Base description which applies to whole site

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Algemene doelstelling

EZ streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het versterken van de positie van de Nederlandse agrarische en visserijketen en het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw (artikelonderdeel 16.1).

  • Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid op Europees en mondiaal niveau alsmede het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid (artikelonderdelen 16.1 en 16.5).

Regisseren

  • Het borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit (artikelonderdeel 16.2). Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Zij opereren op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, met name Europese regelgeving. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van EZ verantwoordelijk voor is. De Minister van EZ is voorts verantwoordelijk voor de controle op en handhaving van de regels voor de veiligheid van voedsel in de primaire productie en slachterijfase.

  • Het zeker stellen van goede gewasbescherming, alsmede het borgen van diergezondheid en dierenwelzijn (artikelonderdeel 16.3)

(Doen) uitvoeren

  • Het doen uitvoeren van adequaat fytosanitair beleid (artikelonderdeel 16.3).

  • Het doen uitvoeren van kennisontwikkeling en financieren van innovatie ten behoeve van het groene domein (artikelonderdeel 16.4).

Bij het verder vormgeven van het Europees Landbouwbeleid voor de periode 2014–2020 heeft de Minister de rol om te zorgen dat de Nederlandse inbreng met betrekking tot versterking concurrentiekracht, vergroening en verduurzaming goed tot hun recht komen. In de Beleidsagenda en bijlage 3 Europese geldstromen wordt hierop nader ingegaan.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Realisatie

2014

1. Maatschappelijke appreciatiescore

Bron: TNS/NIPO

7,7

Geen meting

Geen meting

7,5

7,6

Geen meting

2. Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Bron: NVWA monitor

3,4

3,4

3,4

Geen meting

3,2

Geen meting

3. Plant Breeders Index

Bron: Community Plant Variety Office CPVO

32%

32%

33%

31%

37%

Publicatie in 2015

4. Aantal octrooiaanvragen in de agrarische sector en verwerkende industrie

Bron: NLOctrooicentrum

6,8%

7,4%

5,9%

7,5%

Publicatie in 2016

Publicatie in 2017

5. % Handelssaldo agrarisch ten opzichte van totaal handelssaldo Nederland

Bron: LEI

59%

57%

87%

58%

57%

61%

Ad 1. Indicator betreft de maatschappelijke waardering onder de Nederlandse bevolking van de landbouw en visserij vastgelegd in een rapportcijfer. Meting vindt vanaf 2013 om de 2 jaar plaats. Volgende meting gaat over 2015.

Ad 2. De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Meting vindt om de 2 jaar plaats. Volgende meting gaat over 2015.

Ad.3. Betreft het percentage Nederlandse aanvragen Kwekersrecht van het totaal aantal aanvragen voor de EU

Ad 4. Betreft het percentage Nederlandse octrooiaanvragen van het totaal aantal internationale aanvragen ingediend bij de World Intellectual Property Organization en het Europees Octrooibureau voor de agrarische sector en verwerkende industrie.

Ad. 5. In 2014 was het Nederlandse handelsoverschot € 46,7 mld en het agrarische handelsoverschot gestegen tot € 28,3 mld; 60,6% van het totaal. 2014 betreft een voorlopige realisatie.

Beleidsconclusies

16.1 Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

Agrarisch ondernemerschap

In 2014 is de brede weersverzekering met 27% gegroeid naar 795 deelnemers. In het kader van extremer wordende weersomstandigheden is het van belang dat landbouwers de mogelijkheid hebben om hun gewassen tegen ongunstige weersomstandigheden te verzekeren. In 2014 viel de brede weersverzekering voor het laatst onder de directe inkomenssteun van het GLB. Vanaf 2015 wordt de brede weersverzekering voortgezet onder het kader van het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP3).

Duurzame veehouderij

In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) staan de uitdagingen voor verduurzaming van de veehouderij beschreven. Dit is door het samenwerkingsverband vertaald in 15 lange termijn ambities. Eind 2014 is vijfde voortgangsrapportage van de UDV verschenen. In deze rapportage wordt de voortgang gemonitord en wordt de balans opgemaakt: welke stappen worden er gezet in sectoren en ketens, wat heeft de UDV daaraan bijgedragen en aan welke onderwerpen moet extra aandacht besteed worden om nieuwe stappen te kunnen zetten? De UDV constateert dat de verschillende ketens daarbij steeds meer zelf de regie nemen. De ketens werken actief aan het verhogen van het duurzaamheidsniveau in de markt en het vertalen hiervan in criteria voor het primaire bedrijf. Voorbeelden hiervan zijn de Duurzame Zuivelketen en het Recept Duurzaam Varkensvlees. De UDV ondersteunt deze beweging onder meer door het bevorderen van de samenwerking tussen de diverse keteninitiatieven. Om de verduurzaming te stimuleren is een aantal specifieke regelingen open gesteld. Voor het eerst is een subsidieregeling Verduurzaming Veehouderij (UDV) opengesteld. Daarnaast is de investeringsregeling fijnstofmaatregelen en de investeringsregeling duurzame stallen (PAS-variant) in 2014 opnieuw opengesteld. Tot slot is de investeringsregeling duurzame stallen (GLB-variant) in 2014 opengesteld. Vanuit de sector was het beroep op de bovenstaande subsidieregelingen groot.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

Verhouding duurzame – totale investeringen

36%

2010

36%

36%

20%

Publicatie in 2016

LEI

De realisatie in 2013 komt overeen met de raming. Dit is het resultaat van een licht gestegen duurzaam investeringsniveau en een daling van het totale investeringsniveau in 2013 (ten opzichte van 2012). De raming in 2014 is met name lager dan de referentiewaarde omdat het duurzame investeringsniveau als gevolg van de economische crisis is teruggelopen.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

Percentage integraal duurzame stallen

0%

2008

8%

10,3%

10%

11,3%

WUR

De waarde is een indicatie van het percentage integraal duurzame stallen in Nederland ten opzichte van het totaal aantal in gebruik zijnde stallen.

Mestbeleid

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

1. Realisatie normen fosfaat

78 mln kg

2002

20 mln kg

23 mln kg

10 mln kg

Publicatie in 2015

CBS

2. Realisatie normen stikstof

420 mln kg

2002

345 mln kg

310 mln kg

331 mln kg

Publicatie in 2015

CBS

De indicatoren «realisatie normen fosfaat» en «realisatie normen stikstof» geven de bodemoverschotten voor beide stoffen op Nederlandse landbouwgronden weer. Zij zijn een maat voor het berekende verlies aan mineralen naar landbouwgrond, na aftrek van de opname door landbouwgewassen en vervluchtiging van stikstof. De meest recente realisatiecijfers hebben betrekking op 2013. De raming 2013 voor fosfaat (20 mln kg) is niet gehaald. De realisatie is sterk afhankelijk van (vooral) natuurlijke omstandigheden in het groeiseizoen, met name het weer. Door minder groeizaam weer kan de opname van fosfaat door het gewas achterblijven waardoor er meer verliezen naar het milieu optreden (hier uitgedrukt in een bodemoverschot voor fosfaat). De raming voor stikstof uit de begroting 2013 (345 mln kg) is, op basis van de voorlopige cijfers voor 2013, ruim gehaald.

Plantaardige productie

In 2014 is via diverse initiatieven verdere invulling gegeven aan de rol die Nederlands uitgangsmateriaal kan spelen op het gebied van voedselzekerheid en concurrentiekracht. Zo is er in de topsectorenagenda meer nadruk gelegd op programma’s op het gebied van resistentieveredeling. Sprekend is ook dat een bedrijf uit deze sector is uitgeroepen tot Nationaal Icoon vanwege de innovatieve en veelbelovende techniek om de veredeling van aardappel te versnellen.

In 2014 zijn met de glastuinbouw nieuwe Meerjarenafspraken gemaakt voor de periode 2014–2017 over energie waarin energiebesparing en hernieuwbare energie opwekking centraal staan.

Het Convenant Schone en Zuinige agrosectoren uit 2008 heeft 2014 benut voor een herijking, waarbij bezien wordt wat de komende jaren, tot en met 2020 te doen staat om de bestaande doelen te realiseren.

Ook de Meerjarenafspraken energiebesparing in de (agro)energie hebben met de uitwerking van de afspraken uit het Nationaal Energieakkoord een nieuwe impuls gekregen.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

Totale CO2-emissie glastuinbouw

7,5 Mton1

2013

7,5 Mton

6,8 Mton

7,3 Mton

Publicatie in 2015

LEI

               

Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelen-industrie (VGI)

100%

2005

88%

86,4%

86%

Publicatie in 2015

RVO

1

is CO2-emissieruimte conform CO2convenant, zijnde het gemiddelde van de CO2-emissies van 2010 tot en met 2012.

De raming 2013 betreft de maximale CO2-emissieruimte van de glastuinbouw. De realisatie ligt daaronder. De resultaten liggen goed op koers. De daling van de CO2-emissie komt voort uit een lager gebruik van fossiele brandstoffen per m2 en een beperkte daling (– 1,5%) van het areaal.

De voedings- en genotmiddelenindustrie ligt qua energie-efficiency in 2013 1,6 procentpunt voor op de raming. Dit wijst op het belang dat deze sectoren hechten aan energie efficiency maatregelen

Agrarische innovatie en overig

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

Percentage innoverende agrarische bedrijven

11,6%

2006

15%

14,2%

10%

Publicatie in 2015

LEI

Visserij

In 2014 zijn, vanwege de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, onder het Europees Visserijfonds (EVF) verschillende subsidieregelingen opengesteld. Met het oog op de invoering van de aanlandplicht in de zeevisserij, is onder de regeling Collectieve actie in de visketen € 4,5 mln subsidiegelden beschikbaar gesteld om de sector zich te laten voorbereiden op de aanlandplicht. In totaal zijn 14 projecten, waarin ondernemers en onderzoekers samenwerken, gehonoreerd.

Andere EVF-steun is onder andere verleend voor investeringen in aalbedwelmingsapparatuur en in de garnalenvisserij (€ 1,2 mln), «Visserij kenniskringen» en de uitzet van glasaal in het kader van het aalbeheerplan. Eind 2013 is € 3,5 mln subsidie verstrekt aan een holdingfonds. In 2014 is met dit bedrag een revolverend fonds opgericht voor investeringen in de visserij.

De voorbereidingen voor het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (2014–2020 EFMZV), de opvolger van het EVF, zijn in 2014 doorgezet en eind 2014 is het Operationeel Programma van het EFMZV bij de Europese Commissie voor goedkeuring ingediend. Dit Operationele Programma is gericht op verduurzaming van de visserij- en aquacultuursector, rendementsverbetering en invoering van de aanlandplicht.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

1. Voorzorgsniveau schol

230.000 ton

2005

587.000

553.600

735.330 ton

670.400 ton

ACOM

2. Voorzorgsniveau tong

35.000 ton

2005

45.600

48.871

48.151 ton

46.765 ton

ACOM

De referentiewaarde hier is overeenkomstig de minimale streefwaarde: het betreft de minimale omvang van een visbestand om de soort duurzaam in stand te houden. De realisatie van de voorzorgsniveaus voor tong en schol vertonen nog steeds een gunstige ontwikkeling. De realisatiecijfers voor 2014 betreffen voorlopige cijfers. Definitieve cijfers komen medio 2015 beschikbaar en worden gepubliceerd in het jaarverslag 2015.

Cofinanciering GLB/GVB 2014–2020

De tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heeft betrekking op plattelandsontwikkeling. Hierbij is sprake van nationale cofinanciering. Dat houdt in dat naast de financiering vanuit de Europese Unie minstens eenzelfde bedrag nationaal gefinancierd moet worden (in sommige gevallen 25%). In 2014 is in totaal € 102,7 mln nationaal gefinancierd, waarvan € 14,5 mln door het Rijk en het overige door andere overheidsorganen.

16.2 Borgen Voedselveiligheid en -kwaliteit

Risicomanagement voedselproductie

De Taskforce Voedselvertrouwen, die in 2013 door de Staatssecretaris van EZ en de Minister van VWS in het leven is geroepen om de voedselveiligheid te borgen en de fraude in de voedselproductie aan te pakken, heeft in 2014 verder invulling gegeven aan haar actieplan (Kamerbrief 13-06-2013). In maart 2015 is er een afsluitende rapportage naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Staatssecretaris heeft de Onderzoeksraad voor de Veiligheid gevraagd onderzoek te doen naar de risico’s in de vleesketen. Dit onderzoek is begin 2014 opgeleverd. Op basis van de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek zijn door het kabinet ingrijpende maatregelen aangekondigd en verder uitgewerkt. Het gaat hierbij om het vergroten van de toezicht- en handhavingscapaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het op orde brengen van de organisatie bovenop de reeds ingezette inspanningen in het verbeterplan NVWA. In het bijzonder de opzet van een integrale en multidisciplinaire aanpak vleesfraude, het terugbrengen van keuringstaken in het publieke domein, het verscherpen van controles bij import, en inzet op modernisering van EU wetgeving.

Ten aanzien van anticiperen op en monitoren van mogelijke risico’s op het gebied van voedselveiligheid en diergezondheid, is er in 2014 gewerkt aan verbetering EU regelgeving. Dat wil zeggen een verdergaande versoepeling van de Europese preventie en bestrijdingsmaatregelen op het gebied van TSE/BSE. In 2014 zijn de nieuwe Europese regels voor de vleeskeuring van varkens succesvol geïmplementeerd. Tevens is er gewerkt aan de overheveling van de productschapsregels salmonella-pluimvee in nationale regelgeving.

Indicator

Referentiewaarde

Peil datum

Realisatie 2012

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Antibiotica-gebruik

2009

49% reductie

(t.o.v. 2009)

50% reductie (t.o.v. 2009)

57,7%

Niet apart benoemd, maar reductie van 70% in 2015

Beschikbaar in 2015

SDa/LEI

Nalevingsniveau HACCP-verplichting

(Lange termijn streefwaarde (2018) is 90%)

80%

2009

81%

83%

88,6%

88%

Beschikbaar in 2015

NVWA

Antibiotica

De raming voor 2013 is behaald. De verkoop van antibiotica die voor de humane gezondheid van kritisch belang zijn, fluoroquinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporinen is in 2013 met respectievelijk 78,3% en 98,5% afgenomen ten opzichte van 2011. Daarmee is het gebruik van deze antibiotica in de meeste gemonitorde veehouderijsectoren tot vrijwel nul gedaald. De gegevens over het antibioticagebruik in de veehouderij over 2014 komen in juni 2015 beschikbaar. De Kamer wordt hierover geïnformeerd, en de cijfers worden in het Jaarverslag 2015 gepubliceerd.

HACCP

In 2013 hebben de vleesproductiebedrijven waarvoor Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) verplicht is, voldaan aan 88,6% van de HACCP regels op de inspectielijst van de NVWA. Bij gemiddeld 7,8% van de regels op de inspectielijst van de NVWA was er sprake van een geringe overtreding en bij 3,6% sprake van een overtreding of ernstige overtreding. De realisatie van 2014 zal uitwijzen of het goede resultaat geconsolideerd kan worden. Op basis van het resultaat uit 2013 is tevens de oorspronkelijke prognose voor 2014 en 2015 voorzichtig naar boven bijgesteld (van 83% naar 88%).

Voedselkwaliteit en transparantie in de keten

In 2014 is uitvoering gegeven aan de implementatie van de nieuwe koers ten aanzien van duurzaam voedsel, zoals opgenomen in de beleidsbrief «duurzame voedselproductie» (Kamerbrief 11-07-2013, TK nr. 31 532, nr. 118). De consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel zijn wederom gestegen (Monitor Duurzaam Voedsel). In het kader van de verduurzaming van de voedselketen en de vermindering van de voedselverspilling is in samenwerking met de topsector Agro&Food, onder de uitvoeringslijn duurzaamheid, in 2014 een SBIR (Small Business Innovation Research program) duurzame voedselproductie uitgeschreven. Samen met de Alliantie Verduurzaming Voedsel (de Alliantie) is invulling gegeven aan «Het jaar tegen de voedselverspilling». De samenwerking tussen voedselbanken en de Alliantie heeft verder vorm gekregen, er is een helpdesk voedselverspilling ingericht, het Voedingscentrum heeft de campagne «Hoezo 50 kilo?» gevoerd, en het onderwerp houdbaarheidsdata op voedsel is geagendeerd in Brussel. Verder is geïnvesteerd in de ontwikkeling van de monitoringsystematiek rondom voedselverspilling. Ook is ondersteuning gegeven aan de uitvoering van de Green Deal rondom nieuwe eiwitten.

16.3 Plant- en diergezondheid

Borgen plantgezondheid

In 2014 is voortgang geboekt met de onderhandelingen over de voorstellen van de Europese Commissie voor de herziening van de EU Fytorichtlijn. Een belangrijk punt van discussie blijft de handhaving van een open importsysteem voor plantaardige producten. Nederland heeft zich hiervoor ingezet. De Europese Commissie heeft in 2014 besloten om de voorstellen voor herziening van de Verkeersrichtlijnen voor plantaardig materiaal in te trekken. De boycot van Rusland voor de export van plantaardige producten heeft de druk vergroot om te zoeken naar alternatieve afzetmogelijkheden. In 2014 is de Intentieverklaring afspraken fytosanitaire preventie tussen EZ en plantaardige sectororganisaties getekend. Het doel is betere preventieve maatregelen tegen plantenziekten door de sector zelf en een voorziening om overblijvende risico’s af te dekken. In het Regeerakkoord is afgesproken dat de product- en bedrijfschappen worden opgeheven en dat de publieke taken van deze bedrijfslichamen worden overgenomen door EZ. Eén van de overgenomen publieke taken betreft de zogenaamde «plantaardige productschapsverordeningen» van het Productschap Akkerbouw en het Productschap Tuinbouw. In 2014 zijn deze verordeningen overgenomen in de «Regeling bestrijding schadelijke organismen» onder de «Plantenziektenwet». Het toezicht op deze verordeningen is belegd bij de NVWA.

Verminderen milieulast gewasbeschermingsmiddelen

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is een integraal onderdeel van de huidige bedrijfsvoering in de land- en tuinbouw. Het beleid heeft tot doel het verduurzamen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, onder meer via het bevorderen van het gebruik van middelen met minder risico, zoals biologische, natuurvriendelijke en alternatieve middelen en het terugdringen van risicovollere gewasbescherming. Qua uitvoering en beoogde resultaten hebben zich in 2014 geen bijzonderheden voorgedaan; er is voortgang gemaakt conform het Actieplan van de Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst.

Dierenwelzijn van productie en gezelschapsdieren

In juli 2014 is het besluit Diergeneeskundigen en het besluit Houders van dieren in werking getreden, inclusief regels voor het bedrijfsmatig houden van gezelschapsdieren en algemene huisvestings- en verzorgingsnormen voor alle gehouden dieren. De positieflijst zoogdieren is daarvan uitgezonderd en is 1 februari 2015 van kracht geworden. Dit is later dan beoogd omdat naar aanleiding van een advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden de systematiek waarmee de dieren worden beoordeeld opnieuw bezien is. Vanaf 1 juli kan een bestuurlijke boete worden opgelegd bij overtreding van welzijnsregels.

In 2014 hebben 5 nieuwe organisaties het afsprakenkader vroegtijdige signalering dierverwaarlozing getekend, heeft de Raad voor Beheer op Kynologisch gebied met betrokken partijen uit de gezelschapsdierensector een intentieverklaring en projectplan «Fairfok» over het fokken van gezonde en sociale honden uitgebracht, zijn er afspraken gemaakt met internetaanbieders over tegengaan van impulsaankopen, heeft de vleesveesector het «Plan van aanpak bevorderen natuurlijke geboorten» uitgebracht, en is de pilot Welfarequality vleeskuikens succesvol afgerond. De kwaliteitssystemen over transport zijn in 2014 niet afgrond omdat er vooralsnog onvoldoende vertrouwen is dat de huidige kwaliteitssystemen van de sector voldoende garanties bieden voor een verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid. In 2015 wordt dat onderzocht aan de hand van een aantal pilots. Tot slot zijn de eerste keurmerken van het «Keurmerk Diervervoer» van de Stichting Dierkeur uitgereikt aan dierenambulances.

Dierproeven

In 2014 is een plan van aanpak «dierproeven en alternatieven» naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 28-02-2014). De voortgangsrapportage van het plan van aanpak is samen met «Zo Doende 2013» (het jaarverslag van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) over de verrichte dierproeven in Nederland en het uitgevoerde toezicht op de Wet op de dierproeven naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerbrief 19-11-2014).

In december 2014 is de herziene Wet op de dierproeven in werking getreden. Ook zijn de Centrale Commissie Dierproeven en het Nationaal Comité advies voor dierproevenbeleid opgericht.

Preventieve diergezondheid, monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid

Een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte heeft grote maatschappelijke en economische gevolgen. EZ heeft geïnvesteerd in het voorkomen ervan (preventie) en in het tijdig opsporen ervan via gerichte monitoringsonderzoeken. Deze inspanningen bewezen onder andere hun waarde bij de snelle detectie en bestrijding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (AI, vogelgriep) in 2014. Voor de ziekte klassieke varkenspest is een aanvraag voor de vrijstatus bij de OIE ingediend.

In 2014 is verder geïnvesteerd in de overname van taken van PBO’s op het gebied van monitoring, preventie en bestrijding van bepaalde dierziekten. Daarnaast is in 2014 onderzoek gedaan naar de verdere uitwerking van de Intentieverklaring fytosanitaire preventie.

Crisisorganisatie en -management

Naast de hierboven genoemde inspanningen op het gebied van preventieve diergezondheid, monitoring, early warning en bewaking fytosanitaire en veterinaire veiligheid is in 2014 geïnvesteerd in de voorbereiding op een omvangrijke dierziekte oefening. De oefening heeft door het uitbreken van Vogelgriep niet plaats kunnen vinden en is om die reden verschoven naar 2015. Tevens is geïnvesteerd in het opstellen/updaten van beleidsdraaiboeken dierziektes en voedselveiligheid.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

EU-OIE vrije status

7

2009

7

7

EU en OIE

Deze indicator geeft het aantal ziekten weer, waarvoor Nederland een officiële EU en/of OIE dierziektevrije status heeft.

16.4 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein

Er is toepassingsgericht onderzoek uitgevoerd voor de agenda’s van de topsectoren AgriFood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en voor ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming. Accenten in 2014 waren onder andere de internationale markt en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, onderbouwing van het vijfde Actieprogramma van de Europese Nitraatrichtlijn, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, biodiversiteit, platteland en omgeving, het Deltaprogramma en voedselzekerheid.

De Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) heeft binnen het Meerjarenkader 2011–2014 funderend onderzoek uitgevoerd. De middelen worden deels ingezet voor cofinanciering van EU-onderzoeksmiddelen. De wettelijke taken, die voortvloeien uit nationale dan wel EU-verplichtingen, zoals het paraat hebben van een adequate infrastructuur, kennis en equipement ter bestrijding van besmettelijke dierziekten, verplichtingen op het terrein van visserij, natuur, economie, genenbanken en voedselveiligheid zijn door DLO uitgevoerd. Een nieuw onderzoeksprogramma «Meer kennis minder dieren» uitgevoerd door ZonMW is opgestart.

Indicator

Referentie-waarde

Peil

datum

Raming 2013

Realisatie 2013

Raming 2014

Realisatie 2014

Bron

1 Vraagsturing van groen onderzoek door maatschappelijke actoren (beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties)

85%

2011

>75%

80%

>85%

Publicatie in 2015

PROSU

2 Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

80%

2011

>85%

88%

>85%

Publicatie in 2015

PROSU

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Bron

Aantal innovatienetwerken en bedrijfsprojecten groene sector gestart met bijdrage uit publieke middelen

115

 

155

131

0

RVO

In 2014 zijn er geen openstellingen geweest vanwege de overgang van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) per 1-1-2014 naar de provincies. De POP2-periode liep van 2007 tot en met 2013. Om die reden was en is er geen rijksbudget meer beschikbaar voor de Praktijknetwerken en Samenwerking bij Innovatie. Mogelijk dat de provincies deze regelingen wel gaan oppakken in POP3 (daarvoor moeten nog regelingen worden opgesteld, formele goedkeuring POP3 is in 2015).

16.5 Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

De beleidsagenda voor 2014 is volgens planning uitgevoerd. Met onze expertise en publiek-private samenwerking levert Nederland internationaal een belangrijke bijdrage aan een duurzame wereldvoedselvoorziening. Voorbeelden van initiatieven zijn onder meer het postharvest network of excellence en het aardappelplatform Kenia.

Er is veel energie gestoken in het bijeenbrengen van het internationale speelveld rondom voedselzekerheid gericht op klimaatslimme landbouw en voedselzekerheid & oceanen. Van 9 tot 11 juli 2014 is er een partnermeeting van de Global Alliance for Climate smart Agriculture gehouden in Den Haag. Het heeft geresulteerd in de formulering van de doelstelling en de grondbeginselen van lidmaatschap. In september heeft de Minister President de alliantie gelanceerd in New York tijdens de VN Klimaattop.

Daarnaast is Nederland in juni 2014 voorzitter geworden van de Global Research Alliance on agricultural greenhouse gases. Het voorzitterschap ondersteunt onze mondiale beleidsagenda en versterkt onze (inzet van) expertise in het mondiaal terugdringen van broeikasgassen vanuit de landbouw.

In het voorjaar is de Global Oceans Action Summit gehouden in Den Haag. Deze summit heeft de basis gelegd voor gerichte mondiale samenwerking op het gebied van oceanen, voedselzekerheid en biodiversiteit en zijn er concrete partnerschappen tot stand gekomen

Ook is er geïnvesteerd in de bilaterale betrekkingen in de diverse regio's. In het voorjaar van 2014 is er een strategisch partnerschap «Duurzame landbouw en voedselzekerheid» ondertekend met Vietnam waaronder aandacht voor klimaatslimme landbouw. Tevens is er gestart met een verkenning naar bilaterale samenwerking met Myamar gericht op tuinbouw, de aardappelsector, melk- en pluimveehouderij en aquacultuur

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

2014

VERPLICHTINGEN

804.727

885.441

696.112

676.537

729.130

659.135

69.995

Waarvan garantieverplichtingen

58.700

43.374

37.707

28.537

122.200

– 93.663

UITGAVEN

690.478

867.196

613.752

666.001

660.124

565.726

94.398

               

Subsidies

81.721

300.756

99.065

71.753

78.379

48.576

29.803

Agrarisch ondernemerschap (16.1)

27.353

9.220

9.953

9.785

8.824

5.688

3.136

Duurzame veehouderij (16.1)

6.719

26.767

26.203

16.241

6.256

4.775

1.481

Mestbeleid (16.1)

150

364

1.596

1.931

 

2.550

– 2.550

Plantaardige productie (16.1)

7.752

14.768

19.327

15.396

12.724

14.386

– 1.662

Agrarische innovatie en overig (16.1)

4.521

17.537

10.373

4.340

2.091

3.140

– 1.049

Visserij (16.1)

6.299

6.365

8.549

8.774

5.416

5.416

Cofinanciering GLB/GVB (16.1)

         

8.760

– 8.760

Interne begrotingsreserve landbouw (16.1)

       

2.511

 

2.511

Dierenwelzijn productiedieren en gezelschapsdieren (16.3)

1.902

3.702

2.518

3.017

4.820

2.008

2.812

Apurement (16.5)

27.025

52.033

20.546

12.269

35.247

7.269

27.978

Interne begrotingsreserve apurement (16.5)

 

170.000

   

490

 

490

               

Garanties

8.426

12.862

10.500

27.119

27.191

17.800

9.391

Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (16.1)

2.000

1.450

2.000

3.000

3.056

3.000

56

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit (16.1)

6.426

11.412

8.500

24.119

24.135

14.800

9.335

               

Opdrachten

184.651

186.690

151.569

145.478

156.959

134.701

22.258

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

26.197

36.733

25.723

26.348

25.706

11.606

14.100

Borgen voedselveiligheid- en kwaliteit(16.2)

16.765

15.371

12.799

7.137

5.909

5.943

– 34

Plant- en diergezondheid (16.3)

17.547

18.363

14.930

12.511

10.680

14.237

– 3.557

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

121.564

114.736

92.364

95.739

110.282

101.047

9.235

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

2.578

1.487

5.753

3.743

4.382

1.868

2.514

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

128.066

118.087

117.704

120.616

105.610

123.393

– 17.783

Medebewind productschappen (16.5)

24.188

23.749

20.354

23.750

25.477

50.519

– 25.042

Dienst Landbouwkundig Onderzoek (16.4)

103.878

94.338

95.027

94.819

77.341

72.118

5.223

ZonMW/dierproeven

         

300

– 300

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (16.3)

   

2.323

2.047

2.792

456

2.336

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

52.971

3.500

4.200

5.577

3.145

3.650

– 505

Diergezondheidsfonds

52.971

3.500

4.200

5.577

3.145

3.650

– 505

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

     

12.615

10.647

7.915

2.732

UNEP, FAO en overige contributies

     

12.615

10.647

7.915

2.732

               

Bijdragen aan agentschappen

234.643

245.301

230.714

282.843

278.193

229.691

48.502

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

118.180

136.926

125.039

144.817

130.740

95.485

35.255

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

104.516

96.595

98.992

129.197

138.948

125.959

12.989

Dienst Landelijk Gebied

3.188

365

255

221

222

222

0

Rijksrederij

8.759

11.415

6.428

8.608

8.283

8.025

258

               

ONTVANGSTEN

317.842

306.938

302.615

329.393

357.416

292.779

64.637

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

48.404

29.145

28.891

27.573

74.439

20.781

53.658

Provisies agrarische schadeverzekering (16.1)

       

2.004

1.800

204

Borgen voedselveiligheid- en kwaliteit(16.2)

364

788

253

288

94

430

– 336

Plant- en diergezondheid (16.3)

4.771

2.258

2.812

3.452

3.932

500

3.432

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

10.353

13.274

14.760

15.902

20.177

10.584

9.593

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

252.644

261.473

255.414

281.695

256.755

258.684

– 1.929

Ontvangsten agentschappen (16.9)

1.306

 

485

483

15

 

15

Toelichting financiële instrumenten

Toelichting op de verplichtingen

De hogere verplichtingen van € 70 mln houden onder meer verband met het volgende:

  • Verplichtingenverhogingen die samenhangen met uitgavenmutaties (€ 94 mln);

  • Verplichtingenverhoging voortvloeiend uit opdracht voor het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid en Duurzaamheidsinvesteringen voor uitgaven in latere jaren (€ 37 mln);

  • Verplichtingenverhoging voor de regeling «Duurzame stallen» in het kader van de PAS voor uitgaven in latere jaren (€ 23 mln);

  • Verplichtingenverhoging van € 4,5 mln voor een correctie door de EU met betrekking tot een ingediende declaratie bij het Europese Visserijfonds. De betaling vindt in 2015 plaats;

  • Lagere verplichtingen omdat binnen het garantieplafond in het kader van de garantiefaciliteit landbouw van € 122 mln er een feitelijk beroep is gedaan van € 29 mln (verschil – € 93 mln).

Toelichting op de uitgaven

Subsidies

Agrarisch ondernemerschap (16.1)

De hogere realisatie (€ 3,1 mln) hangt samen met hogere uitgaven voor de demoregeling proefprojecten Gemeenschappelijk Landbouwbeleid als onderdeel van het tweede Plattelands Ontwikkelingsplan, (POP2). Deze uitgaven zijn gedekt uit de reserve landbouw.

Mestbeleid (16.1)

Op dit onderdeel werden tot nu toe de uitgaven geraamd voor de subsidieregeling Duurzaamheidsinvesteringen (Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen, IMM). Gezien de aard van deze regeling zijn de hiervoor beschikbare middelen in zijn geheel overgeheveld naar het onderdeel Plantaardige productie.

Visserij (16.1)

De hogere uitgaven (€ 5,4 mln) houden verband met de uitfinanciering van projecten in het kader van het Europees Visserijfonds (EVF). Dekking heeft plaatsgevonden uit de begrotingsreserve visserij.

Cofinanciering GLB/GVB (16.1)

Op dit onderdeel zijn geen uitgaven gerealiseerd. Een bedrag van € 6,3 mln is overgeheveld naar de bijdrage van de NVWA in het kader van het Plan van Aanpak NVWA. De resterende € 2,5 mln die was gereserveerd voor de storting in de reserve Borgstellingsfaciliteit ter dekking van verliesdeclaraties op basis van de nieuwe Garantieregeling Markt Innovaties (GMI) is niet uitgegeven, omdat deze regeling in 2014 niet kon worden opengesteld en daamee ook de storting in de reserve is komen te vervallen.

Interne begrotingsreserve landbouw (16.1)

De storting in de interne begrotingsreserve landbouw houdt verband met vertragingen op de betalingen voor de regeling Marktintroductie Energie Innovaties (MEI) en de Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM). Deze betalingen zullen in 2015 plaatsvinden.

Apurement (16.5)

De hogere uitgaven (€ 28,0 mln) houden voornamelijk verband met twee correcties die de Europese Commissie heeft toegepast op de door Nederland ingediende declaraties bij de Europese landbouwfondsen. Deze correcies hebben betrekking op het perceelsregister voor de periode 2008–2010 en op het debiteurenbeheer van betaalorganen in de periode 1988–2006. Deze hogere uitgaven zijn gedekt uit de reserve apurement.

Interne begrotingsreserve Landbouw

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

57.257

+ bijschrijving rente

61

+ Storting voor uitfinanciering investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen (IMM)

+1.151

+ Storting voor uitfinanciering regeling Marktintroductie Energie Innovaties (MEI)

+1.360

– Onttrekking voor diverse regelingen gefinancierd met PAS-middelen

– 14.058

– Onttrekking voor betaling diverse regelingen

– 11.937

– Onttrekking voor Ctgb

– 585

Stand per 31/12/2014

33.249

Toelichting op de stortingen

Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen/ Regeling Marktintroductie Energie Innovaties

De uitfinanciering van de openstellingen van deze regelingen loopt door naar 2016. Om kasbudget beschikbaar te houden voor de betalingen op deze openstellingen in 2015 en 2016 is in 2013 het niet gebruikte kasbudget van deze regelingen in de reserve landbouw gestort.

Toelichting op de onttrekkingen

Regelingen gefinancierd met PAS-middelen

In 2013 is een omvangrijk budget (€ 14,1 mln) aan PAS-middelen (Programmatische Aanpak Stikstof) in de reserve gestort ter financiering van respectievelijk vier regelingen, twee SBIR’s en kennis- en innovatieprojecten. In 2014 is dit budget weer aan de reserve onttrokken: via een kasschuif zijn de middelen vervolgens verdeeld over de jaren waarin de betalingen op deze instrumenten naar verwachting plaats zullen vinden.

Diverse regelingen

In het verleden zijn bedragen in de reserve gestort om de uitfinanciering op diverse regelingen te kunnen financieren. In 2014 zijn daarvoor bedragen aan de reserve onttrokken. Het gaat daarbij om onder andere de Investeringsregeling Jonge Agrariërs en de regeling Fijnstofmaatregelen.

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

Op het budget voor de bijdrage aan het Ctgb is een jaarlijks tekort (na aftrek van de bijdragen van de Ministeries van I&M, VWS en SZW) van circa € 0,6 mln. De onttrekking uit de reserve had tot doel dit tekort voor 2014 te dekken. Voor 2015 tot en met 2018 wordt eveneens een jaarlijkse onttrekking voorzien van € 0,6 mln.

Interne begrotingsreserve Visserij

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

20.459

+ bijschrijving rente

22

– onttrekking voor subsidieregelingen onder EVF as 1

– 976

– onttrekking voor subsidieregelingen onder EVF as 2

– 793

– onttrekking voor subsidieregelingen onder EVF as 3

– 5.287

Stand per 31/12/2014

13.425

Er is € 7,1 mln onttrokken aan de interne begrotingsreserve Visserij om de nationale cofinanciering van het Europees Visserijfonds (EVF) aan te vullen. Hiervoor is de reserve ook bedoeld.

Interne begrotingsreserve apurement

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

177.792

– Storting

+490

– Onttrekking

– 27.978

Stand per 31/12/2014

150.304

De reserve is bestemd voor door de Europese Commissie opgelegde correctievoorstellen op ingediende declaraties. In 2014 is door de Europese Commissie voor een bedrag van € 35,2 mln aan correctievoorstellen opgelegd. Ter dekking van dit bedrag is € 28 mln aan de interne begrotingsreserve onttrokken. Er is ook een bedrag van € 0,5 mln ontvangen aan van de EU uitbetaalde rente en aan uitstaande vorderingen. Dit bedrag is in de reserve gestort.

Garanties

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit (16.1)

De hogere uitgaven hangen samen met de in 2014 voortdurende economische crisis waardoor banken een omvangrijk beroep hebben gedaan op de garantieregeling landbouw en landbouw plus. Dekking van deze hogere uitgaven heeft plaatsgevonden uit de reserve Borgstellingsfaciliteit.

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

58.064

+ bijschrijving rente

62

+ storting voor flankerend beleid pelsdierhouderij

+2.000

+ storting voor dekking verliesdeclaraties

+3.056

– Onttrekking

– 21.891

Stand per 31/12/2014

41.290

Deze reserve is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen voor afgegeven garantiestellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. Hiervoor is een reguliere storting gedaan van € 3,1 mln. Daarnaast is de jaarlijkse storting van € 2 mln gedaan die benodigd is voor het flankerend beleid bij het verbod op de pelsdierhouderij (amendement van Gerven/Dijsselbloem, TK, 2010–2011, 32 609 XIII, nr 4).

Opdrachten

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

De hogere uitgaven (€ 14,1 mln) op dit onderdeel houden verband met een bijstelling van het budget (€ 9,2 mln) voor de monitoring van het mestbeleid in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Dekking heeft voor een groot deel plaatsgevonden door bijdragen van agrariërs aan de monitoringskosten (€ 5,6 mln) en door boete-inkomsten (€ 1,1 mln) in het kader van de handhaving van het mestbeleid (zie toelichting op de ontvangsten). Daarnaast is er sprake van hogere uitgaven (€ 2,7 mln) voor de energietransitie van de glastuinbouw, omdat het Ministerie van EZ in 2014 het aandeel van het Productschap Tuinbouw (PT) in het Stallingsbedrijf Glastuinbouw Nederland (SGN) heeft overgenomen. Dit is gedekt door de betaling door het PT van de bijdrage aan verschillende energieregelingen in de glastuinbouw tot en met 2009 (zie ontvangsten). Tenslotte zijn € 1,8 mln extra uitgaven gedaan voor de SBIR’s «Emissiearm veevoer», de Meerjarenafspraken Energie en het Agroconvenant waaraven het grootste deel hiervan is gedekt uit de reserve landbouw.

Plant- en diergezondheid (16.3)

De lagere uitgaven van € 3,6 mln houden verband met minder uitgaven voor dierenwelzijn, crisisorganisatie en management, plantgezondheid en gewasbescherming (– € 1,8 mln), een overheveling naar de bijdrage aan DLO voor onderzoeksprojecten (– € 0,8 mln) en een bijdrage aan het Ministerie van VWS voor de bijdrage aan de stichting Q-support in het kader van de gevolgen van de Q-koorts (– € 0,8 mln).

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

De € 9,2 mln hogere uitgavenrealisatie op Kennisontwikkeling en Innovatie (16.4) betreft additionele projectbudgetten ten behoeve van de DLO-onderzoeksprogrammering. Hiervan betreft € 7,6 mln. Voedselzekerheidsprojecten via Buitenlandse zaken/Ontwikkelingsamenwerking waarvan € 6,6 mln. voor een project in Afghanistan. Een ander omvangrijk programma was Programmatische aanpak Stikstof (€ 1,5 mln).

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

De hogere uitgaven van € 2,5 mln op dit onderdeel houden voor € 1,6 mln verband met de organisatie door EZ van de internationale conferentie rond de Global Partnership on Oceans (GPO). Ook zijn meeruitgaven gedaan van € 0,7 mln voor het project «access to seeds». Hiervoor heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage geleverd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Medebewind productschappen (16.5)

De lagere uitgaven van € 25 mln houden onder andere verband met het volgende:

  • De kosten van de uitvoering van publieke taken zijn € 9,5 mln lager uitgevallen.

  • Voor de overname van taken van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisaties (PBO’s) door het Ministerie van VWS is € 1,1 mln overgeheveld.

  • De uitvoeringskosten door de productschappen in het kader van het markt- en prijsbeleid van de EU zijn lager uitgevallen (€ 4,5 mln).

  • Vanaf 1 oktober 2014 zijn medewerkers van de PBO’s overgeheveld naar de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland. Hierdoor zijn de uitgaven op dit onderdeel € 9,6 mln lager en verantwoord onder de uitgaven RVO.

Dienst Landbouwkundig Onderzoek (16.4)

De € 5,2 mln hogere uitgaven Dienst Landbouwkundig Onderzoek (16.4) betreffen additionele projectbudgetten voor Wettelijke taken Besmettelijke dierzieken (in verband met het in stand houden van de High Containment Unit te Lelystad) en Natuur en milieu. Hiervan is € 3 mln binnen het artikel gevonden en € 2 mln overgeboekt uit artikel 18. Het budget voor ZonMW/dierproeven (16.4) is budgettair overgeboekt naar VWS om mee te nemen in de programmering ZonMW en derhalve wel besteed.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

UNEP, FAO en overige contributies

De meeruitgaven op Bijdrage (inter)nationale organisaties betreffen met name bijdragen aan «Grenada Spice Institute» en «Integrated Seed Sector Development project».

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De hogere bijdrage van € 35,3 mln hangt samen met het volgende:

  • Om het toezicht van de NVWA op de voedselketen te verbeteren is in december 2013 een plan van aanpak aan de Kamer aangeboden (TK, 33 835, nr. 1). De aangekondigde maatregelen hebben betrekking op het versterken van het toezicht op vijf domeinen (vee- en vleessector, plantaardige sector, veterinaire exportcertificering, toezicht zuivelsector, consument en veiligheid) en het versterken van de organisatie ter ondersteuning van het primaire proces. Voor dit plan van aanpak is de bijdrage van EZ verhoogd met € 33 mln.

  • De bijdrage is verhoogd met € 1,1 mln aangezien vanaf 1 oktober 2014 medewerkers van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisaties (PBO’s) zijn overgekomen naar de NVWA voor de uitvoering van medebewinds- en autonome taken en transitiekosten ter voorbereiding van de overname van PBO-taken. Ook vindt een verhoging plaats met € 0,7 mln voor onder meer schadeclaims.

  • De uitvoeringskosten die verband houden met interventiemaatregelen in verband met de Ruslandboycot zijn € 0,5 mln hoger uitgevallen.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De hogere bijdrage van € 13,0 mln houdt verband met het volgende:

  • Uit de eindejaarsmarge 2013 HGIS is € 2,4 mln toegevoegd.

  • Een verhoging met € 2,4 mln voor uitvoeringskosten met betrekking tot de PAS.

  • Een verhoging met € 9,6 mln in verband met de reeds bij de NVWA genoemde overkomst van PBO-medewerkers, alsmede voor projectkosten in verband met de transitie van PBO-taken.

  • Een verhoging met € 0,6 mln ten behoeve van de overgang van de uitvoering van visserij-regelingen naar de RVO.

  • Een verhoging met € 4,9 mln voor hogere uitvoeringskosten van de uitvoering van subsidieregelingen op het agro-terrein.

  • Een verhoging met € 0,8 mln voor uitvoeringskosten die verband houden met interventiemaatregelen in verband met de Ruslandboycot.

  • Een verlaging met € 1,2 mln omdat de bijdrage aan de vertegenwoordiging in het buitenland die ressorteert onder de RVO lager is uitgevallen omdat nog niet alle in het buitenland gedane uitgaven zijn doorberekend.

  • Een verlaging met € 1,8 mln ten gunste van de bijdrage op artikel 12 en 14 als gevolg van het harmoniseren van het kostprijsmodel vanwege de vorming van RVO.

  • Een verlaging met € 1,9 mln in verband met lagere ICT-kosten inzake het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

  • Een verlaging met € 2,8 mln als compensatie voor de categorie «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties». Het betreft hier uitgaven die onder het programmabudget vallen.

Toelichting op de ontvangsten

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij (16.1)

De hogere ontvangsten van € 53,7 mln zijn veroorzaakt door:

  • Hogere ontvangsten in verband met de onttrekking uit de interne begrotingsreserve landbouw ten behoeve van de uitfinanciering van diverse regelingen op het agro-terrein (€ 25,4 mln).

  • Hogere ontvangsten in verband met een aanpassing van de raming van de te onttrekken middelen uit de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit (€ 8,9 mln) ten behoeve van het uitbetalen van verliesdeclaraties op grond van de garantieregelingen landbouw en landbouw plus.

  • Hogere ontvangsten in verband met de onttrekking uit de interne begrotingsreserve visserij ten behoeve van de uitfinanciering van de visserijregelingen onder het Europees Visserijfonds (€ 7,0 mln).

  • Hogere boete-inkomsten gerelateerd aan de handhaving van het mestbeleid (€ 1,3 mln).

  • Hogere ontvangsten omdat in het kader van het 5e actieprogramma nitraat is afgesproken dat de agrariërs die profiteren van de nieuwe derogatieregeling opnieuw een bijdrage leveren aan de kosten van de derogatiemonitoring in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (€ 3,3 mln).

  • Hogere ontvangsten in verband met een afrekening van de bijdrage van het Productschap Tuinbouw aan energieregelingen tot en met 2009 (€ 3,2 mln).

  • Hogere ontvangsten (o.a. huur mosselpercelen, visserijvergunningen) op het gebied van het visserijbeleid (€ 3,8 mln).

  • Hogere ontvangsten in verband met terugbetalingen van te veel betaalde subsidievoorschotten (€ 0,8 mln).

Plant- en diergezondheid (16.3)

De hogere ontvangsten door extra doorberekeningen van opvangkosten van in beslag genomen landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren en opgelegde boetes in het kader van de Regeling bestuurlijke boetes Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.

Kennisontwikkeling en innovatie (16.4)

De hogere ontvangsten van € 9,6 mln door een hoger dan oorspronkelijk geraamd bedrag aan rente en aflossing Dienst Landbouwkundig Onderzoek (€ 1,5 mln) en een van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen bedrag van € 8 mln, waarvan € 6,6 mln voor een project om landbouwontwikkeling in Afghanistan te bevorderen en € 1 mln voor de uitvoering van het «Food Security Embassy Support Program». Dit programma is erop gericht om Nederlandse ambassades hulp te bieden voor de implementatie van projecten op het gebied van voedselzekerheid.

Borgen voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid (16.5)

De lagere ontvangsten van € 1,9 mln doordat:

  • Uit de interne begrotingsreserve apurement is € 27,9 mln onttrokken is voor betalingen van correcties die door de Europese Commissie zijn opgelegd (zie subsidies/apurement).

  • De ontvangsten landbouwheffingen € 31,0 mln lager uit vallen door minder invoer van landbouwproducten uit derde landen dan voorzien.

  • Eind 2012 een subsidie is verstrekt aan de Wereldbank ten behoeve van de organisatie van de internationale conferentie rond de Global Partnership on Oceans. Omdat in de loop van 2013 is besloten om de conferentie in Den Haag plaats te laten vinden, heeft het Ministerie van EZ de organisatie op zich genomen. Het teveel betaalde voorschot aan de Wereldbank is teruggevorderd in 2014 (€ 1,8 mln).

  • Er is sprake van lagere ontvangsten op diverse posten zoals «vervallen waarborgen» van in totaal € 0,5 mln.

Licence