgesteld. Daarnaast hebben op twee na alle regio’s het scholingsplan opgesteld en in gebruik genomen. Tien regio’s hebben het handelingsprotocol nog niet gereed. In totaal hebben hierdoor 11 regio’s eind 2010 of een werkplan, en/of een handelingsprotocol en/of een scholingsplan nog niet gereed. De regio’s en provincies waarin zij zijn gelegen, werken in 2011 door aan de afronding van benodigde mijlpalen. Met deze regio’s zijn concrete afspraken gemaakt over wanneer de benodigde mijlpalen wel zijn bereikt. Eind 2010 is toegezegd dat alle centrumgemeenten in 2011 een financiële bijdrage van € 50 000 via het Gemeentefonds krijgen om de benodigde mijlpalen te bereiken, de aanpak kindermishandeling duurzaam in de regio te verankeren en te optimaliseren. De voortgang zal nauwgezet gevolgd worden.

In 2010 zijn vooruitlopend op een wetsvoorstel «meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling» diverse activiteiten in gang gezet. Doel van het wetsvoorstel is om organisaties te ondersteunen om kindermishandeling en huiselijk geweld zo vroeg mogelijk te signaleren, hier melding van te maken en het te kunnen stoppen.

In 2010 is een aantal instrumenten ontwikkeld zoals het basismodel meldcode en de basistraining «werken met een meldcode». Het basismodel is landelijk verspreid onder brancheorganisaties en professionals en is positief ontvangen. Het model ondersteunt organisaties om de eigen meldcode te implementeren. In 2010 zijn tevens de eerste trainers opgeleid om de training «werken met een meldcode» aan professionals te geven. In 2010 is een start gemaakt met het ontwikkelen van een landelijke e-learningmodule «werken met een meldcode».

Om organisaties en professionals te informeren over de Wet meldcode zijn presentaties en bijeenkomsten in het land gehouden. Daarnaast zijn er verschillende bijeenkomsten gehouden met het intersectoraal kennisnetwerk Meldcode bestaande uit branche- en beroepsverengingen.

Voor het voorkomen van kindermishandeling is opvoedingsondersteuning via het CJG van belang. Elders in dit verslag is de voortgang van de CJG-ontwikkeling beschreven. Ook het verkorten van de doorlooptijden in de jeugdbeschermingsketen in het kader van Beter Beschermd komt elders aan de orde.

Er is een onderzoek uitgevoerd naar de inzet van het strafrecht bij kindermishandeling, dat inzicht heeft gegeven in de wijze waarop en de frequentie waarmee het strafrecht wordt ingezet bij kindermishandelingszaken.

De Tweede Kamer wordt in de loop van 2011 geïnformeerd over de verdere aanpak kindermishandeling voortbouwend op de inzet van de afgelopen periode.

Gesloten Jeugdzorg

De doelstelling was dat op 1 januari 2010 geen jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg meer in de justitiële jeugdinrichtingen zouden verblijven. De instellingen voor gesloten jeugdzorg, de justitiële jeugdinrichtingen, de provincies en de Bureaus Jeugdzorg hebben, samen met het ministerie van VenJ en Jeugd en Gezin hard gewerkt aan het realiseren van de doelstelling. Deze gezamenlijke inzet heeft ertoe geleid dat de doelstelling is gehaald en sinds 1 januari 2010 geen jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg meer in een justitiële jeugdinrichting verblijven.

De locatie Sprengen van Avenier in Wapenveld is overgeheveld naar de gesloten jeugdzorg en toegewezen aan het zorggebied Noord.

In 2010 was sprake van een voldoende aanbod voor gesloten jeugdzorg. De capaciteit gesloten jeugdzorg bedroeg op 31 december 2010 1 622 plaatsen.

De gemiddelde doorlooptijd van de jeugdigen vanaf aanmelding bij de plaatsingscoördinatie tot opname in een instelling voor gesloten jeugdzorg bedroeg minder dan een maand. Urgente jeugdigen worden in alle zorggebieden gemiddeld binnen enkele dagen geplaatst.

Het vanaf 2008 aan de instellingen uitgekeerde bedrag voor de kwaliteitsimpuls (in 2008 € 10,7 miljoen structureel, later oplopend tot circa € 20 miljoen) is aan verbeteringen besteed. Dit betreft onder andere het verkleinen van de groepsgrootte, het aanstellen van gedragswetenschappers, het (intensiever) opleiden van personeel, het verhogen van het gemiddeld opleidingsniveau van medewerkers en een beter verlofbeleid voor de jeugdigen.

Aanpak jeugdwerkloosheid, plusvoorzieningen en campussen

Samen met het ministerie van OCW en het ministerie van SZW is door middel van het Actieplan Jeugdwerkloosheid ook in 2010 gewerkt aan het terugdringen van de jeugdwerkloosheid, de aanpak kwetsbare jongeren en het versterken van de regionale en lokale samenwerking met als doel participatie.

Dit heeft in 2010 de volgende resultaten opgeleverd:

  • Het Actieplan Jeugdwerkloosheid heeft bijgedragen aan de daling van de jeugdwerkloosheid in 2010. Tussen het eerste kwartaal 2010 en het eerste kwartaal 2011 daalde de jeugdwerkloosheid (15–26 jaar) van 135 000 naar 99 000.

  • Plusvoorzieningen zijn in alle Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) regio’s in ontwikkeling of opgericht. Op grond van het Regeerakkoord zijn er vanaf 2012 structureel middelen beschikbaar voor de plusvoorzieningen, onder leiding van het ministerie van OCW wordt in 2011 bezien hoe deze middelen verdeeld zullen worden.

  • De arbeidsmarktregio’s hebben een ondersteuningsimpuls ontvangen op basis van de door de regio’s ingediende gezamenlijke voorstellen van de regionale onderwijs-, zorg-, en arbeidsmarktpartijen om kwetsbare jongeren beter te ondersteunen.

  • Een inventarisatie van effectieve instrumenten om kwetsbare jongeren naar de arbeidsmarkt te leiden is gestart en is begin 2011 afgerond.

  • De decentralisatie uitkering Jeugd is een feit en met gemeenten zijn afspraken gemaakt over de inzet van de middelen voor de doelgroep overbelaste jongeren.

  • Er heeft een conferentie plaatsgevonden waarin het vraagstuk niet-participerende jongeren centraal stond.

  • De eindresultaten van het evaluatie onderzoek naar de effectiviteit van de pilot projecten campussen zijn gepresenteerd. Begin december 2010 is met de Tweede Kamer een zorgvuldige afronding van de lopende pilots besproken. Op verzoek van de Tweede Kamer zullen de resterende campusmiddelen worden ingezet voor doorontwikkeling van de campus de Nieuwe Kans uit Rotterdam én kennisverspreiding.

  • In 2011 komen de resultaten van de pilot projecten om jeugdzorgjongeren naar school en te begeleiden onder leiding van MKB-NL en de MO-Groep beschikbaar.

  • Het Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap is niet gerealiseerd omdat er te weinig zicht was op structurele financiering.

Aanpak risicojeugd

In samenwerking met de ministeries van VenJ en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het programmaministerie voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI), is in 2010 gewerkt aan een samenhangende aanpak van overlastgevende jeugd. Naast repressieve maatregelen, is preventie en vroegtijdig ingrijpen nodig om problemen later te voorkomen. De gezinsaanpak staat daarbij voorop. Ouders ondersteunen bij de opvoeding en aanspreken als ze die verantwoordelijkheid onvoldoende nemen, zo nodig met drang en dwang. Behaalde resultaten in 2010 zijn:

  • Aanpak 12-minners

    Tussen politie en MOgroep zijn afspraken gemaakt over de aanpak van kinderen onder de 12 jaar die een delict hebben gepleegd: de politie meldt delicten gepleegd door kinderen onder de 12 jaar via een zogenoemd «zorgformulier» aan Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg kan op die manier de benodigde hulp inzetten. Met steun van Jeugd en Gezin is een handreiking voor de medewerkers van Bureaus Jeugdzorg opgesteld om de meldingen van de politie adequaat te kunnen beoordelen. Daarnaast is een handreiking voor gemeenten opgesteld over de rol van de Centra voor Jeugd en Gezin bij de aanpak van 12-minners. Jeugd en Gezin participeert in de stuurgroep pilots Pro-Kid: een signalerings-instrument van de politie om risicosignalen vroegtijdig in beeld te krijgen. Op basis van de lopende evaluatie vindt in de loop van 2011 een beslissing plaats voor landelijke invoering van Pro-Kid.

  • Aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren

    Jeugd en Gezin heeft in 2010 geparticipeerd in het samenwerkingsverband van 22 gemeenten en departementen (VenJ, BZK, WWI en Jeugd en Gezin) rond de aanpak van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. In de themabijeenkomsten is ondermeer ingegaan op de verschillende vormen van gezinsmanagement, aanpak 12-minners en de ketensamenwerking in Veiligheidshuizen.

  • Het Rijk heeft in samenwerking met een aantal gemeenten zicht proberen te krijgen op wat wel en niet werkt (binnen «één gezin, één plan»). De gegevens zijn benut voor eigen koersbepaling en besluitvorming. De kennis en ervaringen die zijn opgedaan in het experiment, worden in 2011 breed gedeeld met andere gemeenten.

Bouwimpuls jeugdzorginstellingen

In 2009 en 2010 is de bouwimpuls aan 48 aanbieders van open jeugdzorg en 11 aanbieders van gesloten jeugdzorg verleend. De bouwimpuls moet de bouwsector stimuleren en wordt door de jeugdzorginstellingen gebruikt voor bouw en onderhoud en verduurzaming van bestaande gebouwen. Het totaal verleende bedrag is € 85 miljoen voor de jaren 2009 en 2010.

In 2010 zijn de jeugdzorginstellingen verder aan de slag gegaan met de besteding van de bouwimpuls door opdrachten te geven aan bedrijven in de bouwsector. Er zijn nieuwe panden gebouwd, bestaande panden verbouwd en opnieuw ingericht en waar nodig zijn er voorzieningen getroffen om de brandveiligheid of de energiezuinigheid te vergroten. Eind 2010 moesten de projecten afgerond zijn. Er zijn een aantal instellingen die een verlenging van de projectperiode tot medio 2011 hebben gekregen wegens het onvermijdbare en onvoorzienbare karakter van de door hun opgegeven vertraging.

Aanpak ervaren regeldruk

Meer vrijheid en minder onnodig papierwerk. Dat hebben medewerkers in de jeugdzorg nodig om jongeren en ouders goed te kunnen helpen. In het voorjaar van 2008 zijn cliënten en professionals in de jeugdzorg gevraagd naar hun ervaringen met regeldruk. Samen met de jeugdsector is daarna een actieplan gemaakt om de regeldruk aan te pakken. Dit actieplan loopt door in 2011. In het voorjaar van 2011 wordt gemeten of het doel, de ervaren regeldruk met 25% verminderen, is gehaald. Er wordt dan een vervolgplan gepresenteerd om de regeldruk in deze kabinetsperiode verder te verminderen.

In 2010 zijn de volgende acties opgepakt of afgerond:

  • Voorbereiden van de éénmeting in het voorjaar van 2011 om te kijken wat de effecten zijn, en waar kansen liggen voor het verder verminderen van regeldruk. De Tweede Kamer wordt vóór de zomer van 2011 over de uitkomsten van de éénmeting geïnformeerd, voorzien van nieuwe acties om meer ruimte en minder papierwerk in de jeugdzorg te realiseren;

  • Een landelijke ontregelconferentie op 2 december 2010 met ruim 140 cliënten, professionals en bestuurders;

  • Een succesvolle aanpak van ICT ergernissen door het expertteam van Jeugdzorg Nederland bij medewerkers van Bureaus Jeugdzorg;

  • De lancering van de website www.cliëntroutejeugdzorg.nl;

  • Het ministerie van VWS, het IPO en Jeugdzorg Nederland hebben vastgesteld welke beleidsinformatie nodig is van Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders. Het resultaat is dat 45% minder items worden uitgevraagd. Dit leidt tot minder onnodige registratie voor professionals;

  • De William Schrikker Groep start met het gebruik van «intelligente» formulieren om de administratie in de provinciale jeugdzorg te verminderen. Bureau Jeugdzorg Zeeland en Overijssel volgen in 2011;

  • Voorbereiden van doorbraakprojecten om «slim» organiseren bij circa 12 jeugdzorgaanbieders te stimuleren;

  • Ontwikkelen van een toolkit over privacyaspecten in samenwerkingsverbanden in de brede jeugdketen, in aanvulling op de privacywegwijzer (www.privacywegwijzer.nl);

  • Succesvolle expertmeeting voor gezinsvoogdijwerkers gericht op het in kaart brengen van ervaren regeldruk rond de Deltamethode;

  • Goede voorbeelden om regeldruk te verminderen verspreiden via de nieuwsbrief Regeldruk AanPak (RAP) en het werkboek «Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg».

    • Het indiceren van jongeren is minder en eenvoudiger geworden;

    • Het indiceren van de omvang van de zorg is niet langer nodig (vanaf 1 januari 2010);

    • De indicatie in het vrijwillig kader hoeft niet meer verplicht getoetst te worden door gedragswetenschappers (vanaf 1 januari 2010);

    • De duur van de behandeling wordt uit het indicatiebesluit geschrapt. Het voorstel voor wetswijziging ligt bij de Tweede Kamer;

    • Het is niet langer noodzakelijk om voor ambulante zorg een indicatiebesluit op te stellen.

Licence