Base description which applies to whole site

8. Oudedagsvoorziening

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid biedt een basisinkomen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en stimuleert de opbouw van en waarborgt de aanvullende arbeidspensioenen.

De overheid vindt dat iedere gepensioneerde minimaal een basisinkomen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 90% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die werkgevers en werknemers meestal zelf beheren. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen naar eigen wens individuele pensioenverzekeringen afsluiten.

De overheid biedt onder voorwaarden een koopkrachttegemoetkoming aan oudere belastingplichtigen en AOW-gerechtigden (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (MKOB) en Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen).

Mensen die per 1-1-2013 reeds deelnamen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd kunnen onder voorwaarden recht hebben op de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij 26 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • De vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

In de uitvoering hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. De in de begroting 2014 aangekondigde beleidswijzigingen zijn grotendeels gerealiseerd. Daarnaast hebben een aantal aanvullende beleidswijzigingen plaatsgevonden.

De huishoudentoeslag wordt niet ingevoerd. Het kabinet heeft geconcludeerd dat invoering van de huishoudentoeslag zoals dat was beoogd, wegens juridische- en uitvoeringstechnische redenen niet mogelijk is.

In 2014 is de twee-woningen-regel in de AOW in werking getreden 27. Strekking van deze regel is dat als twee mensen veel bij elkaar verblijven, maar ieder van hen een eigen woning heeft die hen vrij ter beschikking staat, en zij ieder de eigen kosten van die woning dragen, er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. Hierdoor ontvangt ieder van de AOW-gerechtigden een AOW-pensioen van 70% van het minimumloon. Als voorwaarde geldt verder dat er geen andere mensen op het adres staan ingeschreven of feitelijk bij hen inwonen. Ter dekking hiervan is de hoogte van de MKOB per 1 februari 2014 verlaagd.

De regeling voor het vrijwillig inkopen van ontbrekende AOW-opbouwjaren over een achterliggende periode (inkoopregeling AOW) is aangescherpt. De aanvrager moet niet alleen verplicht verzekerd zijn voor de AOW, maar dit ook al minstens vijf jaar zijn geweest. Tevens kan men alleen die onverzekerde jaren inkopen waarvoor men niet elders al een wettelijk verplichte ouderdomsverzekering had28. Tot slot is de minimum-inkooppremie omhoog gegaan29. De inkoopregeling AOW is hiermee aangepast aan de migratiestromen van deze tijd.

Het wetsvoorstel waarmee de partnertoeslag AOW afhankelijk zou worden van het gezamenlijk inkomen van de gehuwde pensioengerechtigde en diens echtgenoot is ingetrokken.

De invoering van de kostendelersnorm in de AOW is met 1 jaar uitgesteld tot 1 juli 2016. Het kabinet benut de tussentijd om onderzoek te doen naar de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op mantelzorg.

Het wetsvoorstel inkomensondersteuning AOW en intrekken van de Wet MKOB is één maand later dan gepland in werking getreden, namelijk per 1 februari 2015 30. Hiermee is een nieuwe inkomensondersteuning voor ouderen geïntroduceerd die afhankelijk is van de AOW-opbouw. Ouderen hebben ook in januari 2015 de nieuwe inkomensondersteuning AOW ontvangen via de Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW-pensioengerechtigden 31.

Het wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd is in behandeling in het parlement. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2016.

De pensioenuitvoerder heeft op grond van de Pensioenwet het recht een klein pensioen af te kopen. In veel gevallen gebeurt dat op of rond de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Doordat de reguliere ingangsdatum van ouderdomspensioen (vaak nog 65 jaar) en de AOW-gerechtigde leeftijd uiteen zijn gaan lopen als gevolg van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, zijn hier meer mensen financieel nadeel van gaan ondervinden. Om dit te voorkomen is bij de Verzamelwet SZW 2015 32 de Pensioenwet aangepast zodat gewezen deelnemers keuzerecht krijgen om het kleine pensioen uit te stellen tot na de AOW-gerechtigde leeftijd.

In 2014 is ook het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader aangenomen. Met de gewijzigde financiële omstandigheden waarbinnen de pensioenfondsen opereren zorgt het nieuwe toetsingskader voor een gelijkmatiger spreiding van mee- en tegenvallers over de tijd, en voor evenwichtiger regels voor de indexatie van pensioenen. Hiermee draagt het bij aan de waarborging van de financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel. Deze wijzigingen zijn op 1 januari 2015 in werking getreden 33.

In 2014 heeft de Nationale Pensioendialoog plaatsgevonden34. Doel hiervan is de vragen te inventariseren die als gevolg van veranderde maatschappelijke omstandigheden worden gesteld bij de wijze waarop het huidige pensioenstelsel is ingericht. Op 19 januari 2015 vond de slotconferentie van de Pensioendialoog plaats en is de Tweede Kamer over de opbrengst geïnformeerd35. De resultaten hiervan zullen – samen met een door de SER uitgebracht advies – de basis vormen van een hoofdlijnennotitie die in het voorjaar van 2015 de Tweede Kamer wordt aangeboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

1.262.819

1.011.827

1.053.343

– 41.516

Uitgaven

0

636.954

1.138.684

1.262.819

1.011.827

1.053.343

– 41.516

               

Inkomensoverdrachten

0

636.954

1.138.684

1.262.536

1.011.606

1.053.243

– 41.637

MKOB1

0

624.200

1.123.204

1.213.849

985.000

985.754

– 754

Overbruggingsregeling

0

0

0

32.500

11.300

52.214

– 40.914

AOV incl. tegemoetkoming

0

12.754

15.480

15.537

15.254

15.275

– 21

(Caribisch Nederland)

             

Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw

0

0

0

650

52

0

52

               

Opdrachten

0

0

0

283

221

100

121

Opdrachten

0

0

0

283

221

100

121

               

Ontvangsten

0

0

0

0

32.212

0

32.212

1

Vanaf 2013 inclusief Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen.

Tabel 8.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Uitgaven

29.795.390

30.479.000

31.415.000

32.719.000

34.119.000

34.395.152

– 276.152

               

Inkomensoverdrachten

29.795.390

30.479.000

31.415.000

32.719.000

34.119.000

33.947.948

171.052

AOW

28.617.668

29.995.000

31.415.000

32.719.000

34.119.000

33.668.948

450.052

Ouderencomponent huishoudentoeslag

0

0

0

0

0

279.000

– 279.000

Tegemoetkoming AOW

1.177.722

484.000

0

0

0

0

0

               

Nominaal

0

0

0

0

0

447.204

– 447.204

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (MKOB)

De MKOB is op 1 juni 2011 ingevoerd om oudere belastingplichtigen die koopkrachtverminderingen ondervinden als gevolg van beleidsmaatregelen in de fiscale sfeer een compensatie te bieden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten MKOB zijn in 2014 conform begroot. Enerzijds is de loon- en prijsbijstelling overgeheveld (€ 15 miljoen), anderzijds is de hoogte van de MKOB per 1 februari 2014 verlaagd ter dekking van de twee-woningen-regel in de AOW (– € 15 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal mensen dat recht heeft op MKOB wijkt niet noemenswaardig af van de raming in de begroting 2014. Het volume is hoger dan in 2013. Dit komt enerzijds doordat op 1 oktober 2013 de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen in werking is getreden en anderzijds doordat er vanwege de vergrijzing en de stijgende levensverwachting meer AOW-gerechtigden zijn.

Tabel 8.3 Kerncijfers MKOB1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume MKOB2 (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

2.787

2.947

3.263

3.265

– 2

1

SVB, jaarverslag.

2

Vanaf 2013 inclusief volume Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen.

A2. Overbruggingsregeling (OBR)

De OBR beoogt voor mensen die op 1 januari 2013 reeds deelnamen aan een VUT- en prepensioenregeling of een vergelijkbare regeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de voor hen geldende verhoging van de AOW-leeftijd compensatie te bieden voor inkomensverlies tussen het einde van de VUT- of prepensioenregeling en de verhoogde AOW-leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitkeringslasten OBR is in 2014 fors lager dan begroot. Zowel het aantal personen dat gebruik blijkt te maken van de OBR als de gemiddelde uitkering is lager dan verwacht. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de helft van de grote en middelgrote pensioenfondsen (waaronder het ABP) een eigen overbruggingsregeling kent. Bij deze regelingen wordt het AOW-gat van de deelnemer overbrugd met de eigen pensioenregeling. Een tweede mogelijke verklaring voor het lagere gebruik van de OBR is dat de te overbruggen periode in 2014 twee maanden bedraagt. Een deel van de doelgroep kan de overbrugging van deze twee maanden al op een andere manier gefinancierd hebben.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.4 Kerncijfers Overbruggingsregeling 1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Instroom Overbruggingsregeling (x 1.000 uitkeringen)

6,7

8,2

30

– 21,8

1

SVB, jaarverslag.

A3. Algemene Ouderdomsverzekering (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomsverzekering (AOV). Naast het ouderdomspensioen wordt op St. Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten AOV zijn vrijwel gelijk aan de raming ten tijde van de begroting.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.5 Kerncijfers AOV1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

3,9

4,0

3,9

4,0

– 0,1

1

SZW-unit RCN.

A4. Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw

Deze tijdelijke regeling is geïntroduceerd omdat een groep AOW-gerechtigden en Anw-gerechtigden te laat is geïnformeerd over een wijziging in het inkomensbegrip, waardoor ook een Wajong-uitkering als inkomen wordt aangemerkt. Hierdoor werd de uitkering van deze mensen zonder voldoende voorbereidingstijd verlaagd. Om betrokkenen te compenseren is in juni 2013 de tijdelijke regeling Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw geïntroduceerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven in 2014 betreffen een afrekening over het jaar 2013.

A5. Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Daarnaast kent de AOW een partnertoeslag voor AOW-gerechtigden van wie de partner jonger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd en geen of weinig inkomen heeft. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2013 geleidelijk verhoogd. In 2014 is de AOW-leeftijd verhoogd tot 65 jaar en twee maanden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten AOW zijn in 2014 € 450 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 442 miljoen, in tabel 8.2 onderdeel van de post nominaal) zijn de uitkeringslasten € 8 miljoen hoger dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen met een AOW-uitkering is gerealiseerd op het niveau dat ten tijde van de begrotingsopstelling 2014 werd geraamd. Ook het percentage personen met een onvolledige AOW-uitkering is gelijk uitgekomen aan de toenmalige raming. Het kortingspercentage voor personen met een onvolledige AOW-uitkering is iets lager dan bij de begrotingsopstelling werd verwacht. AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW-opbouw hebben gemiddeld een iets hogere uitkering dan verwacht.

Tabel 8.6 Kerncijfers AOW1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.081

3.172

3.259

3.259

0

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

18

19

19

19

0

Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%)

47

47

46

48

– 2

1

SVB, jaarverslag.

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen is ten opzichte van 2013 gehalveerd. Dit komt mede doordat de SVB gebruik maakt van reeds tot haar beschikking staande informatie. Het gemiddelde benadelingsbedrag is licht gestegen tot € 4.700.

Tabel 8.7 Kerncijfers AOW (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

44

2

70

Kennis van de verplichtingen (%)

85

2

89

Opsporing 3

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

3,5

1,3

0,6

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

12

5,6

2,7

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014».

2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

3

SVB, jaarverslag.

A6. Ouderencomponent huishoudentoeslag

De huishoudentoeslag wordt niet ingevoerd. Bij de uitwerking van de huishoudentoeslag zijn juridische en uitvoeringstechnische consequenties aan het licht gekomen op basis waarvan het kabinet concludeert dat invoering van de huishoudentoeslag in de beoogde vorm niet mogelijk is.

B. Opdrachten

In 2014 zijn extra middelen ingezet voor voorlichting over het sluiten van de partnertoeslag AOW voor nieuwe instroom per 2015.

C. Ontvangsten

De ontvangsten betreffen een terugbetaling van de SVB van teveel ontvangen middelen in 2013. Het voorschot dat in 2013 aan de SVB is overgemaakt bleek achteraf hoger te zijn dan de uitgaven van de SVB in dat jaar. Dit is in 2014 terugbetaald. De ontvangsten hebben betrekking op de OBR (€ 28 miljoen) en de MKOB (€ 4 miljoen).

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels vast om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen.

Het aantal pensioenfondsen neemt jaarlijks af. Het gaat hierbij vooral om de pensioenfondsen die vanwege de geringe omvang niet langer in staat zijn om te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Het aandeel pensioenfondsen – ook in termen van daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden – met een dekkingsgraad lager dan 130% is vergelijkbaar met dat van voorafgaande jaren.

Tabel 8.8 Kerncijfers aanvullende pensioenen 1
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Totaal aantal pensioenfondsen2

305

281

244

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%

290

263

226

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.421

5.266

5.130

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

2.992

2.897

2.943

1

DNB, statistiek toezicht pensioenfondsen.

2

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

26

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

32

Tweede Kamer, 33 988, nr. 29.

34

Zie onder andere Tweede Kamer, 32 043, nr. 223.

35

Tweede Kamer, 32 043, nr. 241.

Licence