Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

De kern van ontwikkeling ligt in de mogelijkheden en kansen die mensen, mannen én vrouwen, krijgen om zich te ontplooien en bij te dragen aan de sociale en economische ontwikkeling van hun land. Een sterk maatschappelijk middenveld geeft een stem aan groepen uit de samenleving en zorgt voor het nodige tegenwicht voor de overheid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft zowel een faciliterende als een stimulerende rol gehad:

  • Faciliteren: de minister heeft voldoende financiële en personele middelen beschikbaar gesteld voor het realiseren van de operationele doelstellingen en gezorgd voor effectieve en doelmatige inzet van die middelen.

  • Stimuleren: internationaal politiek draagvlak is gestimuleerd voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, leefstijl of religie, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.

De focus in het Nederlandse beleid met betrekking tot SRGR is verder vormgegeven in een beleidsbrief aan de Tweede Kamer. Daarbij werden vier resultaatgebieden benoemd die bijdragen aan het bereiken van MDG 5 en 6:

  • 1. meer kennis en keuzevrijheid van jongeren over hun seksualiteit;

  • 2. verbeterde toegang tot voorbehoedmiddelen en medicijnen;

  • 3. betere gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling incl. veilige abortus en

  • 4. meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.

Om uitvoering te geven aan de in mei 2012 gepubliceerde beleidsbrief, werd een SRGR fonds gelanceerd voor nieuwe activiteiten van (inter)nationale NGO’s. Een diverse en innovatieve portefeuille van elf activiteiten gaat bijdragen aan de vier resultaatgebieden. Daarbij is veel aandacht voor jongeren, de integratie SRGR en hiv/aids, samenwerking met de private sector en religieuze leiders en de mensenrechtenbenadering. Om de evidence-base van beleid en interventies te verstevigen zijn nieuwe partners gestimuleerd om operationeel onderzoek uit te voeren. Dit zal ingebracht worden in het kennisplatform SRGR.

De inzet op het vergroten van gendergelijkheid gebeurde in 2012 conform de kamerbrief internationaal genderbeleid. Daarin staat dat het genderbeleid uitgevoerd wordt langs twee sporen: eigenstandig genderbeleid en integratie genderaspecten in alle speerpunten van OS en buitenlandbeleid. De steun aan organisaties die zich inzetten voor vrouwenrechten vond plaats via het MDG3 fonds (dat werd afgesloten) en FLOW (dat werd gestart). Het MDG3 fonds heeft aantoonbaar bijgedragen aan betere wetgeving, versterking vrouwenorganisaties en VN-richtlijnen. Het nieuwe fonds FLOW werd in 2012 ingericht om de resultaten te bestendigen en te versterken. In 2012 is speciale aandacht uitgegaan naar het versterken van de rol en kansen van vrouwen in fragiele staten en in de transitielanden van het Midden Oosten en Noord Afrika.

De rol van Nederland ten opzichte van het maatschappelijk middenveld als belangrijke speler in het (inter)nationale krachtenveld is nader uitgewerkt. Ter opvolging van aanbevelingen gedaan in o.a. het ABD-rapport en het Actal rapport zijn de beschikkingen van MFS-II organisaties aangepast zodat de beheerslast voor de organisaties, en ook voor de overheid, afnam, terwijl het kader van het MFS-II gerespecteerd werd. Nederland heeft een zichtbare rol gespeeld bij de formulering van een progressief EU beleid voor maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden. Mede dankzij de Nederlandse inzet staat aandacht voor de toenemende beperkingen die gelden voor maatschappelijke organisaties, en de mogelijkheden voor gezamenlijke EU actie, daarin centraal.

De inzet op basis- en beroepsonderwijs in fragiele staten is voorgezet. De resterende onderwijsprogramma’s, waaronder die voor hoger onderwijs, zijn zoveel mogelijk omgevormd naar onderwijs en training die de vier speerpunten van het OS-beleid ondersteunen.

C. Beleidsconclusies

Nederland was in 2012 wederom een standvastige pleitbezorger op gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Zo werd tijdens de Commission on Population and Development, mede dankzij een actieve en zichtbare rol van Nederland, overeenstemming bereikt over een vooruitstrevende resolutie over jongeren en SRGR. Ook heeft Nederland een hoofdrol gespeeld in het gepubliceerd krijgen van de WHO richtlijn «Safe abortion: technical and policy guidelines for health systems». De lessen uit eerdere projecten voor de emancipatie van de zeer gemarginaliseerde groep sekswerkers hebben geleid tot het lanceren van het Opstapfonds dat beoogt de positie van sekswerkers te verbeteren. De staatssecretaris heeft discussie gevoerd met vele actoren in het maatschappelijk middenveld, zowel in Nederland als in het buitenland. Zijn bevindingen over welke factoren van belang zijn bij het vormgeven van de toekomstige relatie tussen overheid en maatschappelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking zijn vastgelegd in een brief aan de Tweede Kamer op 22 oktober 2012.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 5 toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling (x EUR 1 000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

2.652.374

448.071

654.984

1.121.031

– 466.047

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

1.492.076

1.298.033

1.132.182

1.099.142

33.040

             

5.1

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten

433.049

314.148

234.985

236.656

– 1.671

             

5.2

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

591.055

549.001

476.685

473.788

2.897

             

5.3

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

40.151

38.951

43.508

42.000

1.508

             

5.4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van hiv/aids

427.821

395.933

377.004

346.698

30.306

E. Toelichting

Verplichtingen

De mutatie op dit artikel betreft per saldo een verlaging van EUR 466 miljoen. Deze mutatie is voornamelijk veroorzaakt door het aangaan van verplichtingen in 2011 i.p.v. 2012 (onderwijs en GFATM), een vertraging (onderwijs), een verandering van de looptijd van de verplichting (UNFPA), de overheveling van budget naar artikel 2 (onderwijs in fragiele staten) en door een verhoging van de SRGR-tender. Al deze mutaties zijn toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting.

Uitgaven

Artikel 5.1

Het programma Onderzoek & Innovatie is lager uitgevallen, dit wordt veroorzaakt door een vertraging bij de uitvoering van onderzoeksprogramma's zoals CoS-SIS (via de Universiteit Wageningen), Global Forum on Agricultural Research (GFAR) en Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek (NWO/ WOTRO).

Artikel 5.2

De bijdrage aan het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) is verhoogd als gevolg van een aanpassing van het betalingsritme.

Artikel 5.3

Via bilaterale programma’s is er in 2012 EUR 7 miljoen uitgegeven aan activiteiten van overheid en maatschappelijk veld om lokaal duurzame stappen te zetten op institutioneel en sociaal cultureel vlak. Een aantal bilaterale programma’s heeft een lagere uitputting, zoals in Nicaragua (lagere liquiditeitsbehoefte), Egypte (i.v.m. de politieke situatie in het land) en Jemen (lagere liquiditeitsbehoefte). Daarnaast is de Algemene Vrijwillige Bijdrage aan UNWOMEN verhoogd met EUR 2 miljoen en is de bijdrage aan het VN Trust Fund in Support of Actions to Eliminate Violence Against Women verhoogd met EUR 1 miljoen, zoals vermeld in de Decemberbrief d.d. 20 december 2012.

Artikel 5.4

De stijging van de uitgaven ten opzichte van de begroting met EUR 30,3 miljoen is eerder toegelicht in de 1ste en 2de Suppletoire Begroting. De contributie aan World Health Organization (programma en verplichte bijdrage), het Global Fund to fight Aids, Tuberculose and Malaria is door een aanpassing van het betalingsritme met respectievelijk EUR 6 miljoen en EUR 15 miljoen verlaagd en het Health Insurance Fund is om dezelfde reden met EUR 10 miljoen verhoogd.

Licence