Base description which applies to whole site

3. Mobiliteit en transport

3.1 Wegen

De concept-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft tot doel om de gebruiker een betere bereikbaarheid te bieden op korte, middellange (2028) en lange termijn (2040). Om de robuustheid en samenhang van het mobiliteitssysteem te verbeteren zet IenM in op de beleidsmix van slim investeren, innoveren en instandhouden. Daarbij worden de verschillende modaliteiten (wegen, spoor en OV, vaarwegen) benaderd als één samenhangend netwerk.

IenM investeerde in 2011 fors in de aanleg, beheer en onderhoud van het wegennet. In totaal is in 2011 circa 289 kilometer aan rijstroken opgeleverd. Een deel daarvan was voorzien voor 2012, maar kon in 2011 versneld worden opgeleverd. Met deze nieuwe infrastructuur is de doorstroming verder bevorderd en is een bijdrage geleverd aan de afname van de files met 18% (in voertuigverliesuren) ten opzichte van 2010.

Aan alle knelpunten uit de file top-50 van eind 2010 is in 2011 gewerkt qua planvorming en/of realisatie. Met name verbeteringen op de A27 (openstelling spitsstrook Everdingen–Lunetten), A12 (openstelling spitsstrook Nieuwerbrug), A50 (Valburg–Grijsoord) en A2 (Oudenrijn–Everdingen) droegen bij aan de afname van het filecijfer in 2011.

In 2011 is gestart met wegverbredingswerkzaamheden op vijftien trajecten, waaronder de A12 Utrecht–Bunnik, A2 Den Bosch–Eindhoven en de N31 Leeuwarden. Tussen 2009 en 2011 zijn in het kader van de spoedaanpak in totaal dertig schoppen in de grond gegaan, waarvan twintig projecten inmiddels zijn opengesteld. De oplevering van de overige projecten volgt in 2012–2014.

Met betrekking tot de aanleg van nieuwe infrastructuur zijn besluiten genomen voor meerdere trajecten, die van groot belang zijn voor de toekomstige bereikbaarheid van de mainports, brainports en greenports. Dat betrof onder meer:

  • A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere (circa € 4,1 miljard), waarvoor het tracébesluit is genomen.

  • Ring Utrecht (circa € 1,1 miljard), voor uitvoering van het voorkeursalternatief dat in 2010 was vastgesteld.

  • Verlenging van de A15 bij Arnhem (circa € 0,8 miljard), waar het kabinet zijn voorkeursvariant bekend heeft gemaakt.

Na behandeling in de Tweede en Eerste Kamer is de Tracéwet aangenomen. Met de toepassing van de Elverding-aanpak is werk gemaakt van gedegen en transparante besluitvorming over weg- en andere projecten. Vrijwel alle beroepzaken tegen recente wegbesluiten, zoals het tracébesluit A4 Delft’schiedam, zijn verworpen door de Raad van State. Daarbij werd verwezen naar het besluitvormingsproces waar alle belangen op een evenwichtige wijze tegen elkaar zijn afgewogen.

Het kabinet heeft in 2011 vaart gemaakt met de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/uur. Om een gefundeerd besluit te kunnen nemen over de landelijke snelheidsverhoging, is in februari 2011 besloten tot een experiment met een (dynamische) snelheidsverhoging naar 130 km op acht trajecten. Dat experiment is in de daaropvolgende maanden uitgerold, zodat sinds eind 2011 op ruim 300 kilometer autosnelweg 130 km/uur gereden kan worden. Dat betreft onder meer A7 Wognum–Afsluitdijk, A6 Almere Buiten Oost–Joure en A58 Bergen op Zoom–Vlissingen.

Het experiment is succesvol verlopen. Onderzocht is wat de effecten van de snelheidsverhoging zijn op de daadwerkelijk gereden gemiddelde snelheid en een aantal andere verkeerskundige indicatoren. De resultaten van het experiment zijn gebruikt als input voor het onderzoek naar de mogelijkheden om de maximumsnelheid te verhogen, gegeven de normen voor luchtkwaliteit en geluidhinder en de doelstellingen voor onder meer verkeersveiligheid. Op 28 november 2011 is een brief aan de Kamer gestuurd met de resultaten van het experiment en de onderzoeken (Kamerstuk 32 646, nr. 13). Daarbij is een voorstel opgenomen over hoe de landelijke uitrol vanaf medio 2012 kan plaatsvinden.

Publiek private samenwerking (PPS) is voor het kabinet een belangrijk middel om voor minder geld meer kwaliteit te realiseren bij aanleg, onderhoud en beheer van infrastructuur. Op 8 maart 2011 is de kabinetsvisie op PPS aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 753, nr. 23). Het uitgewerkte PPS-programma van IenM is in de SVIR gepresenteerd. Hierin staan 32 projecten (hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersystemen) die in 2011–2020 voor DBFM in aanmerking komen. Eind 2011 zijn IenM-breed 18 DBFM(O)-projecten in voorbereiding of realisatie, waaronder de aanleg van de Tweede Coentunnel, de A15 Maasvlakte–Vaanplein en de aanleg van de sluis bij Limmel.

In oktober 2011 is het PPS-loket (www.ppssupport.nl) geopend. Het loket is een herkenbare gespreksparter voor private partijen, die daar hun initiatieven kunnen melden en desgevraagd worden ondersteund.

3.2 Spoor en openbaar vervoer

Het kabinet heeft tal van maatregelen genomen om het openbaar vervoer toegankelijker, betrouwbaarder en efficiënter te maken. In 2011 was er een groei van 2,3% van het personenvervoer per spoor (hoofdrailnet).

In 2011 was de voorbereiding van de uitvoering van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) in volle gang. Met dat programma zorgt IenM voor spoorboekloos reizen rijden op de trajecten tussen de grote steden in de Randstad, Brabant en Gelderland. Op de drukste trajecten gedurende de werkdag rijden vanaf 2020 zes intercity’s en zes sprinters per uur. Voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is 4,4 miljard euro beschikbaar.

In 2011 zijn de planuitwerkingen van de diverse onderdelen van PHS gestart. De ontwerpnotities Reikwijdte en Detailniveau voor respectievelijk Rijswijk – Delft Zuid en de Goederenroutering Oost-Nederland zijn in december 2011 gepubliceerd. Daarnaast is in 2011 een tracébesluit genomen over de Flevolijn en is de uitvoering gestart van de werkzaamheden op de Zuidtak (onderdeel van OV SAAL). Met de decentrale overheden zijn gesprekken gevoerd over participatie, en mogelijke afstemming van werkzaamheden met lokale ambities, onder meer tijdens de bestuurlijke conferentie over PHS met alle betrokken bestuurders op 21 november 2011.

In de dienstregeling 2012, die in december 2011 is ingevoerd, is de bediening van vijf nieuwe stations opgenomen: Sassenheim, Westervoort, Hardinxveld Blauwe Zoom, Sliedrecht Baanhoek en Eijsden (heropening).

IenM heeft veel werk gemaakt van de verbetering van de grensoverschrijdende spoorverbindingen. Zo is met de dienstregeling 2011 een nieuwe internationale verbinding Hengelo–Bad Bentheim gestart (rijksbijdrage € 1,7 miljoen). Het spoor tussen Maastricht en Lanaken is gereactiveerd en in gebruik voor goederenvervoer. De Maastricht Brussel Express is op verzoek van de regio in december 2011 opgevolgd door een NMBS-stoptrein. Grensstations Eijsden en Maastricht Randwijck zijn nu direct verbonden met Luik. Met Duitsland zijn gesprekken gevoerd over de verdere verbetering van spoorverbindingen tussen Nordrhein-Westfalen en Nederland.

In 2011 zijn de plannen versneld voor de verbetering van de toegankelijkheid van stations en treinen. Op 28 juni is het «Actualisatierapport 2010 Toegankelijkheid Spoor» naar de Tweede Kamer gestuurd. De uitvoering van het Implementatieplan ligt op schema:

  • In totaal zijn nu op 84 stations de perrons op de goede hoogte (waarvan 25 verbeterde stations in 2011).

  • Op 8 stations zijn liften in gebruik genomen (Almere Parkwijk, Geldermalsen, Geldrop, Hilversum-Noord, Maarn, Nijmegen Dukenburg, Nijmegen Heyendaal, Wierden)

  • Op 19 stations zijn de hellingbanen aangepast

  • Er zijn circa 300 kleine maatregelen uitgevoerd, waaronder het aanbrengen van perronrandmarkeringen.

Eind 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het concept-beleidsvoornemen inzake de de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet 2015 tot 2025. Het voornemen is om het hoofdrailnet, inclusief de HSL-Zuid, aan NS te gunnen voor een periode van tien jaar. Daarnaast wordt decentralisatie van een aantal stoptreindiensten buiten de brede Randstad voorgesteld. Samen met het beleidsvoornemen is ook de oplossing voor de HSA-problematiek gepresenteerd.

De uitrol van de OV-chipkaart is voltooid. In heel Nederland kan in bus, tram, metro en trein met de OV-chipkaart worden gereisd. Daarnaast is in heel Nederland de strippenkaart afgeschaft. Uit onderzoek van onder meer het KPVV blijkt dat de gebruikers van de OV-Chipkaart in het algemeen positief zijn. In juni 2011 heeft de commissie Meijdam advies uitgebracht over de oplossing van de problematiek van het dubbel opstaptarief, enkelvoudig in- en uitchecken, de verlaging van het instaptarief en de oprichting van een structuur voor overleg en besluitvorming tussen vervoerders en overheden in het OV, inclusief de taken van TLS. De standpuntbepaling op rapport van Meijdam (Kamerstuk 23 645, nr. 481) is op 7 oktober 2011 naar de Tweede Kamer gezonden.

In juni 2011 zijn de resultaten van de verkenning over de aanbesteding van en bezuinigingen op het OV in de drie grote steden aan de Tweede Kamer gezonden. Afgesproken is dat de algemene BDU-korting voor de drie steden van 120 miljoen euro vanaf 2015 jaarlijks met 23 miljoen euro wordt verminderd. Hierbij is de voorwaarde dat de wettelijke aanbestedingstermijnen van het stadsvervoer in de G3 gerealiseerd worden.

3.3 Scheepvaart en havens

De binnenvaart is van groot belang voor de Nederlandse logistiek en bereikbaarheid. Met behulp van de binnenvaart worden de wegen ontlast, wat de leefbaarheid en de doorstroming ten goede komt. Onze vaarwegen verbinden economische centra in Nederland en daarbuiten.

De inzet van IenM in 2011 was in de eerste plaats gericht op het betrouwbaar en voorspelbaar maken van de reistijden over water. Daarvoor is het aanleg- en onderhoudsprogramma uitgevoerd, is het verkeersmanagement verbeterd en is geïnvesteerd in de kwaliteit van binnenhavens. In dat kader zijn tal van maatregelen genomen en projecten gerealiseerd:

  • De uitvoering van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart is gaande. Daarmee wordt de vaarweg vanaf 2015 toegankelijk wordt voor klasse IV-schepen en drielaags-containervaart.

  • Het realisatiebesluit voor de verhoging van de spoorbrug Zuidhorn (vaarweg Lemmer–Delfzijl) naar 4-laagscontainervaart is genomen. De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering.

  • De aanbesteding van de vaarweg Meppel–Ramspol (keersluis Zwartsluis) is gestart. Daarbij wordt de huidige keersluis vervangen door een schutsluis zodat daar vanaf 2015 bij hoog en laag water geen oponthoud voor schepen meer is.

  • Eind 2011 is een uitvoeringsbesluit genomen voor het project Amsterdam-Rijnkanaal, verwijderen keersluis Zeeburg, waardoor het project in uitvoering kan gaan.

  • Er is een uitvraag gedaan voor indiening van projecten te behoeve van een 3e tranche Quick Wins binnenhavens. Die wordt gefinancierd uit het restbudget van de regeling Quick Wins.

  • De aanleg van de Tweede Maasvlakte, ter versterking van de haven van Rotterdam, is in volle gang.

In de tweede plaats heeft IenM zich gericht op de versterking van de concurrentiekracht van de sector door te investeren in een meer robuuste, slimme en duurzame sector. Zo is voor de binnenvaart een eenmalige investeringsimpuls van € 500 000 gegeven voor cofinanciering van de aanleg van vulpunten voor vloeibaar aardgas (LNG) als duurzame binnenvaartbrandstof. De vulpunten moeten uiterlijk eind 2013 zijn gerealiseerd. Ter verbetering van de luchtkwaliteit is het Convenant Energie Efficiency en CO2-reductie getekend door IenM en de sector.

In 2011 is het Transitiecomité Binnenvaart van start gegaan voor een periode van drie jaar. Het doel van het comité is om, samen met havenbedrijven en verladers, te komen tot structuurversterking van de binnenvaartsector. Daarmee worden de aanbevelingen van de binnenvaartambassadeur uitgevoerd.

Met het oog op de versterking van de positie van de Nederlandse havens is geïnvesteerd in grensoverschrijdende samenwerking met België en Duitsland, onder meer op het vlak van de spoor- en vaarwegverbindingen.

In de zeescheepvaart is in samenwerking met de sector uitvoering gegeven aan het Actieplan Zeevaart uit 2010, ter behoud van het level playing field voor de Nederlandse vloot. Ter beveiliging van de internationale zeescheepvaart heeft Nederland zich ingezet voor de piraterijbestrijding, onder meer in de wateren bij Somalië.

Eind 2011 is de Nationale Havenraad opgeheven. De publieke taken van de Havenraad zijn deels overgenomen door het departement zelf (beleidsvoorbereiding) en deels door het Overleg Infrastructuur en Milieu (beleidsconsultatie).

3.4 Beter Benutten

Met Beter Benutten wil het kabinet in specifieke regio’s de files terugdringen met 20 % op de drukste trajecten, ten opzichte van een situatie zonder het programma Beter Benutten. Op 14 juni is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van het programma 2011 (Kamerstuk 32500-A, nr. 81). Beter Benutten richt zich nadrukkelijk op alle modaliteiten (weg, spoor, OV, binnenvaart). Er wordt onder meer gewerkt aan het ruimer openstellen van spitsstroken, inzet van intelligente transportsystemen, gedragsbeïnvloedende maatregelen en incidentmanagement. Ook gaat het om uitbreiding van het aantal fietsstallingen bij stations. Er wordt nauw samengewerkt met de betrokken regio’s en het bedrijfsleven.

Op 1 december is de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelenpakketten in de regio’s Amsterdam, Rotterdam, Arnhem–Nijmegen, Brabant, Utrecht, Haaglanden en Maastricht. Naast deze regio’s gaan ook de regio’s Twente, Groningen–Assen en Zwolle–Kampen met benuttingsmaatregelen aan de slag. Voor het gehele programma Beter Benutten hebben rijk, regio en bedrijfsleven ruim € 1,1 miljard uitgetrokken.

3.5 Luchtvaart

Begin 2011 is de luchtvaartnota in de Tweede Kamer behandeld. Die heeft als doel het verder ontwikkelen van een optimale netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De wereldwijde vraag naar luchtvaart blijft groeien. Om de concurrentiepositie van Schiphol te versterken moet de capaciteit van de luchthaven meegroeien met de toename in het luchtverkeer. Schiphol krijgt de ruimte om te groeien waarbij gelet wordt op de kosten en geldende milieunormen en groeigrenzen. Het gaat om een selectieve ontwikkeling die erop gericht is op Schiphol ruimte te houden voor het mainportgebonden verkeer. Het overige verkeer wordt zoveel mogelijk op regionale luchthavens afgehandeld. Die zijn belangrijk voor de regionale economieën. Het beleid is erop gericht om op deze luchthavens voldoende capaciteit te creëren.

Met de uitvoering van de Luchtvaartnota heeft het kabinet samen met de luchtvaartsector maatregelen genomen om de bereikbaarheid van Nederland via de lucht te behouden en te versterken. In 2011 betrof dat onder meer de volgende mijlpalen:

  • De startnota Luchtruimvisie is uitgebracht. Daarin is de noodzaak en het vervolgproces beschreven om samen met de relevante stakeholders tot een toekomstbestendige Luchtruimvisie te komen.

  • De Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid is goedgekeurd door de Tweede Kamer en de uitvoering is gestart.

  • De uitkomsten van het onderzoek naar kostenbeheersing in de beveiliging burgerluchtvaart zijn naar de Tweede Kamer gestuurd.

  • Op het gebied van de luchtverkeersleiding zijn verregaande stappen gezet in de samenwerking tussen Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK).

  • Rondom Schiphol zijn experimenten uitgevoerd, waaronder de evaluatie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel. De Tweede Kamer is stelselmatig over de voortgang daarvan geïnformeerd.

  • De Tweede Kamer is op 15 juni 2011 (Kamerstuk 31 936, nr. 79) schriftelijk geïnformeerd over het Actieplan luchtverkeersleiding Lelystad Airport;

  • Het werkprogramma Aldersadvies Eindhoven is in december naar de Tweede Kamer gestuurd;

  • In 2011 is gestart met de voorbereidingen voor een luchthavenbesluit Eindhoven, op basis van het Aldersadvies Eindhoven. Het luchthavenbesluit Eindhoven zal in 2013 gereed zijn.

Licence