Base description which applies to whole site

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

De diergezondheidszorg is primair de verantwoordelijkheid van de (vee)houder. Het adequaat verzorgen van de dieren en het vragen van hulp van dierenartsen bij diergezondheidsproblemen van de dieren vloeien daaruit voort.

De overheid is verantwoordelijk voor het weren en bestrijden van dierziektes wanneer er op grond van wetgeving en internationale verplichtingen noodzaak is tot ingrijpen, onder andere bij aangifteplichtige dierziekten. De overheid heeft ook een rol als de mogelijkheden van de individuele (vee)houder om dierziekten effectief te vermijden, op te sporen en te bestrijden ontoereikend zijn en/of risico’s voor de volksgezondheid ontstaan die het bedrijfsleven niet zelf kan afwenden. De bestrijding van (zeer) besmettelijke dierziekten is veelal een wettelijke taak, gebaseerd op Europese regelgeving. In de beleidsbrief over de bestrijdingsstrategie van besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekten (TK, 29 683, nr. 103, d.d. 15 juli 2011) is het beleid richting de toekomst uiteengezet. Het kabinet zet onder meer in op het mogelijk maken van het vaccineren in plaats van het doden van dieren ter beperking van dierziekten. In de nota dierenwelzijn en diergezondheid, die op 23 februari 2012 naar de Tweede Kamer is gezonden, is het diergezondheidsbeleid in de volle breedte weergegeven (TK, 28 286, nr. 548). Hierin is onder andere aandacht voor het verbeteren van diergezondheid op bedrijfsniveau met het oog op het bereiken van een zorgvuldige en duurzame veehouderij.

Daar waar de overheid inzet pleegt in de bewaking en bestrijding van dierziekten, worden kosten in eerste instantie door de overheid betaald. Het feit dat de overheid betrokken is, vormt echter geen argument om de kosten dan ook bij de overheid neer te leggen. Vanuit het uitgangspunt dat de (vee)houder verantwoordelijk is voor de gezondheid van zijn dieren is het gerechtvaardigd om (een deel van de) kosten van de bewaking en bestrijding door te berekenen aan de sector.

In het geval de houder van het dier of de dierenarts verschijnselen zien die kunnen wijzen op een aangifteplichtige dierziekte, dient dit onmiddellijk te worden gemeld. De zorg voor de diergezondheid en het tijdig signaleren en melden van problemen is essentieel voor de bestrijding van (besmettelijke) dierziekten. Dat geldt des te sterker voor dierziekten waarbij bestrijding door de overheid noodzakelijk en geboden is. Elke vertraging in de melding van dergelijke (besmettelijke) dierziekten doet de gevolgen, en daarmee de overlast en de kosten, meer dan evenredig toenemen.

Het DGF is het financiële instrument van de overheid voor de betaling van bewaking en bestrijdingskosten die door of in opdracht van de overheid zijn gemaakt. Het beleid, dat aan de basis ligt van de inzet van dit instrument, is weergegeven in het beleidsartikel 35 «Voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting 2011 van het Ministerie van EL&I. In de begroting voor 2011 van het DGF is dat beleid nader uitgewerkt en zijn de te realiseren streefwaarden aangegeven.

Nederland is door de Europese Unie (EU) officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrijstatus wordt gehandhaafd door uitvoering van monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s en bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken. Daarnaast ondersteunen deze bewakingsonderzoeken de preventie voor de betreffende dierziekten. De uitgaven en ontvangsten van deze verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.11 «Bewaking van dierziekten».

Indien zich desondanks uitbraken van besmettelijke dierziekten voordoen is het beleid erop gericht deze – binnen de kaders van de EU-regelgeving – zo effectief mogelijk te bestrijden en verdere verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk te beperken. Essentiële voorwaarde hiertoe is het tijdig signaleren van symptomen van besmettingen door onderzoek te doen naar verdachte gevallen. De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.12 «Bestrijding van dierziekten».

Jaarlijks wordt er gemonitord op aanwezigheid van het Blauwtong (BT) virus in Nederland. De afgelopen jaren was de monitoring gericht op het vroegtijdig signaleren van nieuwe serotypen (anders dan het serotype BTV 8, dat sinds 2006 in Nederland circuleerde). Omdat in 2009 geen BT gevallen in Nederland gevonden zijn, is de monitoring in 2010 aangescherpt en gericht op het aantonen van een vrijstatus. Voor het aanvragen van de vrijstatus moet een land twee jaar lang (twee knuttenseizoenen) vrij zijn geweest van BT. Voor de monitoring 2010 zijn de monsters zodanig gekozen dat met terugwerkende kracht deze vrijstatus ook voor 2009 aangetoond zou kunnen worden. In 2010 zijn geen BT gevallen gevonden. Begin 2011 is de monitoring doorgezet waarmee Nederland zou kunnen aantonen dat het twee jaar lang geen circulatie van BT-virus had. Deze eis moet worden ingevuld voordat de BT-vrijstatus kan worden aangevraagd. In totaal zijn ruim 4 duizend runderen verspreid over heel Nederland serologisch (bloedonderzoek) onderzocht. In het overleg van de Standing Committee on Food Chain and Animal Health van juli 2011 zijn de resultaten van het onderzoek aan de Europese Commissie en de EU-lidstaten gepresenteerd. Vanuit het oogpunt van het optreden van handelsconsequenties is toen besloten de vrijstatus nog niet aan te vragen, maar op te trekken met de buurlanden: Benelux en Duitsland. Naar verwachting zal de BT-vrijstatus voorjaar 2012 worden geëffectueerd.

In 2011 kon gesteld worden dat de Q-koorts epidemie in Nederland voorbij was. In 2011 is voor Q-koorts vooral tijd en aandacht besteed aan de afwikkeling van de Q-koorts bestrijding 2010, waarvoor in totaal € 5 mln in 2011 is uitgegeven. Deze afwikkeling had vooral betrekking op resterende schadeloosstellingen voor de bij de bestrijding overgenomen dieren en forfaitaire vergoedingen en resterende in rekening gebrachte kosten door bedrijven die zijn ingezet bij de bestrijding.

De eind 2009 ingezette tankmelkmonitoring, om met Q-koorts besmette bedrijven te identificeren, is in 2011 gecontinueerd. Ook is in 2011 een Q-koorts vaccinatiecampagne uitgevoerd. Vaccinatie wordt met ingang van 2011 niet meer gefinancierd door de overheid, maar door de veehouder zelf betaald Dit omdat het vaccin geregistreerd is en omdat veehouders zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de gezondheid van hun dieren én voor een bedrijfsvoering die geen volksgezondheidsrisico’s oplevert.

Op 1 januari 2011 was nog op 74 besmette melkgeiten- en melkschapenbedrijven een Q-koorts besmetstatus van kracht. Op 31 december 2011 was nog op 39 bedrijven een besmetstatus van kracht. Het aantal Q-koorts patiënten is van ca. 2 300 in 2009 gedaald naar ca. 500 in 2010 en in 2011 is dat aantal nog verder gedaald naar ca 100. Hierdoor lijkt het erop dat de ingezette (hygiëne)maatregelen en de bestrijding van Q-koorts in 2010 effectief zijn geweest. Uit onderzoek is gebleken dat het vaccin voor dieren goed werkt. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat in het najaar van 2011 een aantal maatregelen versoepeld konden worden. Zo is het landelijke uitbreidingsverbod voor melkgeiten- en melkschapenbedrijven ingetrokken, is de verplichting dat bedrijven met een publieksfunctie zoals kinderboerderijen drachtige dieren vier weken voor en twee weken na het lammeren van het publiek gescheiden moesten houden, beperkt tot het moment van lammeren en is de kaart met gebieden van 5 kilometer rondom besmette melkgeiten- en melkschapenbedrijven vervangen door een kaart waarop alleen de bedrijfslocaties staan.

Ook zijn de extra voorwaarden die eerder verbonden waren aan de uitzondering van het levenslange fokverbod voor lammeren die in de lammerperiode 2009/2010 zijn geboren, komen te vervallen.

Naast de activiteiten bij BT en Q-koorts, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP) en Mond- en Klauwzeer (MKZ).

Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor welzijnsmaatregelen als gevolg van een uitbraak (operationele doelstelling 01.13). Tenslotte wordt op operationele doelstelling 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.

Bijdrage Bedrijfsleven

In juli 2010 is het derde (vernieuwde) «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ» ondertekend door de toenmalige minister van LNV en de Productschappen Zuivel (PZ), Vee en Vlees (PVV) en Pluimvee en Eieren (PPE). Hierin zijn afspraken gemaakt over de verdeling van jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten tussen overheid en veehouderijsectoren, voor de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015.

De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen & geiten dragen bij aan de bestrijdingskosten van de aangewezen dierziekten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode. In 2011 zijn de maximale bijdragen conform de afspraken in het convenant geïndexeerd.

Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen weergegeven.

Verder op in het jaarverslag wordt bij de operationele doelstellingen ingegaan op de realisatie van het beleid en de daarmee gemoeide uitgaven.

Bedragen x € 1 000

Sector

Uitgangsbedragen

Bedragen na indexering 2011

Rundveehouderij

19 500

 

20 081

 

Varkenshouderij

68 000

 

70 293

 

– AVP en SVD

 

42 000

 

43 416

– Overige dierziekten

 

26 000

 

26 877

Schapen/geitenhouderij

4 520

 

4 620

 

– Scrapie

 

1 350

 

1 380

– Overige dierziekten

 

3 170

 

3 240

Pluimveehouderij

26 000

 

27 734

 

– NCD

 

2 000

 

2 134

– Overige dierziekten

 

24 000

 

25 600

Totaal

118 020

 

122 728

 

De uitgangsmaxima worden met ingang van het kalenderjaar 2011 aangepast aan de hand van:

de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar, waarbij de landbouwtelling 2009 als referentiepunt geldt, en

het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenindexcijfer alle huishoudens over januari 2009 als referentiepunt geldt.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2011

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

   

VERPLICHTINGEN

40 728

14 555

55 266

15 944

9 100

6 844

UITGAVEN

40 728

14 555

55 266

15 944

9 100

6 844

Beginsaldo

26 790

18 773

8 172

12 904

0

12 904

Programma-uitgaven

40 728

14 555

55 266

15 944

9 100

6 844

U0111 Bewaking van dierziekten

5 108

3 783

3 207

3 779

3 400

– 43

U0112 Bestrijding van dierziekten

23 413

10 769

44 216

11 327

5 700

6 049

U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0

0

0

0

0

U0114 Overig

12 207

3

7 843

838

0

838

ONTVANGSTEN

32 711

3 954

59 998

10 548

9 100

1 448

             

Eindsaldo

18 773

8 172

12 904

7 508

0

7 508

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De uitgaven op het programma-artikel zijn € 6,9 mln hoger dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste reden van deze overschrijding is de afwikkeling van de Q-koorts bestrijding van 2010 ad € 4,2 mln Daarnaast zijn de uitgaven voor bestrijdingsmaatregelen van andere dierziekten € 2 mln hoger dan geraamd, voornamelijk als gevolg van de bestrijding van vier laag pathogene AI-uitbraken. De uitgaven voor bewakingsprogramma’s vallen € 0,2 mln lager uit dan geraamd. Daarnaast is onder overige uitgaven een bedrag van € 0,8 mln betaald aan nadeelcompensaties. Het gaat hier om resterende betalingen in het kader van de compensatieregeling voor met Q-koorts besmette bedrijven die extra nadeel ondervonden van het in oktober 2010 opgelegde levenslange fokverbod voor niet-drachtige dieren. Voornamelijk als gevolg van de afwikkeling van Q-koorts verplichtingen is het beginsaldo ad € 12 904 000 afgenomen tot € 7 508 000.

Het eindsaldo 2011 ad € 7 508 000 zal bij Voorjaarsnota 2012 worden toegevoegd aan de begroting 2012 van het DGF.

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000

Omschrijving

Realisatie 2011

Begroting 2011

Ontvangsten van het bedrijfsleven

   

Bijdrage van het PPE

910

 

Bijdrage van het PVV

1 762

 

Bijdrage van PZ

4 340

 

Ontvangsten van EL&I t.b.v. bewaking en monitoring

3 536

 

Totaal

10 548

9 100

Toelichting op de ontvangsten

De hogere ontvangstenrealisatie heeft betrekking op de afwikkeling van de declaratie aan de productschappen over begrotingsjaar 2009. De ontvangsten van EL&I ad € 3,5 mln betreft de reguliere EL&I bijdrage aan DGF voor bewaking en monitoring.

Operationele doelstelling: 01.11 Bewaking van dierziekten

De uitgaven die samenhangen met de uitvoering van een aantal bewakings- en monitoringsprogramma’s worden ten laste van deze operationele doelstelling verantwoord. Deze programma’s hebben ten doel de diergezondheidsstatus te bewaken en te monitoren en anderzijds te voldoen aan verplichtingen van de EU. Voor het behouden van door de EU erkende statussen «vrij van bepaalde dierziekten», moeten namelijk periodiek bewakingsprogramma’s worden uitgevoerd.

De eerste van deze bewakingsonderzoeken betreft het jaarlijkse onderzoek naar de afwezigheid van brucella melitensis bij schapen en geiten. Dit onderzoek wordt in opdracht van EL&I door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) uitgevoerd.

Voor BT heeft de EU een monitoringsprogramma verplicht gesteld dat deels door de EU wordt gefinancierd. Het programma richt zich niet alleen op de runderen en schapen/geiten, maar ook op de vector die verantwoordelijk is voor het overbrengen van de ziekte.

Jaarlijks wordt ook bewakingsonderzoek uitgevoerd naar de afwezigheid van KVP. Dode varkens die bij de GD en bij een aantal grote dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op aanwezigheid van het varkenspestvirus. Ook worden door jagers geschoten wilde varkens onderzocht op KVP.

Een dergelijk systeem om zieke en/of gestorven dieren te onderzoeken op besmettelijke dierziekten, vindt ook plaats bij pluimvee. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, worden swabs (speeksel en mestmonsters) van de dieren door de betreffende dierenartspraktijk voor AI-onderzoek doorgezonden aan het Centraal Veterinair Instituut van de Wageningen Universiteit (CVI).

Naast de bewaking van dierziekten bij pluimvee functioneert er een early warning systeem op basis van de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Dit early warning systeem is er op gericht dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden aan de NVWA. Zo moet de houder verhoogde sterfte van hun dieren melden aan de NVWA en klinische problemen en afwijkingen in het normale patroon van bijvoorbeeld voedsel- en wateropname rapporteren aan een dierenarts. Vervolgens stelt de dierenarts een onderzoek in en voor zover bij dit onderzoek het vermoeden van bijvoorbeeld AI rijst, wordt aan de NVWA een verdenking van AI gemeld en treedt de standaard procedure in werking voor verdenkingen. Dit systeem wordt deels begeleid en onderhouden door de GD.

Ook worden alle pluimveebedrijven tenminste eenmaal per jaar op basis van risico op insleep gemonitored op AI. De kosten van deze reguliere serologische monitoring worden direct in rekening gebracht bij de betrokken pluimveehouders en komen derhalve niet ten laste van het DGF.

Ook wilde vogels worden onderzocht op AI. Er zijn twee monitoringsprogramma’s bij wilde vogels. Enerzijds worden er levende wilde vogels van de risicosoorten gevangen en bemonsterd. Deze vogels worden weer vrij gelaten zodat ze te volgen zijn in hun vliegbewegingen. Levende wilde vogelmonitoring wordt uitgevoerd door het Erasmus Medisch Centrum. Anderzijds worden dood gevonden wilde vogels van de risicosoorten verzameld en onderzocht op AI. Dit programma wordt uitgevoerd door het CVI in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek. Tussen beide onderzoeksinstituten, Erasmus Medisch Centrum en CVI vindt uitwisseling van gegevens plaats. De monitoring van dode vogels wordt ten laste gebracht van het DGF, het andere programma loopt rechtstreeks via de EL&I-begroting.

Tot slot heeft EL&I met ingang van oktober 2009 bewakingsonderzoek verplicht gesteld naar de aanwezigheid van de bacterie Coxiella Burnettu (Q-koorts) in tankmelk. Tankmelkmonitoring vond tot juli 2011 tweewekelijks plaats en daarna eens per maand op vrije bedrijven en tweewekelijks op besmette bedrijven en bedrijven die vanuit gewetensbzwaren niet vaccineren. Deze monitoring wordt uitgevoerd door de GD.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting.

Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals bijvoorbeeld voor KVP en brucellose). Deze streefwaarden zijn voor 2011 gerealiseerd. Er zijn vier uitbraken van LPAI op pluimveebedrijven vastgesteld en bestreden in 2011. Op 27 oktober 2011, krap vijf maanden na de eerste LPAI besmetting, heeft Nederland zich weer officieel vrij verklaard van LPAI.

De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor het geval deze niet worden opgemerkt. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken. Kosten van verplichte bewakingsmaatregelen worden in het kader van het convenant gefinancierd door het bedrijfsleven en de overheid.

Prestatiegegevens
 

Realisatie 2011

Begroting 2011

Bewakingsprogramma

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1000)

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1000)

Brucella (schaap, geit)

1 479

15 111

307

1 500

 

500

Blauwtong (rund, schaap, geit)

           

– Serologie

265

6 037

209

   

100

– Vector

       

Nvt

200

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting1

 

44 005

1 586

 

45 000

2000

TSE schaap/geit, bij destructor en slacht

 

22 678

356

 

22 000

300

KVP (varkens)

           

– veehouderij (EWS)

61

343

2

2

2

2

– Veehouderij (tonsillen)

 

3 878

119

1 250

3 500

100

– Wilde zwijnen

 

458

77

 

450

100

AI

           

– Bedrijfsmatig pluimvee; early warning

353

1 570

51

     

– Insturen monsters (swabs)

       

1 400

100

– Melding (afw.) verschijnselen (bij GD)

934

9 413

 

5 800

 

3

– Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

2 550

170 120

 

3 000

170 000

3

Wilde vogels:

           

– Monitoring levende wilde vogels

 

13 596

   

14 000

3

– Monitoring dode vogels

 

300

61

 

1 500

 

Tankmelkonderzoek Q-koorts

   

1 013

     
             

Totaal

   

3 779

   

3 400

Bron: DR (BSE en TSE), Erasmus Medisch Centrum (onderzoek levende wilde vogels), CVI (onderzoek dode wilde vogels, bedrijfsmatig pluimvee), GD (overig)

1

De BSE testen op runderen bij slacht worden niet via het DGF gefinancierd maar rechtstreeks door de houders en zijn daarom niet in deze tabel opgenomen.

2

Deze gegevens zijn voor de volledigheid toegevoegd. Ze zijn niet eerder opgenomen in de begroting 2011.

3

De financiering van deze uitgaven loopt niet via DGF maar rechtstreeks via de sector of EL&I. Deze gegevens zijn in de tabel opgenomen om het volledige pakket aan bewakingsactiviteiten in hun onderlinge samenhang weer te geven.

Operationele doelstelling: 01.12 Bestrijding van dierziekten

Op deze operationele doelstelling worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.

In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus) is er sprake van een verdenking van brucellose. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een brucellose besmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucellose. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucellose of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken in 2011 hebben geen besmetting met brucellose aangetoond.

In 2011 is voor Q-koorts vooral tijd en aandacht besteed aan de afwikkeling van de Q-koorts bestrijding 2010. Voor de Q-koorts bestrijding 2010 is in 2011 een bedrag van € 0,5 mln uitbetaald aan schadevergoedingen voor drachtige geiten en voor bokken en is een bedrag van € 3,7 mln betaald aan resterende uitvoerings- en bestrijdingskosten (onder andere ruimen en transport).

De bestrijding van een dierziekte begint bij de melding ervan. Het streven is om zo snel en effectief mogelijk de dierziekte te bestrijden. Concreet houdt dit in dat bij een melding direct een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de verdachte verschijnselen duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een team ter plaatse een onderzoek instellen. Naar aanleiding van alle meldingen van een mogelijke dierziekte zijn onderzoeken uitgevoerd. Onderstaande tabel geeft de meldingen bij de NVWA weer en de uitkomst van het onderzoek door de NVWA.

Dierziekte

Aantal meldingen

Resultaat

onderzoek

     
   

positief

negatief

nog geen uitslag

Geen actie

noodzakelijk

AI

209

51

175

29

Afrikaanse paardenpest

0

   

 

Aujeszky

0

   

 

Amerikaans Vuilbroed

0

   

 

BT

36

 

35

1

Brucella Ovis

0

   

 

Brucella Suis

87

 

83

1

3

Brucellose AB

94

 

92

2

Brucellose Melitensis

9

 

9

 

BSE

7

1

6

 

Dourine

1

 

1

 

Echinococcus

5

1

4

 

EVA (equine viral arteritis)

0

   

 

Inf. Haematopoietïsche Necrose

5

5

0

 

Infectieuze ziekte

0

   

 

Klassieke Varkens Pest

16

 

14

2

Koepokken

1

 

1

 

Koi Herpes

0

   

 

Leptospirose

9

1

5

3

Leucose

36

 

33

3

Malleus

3

 

1

2

Miltvuur

1

 

1

 

MKZ

2

   

2

Mycobacterium Avium

0

   

 

NCD

6

12

3

2

Psittacose

60

30

28

2

Q-koorts

46

123

26

8

Rabies

189

84

156

25

Runderpest

0

   

 

Salmonellose

27

3

2

22

Scrapie

14

7

5

2

SVD

84

 

39

45

Tuberculose

102

45

31

67

Venezuelan Equine encephalitis

8

4

2

 

2

Vesiculaire Stomatitus

0

   

 

Zwoegerziekte

0

   

 

Totaal

1 057

82

752

1

222

Bron: NVWA

1

In 2011 is bij vier pluimveebedrijven LPAI H7 vastgesteld. De besmette houderijen lagen in Zeeland (25 maart), Gelderland (12 mei) en Flevoland (24 juni en 27 juni). Het pluimvee op de besmette bedrijven is geruimd. Contactbedrijven en bedrijven in het beperkingsgebied zijn onderzocht. Alleen in Flevoland bleek een tweede bedrijf besmet, welke op 27 juni is geruimd. In alle gevallen konden drie weken na de laatste ruiming de gebiedsbeperking weer worden opgeheven. Officieel vrijverklaren kan conform de OIE-voorschriften pas na drie maanden en is dus gebeurd op 27 oktober 2011.

In 2011 was er één uitbraak van LPAI bij gehouden vogels die niet onder de definitie van pluimvee vallen.

De besmetting met LPAI H5 (september 2011) betrof zwanen in een vogelfok- en handelsbedrijf. Uitbraken van LPAI bij niet-pluimvee hebben geen invloed op de dierziektestatus van Nederland bij de OIE.

2

De NCD-besmetting (december 2011) betrof een houderij met hobbykippen en postduiven in Brabant. De dieren waren niet gevaccineerd tegen NCD. In het beperkingsgebied lagen geen pluimveebedrijven. De nog levende vogels zijn op verzoek van de houder geëuthanseerd. Uitbraken van NCD bij niet-pluimvee hebben geen invloed op de dierziektestatus van Nederland bij de OIE.

3

Het cijfer voor Q-koorts is opgebouwd uit cijfers die gegenereerd zijn uit de zogenoemde bronopsporing (opsporing van Q-koorts besmetting n.a.v. een humane cluster van zieken), meldingen van een verhoogd percentage abortus, een steekproef op basis van tankmelk en het verplichte tankmelkonderzoek. In 2011 is bij acht melkgeitenbedrijven de besmetstatus ten aanzien van Q-koorts ingesteld. Vier van deze bedrijven waren eerder al besmet, maar zijn na een jaar lang negatieve uitslagen van het tankmelkonderzoek weer vrijgegeven. Deze vier bedrijven zijn dus opnieuw besmet verklaard in 2011. Op besmette bedrijven zijn hygiënemaatregelen van kracht. Er zijn in 2011 geen dieren geruimd.

4

De gevallen van rabiës (hondsdolheid) zijn allemaal te wijten aan rabiës bij vleermuizen. Het is bekend dat vleermuizen in Nederland drager kunnen zijn van dit virus, dat overigens een andere vorm is dan het virus dat bij zoogdieren voorkomt. Het is dan ook van belang om incidenten met vleermuizen altijd te melden.

5

In 2011 ontving de NVWA vijf meldingen over Ierse kalveren die naar Nederland geëxporteerd waren en waar bij het Ierse herkomstbedrijf TBC bleek te zijn vastgesteld. De verdachte Ierse kalveren bleken te zijn afgevoerd naar zeventien vleeskalverbedrijven. NVWA heeft de geïmporteerde verdachte Ierse kalveren getuberculineerd en positieve en dubieus reagerende dieren overgenomen en verder onderzocht. Uiteindelijk is bij 4 vleeskalverbedrijven een besmetting met TBC vastgesteld. Deze bedrijven zijn naar aanleiding hiervan volledig getuberculineerd (ruim 3 800 dieren). De resultaten wezen niet op verdere verspreiding. De negatief getuberculineerde kalveren van deze 4 bedrijven zijn onder verzwaard toezicht geslacht. Deze gevallen hebben geen invloed op onze runder-TBC status voor de EU en OIE.

Toelichting

Daar waar geen actie is ondernomen was naar mening van het dierziektespecialistenteam van de NVWA geen nader onderzoek nodig omdat op basis van de aanwezige verschijnselen een besmetting met de aangifteplichtige dierziekte niet aan de orde was.

Prestatiegegevens
 

Realisatie 2011

Begroting 2011

 

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1000)

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1000)

Verdenkingen

           

– Brucellose (verwerpersonderzoek)

5 895

11 535

834

 

12 000

970

– KVP

16

 

688

15

 

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

2

 

3

5

 

15

– AI (HPAI & LPAI)

209

 

561

5

 

15

– BSE (rund)

7

 

10

5

 

15

– TSE (schaap, geit)

14

 

3

5

 

15

– Blauwtong (rund, schaap, geit)

   

440

     

– Leukose

   

26

     

– Psittacose

   

31

     

– Q-koorts

   

367

     

– Scrapie

   

207

     

– SVD

   

37

     

– TBC

   

248

     

– NCD

   

15

     

– Rabies

   

66

     

– Overige Dierziekten

   

333

     
             

Bestrijding

           

– BSE

1

 

12

1

 

70

– TSE (schaap/geit)

7

 

0

5

 

180

– Brucellose

   

7

     

– KVP

   

4

     

– Psittacose

   

36

     

– Q-koorts

   

4 150

     

– Scrapie

   

29

     

– TBC

   

338

     

– AI (HPAI & LPAI)

   

1 212

     

– Overige Dierziekten

   

4

     
             

Voorzieningen

           

– Diagnostiek verdenkingen

– AUV

   

488

   

500

300

             

– Calamiteitenreserve destructie

   

– 701

   

2 000

– Waakvlamcontracten

   

782

   

600

– Voorziening MKZ / KVP

– Overige voorzieningen

   

466

   

890

30

Totaal

   

11 327

   

5 700

Bron: DR, GD, NVWA

1

Het negatieve bedrag voor de calamiteitenreserve destructie wordt veroorzaakt door de verrekening met een ontvangst van € 1,6 mln over begrotingsjaar 2009.

Voorzieningen

Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft die nodig zijn bij een bestrijding.

Evaluatie

De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven bij het beleidsartikel 35 «Voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting van EL&I.

Licence