Base description which applies to whole site

10. SALDIBALANS

Tabel 1 Saldibalans per 31 december 2017 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (Bedragen x € 1.000)

Activa

     

Passiva

   
   

31-12-2017

31-12-2016

     

31-12-2017

31-12-2016

1.

Uitgaven ten laste van de begroting

38.053.281

38.695.770

 

2.

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.339.178

1.318.371

3.

Liquide middelen

337

327

         

4.

Rekening-courant RHB

     

4a.

Rekening courant RHB

36.710.378

37.374.107

5.

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

13.760

12.604

 

5a.

Begrotingsreserves

13.760

12.604

6.

Vorderingen buiten begrotingsverband

397

736

 

7.

Schulden buiten begrotingsverband

4.459

4.355

Subtotaal intra-comptabel

38.067.775

38.709.437

 

Subtotaal intra-comptabel

38.067.775

38.709.437

Extra-comptabele posten

     

Extra-comptabele posten

   

9.

Openstaande rechten

213.839

210.385

 

9a.

Tegenrekening openstaande rechten

213.839

210.385

10.

Vorderingen

28.283.095

26.540.077

 

10a.

Tegenrekening vorderingen

28.283.095

26.540.077

11a.

Tegenrekening Schulden

0

   

11.

Schulden

0

 

12.

Voorschotten

6.679.489

8.453.558

 

12a.

Tegenrekening voorschotten

6.679.489

8.453.558

13a.

Tegenrekening garantieverplichtingen

2.928.277

2.751.812

 

13.

Garantieverplichtingen

2.928.277

2.751.812

14a.

Tegenrekening andere verplichtingen

28.262.293

27.645.196

 

14.

Andere verplichtingen

28.262.293

27.645.196

15.

Deelnemingen

0

   

15a.

Tegenrekening deelnemingen

0

 

Subtotaal extra-comptabel

66.366.993

65.601.028

 

Subtotaal extra-comptabel

66.366.993

65.601.028

Overall Totaal

104.434.768

104.310.465

 

Overall Totaal

104.434.768

104.310.465

Toelichting:

1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2017

De uitgaven over 2017 zijn uitgekomen op € 38.053.280.751,63 en de ontvangsten op € 1.339.177.092,51. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 38.053.289.000,00 en de ontvangsten op € 1.339.184.000,00.Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2017 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

3. Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift). De samenstelling is als volgt:

Tabel 2 Liquide middelen (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Openstaand per 31-12-2016

Bestuursdepartement

0

–3

DUO

0

–7

Cultuurinstellingen

337

337

Totaal

337

327

4. Rekening-Courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve

Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 3 Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve (Bedragen x € 1.000)

Naam begrotingsreserve

Saldo 1-1-2017

Toevoegingen 2017

Onttrekkingen 2017

Saldo 31-12-2017

Verwijzing naar begrotingsartikel

Museaal aankoopfonds

4.655

24

0

4.679

14

Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

7.949

1.132

0

9.081

95

Totaal

12.604

1.156

0

13.760

 

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2017 zijn er geen aankopen geweest.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procent-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procent-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Tabel 4 vorderingen buiten begrotingsverband (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

94

Te verrekenen met derden

97

Overig

206

Totaal

397

De post te verrekenen met derden betreft uitgaven die DUO nog moet verrekenen. De post overig heeft betrekking op de te vorderen BTW.

7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 5 schulden buiten begrotingsverband (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Codart

3.531

Overig

928

Totaal

4.459

De post Codart betreft een door het Waarborgfonds gestort bedrag als zekerheid voor de aan Codarts verstrekte lening. Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU projecten (0,4 miljoen), legaten (0,1 miljoen), fondsen (0,3 miljoen) en overige derden.

9. Openstaande rechten

Tabel 6 Openstaande rechten (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Lesgelden

213.839

Totaal

213.839

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

10. vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2017 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 7 Stand debiteuren (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Openstaand per 31-12-2016

01

Primair onderwijs

3.070

482

03

Voortgezet onderwijs

1.081

754

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.179

1.338

06

Hoger beroepsonderwijs

9.650

83

07

Wetenschappelijk onderwijs

0

0

08

Internationaal beleid

127

0

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

4.723

4.931

11

Studiefinanciering

28.192.644

26.464.927

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

7.638

5.968

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

56.585

58.876

15

Media

1.535

13

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

118

0

25

Emancipatie

305

305

95

Bestuursdepartement

1.440

2.400

Lening Bonaire

0

0

Totaal

28.283.095

26.540.077

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 worden hieronder nader toegelicht.

De overige openstaande vorderingen (€ 90,5 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Specificatie debiteuren Studiefinanciering (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Openstaand per 31-12-2016

Niet-relevante langlopende vorderingen

27.309.467

25.469.801

 

Leningen – hoofdsom

19.163.570

16.854.326

 

Prestatiebeursleningen – hoofdsom

8.145.897

8.615.475

     

Relevante langlopende vorderingen

745.084

863.026

 

Leningen – rente

664.887

749.881

 

Prestatiebeursleningen – rente

39.924

75.003

Overig

40.273

38.142

Relevante kortlopende

138.093

132.100

     

Totaal

28.192.644

26.464.927

Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.

Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.

De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.

Tabel 9 Verloop van de vorderingen studiefinanciering (Bedragen x € 1.000)
 

Verloop vorderingen 2017

Verloop vorderingen 2016

Openstaande bedragen per 1 januari

26.464.928

24.676.648

Mutatie bruto vorderingen

5.021.023

4.816.798

Omgezet in gift

–2.135.633

–2.061.726

Afgelost (ontvangen en verrekend)

–826.868

–795.082

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

–330.806

– 171.710

Openstaande bedragen per 31 december

28.192.644

26.464.928

De vorderingstand neemt toe door uitbetalingen of doordat vorderingen worden ingesteld.

De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift, en omdat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.

12. Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2017 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 10 Voorschotten naar beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Openstaand per 31-12-2016

01

Primair onderwijs

2.629.605

2.300.433

03

Voortgezet onderwijs

202.071

204.145

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

1.154.131

1.112.620

06

Hoger beroepsonderwijs

43.813

27.352

07

Wetenschappelijk onderwijs

47.753

60.903

08

Internationaal beleid

30.147

20.003

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

229.587

299.155

11

Studiefinanciering

916.041

1.614.126

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

   

13

Lesgelden

   

14

Cultuur

699.110

2.043.725

15

Media

7.168

26.537

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

698.486

722.965

25

Emancipatie

21.167

12.888

95

Bestuursdepartement

410

278

Voorschotten buiten begroting

8.428

       

Permanente voorschotten

   

Totaal

6.679.489

8.453.558

Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de OV-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2017 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 11 Voorschotten naar vergoedingsjaar (Bedragen x € 1.000)
 

Stand per

01-01-2017

Verstrekt 2017

Afgerekend 2017

Stand per

31-12-2017

2001

       

2002

       

2003

1.340

 

0

1.340

2004

8.336

 

0

8.336

2005

10.158

 

0

10.158

2006

43.222

 

2.700

40.522

2007

81.906

 

0

81.906

2008

94.048

 

514

93.534

2009

121.586

 

2.483

119.103

2010

131.101

 

13.447

117.654

2011

403.868

 

49.176

354.692

2012

517.455

 

123.227

394.228

2013

1.181.020

 

744.911

436.109

2014

1.183.737

 

677.039

506.698

2015

1.561.376

 

821.099

740.277

2016

3.114.405

 

1.579.227

1.535.178

2017

0

2.239.755

 

2.239.755

Totaal

8.453.558

2.239.755

4.013.824

6.679.489

13. Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2017 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2017:

Tabel 12 Garantieverplichtingen (Bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2017

Openstaand per 31-12-2016

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

176.631

189.340

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

718.275

614.917

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

24.264

25.152

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

264.757

275.031

Garanties Hoger beroepsonderwijs

744.058

690.593

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

532.541

553.197

Garanties Voortgezet onderwijs

341.324

296.219

Garanties Primair onderwijs

96.427

77.363

Totaal

2.928.277

2.751.812

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 718,2 miljoen. Hiervan is € 341,6 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 284,3 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 92,3 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan Cultuurinstellingen.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 24,3 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneductie (€ 532,5 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 744,1 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 341,3 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 264,7) en het Primair Onderwijs (€ 96,4 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 13 Openstaande Garantieverplichtingen (Bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2017

2.751.812

Bij: Aangegane verplichtingen 2017

737.046

   

Af: Afgelopen garantie 2017

560.581

Af: Verrichte betalingen 2017

0

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2017

0

Stand 31 december 2017

2.928.277

14. Andere verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 14 Andere verplichtingen (Bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2017

27.645.195

Bij: aangegaan in 2017

38.670.379

   

Af: Tot betaling gekomen in 2017

38.053.281

Stand 31 december 2017

28.262.293

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2017 is hieronder opgenomen.

Tabel 15 Andere verplichtingen naar beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

01

Primair onderwijs

5.853.464

03

Voortgezet onderwijs

7.170.454

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.850.575

06

Hoger beroepsonderwijs

2.967.485

07

Wetenschappelijk onderwijs

4.495.348

08

Internationaal beleid

7.878

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

21.428

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

1.671.677

15

Media

963.091

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.218.555

25

Emancipatie

42.338

95

Bestuursdepartement

0

Totaal

28.262.293

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 26 november 2014 is het Bestuursakkoord PO 2014–2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2018 e.v. een bedrag van € 444 miljoen beschikbaar, waarvan ultimo 2017 vastgelegd € 405,4 miljoen. Het verschil van € 38,6 miljoen was ultimo 2017 nog niet juridisch verplicht, en is daarmee niet in de saldibalans opgenomen. Van dit afgesproken bedrag van € 444 miljoen is in 2019 juridisch verplicht € 1.250 miljoen; het overige deel is bestuurlijk verplicht maar niet in de saldibalans opgenomen. Voor 2020 is het hele bedrag uit het bestuursakkoord voor dat jaar (€ 263 miljoen + € 142 miljoen + € 39 miljoen = € 444 miljoen) bestuurlijk verplicht, maar niet in de saldibalans opgenomen.

Op 17 april 2014 is het Sectorakkoord VO 2014–2017 met de VO-raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2018 en volgende jaren een bedrag van € 369 miljoen beschikbaar. Een deel hiervan (€ 30 miljoen) was ultimo 2017 nog niet verplicht, en is daarmee niet in de saldibalans opgenomen.

Op 13 mei 2013 is het Techniekpact 2020 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs en het bedrijfsleven. Onderdeel van het techniekpact is het regionale investeringsfonds mbo. Hiermee is in totaal een bedrag beschikbaar van € 100 miljoen voor de jaren 2014 t/m 2017. Op 10 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de regeling van het regionale investeringsfonds mbo met één jaar wordt verlengd tot en met 2018 en het beschikbare bedrag met € 25 miljoen wordt verhoogd. Hiermee is nu in totaal een bedrag beschikbaar van € 125 miljoen voor de jaren 2014 t/m 2018. Van dit bedrag is ultimo 2017 voor de periode 2014 t/m 2017 al een bedrag van € 95 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 30 miljoen is in het jaar 2018 bestuurlijk verplicht.

Op 11 juli 2014 is het Bestuursakkoord MBO 2015–2019 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs. Dit bestuursakkoord bouwt voort op verschillende akkoorden namelijk het Regeerakkoord «Bruggen Slaan», het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015», het Nationale Onderwijsakkoord, bestuursakkoord Professionalisering mbo (2011) en addendum (2012), Lerarenagenda 2013–2020 en het Nationaal Techniekpact 2020. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de regeling kwaliteitsafspraken. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1,279 miljard bestuurlijk verplicht over de periode 2015 t/m 2018. Van dit bedrag is ultimo 2017 voor de jaren 2015 t/m 2018 al een bedrag van € 1,075 miljard juridisch verplicht. Het resterende bedrag voor het resultaatafhankelijke deel van de kwaliteitsafspraken van € 204 miljoen is in het jaar 2018 bestuurlijk verplicht.

In verband met de per 1 januari 2016 geldende belastingplicht voor Vennootschapsbelasting bij overheidsondernemingen dient over de jaren 2016 en 2017 nog een bedrag van circa € 70.200 afgedragen te worden door het bestuursdepartement voor activiteiten die worden uitgevoerd bij de agentschappen Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Nationaal Archief. Dit bedrag is al opgenomen in de betreffende jaarrekeningen van de agentschappen, maar is nog niet als juridische verplichting vastgelegd in de administratie van het bestuursdepartement.

Licence