Base description which applies to whole site

45 Pensioenbeleid

Artikel

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen

Algemene doelstelling

Motivering

Werkgevers en werknemers stimuleren om afspraken te maken voor aanvullend pensioen en een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemer na pensionering gestand wordt gedaan. Ervoor zorgen dat werknemers zich een realistisch beeld van hun aanvullend pensioen kunnen vormen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

2012 stond geheel in het teken van de nadere uitwerking en invulling van het Pensioenakkoord van 4 juni 2010 en het uitwerkingsmemorandum van 9 juni 201120. De juridische aspecten die samenhangen met de invoering van een nieuw pensioencontract vragen om een zorgvuldige voorbereiding en kosten meer tijd dan aanvankelijk werd gedacht. Dit heeft te maken met de complexiteit van het onderwerp en de wens om alle belanghebbenden in het proces mee te nemen. In december is een externe commissie met onafhankelijke deskundigen ingesteld, die advies uitbrengt over de Ultimate Forward Rate (UFR). Parallel daaraan is met de pensioensector gestart met een pilot «invaren van oude pensioenrechten in het nieuwe pensioencontract». De uitkomsten van deze pilot zijn van belang voor pensioenfondsen om uiteindelijk een beslissing te kunnen nemen over een mogelijke overstap naar het nieuwe pensioencontract.

Het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen21 is ingediend bij de Tweede Kamer.

Externe factoren

Door de verdieping van de financiële crisis in 2011 heeft met ingang van 1 april 2012 een tiental pensioenfondsen een verlaging van de pensioenen en pensioenaanspraken moeten doorvoeren om binnen de wettelijke hersteltermijn tijdig de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105% te bereiken. De in de brief over het septemberpakket22 aangekondigde mogelijkheid om pensioenverlagingen in 2013 te spreiden om tegemoet te komen aan de onzekerheid over mogelijke inkomenseffecten voor gepensioneerden en deelnemers is uitgewerkt in een wijziging van de regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

De commissie UFR moet bij haar werkzaamheden rekening houden met de activiteiten die de European Insurance and Occupational Pensioens Authority (EIOPA) met betrekking tot de UFR ontwikkelt. In de hoofdlijnennota FTK23 is erop gewezen dat EIOPA het definitieve niveau van de UFR ten behoeve van Solvency II zal vaststellen voordat dit raamwerk in werking treedt. Vervolgens bepaalt het ook de methode die antwoord geeft op de vraag of en wanneer het niveau van de UFR aanpassing behoeft.

Realisatie meetbare gegevens

Artikel 45 kent geen indicatoren omdat het beoogde effect van het beleid niet kan worden gekwantificeerd en omdat het beleidseffect niet kan worden geïsoleerd van andere factoren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 45.1 Begrotingsuitgaven artikel 45 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen

1.135

369

685

170

326

820

– 494

Uitgaven

943

437

727

263

304

820

– 516

               

Programma uitgaven

943

437

727

263

304

820

– 516

               

Operationele Doelstelling 1

             

Uitvoeringskosten Toezicht

0

0

0

0

0

510

– 510

Overig

15

138

655

216

304

250

54

               

Operationele Doelstelling 2

 

 

 

 

 

 

 

Subsidies

928

299

72

47

0

60

– 60

               

Ontvangsten

13.661

11

79

0

0

0

0

Toelichting

De uitgaven zijn in 2012 € 0,5 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit is vooral toe te schrijven aan de overboeking van het budget voor de uitvoering van het stelseltoezicht naar het overeenkomstige beleidsbudget van het ministerie van Financiën.

De overschrijding van het budget overig wordt veroorzaakt door activiteiten die zijn verricht in het kader van het uitwerken van het Pensioenakkoord. In het bijzonder hebben activiteiten op het terrein van de pensioencommunicatie en de problematiek met betrekking tot doorsneepremies tot hogere uitgaven geleid. Ook naar aanleiding van Kamervragen over het terugstorten van pensioenpremies in de periode 1985–2005 zijn kosten gemaakt.

In 2012 zijn er geen aanvragen voor subsidies ingediend.

1 Waarborgen van de toekomstbestendigheid en het bereik van het aanvullend pensioenstelsel

Operationele doelstelling

Motivering

Mogelijk maken dat zoveel mogelijk werknemers op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW krijgen, waarmee zij na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk kunnen handhaven.

Doelbereiking

Het Pensioenakkoord bevat afspraken over de hervorming van het pensioenstelsel. In het akkoord laten alle partijen zien dat zij zo goed mogelijke randvoorwaarden willen creëren voor een toekomstbestendig pensioenstelsel, weerbaar tegen financiële schokken en de stijgende levensverwachting. In maart is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de uitwerking van de afspraken met betrekking tot het tweede pijler pensioen, zoals die in het Pensioenakkoord zijn opgenomen24. In mei is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpassingen van het financieel toetsingskader die het kabinet voor ogen heeft om het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken25. In juni is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en planning van een wetsvoorstel tot introductie van een Algemene Pensioeninstelling26. In oktober is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voornemens en plannen in Europa en de acties die vanuit het kabinet worden ondernomen om de belangen van Nederland op pensioengebied zeker te stellen27. In november is de Tweede Kamer geïnformeerd over de prioriteiten op het gebied van de aanvullende pensioenen: de uitwerking van het financieel toetsingskader, de versterking van de governance van pensioenfondsen en het intensief volgen van Europese ontwikkelingen op het terrein van aanvullende pensioenen28.

  • Pensioenwet;

  • Wet verplichte Beroepspensioenregeling;

  • Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

  • Fiscale faciliteiten voor de opbouw van aanvullende pensioenen (Witteveenkader); materieel en prudentieel toezicht door DNB op pensioenfondsen en pensioenverzekeraars; overleg met sociale partners over de inrichting van het pensioenstelsel.

Instrumenten

  • Uitoefening van toezicht door DNB en de AFM op de pensioenfondsen en de verzekeraars;

  • Modernisering van de mogelijkheden om pensioenregelingen uit te voeren (Algemene Pensioeninstelling);

  • Uitwerking van de voorgestelde maatregelen in het kader van de brede aanpak van de pensioenproblematiek;

  • De ontwikkeling van een nieuw type pensioeninstelling dat de kansen van Nederland op de Europese pensioenmarkt kan vergroten en verbetering van de samenwerkingsmogelijkheden tussen pensioenfondsen;

  • Het volgen van de ontwikkelingen en het uitdragen van het Nederlandse standpunt in de Europese Commissie.

Activiteiten

  • Werkgevers;

  • Werknemers;

  • Pensioenuitvoerders;

  • Gepensioneerden.

Doelgroepen

Realisatie meetbare gegevens

De focus van deze doelstelling ligt op de prudentiële en materiële aspecten van het pensioenbeleid, dat wil zeggen op de financiële gezondheid van pensioenfondsen en de rechten van deelnemers. Sociale partners zijn primair verantwoordelijk voor het realiseren van de prestaties op deze terreinen. De overheid zorgt voor ondersteuning door middel van het bieden van een wettelijk kader voor afspraken over de pensioenvoorziening. De mate waarin dit wettelijk kader bijdraagt aan het bereiken van de operationele doelstelling is niet op een betekenisvolle manier in een indicator te vatten.

Aantal fondsen met een reservetekort

Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat een fonds precies genoeg vermogen heeft om de nominale verplichtingen na te komen. De Pensioenwet schrijft echter een buffer voor, waardoor pensioenfondsen doorgaans een dekkingsgraad van ten minste 105% moeten hebben. Ultimo 2012 kon ruim de helft van het aantal fondsen niet aan deze eis voldoen29.

Een pensioenfonds heeft een reservetekort als het vermogen van het fonds lager is dan het vereiste eigen vermogen dat op de lange termijn aangehouden moet worden. Dat vermogen dient om met een zekerheid van 97,5% te voorkomen dat de dekkingsgraad van een pensioenfonds binnen één jaar onder de 100% uitkomt. Een gemiddeld pensioenfonds heeft geen reservetekort als de dekkingsgraad hoger is dan circa 120%. Dit percentage kan variëren tussen 110 en 130%, afhankelijk van het risicoprofiel van het fonds. Veel fondsen kampen momenteel met een reservetekort. Fondsen met een dekkingstekort hebben vanzelfsprekend ook een reservetekort. Daarnaast heeft nog eens ongeveer 30% van de pensioenfondsen alleen een reservetekort. In vergelijking met 2011 lijkt er in 2012 overigens sprake van een lichte verbetering. Zo is de gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen ultimo 2012 bijna 4 procentpunten hoger dan die van ultimo 2011.

Tabel 45.2 Kengetallen operationele doelstelling 1
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Aantal fondsen met een reservetekort

     

Aantal fondsen

341

311

291

Aantal deelnemers betrokken bij deze fondsen

5.464.805

5.481.295

5.420.799

Aantal actieve deelnemers (%)

     

Uitkeringsovereenkomst op basis van eindloon

1

1

1

Uitkeringsovereenkomst op basis van middelloon

90

91

91

Beschikbare premieregeling

5

5

5

Overig

4

3

3

Indexatiebeleid naar aandeel actieve deelnemers (%)

     

Geen indexatietoezegging

0,2

0,1

0,0

Geen indexatiebeleid

5,1

6,0

6,4

Voorwaardelijke toezegging niet gekoppeld aan maatstaf

0,5

0,2

0,3

Voorwaardelijke toezegging wel gekoppeld aan maatstaf

91,8

91,3

91,1

Onvoorwaardelijke toezegging

2,0

2,0

1,8

Combinatie voorwaardelijk en onvoorwaardelijk

0,4

0,4

0,4

Bron: DNB, website, Statistiek toezicht pensioenfondsen

2 Bevorderen van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Operationele doelstelling

Motivering

Deelnemers stimuleren kennis te nemen van hun pensioenregelingen en hun verantwoordelijkheid voor aanvullend pensioen te nemen en het bevorderen van de kwaliteit van het bestuurs- en beleidsproces van pensioenfondsen.

Doelbereiking

In een tijd waarin een deel van de pensioenen door de onzekere economische situatie verlaagd moet worden, is het noodzakelijk stappen te zetten richting een beter pensioeninzicht en -overzicht voor pensioendeelnemers, zodat zij in de toekomst in één oogopslag kunnen zien welke uitkering men kan verwachten, wat de risico’s zijn en wat iemand zelf kan doen als dat nodig is. De voorbereidingen om de communicatiebepalingen in de Pensioenwet te herzien zijn gaande. Deze zijn erop gericht de verplichte informatievoorziening te verbeteren. Op 26 juni is het rapport «pensioen in duidelijke taal» toegezonden aan de Tweede Kamer. De activiteiten richten zich op de uitwerking van de aanbevelingen uit dit rapport.

De demissionaire status van het vorige kabinet en de formatie van het huidige kabinet hebben een vertragend effect gehad op de voortgang van het wetgevingstraject van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen, waardoor de streefdatum van 1 januari 2013 voor de inwerkingtreding niet is gehaald.

De doelstelling van «Wijzer in geldzaken» om het aantal Nederlanders dat volledig pensioenonbewust is terug te brengen van 69% in 2011 naar 60% in 2012 bleek te ambitieus. Minder mensen maken een realistische inschatting van hun pensioen. De groep die het pensioeninkomen overschat is groter geworden. Dat zijn de redenen waarom de groep volledig pensioenonbewusten is toegenomen tot 75%.

  • Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling, met name de bepalingen over voorlichting aan deelnemers en de bepalingen over medezeggenschap en de governance bij pensioenuitvoerders;

  • Gedragstoezicht door AFM op pensioenfondsen en verzekeraars;

  • Overleg met sociale partners over de verbetering van de kwaliteit van besturen van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders;

  • Toetsing deskundigheid bestuurders door DNB.

Instrumenten

  • Het aanpassen van de communicatie- en informatiebepalingen in de pensioenwetgeving;

  • Uitwerking van de voorgestelde maatregelen in het kader van de verbetering van de governance:

    • * verhogen van de eisen aan de (financiële) deskundigheid van pensioenfondsbestuurders;

    • * zorgen dat een betere vertegenwoordiging van de belangen van deelnemers en gepensioneerden in of ten aanzien van het pensioenfondsbestuur mogelijk wordt;

    • * stroomlijning van de wettelijke taken van de verschillende organen in het pensioenfonds (deelnemersraad, verantwoordingsorgaan, e.d.).

  • Ondersteunen van projecten van «Wijzer in geldzaken», en andere activiteiten ter bevordering van het pensioenbewustzijn.

Activiteiten

  • Deelnemers;

  • Gewezen deelnemers;

  • Gepensioneerden.

Doelgroepen

Realisatie meetbare gegevens

Het primaat voor het maken van afspraken over het bevorderen van een doeltreffende informatievoorziening over pensioenvoorzieningen ligt bij sociale partners. De mate waarin deze doelstelling wordt bereikt valt niet uit te drukken in een indicator waarop de overheid kan sturen.

Tabel 45.3 Kengetallen operationele doelstelling 2
 

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie 2012

Mate van pensioenonbewustzijn (%)1

72

69

75

Bezoek aan website www.mijnpensioenoverzicht.nl 2

     

Totaal aantal bezoekers

3.211.984

2. 211. 229

Totaal aantal pensioenen dat is getoond

5.854.727

4.461.278

Totaal aantal ontvangen e-mails, telefoon en post

20.436

16.543

Bronnen:

1 TNO/NIPO, De pensioenbewustzijnmeter.

2 Stichting Pensioenregister: cijfermatige rapportage.

20

Tweede Kamer, 30 413, nr. 157.

21

Tweede Kamer, 33 182, nr. 2.

22

Tweede Kamer, 32 043, nr. 129.

23

Tweede Kamer, 32 043, nr. 113.

24

Tweede Kamer, 32 043, nr. 106.

25

Tweede Kamer, 32 043, nr. 113.

26

Tweede Kamer, 32 043, nr. 117.

27

Tweede Kamer, 32 043, nr. 137.

28

Tweede Kamer, 32 043, nr. 140.

29

Het startpunt hierbij is overigens niet alle ruim 400 onder toezicht staande pensioenfondsen (stand eind 2012). Volledig herverzekerde fondsen en fondsen met alleen technische voorzieningen voor risico van de deelnemers worden buiten beschouwing gelaten. Voor deze fondsen zijn dekkingsgraden namelijk niet aan de orde. Dat geldt ook voor fondsen in liquidatie, indien de collectieve waardeoverdracht al heeft plaatsgevonden.

Licence