Base description which applies to whole site

46 Inkomensbescherming met activering

Artikel

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies

Algemene doelstelling

Motivering

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s als gevolg van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt hen een inspanningsverplichting opgelegd om betaalde arbeid te verkrijgen, danwel maatschappelijk te participeren of een opleiding te volgen. Aan werkgevers, andere private partijen of gemeenten worden prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van de uitkeringen. Dit gebeurt door de uitkeringsvoorwaarden vast te leggen in wet- en regelgeving en zorg te dragen voor de uitvoering door het verstrekken of het laten verstrekken van uitkeringen door UWV, gemeenten of private partijen. Daarnaast richt SZW het juridische en financiële regelgevend kader in, zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

Doelbereiking en maatschappelijk effect

Het herstel van de economie in 2010 heeft zich in 2011 maar beperkt doorgezet. Dit werd weerspiegeld in het aantal mensen met een WW-uitkering. Dit aantal daalde in de eerste helft van het jaar, maar begon naar het einde van 2011 weer te stijgen. In december 2011 zaten er uiteindelijk meer mensen in de WW dan in december 2010.

In 2011 is verder de deeltijd-WW geëindigd: per 1 juli 2011 zijn de laatste mensen uit de deeltijd-WW gestroomd.

De WWB reageert met vertraging en minder sterk op de economische crisis, aangezien werknemers eerst in de WW terechtkomen en een deel van de werknemers vanuit de WW weer een baan vindt en niet alle werknemers voor de WWB in aanmerking komen vanwege overige inkomsten binnen het huishouden of vermogen.

Externe factoren

De economische conjunctuur is een belangrijke factor in de volumeontwikkeling en daarmee het budgettaire beslag van een aantal wetten binnen deze algemene doelstelling. Daar waar dat van toepassing is wordt daar bij de operationele doelstelling op ingegaan.

Het behalen van de algemene doelstelling is mogelijk gemaakt door:

  • Een effectieve uitvoering van de wetten door UWV, gemeenten en private partijen;

  • De mate van naleving van de verplichtingen uit wet- en regelgeving door uitkeringsgerechtigden;

  • De inspanning gericht op het verkrijgen van betaald werk van de uitkeringsgerechtigden.

Realisatie meetbare gegevens

Voor de algemene doelstelling zijn geen aparte prestatie-indicatoren geformuleerd, omdat op dit aggregatieniveau onvoldoende concrete doelstellingen geformuleerd kunnen worden. Verwezen wordt naar de realisatiecijfers voor de operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 46.1 Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000)

artikelonderdeel

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil 2011

Verplichtingen

5 947 764

6 442 443

7 510 742

7 139 531

7 953 941

7 194 877

759 064

Uitgaven

6 270 136

6 436 837

6 767 571

7 066 636

7 583 102

7 198 137

384 965

               

Programma uitgaven

6 260 279

6 427 209

6 759 259

7 057 515

7 575 909

7 191 351

384 558

               

Operationele Doelstelling 1

             

IOW uitkeringslasten

0

0

0

1 741

4 800

5 970

– 1 170

IOW uitvoeringskosten

0

0

0

1 566

250

250

0

Operationele Doelstelling 3

             

Wajong Uitkeringslasten

1 928 009

2 153 830

2 425 710

2 642 160

3 138 036

2 729 695

408 341

Wajong Uitvoeringskosten

56 377

83 979

102 527

125 194

132 542

128 954

3 588

Operationele Doelstelling 4

             

BIA Uitkeringslasten

5 007

4 179

3 887

3 597

0

3 283

– 3 283

BIA Uitvoeringskosten

271

281

220

287

0

84

– 84

Tri uitkeringslasten

31 719

20 464

7 444

693

0

0

0

Tri Uitvoeringskosten

6 266

4 054

500

212

0

0

0

Operationele Doelstelling 5

             

BUIG

3 943 592

3 855 307

3 863 053

4 056 157

4 042 887

4 119 068

– 76 181

Bijstand Buitenland

2 198

2 760

2 787

2 500

2 381

2 600

– 219

Bijstand Zelfstandigen

87 305

117 364

120 905

118 077

146 118

76 743

69 375

IOAW

112 199

103 733

133 013

4 845

0

0

0

IOAZ

31 625

34 164

30 683

2 730

0

0

0

WWIK Uitkeringslasten

26 148

22 698

20 582

3 590

55

0

55

WWIK Uitvoeringskosten

5 309

4 734

4 964

2 678

3 674

1 594

2 080

Vazalo

0

39

142

70

71

4 000

– 3 929

Handhaving

7 695

7 827

7 892

7 334

6 310

6 077

233

Overig

16 559

11 796

34 950

84 084

96 368

109 998

– 13 630

Operationele doelstelling 6

             

Uitkeringen Caribisch Nederland

0

0

0

0

2 417

3 035

– 618

               

Apparaatsuitgaven

9 857

9 628

8 312

9 121

7 193

6 786

407

Personeel en materieel

9 857

9 628

8 312

9 121

7 193

6 786

407

               

Ontvangsten

98 317

59 864

57 268

48 236

16 827

0

16 827

IOW (Inkomensvoorziening oudere werklozen)

Toelichting

Werknemers van zestig jaar of ouder die tussen 1 oktober 2006 en 1 juli 2011 werkloos zijn geworden en die langer dan 3 maanden recht hadden op een WW-uitkering, komen na afloop van de WW-uitkering in aanmerking voor een IOW-uitkering. Als het recht op een IOW-uitkering bestaat, behouden oudere werklozen dat tot dat ze 65 jaar worden. Daarnaast hebben gedeeltelijk arbeidsongeschikte ouderen na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als tussen 31 december 2007 en 1 juli 2011 het recht op de loongerelateerde WGA-uitkering is ontstaan en de loongerelateerde WGA is toegekend na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.

De uitgaven aan de IOW zijn € 1 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit als gevolg van een lagere instroom in de regeling dan verwacht.

De gerealiseerde uitgaven aan uitvoeringskosten IOW zijn gelijk aan de begrote uitgaven.

Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jongehandicapten)

De Wajong vormt de inkomensvoorziening voor jonggehandicapten. Per 1 januari 2010 is de gewijzigde Wajong in werking getreden, waarin meer nadruk ligt op het vinden en behouden van arbeid. In verband met deze gewijzigde regelgeving is in de raming rekening gehouden met lagere instroom in de Wajong.

De uitkeringslasten Wajong waren in 2011 € 408 miljoen hoger dan begroot. Dit grote verschil heeft hoofdzakelijk een technische oorzaak, namelijk een kasschuif van het jaar 2012 naar het jaar 2011 (€ 414 miljoen). Voorts heeft de gebruikelijke loon- en prijsbijstelling geresulteerd in een lastenverhoging (€ 34 miljoen). Daar staat tegenover dat als gevolg van uitvoeringsmeevallers de uitkeringslasten lager waren dan verwacht (- € 40 miljoen). Dit is het gevolg van een procentueel hoger dan verwachte instroom in de studieregeling, waarvoor een lagere uitkering geldt. Daarnaast is de wet Wajong per 1 januari 2011 gewijzigd, waardoor bij samenloop van Wajong en ZW de ZW tot uitbetaling komt waar dit tot 2011 andersom was. Dit heeft lagere uitkeringslasten Wajong tot gevolg. Dit was nog niet verwerkt in de beginstand.

De uitvoeringskosten Wajong zijn € 4 miljoen hoger dan begroot.

Dit is het gevolg van een herschikking in de toerekening van uitvoeringskosten aan de door het UWV uitgevoerde regelingen. Als gevolg hiervan zijn in 2011 middelen WAO toegerekend aan de Wajong (zie ook toelichting uitvoeringskosten WAO bij tabel 4.6.2). De herschikking leidt per saldo niet tot wijziging van de uitvoeringskosten UWV.

BIA (Wet beperking Inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria)

Deze in 1996 in werking getreden tijdelijke wet beperkt de inkomensgevolgen van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen. De BIA vervalt met ingang van 1 december 2016.

In het kader van de vereenvoudiging van de administratieve uitvoering komen de uitgaven BIA vanaf 2011 ten laste van de Toeslagenwet (TW). In de SZW Begroting 2011 waren de middelen voor de BIA nog afzonderlijk weergegeven. Omdat de uitgaven BIA zijn betaald uit het budget TW, lijkt het in het jaarverslag alsof de voor de BIA beschikbare € 3 miljoen niet is uitgegeven. Dit is niet het geval (zie ook toelichting bij de TW in artikel 49).

BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten)

Met de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten zijn vanaf 2010 de gemeentelijke middelen voor de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) voor zover dat betrekking heeft op algemene bijstand aan startende ondernemers, de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) (tot en met 2011) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) gebundeld met het inkomensdeel van de WWB. Hiermee krijgen gemeenten één budget BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) voor de bekostiging van de uitkeringen op grond van de genoemde wetten.

Voor de uitvoeringskosten BUIG ontvangen gemeenten middelen via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Het macrobudget Inkomensdeel WWB/WIJ is voor de periode 2008–2011 gebaseerd op de afspraken in het Bestuurlijk Akkoord 2007–2011 tussen Rijk en gemeenten. Belangrijk element in deze afspraken is dat het macrobudget voor een jaar in beginsel is vastgezet op de middellange termijnraming van het CPB. Aanpassingen voor conjunctuur vinden slechts plaats indien de afgesproken bandbreedte van 12 500 uitkeringen wordt overschreden. Het macrobudget wordt jaarlijks aangepast voor loon-/prijsbijstellingen en voor effecten van rijksbeleid. Er vindt op basis van de afspraken geen correctie plaats voor gemeentelijke realisaties.

De uitgaven BUIG zijn € 76 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de werkloosheidsraming van het CPB, en daarmee van de budgetten voor WWB en IOAW (- € 134 miljoen). Daarnaast heeft verwerking van de realisatiegegevens op de IOAW, IOAZ, Bbz (levensonderhoud voor starters) en WWIK geleid tot een neerwaartse bijstelling (- € 15 miljoen). Tevens zijn er enkele technische correcties doorgevoerd (- € 5 miljoen). Het budget is opgehoogd als gevolg van de gebruikelijke loon- en prijsbijstelling (€ 75 miljoen). Daarnaast was er minder geld dan begroot nodig voor de uit te keren incidentele en meerjarige aanvullende uitkeringen (IAU en MAU). Ter financiering van de uitkeringen IAU en MAU zijn vanuit het budget BUIG middelen overgeheveld naar het budget Overig, waaruit de IAU en MAU worden betaald. Omdat er voor IAU en MAU minder middelen nodig waren dan begroot, kon een deel van de middelen worden teruggeboekt van het budget Overig naar het budget BUIG (€ 3 miljoen).

Uit voorlopige opgaven van gemeenten (zoals weergegeven in hun «Beelden van de Uitvoering» 2011) blijkt dat het saldo van baten en lasten over 2011 landelijk € 4,7 miljard bedraagt. Daarmee hebben gemeenten gezamenlijk een tekort van € 675 miljoen over 2011. Dit is vooral het gevolg van de hierboven genoemde afspraken uit het Bestuurlijk Akkoord tussen Rijk en Gemeenten.

Bijstand buitenland

Voor bijstandsverlening aan Nederlanders in het buitenland was er de regeling Bijstand buitenland. Deze regeling verviel in 1996 met de invoering van de Algemene bijstandswet, waardoor er sinds 1996 geen nieuwe gevallen tot deze regeling zijn toegelaten. Voor de nog lopende gevallen voert de SVB sinds 2009 de regeling uit. De uitgaven aan uitkeringslasten en uitvoeringskosten in 2011 zijn nagenoeg gelijk aan wat was begroot.

Bbz (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële bijstand een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Sinds 2010 zijn de kosten van levensonderhoud voor startende ondernemers onderdeel van de gebundelde uitkering BUIG. Voor de kosten van levensonderhoud voor gevestigde zelfstandigen en de verstrekking van bedrijfskapitaal ontvangen gemeenten een aparte specifieke uitkering Bbz. In 2011 zijn voor het eerst uitvoeringsrealisaties bekend geworden over de niet met de uitkering BUIG gebundelde middelen Bbz.

De uitgaven zijn € 69 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. Dat wordt deels veroorzaakt door de nabetalingen over 2010 aan gemeenten die blijkens hun gerealiseerde uitgaven in 2010 onvoldoende bevoorschot waren (€ 38 miljoen). Hier stonden overigens ontvangsten tegenover van gemeenten die blijkens hun gerealiseerde uitgaven teveel bevoorschot waren (€ 16 miljoen; deze zijn geboekt op de post Ontvangsten). Uit de gemeentelijke uitvoeringsrealisaties bleek tevens dat het oorspronkelijk geraamde budget op een te laag volume en een te lage prijs was gebaseerd. Op basis van deze realisaties is het budget Bbz opgehoogd (met respectievelijk € 18 miljoen en € 15 miljoen). Daarnaast zijn er minder middelen dan begroot uitgegeven aan de borgstellingsregeling en de bevordering van ondernemerschap (- € 2 miljoen).

WWIK (Wet werk en inkomen kunstenaars)

De WWIK gaf kunstenaars recht op een aanvulling op hun inkomen als zij met hun werk te weinig verdienen om in hun (totale) levensonderhoud te voorzien. Sinds 2010 zijn de middelen voor de uitkeringslasten WWIK onderdeel van de gebundelde uitkering BUIG, en worden de middelen voor de gemeentelijke uitvoeringskosten via (een decentralisatieuitkering uit) het Gemeentefonds aan de twintig centrumgemeenten uitgekeerd. De in de SZW Begroting 2011 genoemde middelen betreffen de uitvoeringskosten van de stichting Cultuur-Ondernemen voor het op verzoek van een centrumgemeente uitvoeren van beroepsmatigheidstoetsen.

Vanwege de bundeling van de middelen voor de uitkeringslasten WWIK met het inkomensdeel van de WWB werden er voor 2011 geen uitkeringslasten WWIK verwacht. Deze waren er toch als gevolg van een toegekend bezwaar van een centrumgemeente tegen de eindafrekening over het jaar 2006 (€ 0,055 miljoen).

De uitvoeringskosten WWIK zijn € 2 miljoen hoger dan geraamd. Een deel hiervan is het gevolg van een technische correctie op de beginstand (€ 1 miljoen). Daarnaast is het budget opwaarts bijgesteld ten behoeve van nabetalingen aan de stichting Cultuur-Ondernemen over de jaren 2009 en 2010 (€ 1 miljoen). De economische en financiële crisis maakte dat in die jaren een groter beroep op de stichting werd gedaan dan was verwacht.

Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders (Vazalo)

Het experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB is op 1 januari 2009 van start gegaan en liep tot en met 2011. Voor de deelname aan het experiment hebben gemeenten in 2011 – via een decentralisatieuitkering uit het Gemeentefonds – een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Hiertoe zijn middelen overgeheveld naar het Gemeentefonds (- € 3,9 miljoen).

Handhaving

De WWB geeft gemeenten een financiële prikkel, die bevordert dat zij zich inspannen voor handhaving. SZW stimuleert en ondersteunt de handhaving door gemeenten. De middelen Handhaving op dit beleidsartikel hebben voornamelijk betrekking op de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau en de middelen voor het Handhavingsprogramma 2011–2014.

De in 2011 gerealiseerde uitgaven wijken nauwelijks af van de begrote uitgaven.

Overig

De overige bijstandsuitgaven hebben betrekking op de incidentele en meerjarige aanvullende uitkeringen (IAU en MAU) voor gemeenten die tekort komen op hun budget Inkomensdeel WWB, de doorontwikkeling van de WWB (inclusief het onderhoud van het verdeelmodel WWB), de uitvoeringskosten van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen voor wat betreft de inning van partneralimentatie, en de middelen voor schuldhulpverlening.

De gerealiseerde overige bijstandsuitgaven zijn € 14 miljoen lager dan begroot. Dit komt deels omdat er voor de implementatie van het wetsvoorstel Gemeentelijke schuldhulpverlening minder subsidie nodig was dan verwacht (- € 6 miljoen). Daarnaast was er voor de doorontwikkeling van de WWB minder geld nodig dan voorzien (- € 5 miljoen). Bovendien waren de voor het uitkeren van IAU- en MAU-uitkeringen benodigde middelen lager dan geraamd (- € 3 miljoen).

Uitkeringen Caribisch Nederland

De regelingen van SZW voor Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba) op het terrein van inkomensbescherming betreffen een drietal werknemersverzekeringen (de Cessantiawet, de Ongevallenverzekering en de Ziekteverzekering) en de onderstand. Het eerste jaar van uitvoering van deze sociale zekerheidsregelingen heeft geleid tot lagere uitgaven dan vooraf verwacht (- € 1 miljoen). Met name de onderstandsuitgaven zijn lager uitgevallen dan begroot.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn € 17 miljoen hoger dan geraamd. Dit betreft voornamelijk ontvangsten Bbz van gemeenten die blijkens hun gerealiseerde uitgaven in 2010 teveel bevoorschot waren (€ 16 miljoen). Daarnaast waren er nog enkele ontvangsten op de uitvoeringskosten van de in 2010 door UWV uitgevoerde regelingen (€ 1 miljoen).

Tabel 46.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000)

artikelonderdeel

realisatie 2007

realisatie 2008

realisatie 2009

realisatie 2010

realisatie 2011

begroting 2011

verschil 2011

Uitgaven

14 391 090

14 062 154

16 269 030

17 021 276

16 442 510

16 701 909

– 259 399

               

Programma uitgaven

14 391 090

14 062 154

16 269 030

17 021 276

16 442 510

16 409 959

32 7551

Operationele Doelstelling 1

             

WW uitkeringslasten

2 832 000

2 470 965

4 374 000

4 996 618

4 501 000

4 795 601

– 294 601

WW uitvoeringskosten

468 880

377 870

515 790

400 665

406 360

502 229

– 95 869

Operationele Doelstelling 2

             

WAO uitkeringslasten

8 037 261

8 042 000

7 883 187

7 465 814

6 930 000

6 766 675

163 325

WAO uitvoeringskosten

441 380

375 770

272 450

202 225

168 205

197 108

– 28 903

IVA uitkeringslasten

128 000

208 000

330 000

474 202

631 000

568 862

62 138

IVA uitvoeringskosten

46 000

44 995

41 392

49 596

55 418

53 745

1 673

WGA uitkeringslasten

316 129

562 194

807 444

1 124 932

1 461 000

1 480 609

– 19 609

WGA uitvoeringskosten

163 520

206 985

147 177

173 789

163 241

135 763

27 478

ZW uitkeringslasten

1 181 800

1 061 995

1 222 000

1 511 604

1 551 000

1 352 601

198 399

ZW uitvoeringskosten

353 120

300 380

302 590

285 825

284 275

249 235

35 040

WAZ uitkeringslasten

393 000

378 000

358 000

323 006

283 011

283 452

– 441

WAZ uitvoeringskosten

30 000

33 000

15 000

13 000

8 000

24 079

– 16 079

               

Nominaal

0

0

0

0

0

291 950

– 291 950

               

Ontvangsten

164 530

144 000

170 253

203 000

260 000

217 502

42 498

WW (Werkloosheidswet)

Toelichting

De WW verzekert werknemers die werkloos worden tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode opgevangen worden met een Werkloosheidswetuitkering (WW-uitkering). Hoe lang iemand een WW-uitkering krijgt, hangt af van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat iemand werkloos werd. De WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden en maximaal 38 maanden. De WW wordt uitgevoerd door het UWV.

Ten opzichte van de SZW Begroting 2011 zijn de uitgaven WW € 295 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit hangt samen met het lager dan verwachte beroep op de WW (€ - 324 miljoen). Ook het gebruik van de deeltijd WW viel mee (€ -79 miljoen). Dit hangt mogelijk samen met de minder ongunstig dan verwachte economische situatie. Daar staat tegenover dat de gemiddelde WW-hoogte als gevolg van de algemene loonstijging is toegenomen (€ 102 miljoen). Daarnaast leidde het vervallen van het voornemen tot anticumulatie ZW/WW tot een besparingsverlies. De gerealiseerde uitgaven zijn ook hierdoor hoger dan oorspronkelijk begroot (€ 6 miljoen).

De uitvoeringskosten WW zijn € 96 miljoen lager uitgevallen dan begroot. De oorzaak hiervan is een minder groot beroep op de WW en deeltijd-WW dan verwacht.

WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)

WAO-gerechtigden zijn personen die vóór 1 januari 2004 ziek en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt zijn geworden. Door de invoering van de Wet WIA worden geen nieuwe WAO-uitkeringen meer verstrekt, uitgezonderd herlevingen op basis van oud recht. De WAO kent zodoende vrijwel alleen nog uitstroom. De uitkeringslasten WAO en de uitvoeringskosten WAO laten daarom een daling zien.

De gerealiseerde uitgaven blijken wat de uitkeringslasten betreft ongeveer € 163 miljoen hoger te zijn dan was begroot. Dat komt deels door de bijstelling voor inflatie naar het prijspeil van 2011 (€ 85 miljoen). Daarnaast zijn de gerealiseerde uitgaven hoger dan verwacht (€ 78 miljoen). Dit komt vooral doordat het aantal WAO-ers, van wie de uitkering wordt beëindigd als gevolg van herstel, lager ligt dan geraamd.

De uitgaven aan uitvoeringskosten WAO zijn € 30 miljoen lager dan begroot. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van een herschikking in de toerekening van uitvoeringskosten aan de door het UWV uitgevoerde regelingen. Als gevolg hiervan zijn in 2011 middelen WAO toegerekend aan de Wajong (zie ook toelichting uitvoeringskosten Wajong bij tabel 46.1).

WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

In de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) staat werk voorop, ligt het accent op wat mensen kunnen en is er tegelijkertijd inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer aan de slag kunnen komen. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes: de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).

IVA (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten)

De IVA verzorgt een loonvervangende uitkering voor werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

De uitkeringslasten komen € 62 miljoen hoger uit dan begroot. Een relatief klein deel hiervan is gevolg van de gebruikelijke loon- en prijsbijstelling (€ 8 miljoen). Van groter belang is dat de instroom en de doorstroom vanuit de WGA hoger zijn geweest dan geraamd (€ 54 miljoen).

De uitvoeringskosten IVA komen € 2 miljoen hoger uit dan begroot. Oorzaak hiervan is de hoger dan geraamde instroom en doorstroom vanuit de WGA.

WGA (Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten)

De WGA verzorgt een aanvulling op het met arbeid verdiende inkomen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, of een minimumuitkering als zij niet werken of minder werken dan 50% van hun resterende verdiencapaciteit.

Ten opzichte van de begrote uitgaven resteert een meevaller van € 20 miljoen. Het budget is als gevolg van de gebruikelijke loon- en prijsbijstelling verhoogd (€ 22 miljoen). De instroom was weliswaar iets hoger dan verwacht, maar er heeft meer doorstroom naar de IVA plaatsgevonden dan geraamd (per saldo – € 42 miljoen). Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat – vanwege het beperkt aantal jaren waarvoor realisatiecijfers beschikbaar zijn – de doorstroom van WGA naar IVA lastig te voorspellen is.

De uitvoeringskosten WGA vallen € 27 miljoen hoger uit dan begroot. Oorzaak hiervan is dat de SZW Begroting 2011 is opgesteld op basis van uitvoeringskostenmodel dat uit de pas is gaan lopen met de uitgaven per regeling van het UWV. De WGA is daardoor te laag begroot, terwijl uitvoeringskosten van andere regelingen (zoals de WAZ) te hoog begroot zijn. Voor de SZW Begroting 2012 heeft een budgettair neutrale herschikking van de uitvoeringskosten plaatsgevonden, waardoor de verschillen per regeling in het volgende jaarverslag naar verwachting minder groot zullen zijn.

ZW (Ziektewet)

De ZW verzekert het ziekterisico voor bepaalde groepen werknemers. Het ZW-vangnet verzekert diegenen die geen werkgever met een loondoorbetalingsplicht meer hebben, zoals WW’ers, uitzendkrachten en tijdelijke werknemers na het einde van het dienstverband. Daarnaast geldt de ZW voor een beperkte groep werknemers die in dienst is van een werkgever. Werknemers ontvangen ook een uitkering op grond van de ZW als ze ongeschikt zijn tot het verrichten van hun arbeid als gevolg van zwangerschap of bevalling, orgaandonatie of als ze aanspraak hebben op de zogenaamde no-riskpolis.

Ten opzichte van de SZW Begroting 2011 zijn de gerealiseerde uitgaven ZW € 198 miljoen hoger. Dit wordt vooral veroorzaakt door een toename van het beroep op de ZW van de groepen flexwerkers, zieke werklozen en zwangere vrouwen (€ 164 miljoen). Een reden hiervoor is onder andere dat deze groepen langer dan verwacht een beroep doen op de ZW als gevolg van een lagere werkhervattingskans door een gebrek aan prikkels in de ZW en een (hoewel minder dan verwacht) teruglopende conjunctuur. Met het wetsvoorstel «Beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters» wil de regering de prikkels in de ZW versterken. Daarbij is de gemiddelde ZW-hoogte als gevolg van de algemene loonstijging toegenomen (34 miljoen).

Bij de raming van de uitgaven ZW in 2011 is uitgegaan van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel «Verrekening van inkomsten bij ziekte» per 1 januari 2011. De wetgeving is per 1 juli 2011 afgerond, hetgeen leidde tot een besparingsverlies. De gerealiseerde uitgaven zijn ook hierdoor hoger dan oorspronkelijk begroot (€ 3 miljoen).

De uitvoeringskosten ZW zijn € 35 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door een toename van het beroep op de ZW van de groepen flexwerkers, zieke werklozen en zwangere vrouwen.

WAZ (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)

De toegang voor zelfstandige ondernemers tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd.

De gerealiseerde uitkeringslasten zijn nagenoeg gelijk aan wat is begroot. Dat komt doordat de gebruikelijke loon- en prijsbijstelling (€ 4 miljoen) werd gecompenseerd door een neerwaartse bijstelling van het budget op basis van recente uitvoeringsrealisaties (- € 4 miljoen).

De uitvoeringskosten WAZ vallen € 16 miljoen lager uit dan begroot. Oorzaak is dat de begroting 2011 is opgesteld op basis van uitvoeringskostenmodel dat uit de pas is gaan lopen met de uitgaven per regeling van het UWV. De WAZ is daardoor te hoog begroot, terwijl uitvoeringskosten van andere regelingen zoals de WGA te laag begroot zijn. Voor de begroting 2012 heeft een budgettair neutrale herschikking van de uitvoeringskosten plaatsgevonden, waardoor de verschillen per regeling in het volgende jaarverslag naar verwachting minder groot zullen zijn.

1 Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Operationele doelstelling

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

Doelbereiking

In 2011 heeft 2% meer mensen een WW-uitkering ontvangen dan in 2010. Het aantal nieuwe WW-uitkeringen is vrijwel gelijk gebleven, terwijl het aantal beëindigde uitkeringen met 3% is gedaald. Waar 2010 zich kenmerkte door een langzaam dalende werkloosheid werd 2011 gekenmerkt door een langzaam stijgende werkloosheid. Hierdoor was het werkloosheidspercentage eind 2011 nagenoeg gelijk aan het werkloosheidsniveau van begin 2010.

  • Werkloosheidswet (WW);

  • Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW);

  • Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • In stand houden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke verzekering tegen werkloosheid;

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Voorlichting.

Activiteiten van UWV:

  • Uitvoering van de wettelijke verzekering;

  • Handhaving.

  • Verzekerden (werknemers);

  • WW-gerechtigden;

  • IOW-gerechtigden;

  • Premiebetalers (werkgevers).

Doelgroepen

Instroomkans WW 55+

Realisatie meetbare gegevens

Deze indicator geeft de verhouding weer van de instroomkans in de WW van mensen van 55 jaar en ouder ten opzichte van de gemiddelde instroomkans van de totale populatie. Het streven is om deze verhouding onder de 1 te houden, zodat de instroomkans voor ouderen niet slechter is dan voor de totale populatie. Het verhoudingspercentage is in 2011 iets gedaald. Daarmee is het streven gerealiseerd.

Werkhervatting binnen 12 maanden

Het stimuleren van werkhervatting door WW-ers draagt bij aan de doelstelling om de arbeidsparticipatie te verhogen. Naast het totale percentage WW-gerechtigden dat binnen een jaar na aanvang van de uitkering vanwege werkhervatting is uitgestroomd, wordt gekeken naar het percentage van WW-gerechtigden in de leeftijdsgroep van 55 jaar of ouder die weer aan het werk is. Een groot deel van het onbenutte arbeidspotentieel ligt namelijk bij ouderen. Duidelijk is dat de conjunctuur van grote invloed is op de realisaties bij beide indicatoren.

De in 2011 gerealiseerde werkhervattingskansen zijn hoger dan de streefwaarden. Mogelijke verklaring hiervoor is een – zeker in de eerste helft van 2011 – minder ongunstige arbeidsmarktsituatie dan verwacht.

Tabel 46.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streven 2011

Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55 en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans1

0,85

0,86

0,86

1

Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden (%)2

45

45

50

47

Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder waren (%)2

31

31

34

31

Bronnen:

1 UWV, Jaarverslag.

2 UWV, Administratie.

Volume ontslagwerkloosheid

In 2011 is het WW-volume ten opzichte van 2010 enigzins gedaald. Waar 2010 zich kenmerkte door een langzaam dalende werkloosheid werd 2011 gekenmerkt door een langzaam stijgende werkloosheid. Hierdoor was het werkloosheidspercentage einde 2011 nagenoeg gelijk aan dat van begin 2010.

Gemiddelde WW-duur

Ondanks de verwachting bij het opstellen van de SZW Begroting 2011 dat de gemiddelde WW-duur in 2011 hoger zou zijn dan in 2010, is de gemiddelde WW-duur in 2011 ongeveer gelijk aan die van 2010.

Volume IOW

Het aantal lopende IOW-uitkeringen is met 0,3 duizend toegenomen. De IOW is een tijdelijke regeling die eind 2009 is ingegaan. Als gevolg hiervan zal het volume naar verwachting tot en met 2012 toenemen.

Handhaving

Het nalevingsniveau onder WW-ers van de opgave van inkomsten is in 2011 1%-punt lager dan dat in de voorgaande twee jaren. Ook de kennis van de verplichtingen ligt op een vergelijkbaar niveau als tijdens de vorige meting. Het aantal geconstateerde overtredingen en het totale fraudebedrag zijn in 2011 met zo'n 50% toegenomen. Dit is een direct gevolg van het feit dat het UWV er in 2011, dankzij de nodige efficiencymaatregelen, in is geslaagd om alle samenloopsignalen te beoordelen. Net als de afgelopen jaren vindt er in vrijwel alle gevallen afdoening plaats.

Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Volume ontslagwerkloosheid (x 1 000 uitkeringsjaren)1

197

234

225

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1 000)1

428

415

414

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1 000)1

328

421

408

Gemiddelde WW duur bij uitstroom (weken)1

37

34

33

Aantal lopende uitkeringen (volume) IOW (x 1 000)

0,4

0,7

Handhaving

     

Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid (%)2

90

90

89

Kennis van de verplichtingen WW3

92

93

Aantal geconstateerde overtredingen WW (x 1 000)1

18

22

34

Totaal fraudebedrag WW (x € 1 mln)1

26,1

29,7

44,5

Percentage afdoening WW1

99

100

100

Bronnen:

1 UWV, Jaarverslag.

2 SZW-berekeningen op basis van UWV- en CBS-informatie;

3 Onderzoek TNS NIPO UWV handhaving rechten en plichten, december 2011.

2 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Operationele doelstelling

Motivering

Om werknemers te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Doelbereiking

Het totaal aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers laat een dalende trend zien. Dit komt doordat de uitstroom uit met name de WAO op een hoger niveau ligt dan de instroom in met name de Wet WIA. Het aandeel werkende WGA-ers met resterende verdiencapaciteit is licht gedaald mede als gevolg van de neergaande conjunctuur.

  • Loondoorbetaling bij ziekte;

  • Ziektewet (ZW);

  • Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), bestaande uit de IVA- en WGA-regeling;

  • Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO): deze wet kent geen nieuwe instroom meer;

  • Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ): ook deze wet kent geen nieuwe instroom meer;

  • De tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten (> 35% arbeidsongeschikt) volgend uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg).

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • In stand houden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende inkomensvoorziening bij arbeidsongeschiktheid;

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Voorlichting;

  • Financiële prikkels voor zieke en arbeidsongeschikte werknemers om aan het werk te blijven dan wel het werk te hervatten;

  • Financiële prikkels voor werkgevers om zieke of arbeidsongeschikte werknemers in dienst te houden of nemen;

  • Vereenvoudiging van regelgeving.

Activiteiten van UWV:

  • Uitvoering van de wettelijke verzekering;

  • Handhaving.

  • Werknemers;

  • Zelfstandigen die voor 1 augustus 2005 arbeidsongeschikt zijn geworden;

  • Werkgevers.

Doelgroepen

Aandeel werkende WGA-ers met resterende verdiencapaciteit

Realisatie meetbare gegevens

Het aandeel werkende WGA-ers met resterende verdiencapaciteit is in 2011 licht gedaald ten opzichte van 2010. Daarmee is het streven van geen verdere daling in 2011 niet gerealiseerd. Dit is mede het gevolg van de neergaande conjunctuur, hetgeen is beschreven in de monitor Arbeidsbeperkten en werk.

Tabel 46.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streven 2011

Aandeel werkende WGA ’s met resterende verdiencapaciteit

51%

50%

49%

≥50%

Bron: UWV, Jaarverslag

WAO/WIA

Het totale volume WAO en WIA is in 2011 verder gedaald. Dat komt doordat het WAO-bestand sneller daalt dan dat het WIA-bestand stijgt. Het volume WAO daalt, omdat de WAO een aflopende regeling is. Het toekennen van nieuwe WAO-uitkeringen is beperkt tot de herlevingen op basis van oud recht. Daar staat een veel grotere uitstroom tegenover, met name als gevolg van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Het bereiken van die leeftijd van de in 1946 geboren «babyboomers» verklaart de hoge uitstroom in 2011.

De WIA-instroom is in 2011 verder gestegen naar een niveau van ongeveer 38 000 personen. Deze stijging wordt deels verklaard door ingroeieffecten (zoals meer hernieuwde aanvragen en herlevingen van oud recht) en demografische ontwikkelingen (meer ouderen en vrouwen die een hoger dan gemiddelde instroomkans kennen). Deels speelt ook de economische crisis een rol. In tijden van laagconjunctuur is de kans op instroom in de WIA, met name vanuit het vangnet ZW, groter omdat de kans op uitstroom uit de ZW naar werk kleiner is.

Opvallend is ook het aandeel vangnetters in de WIA-instroom. Dit aandeel is met circa 50% veel groter dan het aandeel van vangnetters in de achterliggende verzekerdenpopulatie van nog geen 20%. Met het wetsvoorstel «Beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters» beoogt het kabinet de doorstroom vanuit de ZW naar de WIA te verkleinen.

Het bestand WAO en WIA als percentage van de verzekerde populatie daalt licht. Dit komt doordat de uitstroom uit de WAO groter is dan de instroom in de WIA.

WAZ

Het volume WAZ daalt, omdat de WAZ een aflopende regeling is.

ZW

Het volume ZW is in 2011 gestegen. Dit komt vooral door een toenemend gebruik door de vangnetgroepen flexwerkers en zieke werklozen. Deze groepen doen gemiddeld steeds langer een beroep op de ZW. Dit verklaart waarom het volume toeneemt, terwijl de instroom is afgenomen.

Handhaving

Het nalevingsniveau onder WAO/WIA-gerechtigden van de plicht tot het opgeven van inkomsten is in 2011 96% en daarmee gelijk aan dat van vorig jaar. De kennis der verplichtingen is toegenomen, vooral onder de WIA-populatie. Het totale fraudebedrag bij de WAO en WIA is in 2011 toegenomen, terwijl het aantal fraudeconstateringen gelijk is gebleven. Dit heeft te maken met een betere selectie door UWV van de onderzochte fraudesignalen, waardoor met name het aantal geconstateerde nulfraudes (wel overtreding, geen benadeling) sterk is verminderd. In bijna alle gevallen van geconstateerde overtreding vindt er afdoening plaats.

Bij de ZW is zowel het aantal overtredingen als het totale fraudebedrag tamelijk stabiel. Ook bij overtredingen bij de ZW vindt er nagenoeg in alle gevallen afdoening plaats.

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

WAO + IVA + WGA1

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

604,5

596,4

582,3

– waarvan WAO

521,2

486,3

443,9

– waarvan IVA

20,1

28,2

36,0

– waarvan WGA

62,8

81,9

102,4

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

8,4

8,3

8,1

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

35,3

39,9

41,0

– waarvan WAO

6,0

4,3

3,1

– waarvan IVA

5,6

7,3

7,8

– waarvan WGA

23,8

28,4

30,1

Instroomkans WIA/WAO (%)

0,52

0,55

0,58

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

48,9

48,2

55,2

– waarvan WAO

42,9

39,7

45,5

– waarvan IVA

1,6

2,1

3,1

– waarvan WGA

4,4

6,4

6,7

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1 000)

2,3

3,0

1,9

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

7,8

8,0

8,7

Uitstroomkans WGA naar werk UWV (%)

47

48

50

Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragers (%)

57

60

55

Aandeel werkende WAO/IVA/WGA’ers (%)

20

21

20

Aandeel instroom WIA uit ZW (%)

46

50

51

       

Handhaving

     

Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid %2

97

96

96

Kennis van verplichtingen WAO (%)3

87

91

Kennis van verplichtingen WGA (%)3

81

90

Aantal geconstateerde overtredingen WAO/WIA (x 1000)1

5

3

3

Totaal fraudebedrag AO (x € 1 mln)1

9

6

8

Afdoeningspercentage inlichtingenplicht AO (%)1

99

99

99

       

WAZ1

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

34,2

30,4

26,0

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

0,3

0,2

0,2

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

4,7

4,0

4,6

       

ZW1

     

Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)

85,7

98,4

100,1

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

293

281

273,4

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

378

370

370,4

       

Handhaving1

     

Aantal geconstateerde overtredingen ZW (x 1000)

4

3

3

Totaal fraudebedrag ZW (x € 1 mln)

2

2

3

Afdoeningspercentage inlichtingenplicht ZW

99

100

99

Bronnen:

1 UWV, Jaarverslag.

2 SZW-berekeningen op basis van UWV- en CBS informatie.

3 Onderzoek TNS NIPO UWV handhaving rechten en plichten, december 2011.

3 Zorgdragen voor arbeidsondersteuning en een inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Operationele doelstelling

Motivering

Om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te bevorderen alsmede jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

  • De instroom in de Wajong is afgenomen van 17 800 in 2010 tot 16 300 in 2011;

  • In de tot 2010 geldende Wajong is het aandeel werkenden in 2011 licht gestegen van 25% naar 26%;

  • Het aandeel werkenden in de werkregeling van de sinds 2010 geldende Wajong bedraagt 23,1%, en is daarmee eveneens licht gestegen ten opzichte van 2010;

  • In 2011 werd 89% van de aanvragen tijdig afgehandeld. Daarmee is de tijdigheid aanzienlijk gestegen ten opzichte van 2010, toen dit in 66% van de aanvragen het geval was.

Doelbereiking

  • De nieuwe Wet Werk en Arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), die op 1 januari 2010 in werking is getreden. In de Wajong staat participatie voorop. Met de jonggehandicapte (en eventueel diens ouders) wordt een individueel participatieplan opgesteld, waarin onder andere staat wat de beste manier is om een baan te vinden, welke ondersteuning daarbij beschikbaar is en welke rechten en plichten de jongere heeft. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen zij zo nodig inkomensondersteuning aanvragen. Voor de jonggehandicapte die als gevolg van zijn ziekte volledig en duurzaam niet in staat is om te werken, staat inkomensbescherming voorop;

  • De Wajong geldend voor jonggehandicapten die voor 1 januari 2010 een aanvraag indienden;

  • De tegemoetkoming voor Wajonggerechtigden volgend uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg);

  • Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • In stand houden en onderhouden van toekomstbestendige en activerende wettelijke instrumenten en voorzieningen voor jonggehandicapten;

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Voorlichting;

  • Bijdrage aan de uitvoeringskosten van het UWV;

  • Uitwerking aanpak «Werk voor Wajongers» inclusief vraaggerichte werkgeversbenadering;

  • Stimuleren van een soepele overgang van school naar werk.

Activiteiten UWV:

  • Claimbeoordeling;

  • Opstellen en bewaken van een participatieplan voor jonggehandicapten die perspectief hebben op de arbeidsmarkt;

  • Integrale dienstverlening op Werkpleinen;

  • Vraaggerichte werkgeversbenadering/ arbeidsmarktoffensief;

  • Verstrekken van Wajong-uitkeringen.

  • Jonggehandicapten die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden, geen arbeidsverleden hebben en daardoor niet volledig zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

  • Jongeren die tijdens hun studie arbeidsongeschikt worden.

Doelgroepen

Het percentage nieuwe Wajong-instromers met arbeidsmarktperspectief voor wie tijdig een participatieplan is opgesteld

Realisatie meetbare gegevens

Voor de claimbeoordelingen in het kader van de sinds 2010 geldende Wajong met recht op «werkregeling» of «studieregeling» geldt een doorlooptijd tussen datum aanvraag en datum beschikking van maximaal 14 weken. In deze termijn is het opstellen van een participatieplan inbegrepen. In 2011 werd 89% van de aanvragen tijdig afgehandeld. Daarmee is de tijdigheid aanzienlijk gestegen ten opzichte van 2010, toen dit slechts in 66% van de aanvragen het geval was. Wat 2011 betreft voldeed UWV daarmee aan de – in UWV Jaarplan 2011 neergelegde – streefwaarde van 85%. Het streven blijft om op termijn een tijdigheid van 100% te realiseren.

Tabel 46.7 Indicatoren operationele doelstelling 3
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streven 2011

Het percentage nieuwe Wajong-instromers met arbeidsmarktperspectief voor wie tijdig een participatieplan is opgesteld

66%

89%

100%

Bron: UWV, jaarverslag.

Totaal Wajong

De instroom Wajong is afgenomen van 17 800 in 2010 tot 16 300 in 2011. Het is voor het eerst sinds 2001 dat de jaarinstroom is gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. Daarbij moet worden aangetekend dat in 2010 de instroom extra hoog was door overloopeffecten als gevolg van de in dat jaar gewijzigde Wajong. Een andere factor die in de daling meespeelt, is het percentage afgewezen aanvragen. Dat ligt in de sinds 2010 geldende Wajong hoger dan voorheen. Ook een demografische factor draagt bij aan de lagere instroom. Het aantal 18-jarigen in Nederland bereikte namelijk in 2010 een maximum en neemt daarna af.

Wajong vóór 2010 (oude Wajong)

Het aantal Wajong-gerechtigden in de oude (tot 2010 geldende) Wajong-regeling is afgenomen van 195 400 in 2010 naar 192 400 in 2011. Dat komt doordat de instroom alleen nog betrekking heeft op herlevingen van Wajongrechten. Als gevolg hiervan is de uitstroom groter dan de instroom. Door deze daling is ook het bestand als percentage van de verzekerde populatie afgenomen van 1,9% naar 1,8%. Omdat het bestand Wajong-gerechtigden nog relatief jong is, ligt de uitstroom vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd op een laag niveau. Het aandeel werkenden in de tot 2010 geldende Wajong is in 2011 licht gestegen.

Wajong vanaf 2010 (nieuwe Wajong)

In de sinds 1 januari 2010 gewijzigde Wajong-regeling stroomden in 2011 14 500 Wajong-gerechtigden in. Dit aantal lag in 2010 lager, namelijk op 9 800, maar dat is toe te schrijven aan aanloopeffecten van de destijds nieuwe wet. De van 2010 op 2011 naar voren komende veranderingen in de percentages Wajongers in de drie verschillende regelingen (de werkregeling, de studieregeling en de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) hangen vooral samen met een eind 2010 doorgevoerde correctie in de indelingsprocedure van de uitvoering.

Het aandeel werkenden in de werkregeling van de sinds 2010 geldende Wajong bedraagt 23,1% en is daarmee licht gestegen ten opzichte van 2010. Verwacht wordt dat dit percentage in de loop van de tijd blijft stijgen. Wajongers moeten zich namelijk vaak nog ontwikkelen en hebben begeleiding nodig op weg naar werk, hetgeen tijd kost.

Het kabinet wil verdergaande stappen bij het reduceren van de instroom in de Wajong en heeft daartoe het wetsvoorstel Werken naar vermogen bij de Tweede Kamer ingediend (33 161, nr. 1). Het is daarbij de bedoeling om de Wajong alleen nog toegankelijk te maken voor mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling 3
     

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Wajong tot 2010

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

192

195,4

192,4

– waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)

98,1

98,1

98,1

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

1,8

1,9

1,8

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

17,6

8,0

1,8

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

4,3

4,5

4,7

Aandeel werkende Wajong’ers (%)

25

25

26

           

Wet Wajong (met ingang van 2010)

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

 

9,7

23,8

waarvan Werkregeling (%)1

 

58

62

 

waarvan participatieoordeel reguliere arbeid (%)

 

35

33

 

waarvan participatieoordeel beschutte arbeid (%)

 

3

4

 

waarvan participatieoordeel tijdelijk geen mogelijkheden (%)

 

24

22

waarvan Studieregeling (%)

 

29

28

waarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (%)

 

13

10

Instroom in uitkeringen ( x 1 000)2

 

9,8

14,5

waarvan Werkregeling (%)1

 

54

51

 

waarvan participatieoordeel reguliere arbeid (%)

 

48

34

 

waarvan participatieoordeel beschutte arbeid (%)

 

6

5

 

waarvan participatieoordeel tijdelijk geen mogelijkheden (%)

 

37

26

waarvan Studieregeling (%)

 

34

41

waarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (%)

 

13

8

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

 

0,1

0,4

waarvan uitstroom wegens werk (%)

 

3

1,2

Aandeel werkende Wajong’ers binnen werkregeling(%)

 

214

23

waarvan werkzaam bij reguliere werkgever (%)

 

93

91

 

waarvan met inkomensondersteuning (%)

 

76

83

 

waarvan zonder inkomensondersteuning (%)

 

24

18

waarvan werkzaam op grond van de Wet sociale werkvoorziening (%)

 

7

9

Bron UWV, jaarverslag

1 De onderstaande drie participatieoordelen tellen niet op tot 100%, omdat er ook nog een categorie «overig of niet bekend» is.

2 Deze instroomcijfers verschillen van de bestandcijfers hierboven doordat de uitstroom is meegenomen in de bestandcijfers.

3 Er zijn nog geen bruikbare gegevens over dit kengetal, omdat de gewijzigde wet nog te kort van kracht is.

4 Stand september 2011.

4 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor bepaalde herkeurde arbeidsongeschikten

Operationele doelstelling

Motivering

Om oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, een inkomen op minimumniveau te bieden en hen te motiveren te gaan werken.

Doelbereiking

Ultimo 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de Wet BIA vervallen. De doelgroep BIA loopt terug tot 0 in 2016.

  • De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

  • Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • Toezien op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wetsuitvoering door UWV;

  • Onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

  • Beoordelen van recht op een uitkering;

  • Verstrekken van uitkeringen.

  • Personen die op 1 augustus 1993 reeds recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag 45 jaar of ouder waren (na afloop van WW-periode);

  • Personen die op 31 december 1986 in de leeftijd van 35 jaar of ouder waren en zowel op die datum als ook op 31 juli 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen (na afloop van WW-periode).

Doelgroepen

Realisatie meetbare gegevens

De BIA is een overgangsregeling voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Daarom zijn er geen indicatoren geformuleerd.

Volume BIA

Het volume BIA daalt, omdat de BIA een aflopende regeling is.

Tabel 46.9 Kengetallen operationele doelstelling 4
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Aantal uitkeringsjaren BIA (x 1 000)

0,4

0,4

0,3

Bron: UWV, jaarverslag

5 Zorgdragen dat toereikende middelen worden verstrekt aan gemeenten voor inkomensaanvulling tot minimumniveau aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Operationele doelstelling

  • Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien;

  • Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Motivering

Doelbereiking

Het totaal aantal WWB/WIJ-uitkeringen is in 2011 verder toegenomen, ondanks een afname in het derde kwartaal.

  • De Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG), waaronder vallen:

    • De wet investeren in jongeren (WIJ);

    • Het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (WWB) (het re-integratiebudget wordt toegelicht bij artikel 47);

    • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

    • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) 2004 (voor zover dat betrekking heeft op algemene bijstand aan startende ondernemers);

    • Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

  • Het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004): voor de kosten van levensonderhoud en de verstrekking van bedrijfskapitaal Bbz ten behoeve van gevestigde zelfstandigen ontvangen gemeenten een aparte specifieke uitkering;

  • Inlichtingenbureau gemeenten;

  • Financiële middelen, onder meer ter voorkoming en bestrijding van problematische schulden;

  • Financiële middelen voor extra maatregelen schuldhulpverlening in verband met de economische crisis;

  • Wet participatiebudget (het re-integratiebudget wordt toegelicht bij artikel 47);

  • Bestuurlijk Akkoord SZW-VNG;

  • Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Instrumenten

Activiteiten

Activiteiten SZW:

  • Onderhouden van de wet- en regelgeving;

  • Ramen macrobudget gebundelde gemeentelijke uitkeringen inkomensvoorzieningen en onderhouden verdelingsystematiek;

  • Experiment werken in deeltijd voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen jonger dan 12 jaar (Vazalo);

  • Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening;

  • Monitoren ambities en afspraken Bestuursakkoord met gemeenten.

Verder optimaliseren van het systeem en de werking van de WWB en voor zover relevant van de WIJ door:

  • Beslissen op aanvragen voor een meerjarige of incidentele aanvullende uitkering WWB inkomensdeel;

  • Stimuleren aanpak harde kern;

  • Ondersteunen van de gemeenteraad/griffie bij het waarmaken van hun kaderstellende en controlerende rol;

  • Gevolgen van EU-beleid en ervaringen voor nationaal beleid en uitvoering verwerken.

Activiteiten SZW op het terrein van armoede en schuldhulpverlening;

  • Bestrijden van armoede en sociale uitsluiting;

  • Het bevorderen dat kinderen die opgroeien in gezinnen op of rond het sociaal minimum kunnen (blijven) meedoen;

  • Tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen;

  • Aanpak van problematische schulden door het terugdringen van het aantal personen met een problematische schuld met de helft in 2011. Deze ambitie is geformuleerd voordat sprake was van de recente economische crisis. Het is duidelijk dat de economische crisis effect zal hebben op de mate waarin deze ambitie ook echt gerealiseerd kan worden. Het belang van de beperking en het zo mogelijk terugdringen van het aantal personen met problematische schulden is de reden geweest om in het aanvullend beleidsakkoord extra middelen uit te trekken voor schuldhulpverlening;

  • Het vergroten van het bereik en het versterken van de minnelijke schuldhulpverlening;

  • Het minimaliseren van de wachtlijsten schuldhulpverlening;

  • Voorbereiding van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel op basis waarvan de minnelijke schuldhulpverlening een wettelijke taak van gemeenten wordt;

  • Extra maatregelen schuldhulpverlening in verband met de economische crisis:

    • Extra aandacht voor preventie door goede voorlichting en actieve verwijzing naar schuldhulpverlening op de Werkpleinen;

    • Het opvangen van het extra beroep op de schuldhulpverlening;

    • Extra aandacht voor het verbeteren van de effectiviteit van de schuldhulpverlening.

Activiteiten gemeenten:

  • Desgevraagd doen van een werkleeraanbod;

  • Beoordelen van recht op een uitkering;

  • Verstrekken van uitkeringen;

  • Uitvoeren van de bijzondere bijstand;

  • In het Bestuursakkoord met VNG is afgesproken dat de gemeenten terughoudend zijn met de verstrekking van leenbijstand en dat zij deze zoveel mogelijk zullen terugdringen.

  • Jongeren tot 27 jaar die geen werk hebben of opleiding volgen;

  • Mensen van 27 tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering komt aan de orde in artikel 49);

  • Mensen met een langdurig minimuminkomen en/ of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

  • Mensen in armoede of met een risico op armoede;

  • Mensen met risico op problematische schulden;

  • Alleenstaande ouders;

  • Oudere werkloze werknemers die na het 50ste jaar werkloos zijn geworden en die na het bereiken van de maximale uitkeringsduur op grond van de werkloosheidswet over onvoldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

  • Oudere gewezen zelfstandigen die na het 55ste jaar het bedrijf of beroep hebben beëindigd en niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

  • Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud en academieverlaters kunstvakopleidingen;

  • Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Doelgroepen

Toereikendheid macrobudget WWB/WIJ

Realisatie meetbare gegevens

Uitgangspunt is dat het macrobudget 2011 toereikend is vastgesteld, met inachtneming van de afspraken uit het Bestuurlijk Akkoord voor de periode 2008–2011.

Volumereductie WWB

In het in 2007 overeengekomen Bestuurlijk Akkoord «Participatie» spraken SZW en VNG af om zich sterk te maken voor een vermindering van het aantal mensen dat een beroep doet op de WWB. Concreet hield deze afspraak in dat in 2011 het aantal WWB-uitkeringen 30 000 lager zou zijn dan op grond van de toentertijd verwachte conjuncturele ontwikkeling verwacht werd. Toen het Bestuurlijk Akkoord «Participatie» in 2007 gesloten werd, waren de conjuncturele omstandigheden echter dermate anders dat deze indicator anno nu nog weinig zeggingskracht heeft.

Aantal huishoudens met problematische schulden

Over 2011 zijn nog geen gegevens beschikbaar. Het eerder toegezegde vervolgonderzoek op «Huishoudens in de rode cijfers; Omvang en achtergronden van huishoudens met (een risico op) problematische schulden» (24 515, nr. 161) zal overeenkomstig de gedane toezegging in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert

Het kabinet Balkenende IV had tot doel om het aantal kinderen uit bijstandsgerechtigde huishoudens dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert in de periode 2008–2010 te halveren. Hiertoe zijn in 2008 en 2009 middelen aan het Gemeentefonds toegevoegd. Dit aantal kinderen is in de periode 2008–2010 afgenomen van 66 naar 61 duizend. Hiermee is de doelstelling van het vorige kabinet niet gehaald. Gezien de tijd die het vergt om lokaal beleid van de grond te krijgen, meent het SCP dat het doel erg ambitieus was. Daarnaast constateert het SCP dat sociale participatie van arme kinderen niet alleen afhangt van financiële obstakels.

Tabel 46.10 Indicatoren operationele doelstelling 5
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streven 2011

Toereikendheid macrobudget WWB/WIJ

Toereikend

Toereikend

Toereikend

Toereikend

Volumereductie WWB (x 1 000)1, 2

14

10

9

30

Aantal huishoudens met problematische schulden (x 1 000)3

346

Aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert (%)4

66

33

Bronnen:

1 SZW administratie.

2 Omdat streefwaarde 2011 betrekking heeft op de volumereductie WWB over de hele periode 2008–2011 zijn in de tabel de volumereducties vanaf 2008 tot en met het betreffende realisatiejaar opgeteld.

3 EIM, Onderzoek huishoudens in de rode cijfers.

4 SCP, Kunnen meer kinderen meedoen?

Volume WWB en WIJ

Kengetallen

Grafiek Bijstand naar leeftijd

Grafiek Bijstand naar leeftijd

Bron: CBS Statline

Bovenstaande grafiek toont het verloop van het volume WWB-WIJ naar leeftijdscategorie. In lijn met de oploop van de werkloosheid en de daling van het aantal vacatures in 2011 was bij de meeste leeftijdsgroepen sprake van een stijgend beroep op de WWB-WIJ. Wat opvalt, is dat de groep tot 27 jaar sinds medio 2011 in omvang is afgenomen. Het CBS wijst als mogelijke verklaring op het mogelijk vooruitlopen door gemeenten op de wijziging van de WWB per 1 januari 201265. Onderdeel hiervan is de introductie van een wachttermijn van 4 weken voordat de jongeren in aanmerking komen voor inkomensondersteuning. In die periode moeten zij zelf een baan of een opleiding zoeken.

In tabel 46.11 is af te lezen dat zowel het volume WWB als inkomensvoorzieningen WIJ in 2011 is toegenomen. Dit lijkt in tegenspraak met bovenstaande grafiek. De verklaring hiervoor is dat in de jaren 2009 en 2010 in het volume WWB ook een deel van de personen tot 27 jaar is meegenomen. De WIJ-populatie bestond tussen 1 oktober 2009 en 1 juli 2010 slechts uit nieuwe instroom. Op 1 juli 2010 is ook het zittend bestand van jongeren tot 27 jaar overgeheveld naar de WIJ.

Volume IOAW, IOAZ, Bbz en WWIK

Het gebruik van de IOAZ, Bbz en WWIK in 2011 bleef vrijwel gelijk aan dat van 2010. Het volume IOAW heeft zich na een toename in 2009 en 2010 in 2011 gestabiliseerd op een niveau net onder de 10 000 uitkeringen.

Aantal jongeren met inkomensvoorziening dat geen werkleertraject volgt

Met name door onduidelijkheid bij gemeenten over wat onder werkleertraject moet worden verstaan, is het CBS niet in staat gebleken om betrouwbare informatie te leveren over het aantal jongeren met inkomensvoorziening dat geen werkleertraject volgt.

Uitgaven bijzondere bijstand

Sinds 2009 behoort de langdurigheidstoeslag tot de bijzondere bijstand. In het jaarverslag 2010 is deze toeslag abusievelijk niet in het totaal opgenomen. In dit jaarverslag is het bedrag voor 2010 daarom aangepast en is te zien dat de uitgaven in de afgelopen jaren stabiel zijn.

Bedrag leenbijstand t.o.v. totale bijzondere bijstand

Het bedrag leenbijstand is ten opzichte van de totale bijzondere bijstand vrijwel ongewijzigd gebleven.

Aantal huishoudens met bijzondere bijstand t.o.v. aantal huishoudens met een laag inkomen

Het aantal huishoudens met bijzondere bijstand bedroeg ultimo 2011 274 000. Cijfers over het aantal huishoudens met een laag inkomen zijn – net als over voorgaand jaar – niet beschikbaar.

Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening

Ondanks een toenemend beroep op de schuldhulpverlening zijn de wachttijden voor schuldhulpverlening teruggelopen dan wel niet verder opgelopen. Dat komt doordat gemeenten de tijdelijke extra middelen schuldhulpverlening over de jaren 2009, 2010 en 2011 hebben ingezet voor het creëren van extra capaciteit en het structureel verbeteren van het proces van schuldhulpverlening. Een groot deel van de gemeenten verwacht dat de met de inzet van tijdelijke middelen behaalde resultaten duurzaam zullen zijn (33 000-XV, nr. 66).

Handhaving

Onder WWB-ers is het nalevingsniveau van de verplichting tot het melden van inkomsten met 1%-punt afgenomen ten opzichte van voorgaand jaar, terwijl het nalevingsniveau van het melden van samenwonen gelijk is gebleven aan voorgaand jaar. Voor zowel het aantal geconstateerde overtredingen als het totale fraudebedrag beschikken we slechts over cijfers over het eerste half jaar van 2011. Uit deze cijfers kunnen nog geen conclusies volgen voor het hele jaar 2011. Tot slot ligt de incassoratio op een vergelijkbaar niveau als in voorgaande jaren.

Tabel 46.11 Kengetallen operationele doelstelling 5
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Volume ontwikkelingen

     

Volume WWB thuiswonenden (excl. WIJ), periodiek < 65 jaar (x 1 000)1

269

275

279

Inkomensvoorzieningen WIJ (x 1 000)1

1

22

36

Aantal jongeren met inkomensvoorziening dat geen werkleertraject volgt (x 1 000)

n.b.

n.b.

n.b.

Volume IOAW (x 1 000)1

7

9

10

Volume IOAZ (x 1 000)1

1

1

1

Volume bijstand buitenland (x 1 000)2

<0,5

<0,5

<0,5

Volume Bbz (x 1 000)1

3

4

4

Volume WWIK (x 1 000)1

2

3

3

Uitgaven gemeenten aan bijzondere bijstand (x 1 mln)3

300

240

200

       

Armoede en schuldhulpverlening

     

Bedrag leenbijstand t.o.v. totale bijzondere bijstand (%)3

13

13

15

Aantal huishoudens met bijzondere bijstand t.o.v. aantal huishoudens met een laag inkomen (%)3

40

n.b.

n.b.

Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening

 

Gemiddelde wachttijd

32 dagen4

Gemiddelde wachttijd ≤32 dagen5

Handhaving

     

Nalevingsniveau van de opgaven van inkomsten (%)6

94

93

92

Nalevingsniveau van melden samenwonen (%)6

99

99

99

Aantal geconstateerde fraudegevallen7

10 140

11 100

12 116

Totaal fraudebedrag (x € 1 mln)7

55

53

60

Incassoratio %8

11

11

12

Bronnen:

1 CBS, Bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden)

2 SVB, Jaarverslag

3 CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek (jaartotalen)

4 Panteia, Wachttijden voor schuldhulpverlening bij gemeenten

5 Regioplan, Tijdelijke middelen schuldhulpverlening 2009–2011: besteding, effecten en duurzaamheid

6 SZW-berekeningen op basis van CBS-informatie, schatting op basis van 1e drie kwartalen 2011

7 SZW-berekeningen op basis van CBS-informatie (voorlopige cijfers over 1e half jaar 2011)

8 CBS, Bijstandsdebiteurenstatistiek

n.b. niet beschikbaar.

6 Zorgdragen voor adequate werknemersverzekeringen en onderstand aan inwoners van Caribisch Nederland

Operationele doelstelling

Motivering

Om inwoners van Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba) in geval van werkloosheid, ongevallen of ziekte of inwoners die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud een inkomensvoorziening op maat te bieden, waarbij de ontwikkeling van de uitkeringen op de eilanden wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon op de eilanden.

Doelbereiking

Zieke, arbeidsongeschikte en werkloze inwoners van Caribisch Nederland die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud ontvangen een inkomensvoorziening op maat.

Instrumenten

De regelingen van SZW voor de BES-eilanden op het terrein van inkomensbescherming met activering betreffen een drietal werknemersverzekeringen en de Onderstand.

  • De werknemersverzekeringen voor Caribisch Nederland zijn:

    • De Cessantiawet. Dit betreft een verplichte ontslagvergoeding aan werknemers bij ontslag buiten zijn of haar toedoen, te betalen door de werkgever. In geval van faillissement of surseánce van betaling neemt de overheid deze verplichting over;

    • De Ongevallenverzekering. Dit betreft een uitkering (ongevallengeld) aan werknemers die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt;

    • De Ziekteverzekering. Dit betreft een uitkering (ziekengeld) aan werknemers die door ziekte arbeidsongeschikt zijn;

  • De Onderstand betreft een uitkering aan bewoners die niet over voldoende middelen van bestaan beschikken.

De unit Sociale Zaken die is ondergebracht bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regelingen op Caribisch Nederland. De hoogte van de onderstandsbedragen is overeengekomen in het Bestuurlijk Overleg gehouden op 18 april 2010.

  • Onderhouden van wet- en regelgeving;

  • Uitkeringsverzorging;

  • Toezicht en handhaving.

Activiteiten

Doelgroepen

Uitkeringsgerechtigden op Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba).

  • Gegeven het geringe aantal gerechtigden zijn vooralsnog geen indicatoren geformuleerd. Bezien wordt of dit in de toekomst wel opportuun is.

  • Voor het aanloopjaar 2011 is afgezien van het opnemen van een kengetal voor deze operationele doelstelling, omdat deze gegevens over dit jaar niet beschikbaar zijn. Het voornemen is om vanaf 2012 te gaan rapporteren over kengetallen met betrekking tot het volume.

Realisatie meetbare gegevens

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 46.12 Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

Geen

     

Beleidsdoorlichting

Evaluatie WIA

OD2

A. 2010

B. 2011

32 716, nr. 1

Effecten onderzoek ex post

Experiment bevordering arbeidsparticipatie alleenstaande ouders WWB

OD5

A. 2008

29 544, nr. 342

   

B. 2011

 
         
 

Evaluatie WIA

 

A. 2010

B. 2011

 
 

Evaluatie IOW

OD2

A. 2010

B. 2011

32 716, nr. 1

 

Evaluatie WIJ

OD1

A. 2010

B. 2011

32 729, nr. 1

Overig evaluatieonderzoek

Geen

OD5

 

33 035, nr. 1

Artikel

65

«Bijstand onder jongeren daalt», PB11–076, CBS, 30 november 2011.

Licence