Base description which applies to whole site

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is.

Het Ministerie van Economische Zaken creëert de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt en een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer, vergroot de voorzieningszekerheid wanneer de inzet van marktwerking alleen niet voldoende is en realiseert de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Marktpartijen investeren in infrastructuur en productiecapaciteit. De betrouwbaarheid van onze energievoorziening wordt verder bevorderd door op nationaal, regionaal en Europees niveau de verdere integratie van de energiemarkten te coördineren. Betaalbare energie wordt daardoor op efficiënte wijze afgeleverd bij de eindgebruiker. Ten behoeve van het bevorderen van de voorzieningszekerheid wordt door EZ een breed aanbod van energiebronnen bevorderd.

Een groeiend aandeel hernieuwbare energie, meer grensoverschrijdend transport en een toename van decentraal opgewekte energie vragen om een toekomstvast wettelijk kader, waarin de taken en verantwoordelijkheden die noodzakelijk zijn voor het realiseren van die transitie helder zijn vastgelegd. De voor deze transitie benodigde stroomlijning, optimalisering en modernisering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is vervat in het wetgevingstraject STROOM. Dit wetgevingstraject STROOM is in 2012 gestart, de eerste tranche is aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit wetsvoorstel ligt de nadruk op de voornemens die in het kader van het Energierapport 2011 zijn aangekondigd.

Daarnaast is ter stimulering van de duurzame energieproductie in maart 2012 de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+) met een subsidieplafond van € 1,7 mld opengesteld. Er is aan 234 duurzame energieprojecten een subsidiebeschikking afgegeven. Daarnaast heeft het kabinet in 2012 71 Green Deals gesloten met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties om duurzame projecten te stimuleren.

Rol en verantwoordelijkheid

  • Het zodanig ordenen van de energiemarkten dat maximaal wordt bijgedragen aan een betaalbare, betrouwbare en efficiënte energievoorziening;

  • Het creëren van de randvoorwaarden waardoor leverings- en voorzieningszekerheid van energie gewaarborgd kan worden;

  • Het bevorderen van de totstandkoming van een evenwichtige brandstofmix gericht op transitie naar een duurzame energievoorziening en voorzieningszekerheid;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige winning van onze bodemschatten;

  • Het bevorderen van de veiligheid van het transport van energie en van de energieproductie;

  • Het bevorderen van de ontwikkeling en het gebruik van innovatieve energietechnologieën ten behoeve van de verduurzaming van de energievoorziening;

  • Het stimuleren van duurzame energieproductie;

  • Het vergroten van de energie-efficiëntie in de sectoren industrie en energie;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2 uitstoot van energiebedrijven en industrie;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor onze energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energievoorziening ten volle wordt benut;

  • Zorg dragen voor de nucleaire veiligheid van alle nucleaire installaties in Nederland

  • Zorg dragen voor een adequate bescherming van de samenleving tegen stralingsrisico’s

  • Zorg dragen voor de nucleaire veiligheid bij de toepassing en het vervoer van radioactief materiaal en het beheer van radioactief afval

  • De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor de internationale dimensie van het energiebeleid. Het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Buitenlandse Zaken trekken samen op bij het bevorderen van de internationale energievoorzieningszekerheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is betrokken op grond van zijn verantwoordelijkheid voor geopolitieke, veiligheidspolitieke en ontwikkelingspolitieke vraagstukken.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Kengetallen

Realisatie 2009

Realisatie2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

34 mld Sm3

32 mld Sm3

29,2 mld Sm3

28 mld

Sm3

2. Aantal boringen exploratie en evaluatie onshore en offshore

Bron: TNO

15

12

18

17

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

28

35

39

29

4. Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

Bron: EnergieNed / Netbeheer Nederland

26,5 min.

34 min.

23 min.

27 min.

5. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

74 mld Sm3

86 mld Sm3

79 mld Sm3

78 mld Sm3

6. Euro/dollarkoers

Bron: CPB

1,39

1,33

1,39

1,291

7. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CPB

61,5

79,5

111,3

1111

8. Beursprijs van TTF-gas (euro/MWh)

Bron: APX Endex

13,3

16,1

22,7

23,8

1

betreft voorlopige waarden

De eerste drie kengetallen en kengetal 5 geven een indicatie van de aardgaswinningen in standaard m3. (Sm3). In de voorzieningszekerheid is het namelijk van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse velden ook wordt gewonnen. Kengetal 4 geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit die van diverse factoren afhankelijk is. De laatste drie kengetallen zijn de bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten. Deze zijn enerzijds afhankelijk van de aardgasprijs welke gerelateerd is aan de olieprijs, de euro/dollarkoers en de prijs die onafhankelijk tot stand komt op onder andere gasbeurzen, en anderzijds het volume van verkopen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln

2009

2010

2011

2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil

VERPLICHTINGEN

1.934,3

8.177,9

3.155,5

2 289,5

360,6

1.928,9

Waarvan garantieverplichtingen

 

339,0

21,3

147,2

0,0

147,2

UITGAVEN

1.082,9

1.065,9

1.027,7

1.085,5

1.337,6

– 252,2

             

Programma-uitgaven

1.045,5

1.027,7

990,7

1.042,4

1.310,6

– 268,2

14.1 Optimale ordening en werking van de energiemarkten in de Noord-west Europese context

33,1

8,8

4,5

0,0

0,0

0,0

– Stadsverwarming

33,1

8,8

4,5

0,0

0,0

0,0

14.2 Bevorderen van de voorzieningszekerheid

97,3

91,1

93,7

91,5

96,9

– 5,4

– Doorsluis COVA-heffing

93,5

88,6

89,3

86,4

93,0

– 6,6

– Onderzoek en ontwikkeling bodembeheer

3,7

2,4

4,0

2,9

2,8

0,1

– Bijdragen aan diverse instituten

0,1

0,1

0,4

0,5

1,1

– 0,6

– Voorzieningszekerheid BES

0,0

0,0

0,0

1,3

0,0

1,3

– Slimme meters

0,0

0,0

0,0

0,4

0,0

0,4

14.3 Bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening

915,2

927,8

892,6

950,9

1.213,8

– 262,9

– CO2-reductie

           

– Joint Implementation/CO2-reductie

53,5

12,4

13,1

14,8

36,4

– 21,6

– Carbon Capture and Storage

3,0

21,0

12,4

5,5

81,2

– 75,7

– Kernenergie en stralingsbescherming

           

– Straling

0,0

0,0

3,2

5,0

20,2

– 15,1

– Pallas

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,2

– Diverse programma’s (HFR)

8,3

8,2

8,2

7,3

8,1

– 0,9

– Energie innovatie

           

– Bijdrage aan ECN/NRG

44,6

56,0

37,2

73,6

38,6

34,9

– Energie-innovatie

56,7

67,6

57,7

80,1

82,3

– 2,2

– Green Deal

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,2

– Transitiemanagement

20,6

31,1

16,1

8,4

13,2

– 4,8

– Duurzame energieproductie

           

– MEP

697,9

668,1

658,9

619,6

634,0

– 14,4

– SDE (+)

2,9

29,5

57,5

107,8

279,8

– 172,0

– Geothermie (garantie)

 

5,3

6,1

0,0

0,0

0,0

– Duurzame warmte

9,4

18,7

13,1

3,1

5,2

– 2,1

– Overige uitgaven duurzame warmte

3,6

1,5

4,2

2,2

8,1

– 5,9

– Zonnepanelen

0,0

0,0

0,0

21,3

0,0

21,3

– Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur

11,8

4,0

1,6

0,0

4,9

– 4,9

– Onderzoek en opdrachten

2,8

4,1

3,3

1,8

1,7

0,1

– Bijdrage Algemene Energie Raad

0,1

0,3

0,0

0,0

0,1

– 0,1

Bijdragen baten-

lastendiensten

37,4

38,2

37,0

43,1

27,0

16,1

– Bijdrage Agentschap NL

37,4

38,2

36,6

42,3

26,6

15,7

– NVWA

0,0

0,0

0,4

0,8

0,4

0,4

             

ONTVANGSTEN

9.540,6

5.790,7

11.299,4

11.960,3

12.249,9

– 289,6

COVA

93,5

88,6

89,3

86,4

93,0

– 6,6

SDE+

           

Ontvangsten uit het FES

128,2

238,1

       

Diverse ontvangsten

26,1

117,4

41,6

31,8

55,2

– 23,4

Aardgasbaten

11.012,9

7.657,5

11.165,6

11.839,7

12.100,0

– 260,3

Bijdrage aan het FES

– 1.724,2

– 2.313,8

       

Ontvangsten zoutwinning

3,8

2,4

2,4

2,4

1,8

0,6

Terugontvangsten Agentschap NL

0,3

0,5

0,5

0,0

0,0

0,0

Toelichting op de verplichtingen

In totaal is de verplichtingen ruimte in 2012 met € 1.928,9 mln opgehoogd. Dit is een saldo van een aantal verplichtingen mutaties waarvan onderstaande de belangrijkste zijn:

  • Aan de Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+) is in 2012 circa € 1,849 mln aan verplichtingenruimte toegevoegd. Per 13 maart 2012 is de SDE+ opengesteld met een subsidieplafond van € 1,7 mld. Daarnaast is er € 149 mln toegevoegd om te voldoen aan aanvragen uit 2011 die niet tijdig verwerkt konden worden.

  • Het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) garantieplafond is omhoog bijgesteld met € 140 mln zodat het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten aan haar gestegen voorraadverplichting kan voldoen. De gestegen voorraadplicht voor het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten betekende een stijging van de aankoop van olieproducten, hogere ticketkosten en hogere opslag- en verzekeringskosten waardoor de kredietbehoefte van het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten is gestegen. De aankoop van ruwe olie en olieproducten wordt namelijk door het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten gefinancierd door middel van leningen bij het Ministerie van Financiën, waarbij het Ministerie van Economische Zaken garant staat. Om de gestegen kredietbehoefte van de Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten te faciliteren is het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten garantieplafond van het Ministerie van Economische Zaken aan Financiën met € 140 mln verhoogd.

  • Voor de garantieregeling geothermie wordt circa € 47 mln aan verplichtingenruimte vanuit 2012 doorgeschoven naar 2013. De reden hiervoor is dat de aanpassingen van de garantieregeling meer tijd in beslag nemen dan van te voren ingeschat. Gevolg hiervan is dat de derde openstelling van de regeling niet eind 2012 heeft plaatsgevonden maar verschoven wordt naar 2013.

  • De overige verplichtingenmutaties betreffen een aantal verhogingen en verlagingen die samenhangen met de uitgavenmutaties.

Toelichting op de programma-uitgaven

Operationele doelstelling 14.1 Optimale ordening en werking va de energiemarkten in de Noord-west Europese context

Doelbereiking

De overheid creëert de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt om ervoor te zorgen dat leveranciers efficiënt produceren, afnemers een efficiënte prijs betalen en vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af worden gestemd. Daarnaast zorgt de Rijksoverheid voor een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer om te bereiken dat de netten de markt tegen redelijke tarieven en voorwaarden faciliteren.

Door de verdere integratie van de Noordwest Europese markt is in 2012 ingezet op een betere coördinatie van nationale besluiten ten aanzien van de energievoorziening. Belangrijk voorbeeld hiervan is de «Energiewende» in Duitsland, die een belangrijk effect heeft op de Nederlandse energiemarkt. Nederland heeft in 2012 gewerkt aan Europese en regionale afstemming van onder meer leveringszekerheidsvraagstukken, bijvoorbeeld binnen het Pentalaterale Platform.

Elektriciteits- en Gaswet (EM)

De Elektriciteitswet en de Gaswet dienen voor het realiseren van een goed functionerende elektriciteits- en gasmarkt. In het Energierapport (TK, 2010–2011, 31 510, nr. 45, blz. 49) is aangekondigd dat het Kabinet de werking van de energiemarkt wil verbeteren door de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht (door NMa) mogelijk te maken. De steeds nauwere verbindingen met het Europese energiebeleid vragen bovendien om een wetgevend kader dat op inzichtelijke wijze is geënt op Europese richtlijnen. In 2012 is het wetgevingstraject STROOM gestart. De eerste tranche van wetgeving is in 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit wetsvoorstel ligt de nadruk op de voornemens die in het kader van het Energierapport 2011 zijn aangekondigd.

In 2012 is in Europa overeenstemming bereikt over het zogenaamde «Infrastructuurpakket» (dit is regelgeving rondom investeringen in infrastructuur). In 2013 zal de benodigde implementatieregelgeving worden voorbereid. In 2012 is op Europees niveau geen specifieke regelgeving tot stand gebracht rond intelligente netten. Wel is overeenstemming bereikt over de richtlijn Energie-efficiëntie. Hierin zijn onder andere nadere voorschriften opgenomen over de inzet van op afstand uitleesbare meters.

De wetgeving ter implementatie van het derde pakket energierichtlijnen is in juli 2012 in werking getreden. Hiermee is de implementatie van het derde pakket energierichtlijnen afgerond. Daarnaast worden in verband met de aanpassingen die in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in 2012 zijn gedaan, in 2013 regels uitgewerkt over de waardebepaling van elektriciteits- of gasnetten die bijvoorbeeld van een particuliere eigenaar moeten worden overgedragen aan een netbeheerder.

Op 1 januari 2012 is de kleinschalige uitrol van de slimme meter gestart. Om de uitrol en de effecten van de slimme meter in kaart te brengen is een monitor gestart. Begin 2013 zal een eerste rapportage van de monitor aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Prestatie-indicatoren

Realisatie 2008

Realisatie2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Bron

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit:

           

– HHI

2.279

2.285

2.263

2.465

2.375

Energiekamer

– C3

81%

81%

81%

85%

83%

Energiekamer

2. Concentratiegraad in de retailsector gas:

           

– HHI

2.104

2.187

2.158

2.344

2.278

Energiekamer

– C3

79%

79%

79%

83%

82%

Energiekamer

In 2010 was er een overname van een middelgrote speler door één van de drie grote marktpartijen, waardoor in 2011 zowel de C3 als de Herfindahl Hirschman Index (HHI) in 2011 voor elektriciteit en gas stegen. Deze cijfers zijn in de eerste helft van 2012 weer iets gedaald. De cijfers van 2012 hebben betrekking op het eerste halfjaar van 2012. De cijfers voor geheel 2012 worden in maart verwacht.

Warmtewet (EM)

De geplande afronding van de parlementaire behandeling van de herziening van de Warmtewet heeft in 2012 niet plaatsgevonden. De verwachting is dat deze behandeling wel in 2013 zal worden afgerond waarna de Warmtewet en bijbehorende lagere regelgeving in werking kan treden.

Europese en Noordwest Europese fora

Binnen het Pentalaterale Gas Platform wordt door overheden, toezichthouders en de beheerders van het landelijk gastransport net (TSO's) samengewerkt om de regionale marktkoppeling en voorzieningszekerheid te bevorderen. Het pentalaterale platform (België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland) heeft in 2012 gesproken over de door de Europese Commissie voorgestelde richtlijn voor congestiemanagement in aardgastransmissienetten, alvorens deze medio 2012 werd vastgesteld. Verder is gesproken over de netcode voor capaciteits allocatie mechanismen waarover in 2013 wordt besloten. Ook heeft het pentalaterale gasplatform in het kader van Verordening (EG) 994/2010 betreffende maatregelen tot veiligstellen van de gaslevering hun nationale preventieve actieplannen en noodplannen met elkaar gedeeld en besproken. Deze worden eind 2012 in te dienen bij de Europese Commissie. Daarnaast is in het platform besproken op welke wijze Nederland invulling wilde geven aan de uit de verordening volgende reverse flow verplichting (verplichting aan transmissiesysteembeheerders om ervoor te zorgen dat op alle grensoverschrijdende verbindingen gas in twee richtingen kan stromen). Tot slot is er ingestemd met het voornemen een vrijstelling te verlenen aan de beheerder van landelijk gastransportnet.

Binnen het Pentalaterale Energy platform is in 2012 gewerkt aan de vervolgstap voor marktkoppeling. Het is de verwachting dat het zogenaamde «flow based marktkoppelingssysteem» beter rekening zal houden met de onderlinge afhankelijkheden tussen landen en met dit systeem zal meer capaciteit aan de markt beschikbaar kunnen worden gesteld. Invoering van dit systeem is voorzien in 2013.

Hiernaast zijn door de Noordwest-Europese landen verdergaande afspraken gemaakt over de samenwerking op het gebied van gas ter uitwerking en invulling van Europese netcode en richtsnoeren. Dit sluit aan bij de Nederlandse gasrotonde ambities, omdat daarmee de grensoverschrijdende handel in en het transport van gas wordt vereenvoudigd.

Operationele doelstelling 14.2 Bevorderen van de voorzieningszekerheid

Doelbereiking

Energievoorzieningszekerheid is een publiek belang dat niet automatisch door de markt wordt gewaarborgd. EZ probeert om deze reden de randvoorwaarden te creëren om in elk geval de eigen bodemschatten optimaal te benutten. Daarnaast is de rol van de overheid het benutten van economische kansen voor energie zoals het totstandbrengen van zakelijke transacties met de energieproducerende landen.

Het bevorderen van voorzieningszekerheid is een continu proces, gericht op het instandhouden van en werken aan een energie-infrastructuur die past bij de (toekomstige) ontwikkeling van de Nederlandse economie. Met het oog daarop is in 2012 onder meer het convenant met mijnbouwondernemingen uitgevoerd, dat uiteindelijk moet leiden tot extra gasproductie, is onderzoek gestart naar de risico's en gevolgen van mogelijke steenkool- en schaliegaswinning in Nederland, wordt de Rijkscoördinatieregeling ingezet om te komen tot vernieuwing en uitbreiding van netwerken en vindt intensieve samenwerking met onze buurlanden plaats met het oog op voorzienings- en leveringszekerheid. Tenslotte zijn stappen gezet om Nederland in de toekomst gereed te maken om gas van veranderde samenstelling veilig te kunnen gebruiken.

Mijnbouwwet (EM)

In 2012 is verdere uitvoering gegeven aan een convenant welke met mijnbouwondernemingen gesloten is, ter stimulering van een actieve benutting van vergunningen voor de winning van aardolie en aardgas op het continentaal plat. Ook zijn diverse voorkomens van aardgas op het continentaal plat aangewezen als marginaal gasvoorkomen waarop een financiële stimuleringsregeling (investeringsaftrek) van toepassing is. Naar aanleiding van ervaringen bij aardwarmteprojecten waarbij ook olie of gas werd opgepompt, is in samenwerking met Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) bezien of nadere regelgeving en procedures nodig zijn ten aanzien van de bij deze projecten vereiste kennis en kunde om mijnbouwkundige problemen aan te pakken en de veiligheid te waarborgen.

Een andere actie in 2012 is geweest dat in consultatierondes met provincies, gemeenten, lokale en nationale belangengroepen, actiegroepen, burgers en industrie is gewerkt aan de formulering van de vragen voor het aan de Tweede Kamer toegezegde onderzoek naar de mogelijke risico’s en gevolgen van het opsporen en winnen van schalie- en steenkoolgas in Nederland in termen van veiligheid voor mens, natuur en milieu. Omdat gebleken is dat de kosten van het onderzoek boven de Europese aanbestedingsgrens zouden uitkomen, moest de EU-aanbestedingsprocedure worden doorlopen en is het onderzoek Europees aanbesteed.

In 2012 is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Economische Zaken – in overleg met belanghebbenden zoals provincies, gemeenten, waterschappen, burgers en bedrijven gewerkt aan de totstandkoming van de Structuurvisie Ondergrond waarin de verschillende gebruiksmogelijkheden van de ondergrond zichtbaar worden gemaakt en waarin een afwegingskader wordt gegeven voor de ruimtelijke ordening van de ondergrond. Najaar 2012 is besloten deze structuurvisie te verdiepen en te verbreden. Deze ontwerp structuurvisie zal eind 2013 door de verantwoordelijke bewindspersonen zijn vastgesteld.

Rijkscoördinatieregeling

Op grond van de Rijkscoördinatieregeling (coördinatie van het Rijk op energie-infrastructuur van onder andere gasleidingen, windparken, elektriciteitscentrales etc.) heeft het Ministerie van Economische Zaken in 2012 de regie gevoerd over een groot aantal projecten van nationaal belang, waaronder:

  • afronding besluitvorming Noordring Randstad 380 kV. In september zijn de inpassingsplannen voor Randstad 380kV Noordring en Transformatorstation Vijfhuizen vastgesteld, momenteel loopt een beroep bij de Raad van State. Uitspraak is voorzien in de tweede helft van het jaar.

  • voor de projecten Zuid-West 380 kV, Noord-West 380 kVen de interconnector Doetinchem-Wesel zijn de voorkeurstracés door de ministers in 2012 vastgelegd in een voorbereidingsbesluit. Momenteel wordt verdere besluitvorming voorbereid;

  • besluitvorming gasleiding Gasunie van Beverwijk naar Wijngaarden is in het 4e kwartaal afgerond, het inpassingsplan is vastgesteld, momenteel loopt een beroep bij de Raad van State. Uitspraak is voorzien in de tweede helft van dit jaar;

  • besluitvorming COBRA-kabel (interconnector met Denemarken) is aangehouden, Milieueffectrapportage(MER) dient nog te worden opgesteld;

  • aantal windparken, besluitvorming is aangehouden, op dit moment wordt, mede op verzoek van de Tweede Kamer, een Structuurvisie wind op land gemaakt waarin eventuele locaties voor grootschalige windprojecten worden beschreven;

  • gaswinning onder de Waddenzee (exploratiefase); de ontwerpbesluiten zijn rond de zomer 2012 ter inzage gelegd, besluitvorming wordt momenteel afgerond;

  • voorbereiden besluitvorming ten aanzien van nieuwe kerncentrale Borssele, Begin 2012 hebben Delta en Rheinisch-Westfälisches Elektrizitätswerk (RWE) bekend gemaakt de door hen opgestarte procedures om te komen tot een nieuwe kerncentrale in Borssele uit te stellen.

Regels ten aanzien van veiligheid van transportinfrastructuur

In de Elektriciteits- en gaswet is geëxpliciteerd dat netbeheerders zorg moeten dragen voor de bescherming voor hun netten. Met het expliciteren van de beschermingstaak in de elektriciteits-en gaswet wordt ook nadrukkelijk duidelijk gemaakt dat netbeheerders de tariefruimte krijgen om efficiënte beschermingsmaatregelen te nemen. Voorafgaand aan deze wetswijziging is in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken onderzocht welke aanvullende veiligheidsmaatregelen Gasunie en Tennet moeten nemen om hun kritische infrastructuur te beschermen tegen een aantal specifieke, door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) aangedragen terroristische dreigingen. De voorgestelde maatregelen die voortkomen uit de rapporten zijn in 2012 overgenomen door Tennet en Gasunie en worden de komende periode geïmplementeerd. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) beoordeelt achteraf in het corresponderende tariefbesluit of de maatregelen efficiënt zijn. Indien dit het geval is dan krijgen Tennet en Gasunie de gemaakte kosten vergoed in de tarieven, omdat het nemen van deze maatregelen onderdeel uitmaakt van hun wettelijke beschermingstaak.

Strategische aardolievoorraden

De nieuwe wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 (Wva 2012) is in 2012 door de Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd. Op 17 januari 2013 is de wet gepubliceerd in het Staatsblad. De implementatie van de aan de wet ten grondslag liggende Europese richtlijn had echter vóór 1 januari 2013 moeten plaatsvinden. Dit was niet haalbaar omdat aan het ontwerpen van het wetvoorstel een lang traject vooraf ging. Aangezien de belangen van betrokken partijen erg groot waren is door EZ de tijd genomen om tot een zo goed mogelijk voorstel te komen waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden is met alle uiteenlopende belangen. De wet zal naar verwachting op 1 april 2013 in werking treden tezamen met een algemene maatregel van bestuur.

De daling in uitgaven van € 6,6 mln op het instrument «doorsluis COVA heffing» is het gevolg van een lagere voorraadheffing ontvangsten uit hoofde van de het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA). De ontvangsten zijn afgenomen als gevolg van een lager binnenlands verbruik van olie producten door de aanhoudende economische crisis. Aangezien de hoogte van de uitgaven gelijk zijn aan de heffinginkomsten zijn de uitgaven met een gelijk bedrag bijgesteld.

Internationale Energie Voorzieningszekerheid

De nadruk in het energie voorzieningszekerheidsbeleid is de afgelopen jaren komen te liggen op Europese samenwerking en in het bijzonder op intensieve samenwerking met de buurlanden. Ambtelijke en politieke contacten met Duitsland, België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zijn in 2012 geïntensiveerd door middel van expertbijeenkomsten en hoogambtelijke bezoeken. Doel is om hechter samen te werken op het gebied van leveringszekerheid, marktkoppeling en afstemming van instrumenten. Daarnaast wordt op dit moment door de lidstaten gediscussieerd over de modernisering van het Energy Charter, om zodoende de aantrekkelijkheid van het Charter voor landen buiten Europa te vergroten. Tenslotte is ook het afgelopen jaar breed internationaal ingezet op de Golfregio (politieke missie), het Kaspische Zeegebied (ambtelijke en politieke missies naar Azerbeidjan), Rusland (bilaterale jaar 2013) China, Brazilië en de VS. Aandacht voor mondiale vraagstukken blijft essentieel. Grote veranderingen in olie- en gasproductie zijn gaande en zullen vergaande invloed hebben op internationale geopolitieke en concurrentieverhoudingen.

Programma Gasrotonde

In 2012 heeft het Ministerie van Economische Zaken zich samen met Energie Beheer Nederland en de olie- en gasindustrie ingezet voor maximale opsporing en winning van de in de Nederlandse ondergrond aanwezige olie- en gasreserves in kleine velden off- en onshore. In 2012 heeft het Franse beursbedrijf Powernext een aanwijzing als gasbeurs volgens de Gaswet gekregen. Samen met het Duitse EEX zal het een beurs voor Title Transfer Facility (TTF) -gas opzetten.

Gaskwaliteit

Het Ministerie van Economische Zaken heeft besloten meer tijd te geven aan bedrijven die nog bezig zijn met de nodige aanpassingen om de veranderende gassamenstelling te kunnen accommoderen. Dit heeft het Ministerie van Economische Zaken besloten op basis van de bevindingen van het Projectbureau Nieuw Aardgas met betrekking tot de voortgang van de door de eindgebruikers verrichte aanpassingen. Het Ministerie van Economische Zaken heeft de transitie tot eind 2013 verlengd.

Verder is de toekomstige samenstelling van Groningengas (G-gas) vastgelegd. Op deze samenstelling zijn de eisen gebaseerd waaraan nieuw verkochte toestellen, die onder de Gastoestellenrichtlijn vallen, moeten voldoen. Doordat na een overgangsperiode slechts toekomstbestendige toestellen op de markt komen, wordt het toestellenpark vervangen door de werking van de normale vervangingsmarkt.

Operationele doelstelling 14.3 Bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening

Doelbereiking

Uitgangspunt op de middellange termijn zijn de doelstellingen 20% CO2 reductie en 14% duurzame energie productie in 2020. Om dat te bereiken volgt Economische Zaken meerdere sporen: bevorderen van energiebesparing, bevorderen van CO2 emissie reductie, reguleren van een veilige toepassing van kernenergie, bevorderen van de ontwikkeling en het gebruik van innovatieve energietechnologieën ten behoeve van de verduurzaming van de energievoorziening en stimulering van duurzame energieproductie.

De sporen energiebesparing en CO2 reductie dienen vooral de doelstelling 20% CO2 reductie in 2020. Kernenergie is een overbruggingstechniek naar een duurzame energievoorziening, waarbij geen CO2 wordt uitgestoten. Het innovatiespoor dient zowel de CO2 doelstelling als de doelstelling van 16% duurzame energie in 2020. Het spoor duurzame energieproductie dient de doelstelling voor duurzame energie.

In maart 2012 is de SDE+ regeling opengesteld met een verplichtingenbudget van € 1,7 mld. 234 duurzame energieprojecten ontvingen een subsidiebeschikking. Het volledige budget is in de eerste fase toegekend voor een basisbedrag van maximaal € 0,07/kWh. De duurzame energieprojecten zullen bij realisatie naar verwachting 0,7%-punt bijdragen aan de doelstelling voor duurzame energie. Met het toekennen van subsidiebeschikkingen is het voor 2012 gestelde doel van het stimuleren van duurzame energieproductie bereikt.

CO2-reductie

Op het instrument Joint-Implementation is in 2012 € 21,6 mln minder uitgegeven dan begroot. Dit heeft als voornaamste reden dat de openstaande verplichtingen niet geheel tot uitbetaling zijn gekomen vanwege vertragingen in de afwikkeling van lopende projecten.

Op het CO2 afvang en opslag (Carbon Capture Storage (CCS)) instrument is in 2012 € 75,7 mln minder uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Voor 2012 was een voorschotbetaling voorzien voor het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject (ROAD)-project. Aangezien voor dit project nog geen definitieve go/no go beslissing is genomen, zullen de betalingen naar verwachting in latere jaren plaatsvinden.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2012

Realisatie 2012

Bron

1. CO2-uitstoot sectoren industrie/energie

94 Mton

1990

109,2 Mton

109,2 Mton

Agentschap NL, Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasemissierechten 2008–2012

– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder het emissiehandelssysteem

   

86,8 Mton

86,8

Mton

Agentschap NL, Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasemissierechten 2008–2012

2. Vermeden CO2 -uitstoot voor 2012 via Joint-Implementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s)

nvt

nvt

3,6

4

Agentschap NL,,de contracten

Kernernergie en stralingsbescherming

Op 23 januari 2012 heeft Delta aangegeven haar plannen voor een nieuwe kerncentrale de komende twee tot drie jaar niet door te zetten. Kort daarna heeft ook Rheinisch-Westfälisches Elektrizitätswerk (RWE) bekend gemaakt de komende jaren geen rol te zullen spelen in de ontwikkeling van een nieuwe kerncentrale. Beide bedrijven geven aan dat hun besluit te maken heeft met de aanhoudende economische crisis. DELTA merkt daarbij op dat zodra de omgevingsfactoren verbeteren het project weer zal worden opgepakt. Aangezien voor het kabinet veiligheid en zorgvuldigheid bij het omgaan met kernenergie voorop staan, zal onverkort worden doorgegaan met het up-to-date brengen van de veiligheidseisen voor (nieuwe) kerncentrales.

Op 20 januari 2012 heeft het Kabinet het principebesluit genomen om de vervanging van de Hoge Flux Reactor in Petten te faciliteren door, evenals de provincie Noord-Holland, € 40 mln beschikbaar te stellen voor de eerste fase van het oprichten van de Pallas-reactor. Tijdens deze eerste fase wordt een businessplan opgesteld, worden private investeerders gevonden en moeten de noodzakelijke vergunningen, waaronder die op basis van de Kernenergiewet, worden verkregen. Om zeker te stellen dat ook de Pallas-reactor aan de meest recente veiligheidseisen gaat voldoen worden de hiervoor genoemde veiligheidseisen voor kerncentrales aangevuld met de veiligheidseisen voor onderzoeksreactoren.

In verband met de doorlichting van de kernenergieregelgeving en de mogelijk daaruit voortvloeiende herziening van de regelgeving is besloten om de tijdelijke Ministeriële regeling vooralsnog niet om te zetten naar het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen. Deze regeling zal daarom tijdig voor juli 2013 worden verlengd.

Evenals voorgaande jaren worden in 2013 de vergunningen van bestaande nucleaire inrichtingen weer geactualiseerd. Hierbij is het principe van «continuous improvement» uitgangspunt zodat de stand van de techniek met betrekking tot de veiligheid geborgd wordt.

De Ministerraad heeft de Minister van Economische Zaken gemachtigd het ontwerpbesluit voor de implementatie van de in 2011 vastgestelde Euratom-Richtlijn voor radioactief afval, na voorhang en voorpublicatie ter advisering aan de Raad van State voor te leggen.

Op het «straling» instrument is in 2012 € 15,1 mln minder uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit houdt verband met enerzijds de vertraging die is opgetreden in de vergunningaanvraag voor de nieuwe kerncentrale en anderzijds de overheveling van een deel van het budget naar het Pallas project om deze afzonderlijk op de begroting zichtbaar te maken. De start van het Pallas-project is vervolgens vertraagd.

Collectieve dosis door lozing van radioactieve stoffen naar lucht

Realisatie 2010: 30 mensSv.

Toelichting

De collectieve dosis is de som van de individuele doses ontvangen door de Nederlandse bevolking. Het histogram geeft de collectieve dosis door lozingen naar lucht. De variaties in de collectieve doses per jaar worden onder andere bepaald door de variaties in de specifieke radioactiviteit van de gebruikte grondstoffen en de doorzet ervan in de betreffende procesindustrie. Het gaat in het bijzonder om de fosfor en staalproductie. Aangezien er 2 kunstmestfabrieken aan de Nieuwe Waterweg gesloten zijn is de emissie naar water 0 geworden. Om deze reden heeft de grafiek die betrekking had op zowel lucht als water plaatsgemaakt voor bovenstaande staafdiagram welke alleen de collectieve dosis door lozing naar lucht weergeeft.

Energie-Innovatie/ Topsector energie

Er is gebleken dat de kosten van het ruimen van het historisch radioactief materiaal op het terrein van het Energie Centrum Nederland (ECN) in Petten sterker kunnen oplopen dan aanvankelijk gedacht. Dit komt onder meer vanwege verdere uitloop van het project, afvoer van meer vaten hoog radioactief afval dan voorzien en tegenvallers bij de Europese aanbesteding van de ompakinstallaties. Daarom is de beschikbare voorziening van ECN voor de kosten van het ruimen van historisch radioactief in 2012 in totaal met € 34,9 mln verhoogd.

In eerste instantie heeft er een splitsing plaatsgevonden van het Green Deals instrument uit Energie-Innovatie zodat deze apart op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken zichtbaar is. In de begroting lijkt het echter dat deze, in het voorjaar, gebudgetteerde middelen niet besteed zijn. De financiële bijdragen van het Ministerie van Economische Zaken die zijn toegezegd in Green Deals met gemeenten (Amsterdam en Rotterdam) en provincies (Flevoland, Groningen, Drenthe, Limburg, Noord-Brabant, Zeeland) zijn overgeboekt naar het Provinciefonds en het Gemeentefonds van Binnenlandse Zaken. Hierdoor is een groot deel van de voor Green Deals aangegane verplichtingen en gerealiseerde uitgaven niet in de financiële verantwoording van Economische Zaken zichtbaar, waardoor het lijkt alsof de budgetten niet besteed zijn. De aangegane verplichtingen en gerealiseerde uitgaven komen echter tot uiting in de financiële verantwoording van Binnenlandse Zaken.

Bij het instrument Transitiemanagement, welke uit enkel uitfinanciering van lopende projecten bestaat, is afgelopen jaar een onderbesteding van € 4,8 mln opgetreden. Dit komt doordat sommige projecten goedkoper zijn uitgevallen en/of geen vervolg hebben gehad.

Kengetallen Energie-Innovatie

2010

2011

Aantal betrokken partijen

190

n.b.

Uitgelokte investeringen (totaal, in € mln)

675

n.b.

Bron: Agentschap NL

Toelichting

De kengetallen van 2011 zullen ook niet beschikbaar komen. De cijfers van 2011 zijn namelijk niet goed te gebruiken voor een meerjarige trend omdat 2011 een overgangsjaar was waarin Energie-Innovatie subsidies afliepen en Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) nog niet opgestart waren. Bovendien was voor dat jaar het idee om de Energie- Investeringsaftrek (EIA) mee te nemen in de cijfers, wat zeker voor het aantal partijen een volledig vertekend beeld zou opleveren (waarbij alles dat niet EIA is naar de marge verdwijnt). Daarnaast wijkt de insteek van het Topsectorenbeleid ook dusdanig af van eerdere subsidies dat ze niet zijn te vergelijken met cijfers van voor 2011. In de begroting 2013 zijn deze kengetallen komen te vervallen.

Duurzame energieproductie

De kasuitgaven Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) zijn in 2012 € 14,4 mln lager uitgevallen dan het begrote bedrag (€ 634 mln). De lagere uitgaven zijn het gevolg van lagere subsidiabele producties dan waarmee in de begroting is gerekend. Dit bedrag zal in de jaren na 2012 alsnog tot uitbetaling komen.

Op het Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) instrument lagen de uitgaven over 2012 in totaal € 172,0 mln lager dan geraamd. Dit is veroorzaakt door het niet tot betaling komen van subsidieprojecten omdat deze geen doorgang vonden en vertraging in de oplevering van projecten waardoor de uitfinanciering voor een deel zal verschuiven van de jaren 2012–2017 naar de jaren 2018–2031. Vrijvallende middelen zijn aangewend voor het oplossen van financiële problematiek op de EZ begroting en daarnaast hebben ze gediend tot het invullen van de taakstelling uit het Regeerakkoord 2010 in de eerste jaren. Een per saldo neutrale kasschuif is toegepast op de vrijvallende middelen zodat ze in het juiste kasritme konden worden ingezet welke de raming van het jaar 2012 heeft verlaagd ten gunste van latere jaren.

In maart is de SDE+ regeling 2012 in vijf fasen opengesteld met een verplichtingenbudget van € 1,7 mld. Om de kosteneffectiviteit van de regeling te vergroten konden in 2012 voor het eerst projecten met hernieuwbare warmte productie een aanvraag indienen en is een extra fase toegevoegd van € 0,07/kWh (gevolgd door € 0,09/kWh, € 0,11/kWh, € 0,13/kWh, € 0,15/kWh). Ook krijgen SDE+ projecten voortaan subsidie over de geproduceerde duurzame energie die voor eigen gebruik wordt ingezet.

De op de post overige uitgaven duurzame warmte geraamde kasbudgetten zijn ingezet voor het programma elektrische auto en zijn overgeboekt ten behoeve van de Top-sectoren en de Rijkscoördinatieregeling. Daarnaast is kasbudget overgeheveld ten behoeve van andere onderdelen in verband met ontstane kastekorten.

Naar aanleiding van het Begrotingsakkoord is in het voorjaar budget toegevoegd aan de EZ begroting voor een tijdelijke subsidieregeling voor de aanschaf van zonnepanelen door kleinverbruikers. Dit is een subsidie van 15% van de aanschafprijs tot een maximum van € 650,–. Voor dit instrument was in het voorjaar een budget beschikbaar gesteld van € 22 mln. Er is minder uitgegeven dan geraamd (€ 21,3 mln). Dit verschil betreft bijna volledig het budget dat afgezonderd is voor de uitvoering van de regeling door Agentschap Nederland.

Op het instrument «Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur» is € 4,9 mln minder uitgegeven dan begroot. Dit heeft als reden dat op deze voormalige FES-regeling in 2012 geen declaraties zijn ingediend.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2012

Realisatie 2011

Bron

Duurzame energieproductie

2,4%

2005

n.v.t.

4,3%

CBS

Toelichting

Het beleid van het kabinet is om het aandeel hernieuwbare energie te doen toenemen. In 2005 bedroeg dit aandeel 2,4% en dit liep mede door het beleid van het Ministerie van Economische Zaken op tot 4,3% in 2011. Daarbij moet worden aangemerkt dat er op dit moment veel nieuwe duurzame projecten aankomen (sommige zijn iets vertraagd) die zullen leiden tot productie van hernieuwbare energie. In de jaren vanaf 2012 wordt afgezien van projecten die nu al in voorbereiding zijn een verdere forse toename verwacht. Het beleid van het huidige kabinet is immers gericht op het realiseren van een aandeel van 16% in 2020. Daartoe is fors extra budget in het Regeerakkoord ingezet voor de realisering van die doelstelling.

Het CBS zal de waarde van 2012 in april publiceren.

Toelichting op de bijdragen aan baten-lastendiensten

Bijdragen aan Agentschap NL

In totaal is de bijdrage aan Agentschap NL in 2012 met € 15,7 mln verhoogd. Het beschikbare bedrag voor de uitvoering is voor het uitvoeringsjaar en in meerjarig perspectief aangepast.

Toelichting op de ontvangsten

De lagere ontvangstenrealisatie in 2012 van € 289,6 mln wordt met name veroorzaakt door:

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

De ontvangsten van de voorraadheffing COVA vielen € 6,6 mln lager uit dan geraamd door een lagere heffingsgrondslag als gevolg van een lager binnenlands verbruik van olieprodukten door de economische crisis.

Diversen ontvangsten

Op de post diversen ontvangsten is € 23,4 mln minder binnen gekomen dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat de ontvangsten van de geveilde CO2 veilingrechten lager uitgevallen zijn dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat er sprake was van een lagere CO2-prijs ten opzichte van de prijs gebruikt bij de raming. Verslechterde economische omstandigheden en een groot aanbod van rechten hebben gezorgd voor deze prijsdaling.

Aardgasbaten

De tegenvaller in de aardgasbaten wordt veroorzaakt door een lagere gasprijs dan geraamd. In de raming bedroeg deze voor 2012 26 eurocent per kubieke meter gas, terwijl uiteindelijk een bedrag van 24 eurocent is gerealiseerd. Hiernaast viel de eindafrekening in 2012 over 2011 lager uit dan geraamd. De hogere olieprijs, lagere wisselkoers van de dollar en de hogere dan geraamde productie konden de effecten hiervan niet compenseren.

Licence