Base description which applies to whole site

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is.

Binnen de Noordwest-Europese context creëert de overheid (met name EZ) de randvoorwaarden voor een concurrerende energiemarkt om ervoor te zorgen dat energiebedrijven efficiënt produceren, afnemers een efficiënte prijs betalen en vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. Daarnaast zorgt EZ voor een doeltreffend reguleringskader voor het netbeheer om te bereiken dat de netten de markt tegen redelijke tarieven en voorwaarden faciliteren. Participatie van EZ in Europese en Noordwest-Europese fora, waaronder het Pentalaterale energieforum, heeft de verdere ontwikkeling van de Noordwest-Europese elektriciteits- en gasmarkt als doel. De Elektriciteitswet en de Gaswet dienen op nationaal niveau voor het realiseren van een goed functionerende elektriciteits- en gasmarkt. Zie artikelonderdeel 14.1 Optimale ordening en werking van de energiemarkten in de Noordwest-Europese context voor het financiële instrument dat hierop betrekking heeft.

Voorzieningszekerheid gaat om de korte en langere termijn beschikbaarheid van energie. Niet alleen om olie en gas, maar steeds meer ook om duurzame energie. Voorzieningszekerheid vereist internationale samenwerking: regionaal, met de directe buurlanden, binnen de EU en mondiaal. De Gasrotondestrategie levert een bijdrage aan de voorzieningszekerheid van Nederland. De afgelopen jaren is kwantitatief gebleken dat de Nederlandse gasmarkt forse stappen vooruit heeft gezet (zie de Voortgangsrapportage Gasrotonde 2011; bijlage bij TK, 2011–2012, 29 023, nr. 112). Mede hierdoor is niet alleen de voorzieningszekerheid van Nederland verbeterd, ook zijn er veel nieuwe economische activiteiten gegenereerd en wordt de concurrentiekracht van de gassector versterkt, ook in Noordwest-Europees verband. Gebaseerd op deze positieve ontwikkelingen zal de Gasrotondestrategie verder worden voortgezet ondanks het kritische onderzoek van de Algemene Rekenkamer in juni 2012 over nut, noodzaak en risico’s van de Gasrotonde (TK, 2011–2012, 33 292, nr. 2). In de reactie heeft de Minister van EZ aangegeven van mening te zijn dat de Gasrotondestrategie van begin af aan is onderbouwd en dat de Tweede Kamer zowel daarover als over de voortgang frequent is geïnformeerd. Conform de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer wordt in de reguliere voortgangsrapportage wel nadrukkelijker inzicht gegeven in de mate waarin de Staat betrokken is bij de realisatie van de Gasrotonde. Zie artikelonderdeel 14.2 Bevorderen van de voorzieningszekerheid voor het financieel instrumentarium dat hierop betrekking heeft.

Nederland is gehouden aan een verplichte Europese doelstelling van 20% CO2-emissiereductie en 14% duurzame energie in 2020. Om deze doelen te bereiken wordt ingezet op meerdere sporen: bevorderen van energie-innovatie, stimuleren van duurzame energieproductie, bevorderen van energiebesparing en bevorderen van CO2-emissiereductiemaatregelen.

Het energie – innovatiebeleid richt zich op het ontwikkelen van technologie, producten en diensten voor energiebesparing en productie van duurzame energie die de kostprijs verlagen en het aanbod vergroten. De topsectorenaanpak staat hierbij centraal, waarbij de doelstelling voor een koolstofarme energievoorziening in 2050 wordt gecombineerd met het vergroten van het economisch profijt door te focusseren op de meest veelbelovende technologieën. De groei van het aandeel duurzame energie moet worden bereikt met de meest kostenefficiënte opties, met name via de SDE+ regeling. In het Energieakkoord is vastgelegd dat wordt gestreefd naar 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023. Wind op land, wind op zee en biomassa (meestook) gaan hieraan naar verwachting de grootste bijdrage leveren.

Daarnaast wordt energie-efficiëntie in samenwerking met het bedrijfsleven gestimuleerd vanwege de voordelen die een efficiëntere omgang met energie ook voor het bedrijfsleven heeft.

De Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie (MJA's) zijn voor de industrie het instrument om op een efficiënte wijze energiebesparing te realiseren. De kern is dat bedrijven rendabele energie-efficiencymaatregelen nemen en het kabinet als tegenprestatie zich inspant om knelpunten op te lossen en ondersteuning te verlenen bij kennisontwikkeling en kennisdeling. De belangrijkste instrumenten om CO2-emissiereductie te behalen zijn ETS en CCS. Op het gebied van kernenergie is de stralingsbescherming zeer belangrijk evenals het beoordelen en begeleiden van de vergunningaanvraag voor een nieuwe Hoge Flux Reactor. Zie artikelonderdeel 14.3 Bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening voor het financieel instrumentarium dat hierop betrekking heeft.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Daarnaast is de Minister van EZ op grond van de Kernenergiewet eerstverantwoordelijk voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

  • het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur;

  • het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector ten volle wordt benut;

  • het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige winning van onze bodemschatten;

  • het coördineren van energie-infrastructuur van nationaal belang middels de Rijkscoördinatieregeling;

  • het stimuleren van een evenwichtige brandstofmix gericht op transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening;

  • het stimuleren van energiebesparing en (de)centrale duurzame energieopwekking;

  • het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën ten behoeve van de verduurzaming van de energievoorziening;

  • het stimuleren van energie-efficiëntie in de industrie en energie sectoren;

  • het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van energiebedrijven en industrie;

  • het reguleren van veilige toepassingen van kernenergie.

Beleidsconclusies

De Elektriciteit- en gasregelgeving borgt de publieke belangen van voorzieningszekerheid en betaalbaarheid en heeft bijgedragen aan efficiënt beheer van de energienetten en daarmee aan concurrerende tarieven. Veelvuldige wijzigingen aan de Elektriciteits- en Gaswet hebben geleid tot complexe wetgeving. In 2014 zal het wetsvoorstel Stroom worden ingediend bij de Tweede Kamer. Naast veiligheid en voorzieningzekerheid zal betaalbaarheid een belangrijk element zijn in deze wet. De algehele herziening van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 is er op gericht de wetgeving beter aan te laten sluiten op vormgeving van de EU regels, de transitie naar duurzame energie te ondersteunen en regeldruk, investeringsrisico’s en uitvoeringslasten te verminderen. In dit kader zal EZ onder meer een algemene maatregel van bestuur vormgeven die het mogelijk maakt experimenten met lokale duurzame initiatieven te doen in afwijking van de reguliere wettelijke kaders.

In het Energieakkoord, dat onder leiding van de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) tot stand is gekomen, hebben kabinet, werkgevers, werknemers, milieuorganisaties, energiebedrijven, provincies, gemeenten en vele andere organisaties de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energiebeleid. Partijen zetten zich in om de volgende doelen te realiseren:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking 4,5% naar 14% in 2020;

  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;

  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren.

Met het Energieakkoord worden belangrijke stappen gezet op weg naar een duurzame energievoorziening en krijgt de economie op korte termijn een stevige impuls. Met het Energieakkoord nemen alle betrokken partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich om te komen tot grote investeringen die leiden tot energiebesparing, meer duurzame energie en extra werkgelegenheid. Tegelijkertijd zal de energierekening voor burgers en bedrijven lager zijn dan voorzien in het regeerakkoord.

Topsector Energie

In 2013 is met circa 400 deelnemende partijen, waaronder bijna de helft uit het MKB, goede voortgang geboekt in het onderzoeks – en innovatieportfolio van de Topsector energie.

Nederland heeft met het afsluiten van het Energieakkoord ook op het gebied van energiebesparing in de industrie een ambitieus en concreet maatregelenpakket afgesproken als onderdeel van een grote besparingsdoelstelling:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

  • 100 PJ aan besparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

  • Het maatregelenpakket voor de bedrijven die deelnemen aan de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntieverbetering (MEE) kan leiden tot een aanvullend potentieel van circa negen PJ in 2020.

Het pakket aan maatregelen in de industrie bestaat daarbij uit:

  • Het inrichten van een Energie Prestatie Keuring (EPK) pilot om bij te dragen aan de realisatie en handhaving van alle maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder, conform de wet Milieubeheer.

  • Het inrichten van een publiek/privaat expertisecentrum om het kennisniveau over energie efficiëntie bij het bevoegd gezag en bedrijven te verbeteren.

  • Onderzoeken of de GO faciliteit kan worden ingericht voor investeringen in energie efficiëntie met een terugverdientijd van meer dan acht jaar.

  • Een inspanningsverplichting om samen met de branche vertegenwoordigers van MEE bedrijven en eventueel nader uit te nodigen partijen een raamwerk in te richten voor bedrijfsspecifieke (een – op -een) afspraken. Wat betreft de energie-efficiëntie zijn deze afspraken erop gericht om naast het rendabel potentieel, met een terugverdientijd van kleiner dan of gelijk aan vijf jaar, ook het potentieel met een langere terugverdientijd te realiseren. In de een – op – een gesprekken kan ook aandacht worden besteed aan bestaande warmtekrachtkoppeling (WKK) installaties.

De financiële instrumenteninzet van artikel 14 is gekoppeld aan de volgende artikelonderdelen:

  • 14.1 Optimale ordening en werking van de energiemarkten in de Noordwest-Europese context;

  • 14.2 Bevorderen van de voorzieningszekerheid;

  • 14.3 Bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening.

Achter ieder instrument staat het betreffende artikelonderdeel.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2013

 

VERPLICHTINGEN

8.177.479

3.155.526

2.289.462

3.397.213

2.014.164

1.383.049

Waarvan garantieverplichtingen

324.000

 

147.225

47.342

 

47.342

UITGAVEN

1.065.905

1.027.671

1.085.460

1.251.807

1.330.815

– 79.008

             

Subsidies

858.527

834.077

857.264

1.030.692

1.086.731

– 56.039

Stadsverwarming (14.1)

8.812

4.487

       

Topsectoren Energie (14.3)

47.553

34.867

29.792

30.282

23.848

6.434

Energie-innovatie (IA) (14.3)

20.868

22.317

56.868

36.766

31.658

5.108

Green Deal (14.3)

   

225

1.889

25.000

– 23.111

MEP (14.3)

668.063

658.895

619.608

505.321

555.000

– 49.679

SDE (14.3)

29.529

57.472

100.954

141.935

244.858

– 102.923

SDE+ (14.3)

     

27.198

100.000

– 72.802

Interne begrotingsreserve duurzame energie

     

225.007

 

225.007

CCS (14.3)

21.047

12.352

5.531

5.015

49.400

– 44.385

Hoge Flux Reactor (14.3)

8.223

8.223

7.250

7.250

7.250

 

Aanschafsubsidie zonnepanelen (14.3)

   

21.339

29.632

30.000

– 368

Elektrisch rijden (14.3)

 

3.993

2.154

2.535

4.123

– 1.588

Caribisch Nederland

   

1.304

3.161

 

3.161

Overige subsidies (14.3)

54.432

31.471

12.239

14.701

15.594

– 893

Garanties

5.268

6.094

 

526

 

526

Geothermie

5.268

6.094

 

526

 

526

Opdrachten

18.821

23.545

24.654

33.861

57.980

– 24.119

O&O bodembeheer (14.2)

2.354

3.997

2.897

2.497

296

2.201

Joint implementation (14.3)

12.399

13.079

14.787

12.148

33.651

– 21.503

Straling (14.3)

 

3.196

5.006

9.726

9.517

209

Pallas (14.3)

   

154

1.001

10.100

– 9.099

Onderzoek en opdrachten (14.3)

4.068

3.273

1.810

8.489

4.416

4.073

Bijdragen aan agentschappen

38.246

37.057

43.095

45.589

37.018

8.571

Agentschap NL

38.246

36.668

42.342

38.680

36.326

2.354

NVWA

 

389

753

698

692

6

Kern Fysische Dienst

     

6.211

 

6.211

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

88.646

89.292

86.418

103.039

113.100

– 10.061

Doorsluis COVA heffing (14.2)

88.646

89.292

86.418

100.947

111.000

– 10.053

TNO bodembeheer (14.2)

     

2.092

2.100

– 8

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

56.397

37.606

74.029

38.100

35.986

2.114

ECN/NRG (14.3)

55.956

37.232

73.557

37.757

34.981

2.776

Diverse instituten (14.2)

441

374

472

343

1.005

– 662

             

ONTVANGSTEN

7.866.462

11.299.393

11.960.294

13.547.739

12.212.911

1.334.828

COVA

88.646

89.292

86.436

100.947

111.000

– 10.053

SDE+

     

97.363

100.000

– 2.637

Aardgasbaten

7.657.541

11.165.588

11.839.743

13.342.665

12.000.000

1.342.665

Ontvangsten zoutwinning

2.443

2.379

2.350

2.373

1.761

612

Diverse ontvangsten

117.832

42.135

31.765

4.391

150

4.241

Toelichting op de verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met:

  • De openstelling van de SDE+ regeling in april 2013. De hoogte van het budgetplafond van de SDE+ voor 2013 is pas na vaststelling van de oorspronkelijke begroting bepaald, binnen de kaders zoals vastgelegd in het Regeerakkoord.

  • De derde openstelling van de garantieregeling Geothermie (€ 43,4 mln).

  • Aangegane garantieverplichtingen voor Emission Trading Scheme (ETS)-compensatie (€ 4,0 mln).

Toelichting op de uitgaven

Artikelonderdeel 14.1 Optimale ordening en werking van de energiemarkten in de Noordwest – Europese context

Algemeen

In 2013 is de parlementaire behandeling van de herziening van de Warmtewet afgerond. De wet is op 1 januari 2014 in werking getreden.

Een politieke verklaring heeft in juni 2013 een nieuwe impuls gegeven aan het werk binnen het Pentalaterale Forum. Penta-landen werken op basis van dit mandaat van Ministers aan een gezamenlijke

Leveringszekerheidsanalyse voor de pentalaterale regio. Daarnaast is een dialoog gestart over de grensoverschrijdende effecten van geplande nationale capaciteitsmechanismen en de mogelijkheden tot grensoverschrijdende deelname daaraan. Daarnaast wordt in pentalateraal verband gewerkt aan verbetering van de samenwerking tussen TSO (landelijke netbeheerders) in de regio.

Rijkscoördinatieregeling (RCR)

In 2013 is het volgende vanuit de verantwoordelijkheid voor energie- infrastructuur gerealiseerd:

In 2013 is de 380kV hoogspanningsverbinding Randstad 380kV Zuidring in gebruik genomen. Voorts is de ruimtelijke besluitvorming van de 380kV hoogspanningsverbinding Randstad 380kV Noordring alsmede het transformatorstation Vijfhuizen succesvol afgerond. In 2014 wordt gestart met de bouw. Ook de ruimtelijke besluitvorming van de gasleiding Beverwijk – Wijngaarden is in 2013 succesvol afgerond, deze wordt momenteel aangelegd.

Schaliegas

In augustus 2013 is het rapport van Witteveen+Bos over de mogelijkheden en de effecten van schaliegas gepubliceerd. Om te komen tot een zorgvuldige afweging over mogelijke locaties in Nederland voor schaliegaswinning heeft de Minister een traject van een planMER en een daaraan gekoppelde structuurvisie ingezet.

Slimme energiemeters

In 2013 is de Tweede Kamer tussentijds geïnformeerd over de voortgang van de kleinschalige uitrol van de slimme meter. Het besluit over de grootschalige uitrol van slimme meters is uitgesteld tot 2014. In het eerste kwartaal van 2014 zal de eindrapportage over de kleinschalige uitrol aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De verwachting is dat de grootschalige uitrol start per 1 januari 2015. Dit heeft geen consequenties voor de verplichtingen die voortvloeien uit de derde elektriciteitsrichtlijn (2009/72).

In 2013 is uitvoering gegeven aan de wetgevingsagenda STROOM. Per 1 januari 2014 zijn twee wetten in werking getreden:

  • Een wet waarmee uitvoering is gegeven aan toezeggingen in het Energierapport 2011 plus een aantal andere wijzigingen.

  • Een wet correctie nettarieven van de energie-intensieve industrie.

De andere onderdelen van de wetgevingsagenda betreffen:

  • De herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Mede naar aanleiding van de totstandkoming van het Energieakkoord is de herziening van deze wetten doorgeschoven naar 2014 zodat afspraken uit het Energieakkoord bij de herziening kunnen worden meegenomen.

  • De experimenteer – AMvB is onderdeel van het Energieakkoord en de visie lokale duurzame energie die in 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden. In het eerste kwartaal van 2014 wordt het conceptbesluit voorgelegd aan de Tweede Kamer.

Subsidies

In 2013 is een aantal subsidies voorbereid om de op 1 januari 2014 verzelfstandigde energie – bedrijven op Saba en Sint Eustatius qua financiële ondersteuning en energiemix een goede start te geven. Deze subsidies krijgen in de periode 2014–2016 hun beslag. Er is in intensief overleg met de betrokken eilanden gewerkt aan het regulerend kader voor de elektriciteitsvoorziening. Een wetsvoorstel dat ook de drinkwatervoorziening betreft is geconsulteerd. Door de uitgebreide afweging van verschillende belangen en de tijd die een goede samenwerking tussen de vele betrokkenen vergt is de implementatie van de wet thans voorzien op 1 januari 2015. Op Bonaire is overigens de elektriciteitsvoorziening al vergaand genormaliseerd doordat reeds in de geest van het regulerend kader gehandeld wordt.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl – Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Realisatie 20131

Ambitie 2013

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

 

– HHI

2.285

2.263

2.465

2.338

2.276

Stabiliseren tussen 1.800–2.500

– C3

81%

81%

85%

83%

82%

Daling/lager

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

 

– HHI

2 187

2 158

2.344

2.258

2.204

Stabiliseren tussen 1.800–2.500

– C3

79%

79%

83%

81%

80%

Daling/lager

Bron: ACM

1

dit betreft de waarden over het eerste halfjaar 2013. Definitieve uitkomsten zullen in april 2014 worden gepubliceerd

Artikelonderdeel 14.2 Bevorderen van de voorzieningszekerheid

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis COVA heffing

Met ingang van de Wet Voorraadvorming Aardolieproducten 2012 per 1 april 2013 is de voorraadheffing verhoogd van € 5,90 naar € 8,00 per 1.000 liter voor de volgende categorieën: lichte olie (benzines), halfzware olie en gasolie/diesel. De voorraadheffing van vloeibaar gemaakt petroleumgas (LPG) is verhoogd van € 5,90 naar € 8,00 per 1.000 liter.

De nieuwe wet was nodig om de Europese Richtlijn 2009/119/EG te implementeren in de Nederlandse wetgeving. De verhoging van de voorraadheffing die daarbij is doorgevoerd was nodig om meerdere redenen:

  • a. Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) had al een paar jaar een negatief exploitatieresultaat, en het egalisatiefonds was inmiddels op het beoogde niveau gekomen. Een deel van de verhoging was dus nodig om weer zicht te krijgen op een sluitende exploitatierekening bij COVA.

  • b. Daarnaast resulteerde de implementatie van de nieuwe Richtlijn in een relatieve kostenstijging bij COVA. Omdat COVA meer voorraad gereed producten moest gaan aanhouden, namelijk benzine en kerosine, en het aanhouden van gereed product in het algemeen duurder is dan het aanhouden van ruwe aardolie, zijn de kosten van COVA gestegen.

Bijdragen aan (Inter)nationale organisaties

Diverse instituten

In 2013 is met succes gewerkt aan de energiesamenwerking met Duitsland. Begin 2013 hebben Duitsland en Nederland op ministersniveau concrete afspraken gemaakt over verdergaande energiesamenwerking. Die afspraken zijn bevestigd bij de regeringstop in Kleef op 23 mei 2013. Diverse gesprekken hebben plaatsgevonden over de integratie van de energiemarkten, het voorkomen van subsidieconcurrentie voor duurzame energie, integratie van duurzame energie in de markt, effectieve inpassing van de infrastructuur, borging van de leveringszekerheid in de regio, en over samenwerking op het gebied van energie-innovatie (met name wind op zee, smart grids en «power to gas»). In 2014 zal de samenwerking met Duitsland worden voortgezet.

Op 13 juni 2013 is het Implementing Agreement Gas&Oil Technologies (IA GOT) op initiatief van Noorwegen en Nederland van start gegaan. De IA GOT heeft tot doel om kennis over innovatieve Gas en Olie technologieën te delen en om deze in internationaal verband verder te ontwikkelen. Er zijn vijf taakgebieden gedefinieerd: Subsurface, Drilling & Wells, Production, Safe and Clean en Gas Value Chain. Deze taakgebieden sluiten goed aan op de hoofdlijn Upstream en Small Scale LNG van het TKI GAS, onderdeel van de Topsector Energie. General Electric Oil&Gas voert het secretariaat van IA GOT. In september 2013 is in New York een workshop gehouden om de IA GOT onder de aandacht te brengen bij relevante Olie en Gas landen. Zwitserland en Spanje zijn direct lid geworden. Australië, VS, Canada, Italië en VK zijn lidmaatschap aan het overwegen. Vanuit Nederland zal TNO deelnemen. Op dit moment werkt TNO aan de voorbereiding van een internationale workshop over small scale LNG. De workshop zal in april 2014 worden gehouden in Nederland.

Binnen het Pentalaterale Energy platform is in 2013 gewerkt aan de vervolgstap voor marktkoppeling. Het is de verwachting dat het zogenaamde «flow based marktkoppelingssysteem» beter rekening zal houden met de onderlinge afhankelijkheden tussen landen en met dit systeem zal meer capaciteit aan de markt beschikbaar kunnen worden gesteld. De invoering van dit systeem heeft vertraging ondervonden vanwege problemen met de aanlevering van IT systemen waardoor een voldoende lange testperiode voor marktpartijen in de knel kan komen. Invoering is nu voorzien rond de zomer van 2014.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

26,5 min

34 min

23 min

27 min

23 min

Bron: Netbeheer Nederland

Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

Artikelonderdeel 14.3 Bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening

Subsidies

Topsectoren Energie

In 2013 was het TKI Gas samen met het Ministerie van EZ succesvol in het laten opnemen van onderzoek en innovatie op gebied van gas in het werkprogramma energie van Horizon 2020.

Het TKI GAS kent duidelijke ambities, de productie van 3 miljard m3 groen gas in 2030, ca. 2 Mton CO2-emissiereductie, het genereren van een omzet van ruim € 50 mld per jaar en behoud van werkgelegenheid in de gassector (meer dan 70.000 fte). In 2012 en 2013 zijn 135 innovatieve projecten ondersteund met in totaal een bedrag van € 28 mln.

Behalve op gebied van gas is in 2013 ook voortgang geboekt in het innovatieportfolio van de andere thema’s uit de Topsector Energie. Van de bijna 400 partijen die begin 2013 aan de Topsector Energie deelnamen is ongeveer de helft MKB – bedrijf.

Energie – Innovatie (Innovatie Agenda Energie)

In de periode 2008–2011 is een groot aantal specifieke innovatieprogramma's die deel uitmaken van de Innovatie Agenda Energie (IA) uitgewerkt en opgestart. Dit betrof een eenmalige impuls vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Deze is in 2012 vervangen door de Topsector Energie. De vermelde budgetten betreffen de uitfinanciering van lopende projecten.

Hogere uitgaven op het onderdeel Energie-innovatie (IA) zijn het gevolg van vertraagde energie innovatieprojecten uit het verleden die in het kader van de Innovatie Agenda Energie (IA) in 2013 tot uitbetaling zijn gekomen.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

Ambitie

2013

Private R&D-investeringen1 (uitgedrukt in % van omzet)

Bron: CBS

n.v.t.

2.4%

n.v.t.

n.n.b

n.v.t

n.v.t.

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI2

Bron: AgNL

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

3013

486

10% groei t.o.v. 2012

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie4

Bron: AgNL

7,5%

6,8%

7,4%

7,0%

6,6%5

7,5%

1

Onderzoek naar private R&D investeringen vindt elke twee jaar plaats. Voor 2009, 2011 en 2013 zijn daardoor geen cijfers beschikbaar. Daarom is er ook geen ambitie opgenomen voor 2013. De cijfers over 2012 komen in de zomer van 2014 beschikbaar.

2

In september 2012 zijn de TKI’s van de Topsector Energie opgericht. Elk jaar op 1 maart levert AgNL (vanaf 2014 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) de cijfers over het afgelopen jaar.

3

De oorspronkelijke waarde van 333 is bijgesteld naar 301. Oorzaken hiervoor waren: het terugtrekken van bedrijven uit samenwerkingsprojecten en goedgekeurde projecten die uiteindelijk niet zijn doorgegaan of waarvan de aanvraag is ingetrokken.

4

De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007. De realisatie 2013 heeft betrekking op de periode 2008 tot en met oktober 2013. Het retourpercentage in KP7 energie voor Nederland is 6,6%. Dit is nog steeds ruim boven de Nederlandse bijdrage aan het kaderprogramma thema energie van circa 5%.

5

Dit betreft de stand per 25-10-2013. Hierna zijn nog KP7 energieprojecten gecommitteerd met Nederlandse inbreng. De gestelde ambitie is, bij nader inzien, niet realistisch gebleken, gezien de prestaties van de afgelopen jaren en ook de toenemende concurrentie om de EU-middelen door toetreding van nieuwe lidstaten (die ook steeds beter worden wat betreft kwaliteit van energie – onderzoek). Een realistisch streefcijfer lijkt op dit moment 7,0%.

Green Deal

2013 heeft vooral in het teken gestaan van de uitvoering van de bestaande deals. De gemaakte afspraken in de deals tussen de externe partijen en het Rijk beginnen vorm te krijgen en de (eerste) resultaten worden zichtbaar. Mede vanwege het wegnemen van knelpunten door green deals zijn nu energie besparingsprojecten uitgevoerd of in aanleg waarmee forse besparingen bereikt kunnen worden tot mogelijk 2 PJ. Dit wordt onder meer bereikt door investeringen in twee procesindustrieprojecten, projecten in het MKB en een aantal restwarmteprojecten. In het kader van het Energieakkoord zijn er inmiddels twee nieuwe green deals afgesloten. Eén met de groenbanken en groenfondsen met als doel de financiering van duurzame energieprojecten te bevorderen. De tweede is de Green Deal Smart Energy Cities. Deze deal moet een extra impuls geven aan energiebesparing en de verduurzaming van de (lokale) energievoorziening. Het doel is om van 2014 tot 2020 slimme energieconcepten toe te passen in 100.000 gebouwen.

Er zijn minder uitgaven gerealiseerd dan begroot vanwege overheveling van begrotingsmiddelen naar het Gemeente- en Provinciefonds en vanwege lagere dan begrote kasuitgaven voor (in het verleden) aangegane verplichtingen.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) / Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

Kasuitgaven Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) zijn in 2013 bijna € 50 mln lager uitgevallen dan het begrote bedrag (€ 555 mln). De lagere uitgaven zijn het gevolg van lagere subsidiabele producties dan waarmee in de begroting is gerekend. Dit bedrag kan in de jaren na 2012 alsnog tot uitbetaling komen.

Op het Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) instrument lagen de uitgaven over 2013 in totaal bijna € 103 mln lager dan begroot. Dit is vooral veroorzaakt door het niet tot betaling komen van subsidieprojecten omdat deze vertraging in de oplevering hebben opgelopen. De subsidie zal aan het einde van de subsidieperiode van deze projecten alsnog tot uitbetaling komen.

Duurzame energieproductie/SDE+

In april is de SDE+ regeling 2013 in zes fasen opengesteld met een verplichtingenbudget van € 3,0 mld. Om de kosteneffectiviteit van de regeling te vergroten is een extra fase toegevoegd van € 0,08/kWh. Ook is winddifferentiatie ingevoerd, waardoor bij windenergieprojecten meer vollasturen gesubsidieerd kunnen worden bij aanvragen voor een laag basisbedrag in de vrije categorie.

In 2013 is een interne begrotingsreserve ingesteld voor duurzame energie. De reserve is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling. Via de reserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2013 is € 225 mln in de reserve gestort, waarvan € 59 mln afkomstig is uit de opslag duurzame energie.

Interne begrotingsreserve duurzame energie (14.3)

Bedragen x € 1.000

Interne begrotingsreserve duurzame energie

Stand 1/1/2013

0

+ storting 2013

+ 225.007

– onttrekking 2013

– 0

Stand 31/12/2013

225.007

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Realisatie 2012

Bron

Duurzame energieproductie

4,2%

2011

4,5%

CBS

Het beleid van het kabinet is om het aandeel hernieuwbare energie te doen toenemen tot 14% in 2020 en 16% in 2023. In 2005 bedroeg dit aandeel 2,4% en dit liep mede door het beleid van het Ministerie van EZ op tot 4,5% in 2012. De productie uit windenergie is in 2012 met 5% toegenomen, het aantal zonnepanelen op daken is fors toegenomen en de productie van hernieuwbare warmte is gestegen, alsmede de productie door afvalverbrandingsinstallaties. De beperkte toename van het aandeel hernieuwbare energie is echter het gevolg van een hoger totaal verbruik door het koude winterweer. Daarbij moet worden aangemerkt dat er op dit moment veel nieuwe duurzame projecten aankomen (sommige zijn iets vertraagd) die zullen leiden tot productie van hernieuwbare energie.

CCS

Er is door E.ON en GDF-SUEZ nog geen definitief investeringsbesluit voor het Rotterdamse CCS- project ROAD genomen. Belangrijkste oorzaak is dat door de veel lagere CO2-prijs dan verwacht er een fors budget tekort is. In overleg met alle partijen wordt geprobeerd hier een oplossing voor te vinden en de verwachting is dat er in de eerste helft van 2014 duidelijkheid is over de toekomst van ROAD.

Er zijn minder dan begrote uitgaven gerealiseerd. Voor een toelichting wordt verwezen naar het daarover gestelde in de Voorjaars- en Najaarsnota 2013.

Aanschafsubsidie Zonnepanelen

Naar aanleiding van het Begrotingsakkoord voor 2013 is in het voorjaar van 2012 budget toegevoegd aan de EZ begroting voor een tijdelijke subsidieregeling voor de aanschaf van zonnepanelen door kleinverbruikers. Dit is een subsidie van 15% van de aanschafprijs tot een maximum van € 650. Voor dit instrument was in 2013 een budget beschikbaar gesteld van € 30 mln, inclusief uitvoeringskosten. Het budget is uitgeput en de subsidieregeling is gesloten. Samen wekken alle met deze regeling aangeschafte zonnepanelen zo’n 315 gigawattuur duurzame energie per jaar op.

Elektrisch rijden

2013 heeft een grote groei laten zien in het aantal elektrische voertuigen: van iets meer van 7.400 naar 30.200. Ruim driekwart daarvan zijn zogenoemde stekker hybrides, die kunnen laden aan een laadpunt en bovendien een conventionele brandstofmotor aan boord hebben. Ook de aantallen laadpunten zijn gegroeid van ruim 3.600 naar ruim 5.700 (semi)publiek toegankelijke laadpunten en van ruim 60 naar ruim 100 snel laadpunten. Het aantal private laadpunten wordt geschat op ongeveer 10.000. De ontwikkeling van publiek toegankelijke laadpunten blijft achter bij de groei in voertuigen. Daarom was in het Regeerakkoord en het Energieakkoord opgenomen dat er een afspraak komt tussen partijen om de uitrol van laadinfrastructuur in de publieke ruimte te bevorderen. Eind 2013 naderde deze afspraak het afrondende stadium. Elektrisch vervoer heeft een duidelijke plek in het Energieakkoord.

Het Nederlandse verdienpotentieel is in absolute termen nog (erg) klein, maar vertoont duidelijke groei. Zowel de aantallen fte, als de omzet en export zijn toegenomen. De betreffende ondernemers hebben positieve groeiverwachtingen. Een icoonbedrijf als Tesla heeft besloten het Europese hoofdkantoor (van Londen naar Amsterdam) en het Europese assemblage- en distributiecentrum (Tilburg) in Nederland te vestigen.

Garanties

Geothermie

De derde openstelling van de regeling heeft in 2013 plaatsgevonden. Alle aanvragen in de hernieuwde garantieregeling (openstelling 2013) zijn afgehandeld en beschikt. De openstelling was overtekend. In totaal zijn zeven garanties afgegeven ter hoogte van in totaal € 43,3 mln waarmee het budget van deze openstelling nagenoeg is uitgeput. Het totaal aan afgegeven garanties komt daarmee op ruim € 75 mln.

Interne begrotingsreserve Geothermie (14.3)

Bedragen x € 1.000

Interne begrotingsreserve Geothermie

 

Stand 1/1/2013

11.357

+ storting 2013

+ 0

– onttrekkingen 2013

– 526

Stand 31/12/2013

10.831

Opdrachten

Joint Implementation

De Kyoto periode loopt tot en met 2012. Tot en met eind 2013 konden emissierechten die in 2012 gegenereerd zijn door de JI projecten nog overgemaakt worden naar de Nederlandse Kyoto rekening.

In 2013 zijn nog 415.092 rechten uit JI projecten geleverd (ERUPT+Banken) en nog 159.315 uit PCF.

De per saldo lagere uitgaven hangen met name samen met vrijval van middelen op het onderdeel Joint Implementation.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 20131

Realisatie 2013

Bron

1. CO2-uitstoot sectoren industrie/energie

94 Mton

1990

0

nvt

AgNL

– waarvan: absoluut plafond sector industrie/energie voor bedrijven die vallen onder het emissiehandelssysteem

     

nvt

AgNL

2. Vermeden CO2-uitstoot voor 2012 via Joint Implementation (JI) en gegroende Assigned Amount Units (AAU’s)

nvt

 

0

0,57 Mton

AgNL

1

Geen raming voor 2013; de Kyotoperiode loopt tot en met 2012 en rechten kunnen t/m 2013 worden overgemaakt (officieel tot en met 2015)

Straling

Op verzoek heeft het Internationale Atoom Energie Agentschap (IAEA) de conceptveiligheidsregels voor nieuwe nucleaire reactoren beoordeeld. Het IAEA – team concludeert dat de nieuwe regels de meest recente internationale veiligheidsregels omvatten inclusief de eerste lessen uit de Fukushimaramp. Met de nieuwe regels worden volgens het IAEA in Nederland hoge veiligheidsstandaards geïmplementeerd.

Stresstest

Naar aanleiding van het ongeval in Fukushima Daiichi is in Europees kader besloten de bestaande nucleaire kerncentrales te onderwerpen aan een zogenaamde stresstestanalyse. De stresstest is een aanvulling op de bestaande nationale veiligheidsstudies en het reguliere toezicht op de nucleaire veiligheid door de Kernfysische Dienst.

In Nederland zijn de Europese afspraken over de stresstest op twee punten aangevuld. Ten eerste worden niet alleen de kerncentrales, maar alle nucleaire installaties (reactoren en laboratoria in Petten en Delft, de verrijkingsinstallatie van Urenco en de afvalopslag bij COVRA) aan een stresstest onderworpen. Ten tweede wordt in Nederland ook specifiek gekeken naar gebeurtenissen met een menselijke oorzaak (bijvoorbeeld explosies en brand).

De stresstestanalyses zijn in 2013 alle afgerond. Voor alle installaties in Nederland geldt dat ze veilig zijn, maar er zijn ook verbetermaatregelen geïdentificeerd om de robuustheid verder te vergroten. De uitvoering van deze verbetermaatregelen gebeurt onder toezicht door de Kernfysische Dienst conform een door de overheid goedgekeurd plan van aanpak, de geldende normen en de laatste stand der techniek.

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)

De Tweede Kamer heeft het belang van de vorming van de ANVS onderstreept in een breed aangenomen motie – Jan Vos/Leegte van 6 maart 2013. Op 24 januari 2014 is het besluit genomen over de contouren van de ANVS. Het wordt een ZBO onder de verantwoordelijkheid van de Minister van I&M. De Minister van EZ zal de daarvoor benodigde wetgeving voorbereiden.

Integrated Regulatory Review System (IRRS)

Het IAEA is uitgenodigd om in 2014 een IRRS missie te doen in Nederland naar de wijze waarop en beleid, regelgeving, toezicht en organisatie zijn opgezet en de mate waarin zij functioneren in vergelijking met de richtlijnen die het IAEA hanteert. Het IAEA heeft aangegeven tijdens de missie te willen adviseren over de manier waarop Nederland het advies van het IAEA over de inrichting van de bevoegde autoriteit vormgeeft.

Vergunning Ontwerpbedrijfsduur verlenging Kerncentrale Borssele

Aan NV EPZ is op 18 maart 2013 vergunning verleend voor verlenging van de ontwerpbedrijfsduur van de kerncentrale Borssele tot 31 december 2033. Met het verlenen van de vergunning is de veiligheidstechnische onderbouwing gegeven van een ontwerpbedrijfsduur voor kerncentrale van 60 jaar.

Kernfysische Dienst (KFD) -beleidsgeld

De laatste fase in de uitvoering van het Koninklijk Besluit van 14 oktober 2010, waarmee de verantwoordelijkheid voor de aansturing van de Kernfysische dienst inclusief crisismanagement (CM) bij de Minister van EZ werd belegd zal in 2014 worden afgerond. Het Ministerie van I&M heeft het grootste deel van de beleidsgelden voor de KFD en CM in 2013 bij Voor- en Najaarsnota 2013 overgeheveld naar de EZ- begroting.

Besluit stralingsbescherming

Op 20 november 2013 is de Ministeriële Regeling stralingsbescherming EZ gepubliceerd waardoor de wijziging van het Besluit stralingsbescherming op 1 januari 2014 in werking kan treden. Belangrijke verandering is de nieuwe wettelijke registratieplicht voor stralingsbeschermingdeskundigen. Tegelijk met de versoepeling van de vergunningplicht is een aantal van de vergunningvoorschriften als algemene regel opgenomen in de Ministeriele Regeling. Daarnaast moet de risicoanalyse voortaan worden uitgevoerd door een geregistreerd stralingsdeskundige.

Tot slot is een aantal veranderingen in de regelgeving doorgevoerd, waardoor het voor de overheid eenvoudiger wordt om wijzigingen door te voeren. Dit pakket aan maatregelen zorgt voor een vermindering van de administratieve lasten met € 1,7 mln.

Bijdragebesluit

In 2013 is gewerkt aan de actualisering van het Bijdragebesluit bij de Kernenergiewet. Het Bijdragebesluit regelt de bijdrage van de sector aan de kosten van de overheid voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Met de bijstelling van de bijdragen is een stap gezet richting een hogere kostendekkendheid. Het nieuwe Besluit vergoedingen Kernenergiewet is per 1 januari 2014 in werking getreden.

Pallas

Voor de realisatie van de nieuwe onderzoeksreactor is eind 2013 in opdracht van de Minister van EZ en de Commissaris van de Koning voor de provincie Noord-Holland een onafhankelijke «Stichting Voorbereiding Pallas – reactor» opgericht. De stichting zal zich gaan bezighouden met het vastleggen van een reactorontwerp en het verkrijgen van de nodige vergunningen en een Europese aanbesteding. Dit neemt naar verwachting circa vier jaar in beslag. Voor deze fase hebben de provincie Noord-Holland en het rijk elk € 40 mln ter beschikking gesteld. De daaropvolgende fase, de bouw en exploitatie van de Pallas – reactor, moet daarna volledig privaat met risicodragend kapitaal worden gefinancierd, waarbij de gemaakte kosten voor ontwerp, aanbesteding en vergunningprocedure door de private investeerders moeten worden terugbetaald.

Bijdragen aan agentschappen

De hogere uitgaven betreffen met name de bijdrage aan de Kernfysische Dienst (KFD) voor de uitvoering van nucleaire activiteiten en crisismanagement waarvoor bij Voor- en Najaarsnota 2013 budget is overgeheveld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) naar het Ministerie van EZ.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De lagere uitgaven betreffen met name het onderdeel doorsluis COVA-heffing als gevolg van een latere dan verwachte verhoging van de voorraadheffing op basis van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN) / Nucleair Research Group (NRG)

ECN heeft in 2013 deelgenomen aan vijf van de zeven thema’s van de Topsector Energie en voert daarin middels PPS- constructies samen met het bedrijfsleven onderzoeks- en demonstratieprojecten uit.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

De lagere ontvangsten zijn het gevolg van een latere dan verwachte verhoging van de voorraadheffing op basis van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012.

Aardgasbaten

De meevaller in de aardgasbaten is veroorzaakt door een hogere verkoopprijs van het gas en een hoger productievolume dan was begroot.

Verwachting 2012–2013

2012

2013

Productie aardgas totaal (mld m3)

Bron: TNO

77

72

Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,27

1,25

Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

104

95

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/m3)

Bron: ICE Endex

23,7

23,9

Kengetallen

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

Gewonnen volume aardgas kleine velden (mld m3)

Bron: TNO

34

32

29

28

27

Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

15

12

18

16

11

Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

28

35

39

19

22

Productie aardgas totaal (mld m3)

Bron: TNO

74

86

79

78

85 mld m3

Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,39

1,33

1,39

1,28

1,33

Olieprijs (dollar/vat)

Bron:CBS/CPB

61,5

79,5

111,3

111,67

108,7

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/m3)1

Bron: ICE Endex

13,0

15,8

22,9

24,0

26,0

1

waarden wijken af van eerder gepubliceerde waarden door het in het verleden toepassen van een onjuiste correctiefactor

  • 1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1, 3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollarkoers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

Diverse ontvangsten

De hogere ontvangsten komen voort uit een afrekening van het Agentschap NL uit hoofde van uitvoeringskosten 2012.

Licence