Base description which applies to whole site

6 en 7: HOGER ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren: De Minister financiert het stelsel van het hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de prestatiebox, afzonderlijke subsidies en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs waaronder ook het accreditatiestelsel.

Kengetallen

Tabel 6.1

(aantallen x 1.000)

2008/2009

2009/2010

2010/2011

2011/2012

2012/2013

2013/2014

1.

Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs)

           

Hbo-voltijd bachelor

312,5

330,2

343,8

354,3

358,5

377,0

Hbo-voltijd master

2,5

2,5

2,7

2,7

2,8

3,0

Hbo-deeltijd bachelor

52,4

53,6

53,7

51,3

44,6

41,9

Hbo-deeltijd master

9,6

10,6

10,8

9,4

8,2

8,5

 

Totaal hbo

376,9

397,0

411,0

417,8

414,1

430,4

Wo-voltijd bachelor

140,6

147,0

149,6

152,5

146,9

150,5

Wo-voltijd master

62,1

67,5

74,0

75,5

78,6

83,2

Wo-deeltijd bachelor

6,1

5,9

5,2

4,2

2,9

2,4

Wo-deeltijd master

5,3

5,5

5,5

4,7

3,9

3,9

 

Totaal wo

214,0

226,0

234,3

236,8

232,3

240,0

 

Bron: Referentieraming 2014 (begroting)

           

2.

Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs)

           

Hbo-voltijd bachelor

50,5

51,2

50,9

53,9

49,8

Hbo-voltijd master

1,1

1,0

1,1

1,2

1,1

Hbo-deeltijd bachelor

9,4

9,3

9,3

9,7

8,0

Hbo-deeltijd master

2,9

3,0

3,7

3,4

2,4

 

Totaal hbo

64,0

64,5

64,9

68,2

61,2

Wo-voltijd bachelor

23,1

24,1

27,2

32,1

30,7

Wo-voltijd master

27,2

29,0

32,8

36,9

33,6

Wo-deeltijd bachelor

0,8

0,7

0,7

0,7

0,5

Wo-deeltijd master

1,6

1,8

1,8

1,9

1,4

 

Totaal wo

52,7

55,6

62,4

71,6

66,2

 

Bron: Referentieraming 2014 (Radon)

           
 

(bedragen x € 1.000)

   

2010

2011

2012

2013

3.

Onderwijsuitgaven per student

           

Hbo

   

6,2

6,3

6,2

6,4

Wo

   

6,0

6,0

6,2

6,6

Toelichting:

  • 1, 2 In 2013 zijn meer studenten in het hbo en wo geteld dan verwacht (deeltijd hbo-bachelorstudenten uitgezonderd). Dit is vermoedelijk het gevolg van de voorgenomen, maar inmiddels met een jaar uitgestelde, invoering van het Sociaal Leenstelsel. Vorig studiejaar waren er meer gediplomeerden vanwege de (ingevoerde/afgeschafte) langstudeersmaatregel. Het aantal hbo-bachelorgediplomeerden is nu terug op normaal niveau, maar het aantal wo-bachelorgediplomeerden is hoger dan geraamd. Het lijkt erop dat het ingezette beleid om bachelorstudenten sneller te laten afstuderen, in het wo haar vruchten begint af te werpen.

  • 3. Onderwijsuitgaven per student zijn in constante prijzen 2013 (dat wil zeggen gecorrigeerde voor de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling). De stijging in 2013 van de onderwijsuitgaven per student in het hbo en wo wordt voornamelijk veroorzaakt door het terugdraaien van de langstudeerdersmaatregel en de extra lumpsummiddelen uit de Begrotingsafspraken 2014.

In het jaar 2012 ondersteunden de bekostigde instellingen 1.050 niet-EER studenten uit het Profileringsfonds.

In de motie Anker is verzocht deze informatie jaarlijks aan de Tweede Kamer te melden. De achtergrond van deze motie was om te monitoren of door het invoeren van instellingscollegegeld voor niet-EER studenten met ingang van 2010 een te hoge drempel tot het Nederlands hoger onderwijs opgelegd zou worden voor deze groep. Van een te hoge drempel blijkt geen sprake; in 2012 is het aantal niet-EER studenten dat een vergoeding krijgt uit het Profileringsfonds toegenomen van 668 naar 1.050 en daarnaast is ook het totale aantal niet-EER studenten in het hoger onderwijs gestegen (Bron 1-cijferHO). Hiermee is de reden voor het monitoren van het aantal niet-EER studenten dat een vergoeding krijgt uit het Profileringsfonds niet meer relevant. Deze informatie zal om deze reden niet meer jaarlijks aan de Tweede Kamer worden verstrekt.

Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er is geen grote afwijking of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

2.686.026

2.798.852

2.503.819

2.630.999

2.773.137

2.608.146

164.991

Waarvan garantieverplichtingen

176.362

82.202

40.000

153.459

30.850

 

30.850

Totale uitgaven

2.317.618

2.489.231

2.509.283

2.543.058

2.610.870

2.603.548

7.322

               

Bekostiging

2.220.274

2.379.097

2.466.582

2.491.890

2.568.770

2.562.176

6.594

Hoofdbekostiging

2.220.274

2.379.097

2.466.582

2.439.659

2.409.651

2.403.250

6.401

 

Onderwijsdeel hbo

2.157.417

2.302.938

2.384.034

2.358.218

2.333.833

2.316.159

17.674

 

Deel ontwerp en ontwikkeling

58.292

64.828

69.748

68.605

68.693

68.607

86

 

Bekostiging tweede bachelor- en mastergraden in het hbo

   

1.219

1.303

1.097

2.000

– 903

 

Bekostiging experimenten open bestel

4.564

10.253

10.705

10.611

5.456

15.000

– 9.544

 

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

 

1.079

876

922

573

1.484

– 911

Prestatiebox

0

0

0

52.231

159.119

158.926

193

 

Kwaliteit en profiel (behoort tot Onderwijsdeel hbo)

     

52.231

159.119

158.926

193

               

Subsidies

82.580

92.007

28.186

30.425

23.671

23.284

387

 

Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen

 

14.652

12.055

22.267

19.967

19.967

0

 

Studiekeuze-informatie hoger onderwijs

2.400

2.400

2.400

2.455

2.475

2.400

75

 

Praktijkgericht onderzoek (Raak)

13.100

4.231

6.828

     

0

 

Overig1

67.080

70.724

6.903

5.703

1.229

917

312

               

Opdrachten

196

711

559

353

91

100

– 9

 

Uitbesteding

196

711

559

353

91

100

– 9

               

Bijdragen aan agentschappen

14.568

17.416

13.956

20.390

18.338

17.988

350

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

14.568

17.416

13.956

20.390

18.338

17.988

350

Ontvangsten

11.404

3.462

3.948

8.646

6.447

1.213

5.234

1

In de post Overig zijn in 2009 en 2010 de middelen Deltaplan bèta/techniek (onderwijsbreed) en de middelen Investeringsagenda bèta en techniek hoger onderwijs opgenomen. Het gaat om € 64,5 miljoen in 2009 en € 58 miljoen in 2010.

Toelichting op tabel 6.2:

De uitgaven voor het hoger beroepsonderwijs zijn in 2013 € 7,3 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De verplichtingen zijn € 165,0 miljoen hoger dan geraamd.

De realisatie van de ontvangsten is € 5,2 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting.

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen is € 157,7 miljoen hoger dan de verhoging van de uitgaven. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van een bedrag van € 30,9 miljoen aan garantieverplichtingen en meerdere mutaties in de uitgaven voor het begrotingsjaar 2014 (met name de middelen die beschikbaar zijn gesteld in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel). Omdat deze uitgavenmutaties voor het jaar 2014 – overeenkomstig de bekostigingsregelgeving – in het jaar 2013 worden verplicht, worden deze verwerkt in het verplichtingenbudget 2013.

Uitgaven

De hogere uitgaven zijn vrijwel geheel gerealiseerd op het instrument Bekostiging, onderdeel Hoofdbekostiging. Gesaldeerd is sprake van een verhoging van € 6,4 miljoen. Belangrijkste oorzaken van deze verhoging:

  • Een kasschuif van € 32,7 miljoen van 2013 naar 2012. In verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel zijn vanaf 2013 middelen beschikbaar gesteld. Omdat de maatregel een terugwerkende kracht heeft tot 1 september 2012 zijn de instellingen al in 2012 gecompenseerd.

  • Een overboeking van € 2,4 miljoen naar het Ministerie van EZ. Een deel van de middelen die beschikbaar zijn gesteld in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel zijn bestemd voor het groen onderwijs.

  • Een bijstelling van € 34,3 miljoen als gevolg van afspraken die in het kader van de Begrotingsafspraken 2014 zijn gemaakt.

  • Een verhoging van € 4,9 miljoen op basis van de nieuwe raming van de studentenaantallen (Referentieraming 2013).

  • Een toevoeging van € 3 miljoen voor de loonbijstelling (werkgeverslasten) 2013.

  • Een overheveling van € 9,5 miljoen uit de middelen voor de bekostiging van experimenten open bestel naar het onderwijsdeel hbo. Het aantal bekostigde studenten binnen het experiment is in 2013 lager dan geraamd. De middelen waren afkomstig uit het onderwijsdeel van de bekostiging en worden daar nu weer aan toegevoegd.

Ontvangsten

De belangrijkste oorzaak van de hogere realisatie van € 5,2 miljoen op de ontvangsten is de terugstorting als gevolg van een voorlopige afrekening op projectsubsidies (€ 4,5 miljoen). De teruggevorderde middelen zijn toegevoegd aan het uitgavenkader van het hbo.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)
             

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

     

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

4.052.409

4.009.600

3.946.917

4.028.132

4.180.059

4.060.547

119.512

Waarvan garantieverplichtingen

50.000

115.000

35.000

104.400

0

Uitgaven

3.781.800

3.822.986

3.954.885

3.984.999

4.065.742

4.018.288

47.454

                   

Bekostiging

3.719.262

3.758.141

3.888.292

3.930.849

4.015.082

3.967.328

47.754

Hoofdbekostiging

3.719.262

3.758.141

3.888.292

3.904.174

3.895.816

3.847.707

48.109

 

Onderwijsdeel wo

1.498.339

1.570.497

1.592.895

1.611.971

1.588.295

1.552.269

36.026

 

Onderzoeksdeel wo

1.647.798

1.630.738

1.705.386

1.706.967

1.707.703

1.705.386

2.317

 

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

573.125

556.906

585.754

581.042

595.447

585.552

9.895

 

Bekostiging tweede mastergraden in het wo

   

4.257

4.194

4.371

4.500

– 129

Prestatiebox

0

0

0

26.675

119.266

119.621

– 355

 

Kwaliteit en profiel (behoort tot Onderwijsdeel wo)

     

26.675

119.266

119.621

– 355

                   

Subsidies

37.455

38.893

39.721

26.218

22.684

23.028

– 344

 

Subsidieregeling Sirius programma

4.764

11.436

10.929

11.543

10.302

10.302

0

 

Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme

11.365

10.331

10.351

       
 

Subsidieregeling Libertas Noodfonds

1.000

1.000

1.000

765

745

745

0

   

Subsidieregeling Programma Akademie-assistenten

1.016

1.049

954

957

     
 

3TU’s samenwerking

7.066

6.066

6.066

6.000

3.500

3.500

0

 

Toetsing en Toetsgestuurd leren

 

167

2.426

2.426

2.260

2.260

0

 

Overig

12.244

8.844

7.995

4.527

5.877

6.221

– 344

                   

Opdrachten

1.515

1.441

1.625

1.630

1.584

1.583

1

 

Uitbesteding

1.515

1.441

1.625

1.630

1.584

1.583

1

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

4.053

3.855

3.270

3.986

3.878

3.874

4

 

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

4.053

3.855

3.270

3.986

3.878

3.874

4

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

19.515

20.656

21.977

22.316

22.514

22.475

39

 

Organisaties excl. NVAO ,SKI 123 en PBT (zie tabel 6.4)

19.515

20.656

21.977

22.316

22.514

22.475

39

Ontvangsten

13.894

13.877

25.117

114

963

16

947

Toelichting op tabel 6.3:

Toelichting

De uitgaven voor het wetenschappelijk onderwijs zijn in 2013 € 47,5 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De verplichtingen zijn € 119,5 miljoen hoger dan geraamd.

De realisatie van de ontvangsten is € 0,9 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting.

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen is € 72,1 miljoen hoger dan de verhoging van de uitgaven. Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door meerdere mutaties in de uitgaven voor het begrotingsjaar 2014 (met name de middelen die beschikbaar zijn gesteld in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel). Omdat deze uitgavenmutaties voor het jaar 2014 – overeenkomstig de bekostigingsregelgeving – in het jaar 2013 worden verplicht, worden deze verwerkt in het verplichtingenbudget 2013.

Uitgaven

De hogere uitgaven zijn vrijwel geheel gerealiseerd op het instrument Bekostiging, onderdeel Hoofdbekostiging. Gesaldeerd is sprake van een verhoging van € 48,1 miljoen. Belangrijkste oorzaken van deze verhoging:

  • Een kasschuif van € 29,3 miljoen van 2013 naar 2012. In verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel zijn vanaf 2013 middelen beschikbaar gesteld. Omdat de maatregel een terugwerkende kracht heeft tot 1 september 2012 zijn de instellingen al in 2012 voor dit bedrag gecompenseerd.

  • Een overboeking van € 3,1 miljoen naar het Ministerie van EZ. Een deel van de middelen die beschikbaar zijn gesteld in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel zijn bestemd voor het groen onderwijs.

  • Een bijstelling van € 52,9 miljoen als gevolg van afspraken die in het kader van de Begrotingsafspraken 2014 zijn gemaakt.

  • Een verhoging van € 12,9 miljoen op basis van de nieuwe raming van de studentenaantallen (Referentieraming 2013).

  • Een toevoeging van € 6,9 miljoen voor de loonbijstelling (werkgeverslasten) 2013.

  • Een overboeking van € 6,6 miljoen van het Ministerie van VWS voor de loonbijstelling 2013 betreffende de sector academische ziekenhuizen.

  • Een verhoging van per saldo € 1,2 miljoen voor diverse kleinere bijstellingen.

Tabel 6.4 Middelen organisaties (bedragen x € 1.000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

United Nations University (UNU)

856

855

866

874

875

Europees Universitair Instituut Florence

1.272

1.340

1.396

1.422

1.430

Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC)

26.975

25.961

27.234

17.288

17.285

Platform Bèta Techniek1 (PBT)

376

523

510

1.948

1.368

Stichting Handicap en Studie

841

841

844

499

500

Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF

1.448

2.500

2.500

2.500

2.500

Stichting Studiekeuze 123 (SKI 123)

2.400

2.400

2.400

2.455

2.475

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

244

245

244

249

249

Landelijke StudentenVakbond (LSVb)

244

245

244

249

249

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

4.053

3.855

3.270

3.986

3.878

1

Het betreft de subsidie aan het PBT voor ondersteuning van het Sirius Programma en vanaf 2012 ook de subsidie voor ondersteuning van de Reviewcommissie.

Bekostiging

Toelichting op de instrumenten

De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (prestatiebox). De experimenten open bestel hbo en postinitiële masteropleidingen hbo en tweede bachelorgraden hbo en tweede mastergraden hbo en wo (die parallel zijn gestart) worden afzonderlijk bekostigd.

Hoofdbekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks via een verdeelsleutel aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsumbekostiging.

De rijksbijdrage is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel hbo en wo

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage onderwijs. Er is één bekostigingsmodel voor hbo en wo. De rijksbijdrage is met name gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), zowel in het hbo als het wo zijn er drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),

  • een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en

  • een onderwijsopslag als percentage.

Deel Ontwerp en ontwikkeling hbo en Onderzoeksdeel wo

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage voor ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,

  • een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,

  • een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over o.a. sectorplannen en toponderzoeksscholen, en

  • een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De bekostiging bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Bekostiging tweede bachelorgraden hbo en tweede master hbo en wo

Tot en met 2013 werden tweede bachelor- en mastergraden hbo en tweede mastergraden wo gefinancierd via de subsidieregeling tweede graden hbo en wo. Deze tweede studie moet parallel aan een eerste studie zijn gestart en het diploma moet ten minste zes maanden na het eerste diploma zijn gehaald. Per 2014 is deze regeling vervallen en is met ingang van studiejaar 2014/15 via wet- en regelgeving geregeld dat studenten voor een tweede studie, het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn, indien deze gestart is tijdens een eerste studie en ononderbroken gevolgd wordt.

Bekostiging experimenten open bestel hbo

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van experimenten open bestel. Doel van de experimenten open bestel is om kennis op te doen over de effecten van het toelaten tot de publieke financiering van andere dan de huidige bekostigde aanbieders in het hoger onderwijs, en over de voorwaarden waaronder in het publiek bekostigde stelsel ruimte kan worden gemaakt voor deze aanbieders. De evaluatie van de experimenten wordt uiterlijk in 2015 afgerond.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

Prestatiebox

Kwaliteit en profiel hbo en wo

Voor de periode 2013–2016 ontvangen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken (zie ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in verscheidenheid» en de Hoofdlijnenakkoorden OCW-Vereniging Hogescholen en OCW-VSNU). In het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs is bepaald hoe de omvang van de prestatiebekostiging per instelling wordt vastgesteld. Het budget voor de prestatiebekostiging bedraagt ongeveer 7% van de onderwijsbekostiging. Hiervan is 5% bestemd voor onderwijskwaliteit en studiesucces (voorwaardelijke financiering) en 2% voor profilering (selectief budget).

De afspraken zijn gemaakt op basis van concrete indicatoren. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestatieafspraken kan de instelling in de periode in 2017 – 2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces. In 2014 vindt een midtermreview plaats.

De Wet Kwaliteit in Verscheidenheid hoger onderwijs biedt instellingen de ruimte die zij nodig hebben bij het realiseren van de doelen in hun prestatieafspraken.

Subsidies

Subsidieregeling bevordering kennisfunctie hogescholen (hbo)

Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo; het RAAK-programma.

Om te zorgen dat de functie van deze onderzoeksgeldstroom wordt geborgd binnen het Nederlandse kennissysteem heeft het Ministerie van OCW met de werkgevers, andere partners van de Stichting Innovatie Alliantie (SIA) en met NWO een convenant ondertekend waarin is vastgelegd dat de middelen voor het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen) vanaf 2014 worden ingebed via de bekostiging bij NWO.

Studiekeuze-informatie hoger onderwijs (ho)

Met deze middelen wordt gefaciliteerd dat aanstaande studenten via onder andere een website beschikken over deugdelijke vergelijkingsinformatie over de opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs en de bij behorende beroepsprofielen en arbeidsmarktperspectieven.

Subsidieregeling Sirius programma (ho)

Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kan worden is in 2009, 2010 en 2011 aan verschillende meerjarige projecten een subsidie toegekend. De projecten worden uitgevoerd in de periode 2008–2014.

Subsidieregeling Libertas Noodfonds (ho)

Het Libertas Noodfonds is er voor studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De geraamde middelen hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen).

3TU’s samenwerking (wo)

De middelen (het betreft hier middelen uit het voormalig Fonds Economische Structuurversterking) zijn beschikbaar voor het onderzoek in vijf centres of excellence (onderzoeksprogramma’s met leerstoelen en masterprogramma’s).

Toetsing en Toetsgestuurd Leren (ho)

Met de subsidie aan het programma «Toetsen en Toetsgestuurd Leren» wordt op het gebied van toetsen en toetsgestuurd leren een financiële ondersteuning gegeven voor:

  • het initiëren, opschalen en verduurzamen van projecten,

  • het bundelen en ontwikkelen van expertise,

  • het inrichten van een nationale technische infrastructuur.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling zijn opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdragen aan agentschappen

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.

Bijdragen ZBO’s / RWT’s

Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatie organisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. De middelen in deze begroting betreffen de bijdrage die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Organisaties als bedoeld in tabel 6.4 (met uitzondering van de NVAO, SKI 123 en PBT)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij hogescholen en andere subsidieontvangers (bv. als gevolg van eindafrekeningen van toegekende subsidies).

Artikel

Licence