Base description which applies to whole site

1.1 Inspectie Werk en Inkomen (IWI)

De Inspectie Werk en Inkomen heeft de wettelijke taak om als toezichthouder voor de minister onafhankelijk inzicht te bieden in de bijdragen die de uitvoeringsinstanties in de sociale zekerheid leveren aan de kabinetsdoelen op het terrein van werk en inkomen. Daarbij gaat het om de effectiviteit van de uitvoeringspraktijk in samenhang met het beleid op het terrein van werk en inkomen.133 Waar nodig (groot risico) en waar mogelijk (duidelijke normen) zal de inspectie tot oordelen komen. De focus van het toezicht van IWI is systeemgericht.

In 2011 is de ontwikkeling van de Arbeidsinspectie, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Inspectie Werk en Inkomen naar één Inspectie voor SZW verder in gang gezet. Op 1 januari 2012 is de Inspectie SZW van start gegaan. De Inspectie SZW voegt de organisaties en de activiteiten van de Arbeidsinspectie, IWI en SIOD samen. Met de vorming van de Inspectie SZW ontstaat een inspectie die samen werkt aan eerlijk, gezond en veilig werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Per 1 januari 2012 staat de Inspectie SZW onder leiding van één inspecteur-generaal voor het gehele domein.

Programma’s

IWI werkt programmatisch. In de programma’s staat het effect van het handelen door de uitvoeringspraktijk in het stelsel van werk en inkomen centraal. Daarbij stelt IWI steeds de vraag of dit handelen bijdraagt aan de kabinetsdoelstelling op het terrein van werk en inkomen. In 2011 waren de volgende programma’s in uitvoering: participatie, inkomenszekerheid, informatieprocessen en dienstverlenende overheid. Hieronder wordt nader ingegaan op de activiteiten binnen deze programma’s.

1. Participatie

Het programma Participatie onderzocht in 2011 in hoeverre UWV en gemeenten zich hebben ingesteld op de nieuwe benadering van jongeren zoals bedoeld in de Wet Investeren in Jongeren en de Wet Wajong.

Om de deelname van jongeren aan de arbeidsmarkt te verhogen, is eind 2009 de Wet Investeren in Jongeren ingevoerd en begin 2010 de nieuwe Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Beide wetten vereisen een andere benadering van gemeenten en UWV door meer verantwoordelijkheden neer te leggen bij jongeren die een beroep doen op een uitkering. IWI onderzocht of gemeenten en UWV de beoogde omslag in benadering hebben gemaakt. Gemeenten waren door de aanpak van de jeugdwerkloosheid en de Work First aanpak bij de WWB overigens al enige tijd gewend aan de nieuwe benadering. Voor UWV betekende de invoering van de nieuwe Wajong in 2010 een grotere omslag. In de programmarapportage Activering Jongeren ziet IWI een kentering in de benadering van jeugdige werklozen door gemeenten en UWV. De nadruk ligt steeds meer op het naar werk begeleiden van deze jongeren. Daarbij wijzen gemeenten en UWV jongeren erop dat ze moeten meewerken aan hun re-integratie. Doen ze dat niet, dan heeft dat consequenties voor hun uitkering. Ook als ze een arbeidsbeperking of niet voldoende scholing hebben, moeten ze alles op alles zetten om aan het werk te komen.

Verder bracht het programma Participatie de rapportage Iedereen aan de slag uit.

De inspectie signaleert dat UWV en gemeenten op de Werkpleinen steeds meer aandacht hebben voor de vraag van werkgevers. Veel inspanningen op de Werkpleinen zijn daarbij gericht op langdurige arbeid. UWV en vooral gemeenten zouden in de huidige arbeidsmarkt die steeds meer flexibiliseert, meer kunnen inspelen op de vraag naar flexibele arbeid, zoals tijdelijk werk en werk via uitzendbureaus. Als mensen met een uitkering niet genoeg doen om passend werk te zoeken, dan kunnen UWV en gemeenten hen sancties opleggen. Het blijkt dat de organisaties terughoudend zijn met financiële sancties, met name wanneer het om weigeren van tijdelijk werk gaat. Uit deze programmarapportage blijkt dat vooral gemeenten onvoldoende dwang en drang uitoefenen om ervoor te zorgen dat mensen actief op zoek gaan naar werk. Voor mensen in de WWB en in de WW geldt in het algemeen een sollicitatieplicht. Toch zegt de helft van de mensen met een WWB-uitkering géén verplichting tot solliciteren te ervaren. Voor mensen met een WW-uitkering geldt dat in één op de vijf gevallen. Hoe langer de uitkering duurt, des te lager is de ervaren sollicitatieplicht.

2. Inkomenszekerheid

Het programma Inkomenszekerheid heeft één programmarapportage uitgebracht waarbij de nadruk heeft gelegen op de inlichtingen- en re-integratieverplichtingen van WWB en WW-cliënten.

In deze programmarapportage Het naleven van verplichtingen concludeert de inspectie dat gemeenten zich onvoldoende inzetten om alle inkomsten uit werk van mensen met een WWB-uitkering te achterhalen. Mensen met een WWB-uitkering zijn verplicht om eventuele andere inkomsten te melden. Alle uitkeringen en inkomsten uit werk worden centraal opgeslagen in de polisadministratie. Gemeenten krijgen automatisch een signaal bij samenloop van een WWB-uitkering met inkomen uit werk. Alle fraude met «witte» inkomsten van mensen in de bijstand is dus in principe op te sporen. In de programmarapportage doet de inspectie tevens verslag van haar onderzoek naar de houding van werkcoaches en klantmanagers bij UWV en gemeenten tegenover mensen die door kleding en/of gedrag hun kansen op werk belemmeren. Uitgangspunt van de regelgeving is dat bij overtreding van de re-integratieverplichtingen een maatregel wordt opgelegd. Om afwijkende kleding en gedrag bij te sturen zetten werkcoaches en klantmanagers in op overtuiging en bijsturing via persoonlijk contact. Hierbij wordt binnen bepaalde grenzen ruimte aan de klant geboden om een werkkring te vinden die aansluit bij de eigen identiteit. Dit betekent enerzijds een verlenging van de zoekperiode en dus een langere duur van de uitkering, maar volgens werkcoaches en klantmanagers betekent dit anderzijds een grotere kans op re-integratie met een duurzaam karakter.

Verder heeft IWI op verzoek van de staatssecretaris onderzoek gedaan naar de factoren die voor mensen bepalend zijn geweest om uit de armoede te geraken. Met de verkennende studie Dat werkt biedt IWI inzicht in wat mensen hebben gedaan om uit de armoede te komen en welke (omgevings)factoren daarbij van belang zijn. IWI heeft mensen geïnterviewd die na langere tijd een uitkering te hebben gehad, weer aan het werk zijn gekomen. De resultaten van het onderzoek zijn een weergave van factoren op grond waarvan het mensen naar eigen zeggen is gelukt om uit de armoede te komen. De inspectie komt tot de conclusie dat een positieve opstelling van de klant, gekoppeld aan een stimulerende benadering van een werkcoach, leidt tot de grootste kans tot uitstroom uit de armoede.

Met het onderzoekVoorlichting aan WGA’ers biedt IWI inzicht in de effecten van voorlichting aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten over de financiële prikkels van de regeling WGA en over de aanvullende inkomensregelingen. Door middel van een klantenquête heeft de inspectie in kaart gebracht wat de ervaringen van WGA'ers met de voorlichting over deze onderwerpen zijn en waar dit toe leidt. Daarbij blijkt dat driekwart van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten op de hoogte zegt te zijn van de systematiek van de regeling «Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten». Deze regeling kent een complexe systematiek. Om WGA'ers te stimuleren werk te zoeken zit er een financiële prikkel in.

In 2010 is het wetsvoorstel Gemeentelijke schuldhulpverlening ingediend met als doel de effectiviteit van de schuldhulpverlening te verbeteren. Met haar verkennende studie de Stand van zaken uitvoeringspraktijk schuldhulpverlening 2010–2011 heeft IWI de stand van zaken in het licht van aan het wetsvoorstel ontleende criteria beschouwd. Op het moment van het onderzoek is het voor gemeenten nog niet verplicht om aan deze criteria te voldoen. Deze verkennende studie naar de uitvoeringspraktijk van de schuldhulpverlening door gemeenten dient als nulmeting. In een vervolgonderzoek zal de inspectie inzicht kunnen bieden in de effectiviteit van de uitvoering van de nieuwe wetgeving.

Met het onderzoek naar de Categoriale aanvullende inkomensondersteuning door gemeenten onderzocht IWI bij alle gemeenten of het beleid met betrekking tot de toepassing van de categoriale inkomensondersteuning in overeenstemming met de WWB is. In 389 van de 418 gemeenten is dat het geval. Van de 29 – vooral kleinere – gemeenten waar tekortkomingen zijn geconstateerd, hebben de meeste hun beleid alsnog in overeenstemming met de WWB gebracht. In de praktijk blijken onterechte eindejaarsuitkeringen een hardnekkig, jaarlijks terugkerend fenomeen.

3. Informatieprocessen

Het centrale thema voor de toezichtactiviteiten van het programma informatieprocessen is dat «betrouwbare en relevante informatie op het juiste moment, veilig bij de juiste persoon komt tegen minimale lasten». Speerpunten zijn de informatiekwaliteit, het verminderen van de administratieve lasten en de bescherming van de persoonsgegevens.

De inspectie is ondanks verbeteringen die blijken uit de programmarapportage Gegevensuitwisseling WWB/WIJ bezorgd over gemeentelijke gegevensbeveiliging werk en inkomen. Gemeenten, Inlichtingenbureau en BKWI hebben de afgelopen jaren diverse maatregelen getroffen om de beveiliging en privacy van persoonsgegevens in de keten van werk en inkomen te verbeteren. Toch zijn er nog tekortkomingen in de omgang van gemeenten met persoonsgegevens. Omdat gemeenten zich niet duidelijk verantwoorden op dit gebied, is er geen zekerheid over de stand van zaken. Ook gebeurt het nog dat burgers dezelfde gegevens meer dan eens moeten aanleveren, en dat medewerkers gegevens opnieuw invoeren die al digitaal beschikbaar zijn.

In haar rapportage De keten volgt klanten gaat IWI in op de vraag hoever de ketenpartners in de sector werk en inkomen zijn gevorderd met de ontwikkeling en het gebruik van klantvolgsystemen. De investeringen in klantvolgsystemen resulteren in een toename van het aantal koppelingen van gegevens. Daarmee neemt het belang van de bescherming van persoonsgegevens toe. De inspectie besteedt daar ook aandacht aan in deze rapportage. IWI concludeert dat gemeenten kansen laten liggen. Allereerst bieden de BKWI-rapportages over het gebruik van Suwinet-Inkijk de gemeenten informatie over mogelijk onrechtmatige raadpleging en verwerking van gegevens. Een andere kans is dat klanten van de gemeentelijke sociale dienst, door gebruik te maken van hun inzage- en correctierecht, bij kunnen dragen aan verbetering van de kwaliteit van de gebruikte gegevens in de keten.

4. Dienstverlenende Overheid

In het programma Dienstverlenende Overheid heeft de inspectie in 2011 stilgestaan bij de vraag of de dienstverlening in de sector van werk en inkomen zo is ingericht dat bij deze dienstverlening de burger centraal staat.

Klantgerichte dienstverlening is – naast «werk boven inkomen» en doelmatigheid – een van de uitgangspunten van het stelsel van werk en inkomen. In haar rapportage De cliënt centraal concludeert IWI dat UWV, SVB en gemeenten de afgelopen jaren hun dienstverlening meer klantgericht hebben weten te maken. Uit de manier waarop de organisaties omgaan met bijvoorbeeld cliëntenparticipatie en klachtenanalyse blijkt een blijvende aandacht voor klantgericht werken. Via grootschalige kwantitatieve klantmetingen meten de uitvoeringsorganisaties voortdurend de klanttevredenheid. IWI constateert dat er veel is af te dingen op de validiteit en de betrouwbaarheid van dergelijk onderzoek. Op basis van dit onderzoek concludeert de inspectie dat het klanttevredenheidsonderzoek zoals dat nu wordt uitgevoerd in de sector werk en inkomen slechts een beperkte bijdrage levert aan het komen tot een klantgerichtere dienstverlening. De inspectie constateert verder dat UWV en SVB nu ook werken met nieuwere vormen van klanttevredenheidsonderzoek waarvan de opbrengst wel bruikbaar is voor concrete verbetering van de dienstverlening. Gezien het gebrek aan validiteit en betrouwbaarheid van de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek dat voor verantwoording richting minister en (gemeente) bestuur wordt gebruikt concludeert de inspectie dat dit onderzoek niet meer dan een zeer globale en mogelijk vertekende indruk geeft van de stand van zaken in de uitvoering, en alleen al daarom ongeschikt is om op te sturen.

Tevens onderzocht IWI innovatieve manieren waarop professionals in de sectoren werk en inkomen en de gezondheidszorg samenwerken om uitkeringsgerechtigden met gezondheidsproblemen zo goed mogelijk te helpen bij het vergroten van hun kansen op de arbeidsmarkt. Professionals in de uitvoering beschouwen de onderzochte initiatieven op het gebied van samenwerking als voorlopers en «best practices». In haar rapportage Samenwerken voor uitkeringsgerechtigden met gezondheidsproblemen concludeert de inspectie dat uitkeringsgerechtigden met gezondheidsproblemen in een vicieuze cirkel van inactiviteit en (ervaren) gezondheidsproblemen kunnen terechtkomen. De kansen op de arbeidsmarkt voor deze groep mensen worden vergroot door het uitgangspunt «first place, then  train», met andere woorden werken aan het oplossen van gezondheidsproblemen door mensen te activeren en zo mogelijk aan het werk te helpen. Daarbij is het wel van belang dat de professionals in deze sectoren hun dienstverlening onderling goed afstemmen.

Uit de rapportage Balans in dienstverlening, die begin 2011 is uitgebracht en die zich richt op de toegankelijkheid van de dienstverlening, blijkt dat cliënten in de sociale zekerheid bij voorkeur de telefoon en de balie gebruiken in hun contacten met UWV, SVB en gemeente. De tevredenheid over de verschillende kanalen is vrijwel gelijk. Het gebruik van internet en e-mail neemt toe in de sociale zekerheid. UWV en SVB sturen hier ook op. Burgers en bedrijven die vaker gebruik maken van de dienstverlening waarderen een persoonlijke benadering en een vast aanspreekpunt. IWI concludeert verder dat de dienstverlening klantgericht is op de Werkpleinen waar UWV en gemeenten hun dienstverlening geïntegreerd aanbieden.

Niet binnen de programma’s geprogrammeerde activiteiten

Op verzoek van de minister van SZW heeft IWI een evaluatie gehouden van mogelijke dubbelingen in het toezicht op grond van de Pensioenwet door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM):Evaluatie «dubbel toezicht» DNB en AFM. IWI concludeert dat zich bij de samenwerking tussen DNB en de AFM bij de uitvoering van het toezicht op grond van de Pensioenwet geen problemen voordoen en dat er geen sprake is van overlapping van toezicht of «dubbel toezicht».

De Inspectie Werk en Inkomen concludeert in haar tiende voortgangsrapportage UWV en Walvis dat er in 2010 verdere voortgang is geboekt bij het verbeteren van de loonaangifteketen en de polisadministratie. In de polisadministratie legt UWV gegevens vast over lonen, uitkeringen en arbeidsverhoudingen van alle verzekerde werknemers. Overheidsinstanties, pensioenfondsen en andere afnemers maken gebruik van deze gegevens om bijvoorbeeld uitkeringen en toeslagen vast te stellen. De gegevens worden verwerkt in de zogeheten loonaangifteketen. Net als in 2009 was er in 2010 sprake van een «werkende keten». Dat wil zeggen dat alle noodzakelijk functies – eventueel met tijdelijke noodoplossingen – werken. Op het niveau van de logistieke gegevensverwerking is in 2010 ook sprake van een «stabiele keten». Alle tijdelijke oplossingen zijn hierbij vervangen door structurele. Op een aantal punten werken UWV en de Belastingsdienst nog wel aan verbeteringen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het ontwikkelen van een functie om reacties van individuele burgers goed te kunnen verwerken. Ook werken UWV en Belastingdienst nog aan een aantal aangekondigde maatregelen om de kwaliteit van de gegevens in de polisadministratie verder te borgen en verbeteren.

In haar Vervolgonderzoek risico-beheersing UWV onderzocht de inspectie op verzoek van de minister van SZW de verbetermaatregelen die UWV in 2011 in gang heeft gezet naar aanleiding van de conclusies van de Inspectie Werk en Inkomen en de aanbevelingen van de Commissie Interne Sturing van eind 2010. De inspectie komt tot de conclusie dat het UWV er is in geslaagd de risicobeheersing en interne sturing in 2011 te verbeteren.

Ook in 2011 hield IWI toezicht op het veranderprogramma SVB Tien van de SVB. In haar rapportage SVB tien geeft IWI een oordeel over de opzet van het systeem van sturing en beheersing van SVB en de werking daarvan voor «Businessrelease II» van SVB Tien. SVB Tien betreft onder meer  de ontwikkeling van één systeem waarmee de verschillende regelingen binnen de SVB kunnen worden uitgevoerd. De inspectie beoordeelt dit als voldoende.

In het onderzoek is speciale aandacht voor de werking van de risicobeheersing en de sturing op de businesscase, die ook als voldoende worden beoordeeld. Wel zijn er enige verbeterpunten die SVB dient op te pakken, zoals het versterken van het risicomanagement en het inplannen van evaluaties. De inspectie wijst ook op de tijdsdruk van het programma en de noodzaak om de businesscase te blijven actualiseren. Daarnaast ziet de inspectie, net als de SVB, risico’s om de vereiste specifieke IT-deskundigheid te werven en te behouden.

In het Jaarverslag IWI over 2010 (uitgebracht in 2011) schetst IWI op basis van haar onderzoeken uit 2010 een beeld van de uitvoeringspraktijk op het terrein van de sociale zekerheid. Daarin concludeert zij dat het stelsel van werk en inkomen goed heeft stand gehouden tijdens de economische crisis. De basisdienstverlening op de Werkpleinen was op orde. UWV en gemeenten hebben er veel aan gedaan om het hoge aantal uitkeringsaanvragen te verwerken en zoveel mogelijk mensen snel aan nieuw werk te helpen. Daardoor was er minder ruimte voor extra dienstverlening aan mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. IWI schenkt in haar jaarverslag speciale aandacht aan de relatie tussen inkomensondersteuning en re-integratie in het gemeentelijke domein. De inkomensondersteuning door gemeenten is veelal gericht op mensen die al langere tijd een uitkering ontvangen, waarbij de focus van activiteiten in de praktijk niet of te weinig op arbeidsdeelname ligt. In de gemeentelijke uitvoeringspraktijk zijn «werk» en «inkomen» nu vaak nog afzonderlijke werkprocessen. IWI vindt dat gemeenten armoedebestrijding meer in het perspectief van participatie kunnen plaatsen. Temeer omdat werk geldt als de beste weg om uit de armoede te komen.

Licence