Base description which applies to whole site

4.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A: Algemene doelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën ziet in algemene zin toe op een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. De publieke doelstellingen worden met inzet van zo min mogelijk (financiële) middelen gerealiseerd of gegeven de hoeveelheid middelen wordt een zo hoog mogelijke kwaliteit nagestreefd. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, complexe investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid en publiek-private investeringen (PPI) in Nederland.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen van en adviseren over bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van publieke investeringsprojecten die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt, zodat vakdepartementen in staat worden gesteld de projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit te realiseren; voorbeelden van deze projecten zijn DBFM(O)-projecten, complexe investeringsprojecten, verdelen van schaarse vergunningen en beheer, ontwikkeling en aan- en verkoop van overtollige gronden;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen;

  • het beheren van de Illiquid Asset Back-up Facility binnen de contractvoorwaarden;

  • zwaarwegende en principiële beslissingen (o.a. exitstrategie en beloningsbeleid) van NLFI, de stichting die de aandelen in ABN Amro en ASR Nederland beheert.

De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die kunnen worden ingezet voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet en als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de onderneming;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code;

  • bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise en kennis en kunde op het gebied van projectfinanciering en risicomanagement;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;

  • overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd;

  • PPS-code: de beheercode binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten;

  • Wet Stichting Administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI).

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek en de Comptabiliteitswet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om de invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

De minister beoogt jaarlijks de effecten van zijn aandeelhouderschap in de reguliere staatsdeelnemingen te meten. Om deze effecten te kunnen meten waren er in de begroting een vijftal meetbare indicatoren/streefwaarden opgenomen. In onderstaande tabel zijn de realisaties van de afgelopen drie jaren inzichtelijk gemaakt, waarbij de realisatie van 2012 is afgezet tegen de streefwaarde, zoals deze in de begroting 2012 was opgenomen:

Realisatie meetbare gegevens

kengetal1

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

1.

% deelnemingen dat de Corporate Governance Code «comply or explain» toepast.

88%

94%

88%

100%

100%

2.

% van deelnemingen dat minimaal een C-rating heeft conform de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI).

n.v.t.

n.v.t.

88%

100%

100%

3.

% deelnemingen waarvan het beloningsbeleid conform de methodiek2 is vastgesteld.

n.v.t.

n.v.t.

93%

100%

93%

4.

% van deelnemingen met dividend pay-out ratio3 van ten minste 40%.

n.v.t.

n.v.t.

47%

80%

33%

5.

% van deelnemingen met een minimum return on equity (RoE) van 8%.

n.v.t.

n.v.t.

47%

65%

40%

Bron: Jaarverslagen en statuten van de ondernemingen uit de huidige portefeuille staatsdeelnemingen waarvan het beheer is belegd bij het ministerie van Financiën (exclusief verworven financiële deelnemingen naar aanleiding van de kredietcrisis)

1

Vanaf dit jaar worden Thales en KLM gezien de beperkte invloed als aandeelhouder bij alle indicatoren buiten beschouwing gelaten.

2

Kamerstukken II 2008/09, 28 479, nr. 39

3

Niet voor alle staatsdeelnemingen geldt een uitbetaling van dividend middels een vooraf vastgesteld dividend pay-out ratio. De ratio wordt berekend over deelnemingen waar wij invloed hebben

De meetbare indicatoren 1 t/m 5 beogen zowel het publieke karakter van de deelnemingen te weerspiegelen als ook de bedrijfseconomische principes die gehanteerd worden bij het uitoefenen van het aandeelhouderschap. Ten behoeve van de realisatiecijfers over 2012 wordt gekeken naar de realisaties die samenhangen met het verslagjaar/boekjaar 2011 van de staatsdeelnemingen. Immers, er kan niet op 2012 worden teruggeblikt zonder de officiële jaarrekeningen en jaarverslagen over 2012. Het merendeel van de door de aandeelhouder vastgestelde jaarrekeningen wordt pas verwacht, nadat het jaarverslag van het ministerie van Financiën naar de Kamer is gestuurd.

Bij twee indicatoren wordt de streefwaarde duidelijk niet gehaald. Het minimum rendement op eigen vermogen dat als streefwaarde is opgenomen wordt niet door 65% van de staatsdeelnemingen gerealiseerd, maar door 40% van de staatsdeelnemingen. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste heeft een aantal staatsdeelnemingen een grote investeringsagenda, waarbij de kosten voor de baten uitgaan en rendementen daarom pas later worden gerealiseerd. Ten tweede is er in sommige gevallen vanwege ongunstige marktomstandigheden sprake van tegenvallende bedrijfsresultaten. Slechts 33% van de deelnemingen heeft een pay-out ratio van tenminste 40% weten te realiseren, terwijl de doelstelling 80% was24. Ook hier is een aantal oorzaken voor aan te wijzen. Ten eerste zorgt regulering er bij bepaalde deelnemingen voor dat deze ondernemingen tijdelijk meer winst moeten reserveren, waardoor de payout ratio dus lager wordt. Ten tweede reserveren sommige deelnemingen een groter gedeelte van de winst om grote investeringen te kunnen financieren. Doorgaans vertaalt het reserveren van winst ten behoeve van investeringen zich in hogere winst en daarmee hogere dividenden in de toekomst. De overige indicatoren werden wel behaald of liggen heel dicht bij de streefwaarde.

Om te meten in hoeverre publieke investeringsprojecten doelmatig worden gerealiseerd, is het aantal goed uitgevoerde Public Private Comparators (PPC) als indicator in de begroting opgenomen. Een PPC is een instrument om de voor- en nadelen van verschillende uitvoeringsvarianten van een project financieel inzichtelijk te maken en biedt de basis voor de besluitvorming over de DBFM(O)-variant van een project. In de PPS-code Rijksoverheid 200825 is vastgelegd dat voor alle voorgenomen investeringen in Rijksgebouwen (nieuwbouw of renovatie) boven € 25 mln. en Rijksinfrastructuur boven de € 60 mln. PPC’s worden uitgevoerd. Om te meten in hoeverre publieke investeringsprojecten doelmatig worden gerealiseerd waren er in de begroting een drietal meetbare indicatoren/streefwaarden opgenomen. In onderstaande tabel is de realisatie van 2012 afgezet tegen de streefwaarde, zoals deze in de begroting 2012 was opgenomen:

Realisatie meetbare gegevens

Kengetal

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

1.

Percentage van projecten binnen het Rijk (infrastructuur, Rijkshuisvesting, Defensie) waar een PPC voor is uitgevoerd zoals afspraken voorschrijven.

100%

100%

2.

Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor «comply-or-explain» is toegepast.

100%

100%

3.

Aantal PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor gekozen is voor DBFM(O).

80%

67%

Bron: Vakdepartementen, zij geven aan als ze een PPC hebben uitgevoerd en wat de uitkomst is.

Uit de tabel valt op te maken dat de realisatie van het aantal PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarbij ook daadwerkelijk is gekozen voor DBFM(O) in 2012 achter blijft bij de streefwaarde. De oorzaak hiervoor is dat over heel 2012 slechts 3 PPC’s zijn uitgevoerd, waarvan bij 2 meerwaarde bleek voor DBFM(O) (en daar ook voor gekozen is) en over de derde besluitvorming nog plaats moet vinden. Echter, ondanks het geringe aantal uitgevoerde PPC’s in 2012 zullen de komende jaren nog veel DBFM(O)-projecten aanbesteed worden op basis van de vóór 2012 uitgevoerde PPC’s.

De verantwoordelijkheid voor de beslissing om volgens PPS (DBFMO) aan te besteden ligt bij de vakdepartementen. Bij gebouwgebonden PPS ligt de verantwoordelijkheid tevens bij de cliënten van de Rijksgebouwendienst. De vakdepartementen dragen de primaire verantwoordelijkheid voor het welslagen van de projecten en dus voor het behalen van doelstellingen van bedrijfseconomische efficiëntie en doelmatigheid.

C: Beleidsconclusies

Deelnemingen

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het aandeelhouderschap van het overgrote deel van de staatsdeelnemingen. In 2012 is verder gegaan met het uitoefenen van het actief aandeelhouderschap langs de vier sporen uit het deelnemingenbeleid (strategie, investeringsbeslissingen, vermogenspositie, beloningsbeleid).

Strategie

In 2012 heeft de aandeelhouder met verschillende deelnemingen over de strategie gesproken. Uit het regeerakkoord blijkt dat het kabinet voornemens is Holland Casino te verkopen. De betrokken bewindspersonen hebben er voor gekozen om, alvorens tot verkoop over te gaan, de marktinrichting en -ordening van de verschillende kansspelmarkten te moderniseren. Wanneer de Kamer akkoord is met een gemoderniseerde inrichting en ordening van de kansspelmarkten kan Holland Casino worden verkocht. In 2012 is tevens besloten het winstafdrachtregime van Holland Casino tijdelijk aan te passen, opdat de onderneming zich kan herstructureren en op een financieel solide basis zelfstandig in een gemoderniseerde kansspelmarktomgeving kan opereren.

Medio 2011 heeft het toenmalige kabinet in het Energierapport aan de Kamer gemeld dat onderzoek wordt gedaan naar minderheidsprivatiseringen bij Tennet en Gasunie26. Er dient door het huidige kabinet nog nadere besluitvorming over de minderheidsprivatisering van Tennet en de Gasunie plaats te vinden. Inzake Gasunie heeft de minister naar aanleiding van afwaarderingen van in totaal € 1,5 mrd. op de aankoop van een Duits netwerk een extern onderzoek laten uitvoeren naar de gang van zaken. Dit rapport is medio december 2012 naar de Kamer gestuurd27.

De minister heeft besloten het resterende belang van de Staat in Connexxion te verkopen, hierover is in december 2012 een Algemeen Overleg gevoerd met de Kamer. De overdracht van de aandelen aan Transdev-BNG Connexxion Holding (TBCH) heeft inmiddels plaatsgevonden28.

Investeringen en vermogenspositie

De minister van Financiën heeft in 2012 als aandeelhouder bij Tennet een aantal grote investeringsprojecten beoordeeld en goedgekeurd. De minister heeft ook ingestemd met een voorstel van Tennet voor de mede-financiering door Mitsubishi voor de aansluiting van Duitse windparken op het landelijk hoogspanningsnetwerk.

Beloningsbeleid

In 2012 is voor zowel NS als ook voor Tennet een nieuw gematigd beloningsbeleid vastgesteld. In november 2012 heeft de minister van Financiën aangekondigd het beoordelingskader voor bestuurdersbeloningen van staatsdeelnemingen in 2013 te zullen herijken, waarbij onder meer richtlijnen zullen worden gesteld voor de variabele beloning.

Publiek Private Investeringen

Nederland heeft op het gebied van DBFM(O) internationaal een toppositie bereikt, onder meer vanwege haar zakelijke focus op «value for money», rijksbrede standaardisatie, professionaliteit van het Rijk als opdrachtgever, de verankering van DBFM(O) binnen de vakdepartementen, de goed gevulde pijplijn van projecten en de respons en flexibiliteit tijdens de kredietcrisis 2008/200929. Deze positie is in 2012 verder uitgebouwd door succesvolle aanbestedingen, verdere stroomlijning van het proces, hoge kwaliteit van contractmanagement en, mits voordelig voor het Rijk, het accommoderen van nieuwe partijen zoals institutionele beleggers en andere investeerders uit binnen- en buitenland.

Tevens is ingezet op het verder implementeren van DBFM(O) bij wegen, sluizen, kanalen en gebouwen van het Rijk. Het kabinet wil DBFM(O) waar mogelijk toepassen om de beschikbare middelen optimaal te gebruiken alsmede ondernemerschap en innovatie te bevorderen. DBFM(O) is daarbij geen doel op zich maar een middel om dezelfde kwaliteit voor minder geld te realiseren.

In 2012 heeft de minister van Financiën bijgedragen aan het realiseren van een efficiëntere en effectieve bedrijfsvoering binnen het rijk. In het programma Compacte Rijksdienst bijvoorbeeld, heeft de minister van Financiën aangestuurd op het versterken van de governance op de ondersteunende bedrijfsvoeringsdiensten en de strategie ten aanzien van in- en uitbesteding (SGO project 5: Governance en Sourcing). Ook ten aanzien van vastgoed heeft de minister van Financiën geadviseerd over deze aspecten, onder meer bij de vorming van het Rijksvastgoedbedrijf (het fusiebedrijf tussen de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, SGO project 2: Vastgoed). De kansen die het toepassen van DBFM(O)-principes biedt voor overheidsinvesteringen in ICT, worden nader onderzocht. Eind 2012 is door de Interdepartementale Commissie van CIO’s het besluit genomen een aantal ICT projecten, middels het uitvoeren van PPC’s te onderzoeken op de mogelijkheden van publiek-private samenwerking.

Financiën is betrokken gebleven bij het sourcingprogramma Defensie30 waarbij sourcingafwegingen en -trajecten zijn gefaciliteerd. Ook bij onderzoek naar haalbaarheid en financiering van initiatieven op het gebied van duurzaamheid en energie, zoals windparken, is de minister van Financiën betrokken. Voor financiële zekerheidstelling zoals bedoeld in de Kernenergiewet is toezicht gehouden op de gedegen invulling van de verplichtingen van exploitanten van kernreactoren. In 2012 zijn de aanvragen van een viertal vergunningshouders inzake de nucleaire installaties beoordeeld en op basis daarvan hebben de minister van Financiën en de minister van EL&I31 hen een positieve beschikking gegeven. Voorts hebben de ministers van Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezamenlijk de productieonderdelen van het Nederlands Vaccin Instituut per 29 juni 2012 verkocht. De verkoopopbrengst is verantwoord op de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Wat betreft het verdelen van schaarse vergunningen heeft de minister van Financiën een adviserende en toezichthoudende rol gespeeld bij de multiband frequentieveiling die heeft geleid tot een opbrengst van € 3,8 mld. Deze opbrengsten zullen in 2013 op de begroting van het ministerie van Economische Zaken worden verantwoord. Tevens is in 2012 gewerkt aan de voorbereiding voor het verstrekken van vergunningen voor internet kansspelen.

Beheer interventies financiële sector

Als gevolg van de kredietcrisis verleent de Staat op dit moment nog steun aan ING door middel van Core Tier 1 securities. De vordering van de Staat met betrekking tot de Core Tier 1 securities, die de Staat hield in SNS REAAL N.V., is vanwege de nationalisatie van SNS REAAL N.V. op de saldibalans op 0 gewaardeerd. De securities zijn in 2008 door de instellingen uitgegeven om hun kapitaalpositie te versterken. De minister van Financiën heeft in 2012 met ING afgesproken dat het nog openstaande deel van de Core Tier 1 securities zal worden afgelost. Dit zal geschieden door betalingen van in totaal € 4,5 mld. verspreid over de periode 2012–2015 te doen in tranches van € 1,125 mld. per jaar. In 2012 heeft ING de eerste tranche van € 1,125 mld. betaald.

Het onderzoek naar mogelijke verplichtingen met betrekking tot de overdracht van RFS Holdings B.V. aan de Stichting Administratiekantoor Beheer Financiële Instellingen (NLFI) is in 2012 afgerond. Daarom heeft het ministerie van Financiën de aandelen in RFS Holdings B.V. overgedragen aan NLFI tegen uitgifte van certificaten in het kapitaal van de onderneming. Daarnaast heeft de tijdelijke deelneming ABN AMRO in 2012 een schikking getroffen met Ageas (het voormalige Fortis België) en de Staat over een aantal geschillen die tussen de Staat en Ageas zijn ontstaan bij de verwerving door de Staat van de Nederlandse onderdelen van Fortis en ABN AMRO. Het gaat hierbij om de verrekening van financiële instrumenten (mandatory convertible securities, financieringsprefs van Fortis Capital Company), een bij de verkoop afgegeven vermogensgarantie en over niet-geleverde preferente aandelen in Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. Middels het treffen van de schikking is er een einde gekomen aan alle nog uitstaande geschillen tussen de Nederlandse Staat en Ageas over de overname van de Nederlandse activiteiten van de voormalige Fortis-groep door de Nederlandse Staat op 3 oktober 2008.

Illiquid Assets Back-up Facility (IABF)

De IABF is één van de kredietcrisismaatregelen. Begin 2009 hebben de Staat en ING Groep N.V. (ING) overeenstemming bereikt over een back-up faciliteit die betrekking heeft op de gesecuritiseerde Amerikaanse hypothekenportefeuille van ING (de Alt-A portefeuille). De transactie bestaat uit zeven kasstromen (figuur 1).

Figuur 1: kasstromen Illiquid Assets Back-up Facility

Figuur 1: kasstromen Illiquid Assets Back-up Facility

In de transactie was initieel sprake van vier kasstromen32. De Staat heeft 80% van het risico op de Alt-A portefeuille overgenomen en ontvangt van ING 80% van alle kasstromen die binnenkomen op de portefeuille. Daarnaast ontvangt de Staat een garantiefee. De Staat betaalt een funding fee en een management fee aan ING.

Later zijn twee extra betalingen van ING aan de Staat overeengekomen33. Die betalingen komen overeen met een verlaging van de funding fee met 0,5 procentpunt en een verhoging van de garantiefee met 0,826 procentpunt.

De zevende kasstroom (verhandelbaarheidsfee in figuur 1) is een gevolg van afspraken die zijn gemaakt tussen ING en de Staat voor het loskoppelen van de IABF van ING Direct US in verband met de verkoop van ING Direct US34. Eind 2012 is de structuur van de IABF verder aangepast om ook de overige ING US entiteiten los te koppelen van de IABF.

Meetbare gegevens

Het uiteindelijke resultaat op de transactie zal pas na afloop bekend zijn. Contractueel is dit na circa 40 jaar. Tot die tijd kan met behulp van een aantal kerncijfers de ontwikkeling van de gerealiseerde resultaten worden gevolgd (terugkijkend).

In tabel 1 is voor 2011 en 2012 de omvang van de zeven kasstromen die voortkomen uit de transactie weergegeven.

Tabel 1: kasstromen 2011 en 2012 (in € mln.)
 

2011

2012

Funding fee

3.242

2.644

Management fee

39

33

Totaal uitgaven

3.281

2.678

     

Portefeuille ontvangsten

3.012

2.434

Garantie fee

85

73

Additionele garantie fee

128

110

Additionele fee

55

46

Verhandelbaarheidsfee

 

15

Totaal ontvangsten

3.281

2.678

     

Saldo

0

0

Het kasstroomoverzicht laat zien dat elke US dollar (in de tabel zijn dollars omgerekend naar euro’s) die uit de portefeuille of als fee is binnengekomen in 2011 en 2012 ook weer is terugbetaald aan ING. De kasstromen geven beperkt inzicht in de resultaten van de IABF. Een balans en resultaat gebaseerd op een bedrijfseconomische benadering geven meer inzicht.

Door (vervroegde) aflossingen en afboekingen (verliezen) is de omvang van de RMBS portefeuille in 2012 teruggelopen met ca. $ 3,3 mld. van $ 17,8 mld. (€ 13,8 mld.) tot $ 14,5 mld. (€ 11,0 mld.). De dollars die zijn binnengekomen zijn gebruikt om (versneld) te voldoen aan de verplichting aan ING. Als gevolg daarvan is de gegarandeerde waarde in 2012 teruggelopen met ca. $ 3,1 mld. van $ 13,0 mld. (€ 10,1 mld.) tot $ 9,9 mld. (€ 7,5 mld.) ultimo 2012. De cijfers in euro en de voor omrekening gebruikte wisselkoersen zijn terug te vinden in tabel 2.

Tabel 2: balans ultimo 2011 en 2012 (in € mln.)

Omschrijving

Balans per 31-12-2012

Balans per 31-12-2011

Activa

   

RMBS portefeuille

11.004

13.751

Kas ($-rekening)

0

0

Te ontvangen RMBS hoofdsom

136

183

Te ontvangen RMBS interest

29

39

Te ontvangen additionele fee

3

4

Te ontvangen verhandelbaarheidsfee

2

 

Resultaat 2012

118

 

Totaal activa

11.291

13.976

     

Passiva

   

Guaranteed Value (GV)

7.496

10.055

Buffer in de transactie

3.626

3.695

Te betalen GV

159

209

Te betalen funding fee

11

17

Totaal passiva

11.291

13.976

     

Eurodollar koers

1,3194

1,2939

In tabel 2 staan ook nog enkele posten vermeld die reeds zijn verwerkt in de resultaten voor 2012, maar per 31-12-2012 nog niet zijn ontvangen van ING of nog niet zijn betaald aan ING.

Balans en relatie met de saldibalans

In de saldibalans wordt de resterende meerjaren betalingsverplichting ultimo 2012 weergegeven. De meerjarenverplichting (€ 7,7 mld.) is opgebouwd uit de gegarandeerde waarde ultimo 2012 (€ 7,5 mld.) plus een verplichting van de Staat aan ING die begin 2013 is voldaan, maar betrekking heeft op december 2012 (€ 0,2 mld.). De verplichting luidt in US dollar en wordt omgerekend naar euro met de in de tabel 2 vermelde eurodollar koers.

In de saldibalans wordt ook de omvang van de Alt-A portefeuille die tegenover de verplichting aan ING staat weergegeven. De omvang van de Alt-A portefeuille luidt in US dollar en wordt omgerekend naar euro met de in de tabel vermelde eurodollar koers. De nominale omvang van dat deel van de Alt-A portefeuille waarvoor de Staat risico’s heeft overgenomen bedroeg ultimo 2012 € 11,0 mld. Het op de saldibalans vermelde bedrag (€ 11,1 mld.) omvat daarnaast een deel van de portefeuille-ontvangsten die in december 2012 door ING zijn ontvangen, maar pas in januari 2013 zijn betaald aan de Staat (€ 0,1 mld.).

Buffer in de transactie

De buffer in de transactie is sinds het aangaan van de transactie toegenomen van 10% tot 31,9% van de nominale omvang van de portefeuille ultimo 2012. Dit is inclusief het resultaat over 2012.

De buffer neemt jaarlijks toe met de omvang van het resultaat. In 2009, 2010 en 2011 was er sprake van positieve resultaten. In 2012 is voor het eerst sprake van een negatief resultaat (zie tabel 2). Het negatieve resultaat is het gevolg van oplopende verliezen. In absolute termen neemt de buffer in 2012 na verwerking van het resultaat, dus af ten opzichte van de omvang eind 2011.

Relatief, ten opzichte van de resterende omvang van de portefeuille, is nog steeds sprake van een toename in de buffer. Tabel 3 illustreert dit. De ontwikkeling van de buffer is onder te verdelen in drie categorieën: Ten eerste is het financieringsvoordeel in 2012 in relatieve termen gelijk aan dat in 2011. Ten tweede neemt de buffer toe als gevolg van het netto resultaat op de fees in relatieve termen in 2012 iets groter is dan in 2011. Dit komt door de zevende kasstroom die in 2012 aan de constructie is toegevoegd. De laatste oorzaak van de toename van de buffer zijn de beperkte verliezen, dit vergt iets meer uitleg. Doordat de buffer in 2011 is gestegen, kunnen daarmee in 2012 meer verliezen worden opgevangen. In 2012 is de omvang van de portefeuille gedaald door hoofdsommen die zijn ontvangen en door verliezen. In 2012 was het percentage ontvangen hoofdsommen groter dan 73,1% en het percentage verliezen kleiner dan 26,9% (de omvang van de buffer ultimo 2011). Verliezen op de portefeuille nemen weliswaar toe, maar zijn ook in 2012 nog achtergebleven bij de omvang van de buffer. Dit draagt positief bij aan de ontwikkeling van de buffer.

Tabel 3: ontwikkeling van de buffer in de transactie sinds ultimo 2010

Omvang buffer per 31-12-2010

20,7%

Toename door financieringsvoordeel

2,6%

Toename door netto resultaat op de fees

1,3%

Toename buffer doordat verliezen beperkt zijn

2,3%

Omvang buffer per 31-12-2011

26,9%

Toename door financieringsvoordeel

2,6%

Toename door netto resultaat op de fees

1,5%

Toename buffer doordat verliezen beperkt zijn

0,9%

Omvang buffer per 31-12-2012

31,9%

Buffer in de obligaties

Naast de buffer in de transactie is er ook sprake van een buffer in de obligaties, de zogenaamde credit enhancement. Een deel van de obligaties in de portefeuille kent door hun kwaliteit een buffer. De gemiddelde credit enhancement in de portefeuille is afgenomen van ca. 16% bij aanvang van de transactie naar ca. 9% per ultimo 2012 (zie figuur 2). De credit enhancement geeft aan hoe groot de bescherming is tegen verliezen op de onderliggende hypothekenpool doordat deze verliezen eerst worden opgevangen door «overcollateralization» of (houders van) obligaties met een lagere rating. Indien op een obligatie sprake is van een credit enhancement van 0 komen de eerstvolgende verliezen op de onderliggende hypothekenpool voor rekening van de houder(s) van die obligatie. Voor steeds meer obligaties in de portefeuille is sprake van een credit enhancement van 0 en als gevolg daarvan daalt de gemiddelde credit enhancement in de portefeuille.

Figuur 2: ontwikkeling gemiddelde credit enhancement

Figuur 2: ontwikkeling gemiddelde credit enhancement

Ontwikkeling van de verliezen op de portefeuille

Als de gemiddelde credit enhancement in de portefeuille afneemt, zullen de verliezen die voor rekening van de Staat komen toenemen. Door toenemende verliezen zal in eerste instantie de buffer in de transactie dus minder hard stijgen of bij forse verliezen zelfs gaan afnemen. Het totale verlies is opgelopen tot ca. 4% van de oorspronkelijke omvang van de portefeuille (zie figuur 3).

Figuur 3: cumulatief verlies (% van de oorspronkelijke omvang portefeuille)

Figuur 3: cumulatief verlies (% van de oorspronkelijke omvang portefeuille)
D: Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Bedragen x € 1.000

Algemene beleidsdoelstelling: Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

37.073.208

58.803.151

– 27.770.244

1.027.232

68.581

296.620

– 228.039

Waarvan betalingsverplichting:

             

Verwerving vermogenstitels

23.340.000

429.667

0

0

0

0

0

Verplichting kapitaalstorting Tennet

0

0

0

600.000

0

0

0

Verplichting kapitaalconversie Fortis

0

1.350.000

0

0

0

0

0

Verplichting Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

0

2.600.000

1.031.000

0

0

0

0

Verplichting Fonds Financiële Structuurversterking

13.750.000

0

0

0

0

0

0

Verplichting Superdividend NS naar Prorail

 

0

1.400.000

0

0

0

0

Meerjarenverplichting aan ING

0

19.818.996

1.618.794

461.193

67.858

282.000

– 214.142

               

Waarvan garantieverplichting:

             

Regeling BF

– 34.716

– 11.081

– 6.390

– 8.322

– 1.600

0

– 1.600

Voorwaardelijke verplichting Capital Relief Instrument

0

32.611.091

– 32.611.091

0

0

0

0

Garantie Counter Indemnity

0

0

950.000

0

0

0

0

Garanties en vrijwaringen (Nozema)

0

1.060.447

– 167.198

– 49.092

– 13.000

0

– 13.000

               

Waarvan overige verplichtingen

17.924

944.031

14.641

23.453

15.323

14.620

703

               

Uitgaven

37.107.459

9.282.251

6.833.292

3.599.367

2.993.758

2.377.720

616.038

               

Vermogensverschaffing

             

Kapitaalstorting Tennet

     

300.000

300.000

300.000

0

Uitkering superdividend NS naar Prorail

0

0

1.400.000

0

0

0

0

Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

   

928.000

0

0

0

0

Kasschuif tweede herkapitalisatie ABN AMRO

   

0

0

0

0

Kapitaalstorting couponbetaling MCN

   

103.000

0

0

0

0

Verwerving vermogenstitels

23.340.000

429.667

0

0

0

0

0

Kapitaalverstrekkingen ING, Aegon en SNS REAAL

13.750.000

0

0

0

0

0

0

Kapitaalconversie Fortis

0

1.350.000

0

0

0

0

0

               

Bekostiging/bijdrage

             

PPS

546

324

6

0

0

0

0

NLFI (voorheen STAK)

       

5.250

5.000

250

               

Lening

             

Management Fee IABF

0

58.754

46.592

38.756

33.206

32.000

1.206

Funding Fee IABF

0

3.903.293

4.345.040

3.242.213

2.644.371

2.030.000

614.371

Mandatory Convertible Note

0

2.600.000

0

0

0

0

0

               

Garantie

             

Regeling BF

1.959

13.918

0

0

0

1.100

– 1.100

Dotatie begrotingsreserve TenneT

   

1.644

4.800

4.800

4.800

0

               

Overig

             

Afkoop bijdrage exploitatiebijdrage Westerscheldetunnel

0

881.464

0

0

0

0

0

Uitvoeringskosten tijdelijke regeling tankstations

32

24

0

0

0

0

0

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

11.197

44.807

9.011

13.598

6.131

4.820

1.311

Onderhoud- en beheerkosten GOB

3.725

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

2.409.470

16.130.388

7.970.200

9.925.613

5.131.796

7.891.115

– 2.759.319

               

Vermogensonttrekking

             

Opbrengst onttrekking vermogenstitels

379.201

1.400.000

154.600

9.000

12.441

0

12.441

Dividend staatsdeelnemingen

602.677

537.238

617.686

423.226

312.510

216.460

96.050

Winstuitkering DNB

1.181.268

1.279.950

1.658.738

544.278

749.494

549.000

200.494

Afdracht Holland Casino

45.815

– 11.952

9.839

0

0

10.000

– 10.000

Afdrachten Staatsloterij

100.535

94.787

108.395

102.423

100.000

100.000

0

Opbrengst verkoop vermogenstitels

0

1.320.924

355

150

38

0

38

Dividend Financiële instellingen

 

0

6.410

216.244

121.302

419.000

– 297.698

Terugstorting agio

19.080

0

0

0

0

0

0

               

Bijdrage aan RWT

             

NLFI (voorheen STAK)

       

2.419

4.300

– 1.881

               

Leningen

             

Portefeuille ontvangsten IABF

0

3.819.253

4.058.123

3.012.250

2.433.653

1.839.000

594.653

Garantie Fee IABF

0

129.260

102.502

85.262

73.054

71.000

2.054

Additionele fee IABF

0

13.535

77.067

55.409

46.350

46.000

350

Additionele garantie fee IABF

0

0

153.939

128.048

109.713

106.000

3.713

Verhandelbaarheidsfee

0

0

0

0

14.807

0

14.807

Rente en aflossing div. leningen

75.021

71.014

67.007

62.999

0

0

0

Aflossing securities ING, Aegon en SNS Reaal

0

6.185.000

500.000

3.500.000

750.000

3.000.000

– 2.250.000

Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalversterking ING, Aegon en SNS Reaal

0

1.250.845

154.715

1.750.472

375.000

1.500.000

– 1.125.000

Renteontvangsten Mandatory Convertible Note

0

0

103.000

0

0

0

0

               

Garantie

             

Regeling Bijzondere Financiering

3.835

548

258

658

210

0

210

Premie-ontvangsten garantie TenneT

   

1.644

4.800

4.800

4.800

0

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument

0

28.214

165.482

0

0

0

0

Premie-inkomsten Counter Indemnity

 

0

25.555

25.555

25.555

25.555

0

               

Overig

             

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

2.036

11.772

4.884

4.839

450

0

450

Tijdelijke regeling subsidie tankstations

2

0

0

0

0

0

0

E: Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Meerjarenverplichting IABF (– € 214,1 mln.)

In 2009 is de Staat een Illiquid Assets Back-up Facility overeengekomen met ING. Als gevolg daarvan is er voor de Staat een meerjaren betalingsverplichting aan ING ontstaan. Deze verplichting is toegenomen door de verplichting tot het betalen van een management fee en rentevergoeding over 2012. De realisatie in 2012 is lager dan de vastgestelde begroting doordat de rentevergoeding over 2012 lager was dan in de raming. Daarnaast is de omvang van de verplichting in euro afgenomen door de appreciatie van de euro ten opzichte van de dollar in 2012. De totale betalingsverplichting aan ING is ultimo 2012 afgenomen tot ongeveer € 7,7 mld. (zie saldibalans).

Garanties en vrijwaringen Nozema (– € 13,0 mln.)

Nozema is in 2006 door de Staat verkocht. Bij die verkoop heeft de Staat aan de kopende partij een aantal garanties en vrijwaringen afgegeven. Met de uitbetaling van de vennootschapsbelasting (zie ook de uitgaven), zijn de verplichtingen die voortvloeiden uit de afgegeven garanties en vrijwaringen komen te vervallen.

Uitgaven

Funding fee (+ € 614,4 mln.)

De funding fee is hoger dan geraamd. Dit is het gevolg van de hogere dan geraamde ontvangsten op de Alt-A portefeuille (zie toelichting bij ontvangsten) en doordat elke dollar die binnenkomt, gebruikt wordt om versneld te voldoen aan de verplichting.

Regeling BF (– € 1,1 mln.)

Onder de regeling Bijzondere Financiering staan nog een paar kredieten uit. In 2012 hebben zich geen schades voorgedaan.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 1,3 mln.)

De uitvoeringskosten gelieerd aan het beheer van de staatsdeelnemingen zijn hoger uitgevallen dan geraamd. Dit heeft meerdere oorzaken. De eerste oorzaak ziet op de voormalige staatsdeelneming Nozema, die in 2006 door de Staat is verkocht. Bij die verkoop heeft de Staat aan de kopende partij een aantal garanties en vrijwaringen afgegeven. De vrijwaring die ziet op de vennootschapsbelasting heeft door een uitspraak van de Belastingdienst geleid tot een uitgave van € 5 mln. De overige kosten, voornamelijk kosten voor de inhuur van extern advies, vallen mee. Dit had te maken met het (tijdelijk) stopzetten van de voorbereidingen ten aanzien van de (deel)privatiseringen van Tennet en de Gasunie. Tenslotte vallen ook de kosten voor de inhuur van extern advies in het kader van de kredietcrisis mee. Er zijn minder kosten gemaakt dan voorzien met betrekking tot de procedures die naar aanleiding van de nationalisatie van Fortis/AA door verschillende partijen tegen de Staat waren aangespannen.

Ontvangsten

Opbrengst onttrekking vermogenstitels (+ € 12,4 mln.)

Er is meer kapitaal uit het eigen vermogen van staatsdeelnemingen onttrokken dan geraamd. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste is Rechterland N.V., een staatsdeelneming in afbeheer, in 2012 geliquideerd. Het nog aanwezige kapitaal is daarmee uitgekeerd aan de Staat. Ten tweede heeft Thales een uitkering uit het eigen vermogen gedaan van € 100 mln. De Staat als 1%-aandeelhouder, heeft hiervan € 1 mln. ontvangen.

Dividend staatsdeelnemingen (+ € 96,1 mln.)

In 2012 is het dividend van een aantal deelnemingen ten opzichte van de raming in de begroting meegevallen en van een aantal deelnemingen tegengevallen. De meevallers hebben zich voorgedaan bij Tennet, Schiphol en de NS. Terwijl de tegenvallers zich hebben voorgedaan bij NWB bank en BNG.

Winstuitkering DNB (+ € 200,5 mln.)

DNB heeft vanwege de risico’s op de onconventionele maatregelen (Securities Markets Programme, Covered Bonds Purchasing Programme en Open Market Operations) over boekjaar 2011 geen interim-dividend uitgekeerd. DNB heeft over boekjaar 2011 de inkomsten op deze portefeuilles na winstbepaling aan het eigen vermogen toegevoegd. Het verschil tussen de gerealiseerde winst en de aan het eigen vermogen toegevoegde middelen, heeft DNB aan de Staat uitgekeerd. Het door DNB uitgekeerde slotdividend over boekjaar 2011, was hoger dan geraamd.

Afdracht Holland Casino (– € 10,0 mln.)

De winstgevendheid van Holland Casino staat onder druk. De verwachting is dat Holland Casino de komende jaren weinig tot geen winst zal maken. Dit heeft ertoe geleid dat Holland Casino in 2012 geen dividend heeft uitgekeerd.

Dividend financiële instellingen (– € 297,7 mln.)

ABN AMRO heeft in 2012 geen interim-dividend uitgekeerd. ABN AMRO heeft als achterliggende oorzaak gegeven dat het gezien de marktomstandigheden, economisch klimaat, eurocrisis, onzekere vooruitzichten en invoering van Basel 3 in 2013 verstandig is om haar kapitaalpositie te versterken.

NLFI (– € 1,9 mln.)

De op basis van de begroting 2012 van NLFI aan ASR doorbelaste kosten worden in 2013 ontvangen.

Portefeuille ontvangsten (+ € 594,7 mln.)

De ontvangsten uit de portefeuille zijn in 2012 hoger dan geraamd doordat de gerealiseerde verliezen in 2012 lager waren dan de verliezen waarmee in de raming voor 2012 rekening was gehouden.

Verhandelbaarheidsfee (+ € 14,8 mln.)

In 2012 is de IABF geherstructureerd om de IABF los te koppelen van de Amerikaanse ING entiteiten. Als gevolg daarvan is sinds 2012 sprake van een vergoeding (de verhandelbaarheidsfee) die ING aan de Staat betaald voor het feit dat de Staat de meerjarenverplichting aan ING verhandelbaar heeft gemaakt zodat ING deze kan gebruiken om financiering aan te trekken via repo transacties35. In de begroting voor 2012 was nog geen rekening gehouden met de verhandelbaarheidsfee.

Aflossing kapitaalversterking ING (– € 2,25 mld.) en coupon- en boetebetaling kapitaalversterking ING (– € 1,13 mld.)

De Staat en ING hebben met de Europese Commissie een akkoord bereikt over de herstructureringsmaatregelen die ING moet uitvoeren en de terugbetaling van de nog uitstaande core tier 1-securities ter waarde van € 3 mld. ING zal deze core tier 1 securities aflossen door een betaling van in totaal € 4,5 mld. verspreid over de periode 2012–2015, in tranches van € 1,125 mld. per jaar. De betaling van de eerste tranche heeft op 26 november 2012 plaatsgevonden. Voor 2012 betekent dit in zijn totaliteit een neerwaartse bijstelling van € 3,4 mld.

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 0,5 mln.)

Er is € 0,5 mln. doorbelast aan bij de onder beheer staande financiële instellingen.

24

De AVA is wel in alle gevallen akkoord gegaan met de door de deelneming voorgestelde winstbestemming (de pay-outratio).

26

Kamerstukken II 2010/11, 31 510, nr. 45

27

Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr. 139

28

Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr. 144

29

Kamerstukken II 2012/13, 28 753, nr. 28

30

Kamerstukken II 2011/12, 31 125, nr. 10

31

Door het tweede kabinet Rutte werd besloten om voor dit ministerie per november 2012 de naam «Ministerie van Economische Zaken» te gebruiken.

32

Kamerstukken II 2008/09, 31 371, nr. 95

33

Kamerstukken II 2009/10, 31 371, nr. 273

34

Kamerstukken II 2010/11, 31 371, nr. 362

35

Kamerstukken II 2010/11, 31 371, nr. 362

Licence