Base description which applies to whole site

3. BELEIDSPRIORITEITEN 2012

Dit jaarverslag gaat in op de in 2012 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2012 geformuleerde beleidsprioriteiten.

Onderdeel A. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2012. Vervolgens worden in onderdeel B. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven.

A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2012

Bestuursafspraken 2011–2015

Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn tot bestuursafspraken gekomen over de uitgangspunten en het proces bij de decentralisaties. Deze bestuursafspraken bestaan uit het akkoord dat op 21 april 2011 door vertegenwoordigers van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen is ondertekend en uit de briefwisseling tussen VNG en Rijk en met de andere partijen, naar aanleiding van de uitspraak van het VNG-congres over dit akkoord.

Op basis van (het kader) in de Bestuursafspraken 2011–2015 hebben vakministeries, waar van toepassing in samenwerking met de medeoverheden, de voor de decentralisaties benodigde conceptwetgeving, structuurvisies en deelakkoorden uitgewerkt. De decentralisaties op het fysieke domein (ruimte, natuur) zijn daarmee nagenoeg gerealiseerd. Door de val van het kabinet Rutte I en het afsluiten van het begrotingsakkoord werd echter de bijbehorende wetgeving op het gebied van natuur controversieel verklaard. Ook kwamen de grote decentralisaties op het terrein van gemeenten (Werken naar Vermogen en Begeleiding) stil te liggen. Desondanks is de uitvoering van veel afspraken, zoals de financiële afspraken (over onder andere de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds), afspraken op het terrein van vermindering van regeldruk en afspraken over de bovenlokale uitvoering van Jeugdzorg en Werken naar vermogen, voortgezet. Over de invulling van de decentralisatieopgave wordt nader overleg gevoerd tussen Rijk, provincies en gemeenten.

Financiën

De normeringssystematiek «samen de trap op, samen de trap af» is met ingang van 2012 weer in werking gesteld, waarbij 2011 als startpunt gold. Via de normeringssystematiek werken de rijksbezuinigingen en -intensiveringen evenredig door naar het gemeente- en provinciefonds. Gemeenten en provincies leveren op deze manier direct een bijdrage aan het gezond maken van de overheidsfinanciën.

Het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) met de VNG, IPO en UvW heeft in 2012 drie keer plaatsgevonden. In mei rond het verschijnen van de voorjaarsnota, in september rond het verschijnen van de miljoenennota en in december over het regeerakkoord. Het laatstgenoemde overleg was een extra Bofv. Daarnaast zijn er twee extra bestuurlijke overleggen geweest over de Wet Houdbare overheidsfinanciën en over het wetsvoorstel schatkistbankieren, respectievelijk in maart en in oktober. Ook heeft er in juni een overhedenoverleg plaatsgevonden over de gevolgen van het begrotingsakkoord 2013.

Beheersing van het EMU-saldo is een gemeenschappelijke opgave voor het Rijk en de medeoverheden. Sinds 2004 geldt voor de provincies een maximale tekortnorm van – 0,07 procent bbp voor het EMU-saldo. In september 2012 is het wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën aan de Tweede Kamer aangeboden. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat medeoverheden een gelijkwaardige inspanning leveren in het kader van de Europese begrotingsdoelstellingen. Hierbij wordt gestuurd op een macronorm voor het EMU-saldo van de medeoverheden gezamenlijk, conform de wijze waarop sinds 2004 het EMU-saldo van de medeoverheden wordt genormeerd. Er is gekozen voor een macronorm en niet voor een norm voor het EMU-saldo per individuele decentrale overheid, om te voorkomen dat normering van het EMU-saldo van de decentrale overheden onbedoeld knellend uitpakt voor bijvoorbeeld investeringen van de decentrale overheden.

In het Regeerakkoord is het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden herbevestigd. Door het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden daalt de schuld van Nederland en worden tevens de risico’s van beleggen voor decentrale overheden gereduceerd. Op 2 november 2012 heeft de Ministerraad met het wetsvoorstel ingestemd, waarna het naar de Raad van State is gestuurd.

In 2012 is het aantal decentralisatie- en integratie-uitkeringen iets vermeerderd. In 2011 waren er in het provinciefonds in totaal 22 decentralisatie-uitkeringen en 1 integratie-uitkering. In 2012 waren dat er respectievelijk 23 en 1.

Per 1 januari 2012 is het nieuwe verdeelmodel voor het provinciefonds ingevoerd. Per brief is de Tweede Kamer geïnformeerd over dit nieuwe verdeelmodel (Tweede Kamer, 2010–2011, 32 500, nr. 6).

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2012

In het begrotingsjaar 2012 hebben zich twee belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met de realisatie van bovengenoemde beleidsprioriteiten.

Ten eerste door het in 2012 weer in werking stellen van de normeringssystematiek. Het accres kent twee bijstellingsmomenten lopende het jaar en één moment van vaststelling en afrekening na afloop. Op grond van de uitkomst van de netto gecorrigeerde Rijksuitgaven van het tweede bijstellingsmoment in september 2012 is het accres berekend op – 1,43% (negatief). Dit komt overeen met een bedrag van € – 19,2 miljoen (negatief). De vaststelling en afrekening (van het verschil tussen tweede bijstellingsmoment en vaststelling) vindt plaats na afloop van het begrotingsjaar op basis van de stand van het Financieel Jaarverslag Rijk en wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2013.

Ten tweede is het bedrag van de decentralisatie- en integratie uitkeringen gestegen van € 541 miljoen in 2011 naar € 1.199 miljoen in 2012. Dit komt voornamelijk door de nieuwe decentralisatie-uitkering «Ontwikkel/OEM variabel» van € 418 miljoen (deze decentralisatie-uitkering komt uit de algemene uitkering), de nieuwe integratie-uitkering «Natuur» van € 308 miljoen en de toevoeging van de onderuitputting 2011 van € 66 miljoen van het Waddenfonds aan de decentralisatie-uitkering «Waddenfonds» in 2012. Daar staat tegenover dat de decentralisatie-uitkering «Uitname provinciefonds» van € 197 miljoen is opgegaan in de algemene uitkering en bovenstaande decentralisatie-uitkering «Ontwikkel/OEM variabel».

Voor het overige hebben zich in het begrotingsjaar 2012 voor het provinciefonds geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.

Licence