Base description which applies to whole site

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

2017: een jaar vol verandering

Voor IenM was 2017 een bewogen jaar. De kabinetsformatie resulteerde in een interdepartementale herverkaveling die ook op dit departement van toepassing was. Ze leidde tot de verplaatsing van klimaat, ruimtelijke ontwikkeling en de omgevingswet naar respectievelijk EZK en BZK. Omdat deze thema’s in 2017 nog onder de IenM-begroting vielen, zullen ze deze keer nog in dit beleidsverslag aan bod komen. Een naamsverandering maakte ook deel uit van dit proces. Omdat het grootste deel van de onderstaande activiteiten nog onder IenM tot stand is gekomen, zal in dit verslag van IenM worden gesproken.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft in 2017 verder gebouwd aan haar koerswijziging en een nieuwe organisatie, waarvan effectiviteit en selectiviteit centrale pijlers zijn. Ze werkt vanuit een risicogebaseerde benadering aan veiligheid, duurzaamheid, zekerheid en vertrouwen in transport, infrastructuur, milieu en wonen.

Voortgang op diverse terreinen

Inhoudelijke speerpunten voor IenM in 2017 waren onder andere transities op het gebied van klimaat en energie, klimaatadaptatie, slimme en groene mobiliteit, circulaire economie en leefbare en bereikbare steden. Daarbij heeft IenM zich bijvoorbeeld gericht op innovatieve mobiliteit en het op orde brengen van de infrastructuur. Dit hebben we gedaan door het beter benutten van bestaande infrastructuur en het waar nodig uitbreiden van deze infrastructuur. Maar ook aan de hand van het uitwerken van de mogelijkheden voor nieuwe concepten zoals de zelfrijdende auto en truck platooning. Daarnaast hebben we ons ingezet voor het klimaat en milieu en voor een gezonde en veilige leefomgeving, bijvoorbeeld door de emissie van NOx in de zeevaart terug te dringen. De Internationale Maritieme Organisatie heeft de Noordzee uitgeroepen tot emissiebeheersgebied. In de luchtvaart en bij het wegverkeer wordt ook flink gewerkt aan het terugdringen van de CO2-uitstoot, aan de hand van mondiale afspraken en samenwerking binnen Europa. Op het gebied van klimaat en energie is de laatste tijd veel werk verzet. Er is verder invulling gegeven aan het klimaatakkoord van Parijs, het emissiehandelssysteem wordt herzien en ook op het gebied van klimaatadaptatie en waterveiligheid hebben we weer heel wat bereikt. Ook op het gebied van ruimtelijke ordening zat het ministerie niet stil; de voortgang rondom de in 2016 aangenomen Omgevingswet is daarvan een pregnant voorbeeld.

Verlenging looptijd fondsen voor toekomstige investeringen

Om reeds bestaande en toekomstige bereikbaarheidsvraagstukken adequaat te kunnen aanpakken zijn in de Begroting 2017 het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verlengd tot en met 2030 en worden beide fondsen jaarlijks verlengd. De beschikbare middelen worden ingezet voor beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur en voor (nieuwe) ambities, investeringen en afdekking van risico’s. De jaarlijkse verlenging biedt financiële zekerheid en draagt bij aan de financiering van de langetermijnopgaven, waarbij het wel van belang is om het geld adaptief te bestemmen. Het implementeren van de in de kabinetsreactie benoemde acties naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek «Flexibiliteit in infrastructurele planning»1 heeft geleid tot aanpassingen in de systematiek van het MIRT en de fondsen, zoals invoering van de flexnorm, beter inzicht in planflexibel en planinflexibel budget en 75% zicht op financiering bij de start van een MIRT-verkenning. Deze aanpassingen bieden meer mogelijkheden voor flexibiliteit en bijsturing. Om deze doorgevoerde verbeteringen verder te verankeren is de Tweede Kamer geïnformeerd2 over het voorstel voor een apart begrotingsartikel voor de flexibele financiële middelen die in de Begroting van 2019 geëffectueerd wordt.

Hierna volgen per inhoudelijk speerpunt de belangrijkste mijlpalen van het afgelopen jaar.

Mijlpalen per speerpunt

Klimaat- en energietransitie

Verbetering van de luchtkwaliteit

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is verlengd tot inwerkingtreding van de Omgevingswet3. Uit de jaarlijkse monitor van het NSL blijkt dat de luchtkwaliteit de afgelopen jaren is verbeterd. Er resteert nog een beperkt aantal NO2-knelpunten langs een aantal drukke straten in binnensteden. De norm voor PM10 wordt lokaal nog overschreden in gebieden met intensieve veehouderij en industrie. In 2017 is gestart met de voorbereidingen van het Nationaal Actieplan Luchtkwaliteit. Met dit actieplan zetten we, conform het Regeerakkoord, in op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit.

De rechtbank Den Haag heeft op 7 september 2017 uitspraak gedaan in het kortgeding in de zaak die Milieudefensie tegen de Staat heeft aangespannen wegens het overschrijden van de luchtkwaliteitsnormen voor NO2 en PM10. Om invulling te geven aan het vonnis is in 2017 gestart met de voorbereidingen om het NSL te wijzigen. Het (tussen)vonnis in de bodemprocedure dat door de rechtbank op 27 december 2017 is uitgesproken, heeft niet geleid tot aanvullende eisen voor de Staat.

Daarnaast is een verbod ingevoerd op het verwijderen van roetfilters en katalysatoren die noodzakelijk zijn om emissies van schadelijke stoffen te beperken. Vanaf mei 2018 zal bij de APK visueel worden gecontroleerd op de aanwezigheid van het roetfilter, waarvoor in 2017 de registratie van fijnstofgegevens in het kentekenregister is verbeterd. Verder wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een testmethode om op termijn in het kader van de APK de goede werking van het roetfilter te kunnen controleren. Ook de mogelijkheden tot manipulatie van SCR-katalysatoren bij vrachtwagens zijn samen met stakeholders in kaart gebracht.

Internationale inspanningen klimaatbeleid

In 2017 is op het terrein van Klimaat en Energie veel werk verzet, op mondiaal, Europees en nationaal niveau.

Op mondiaal niveau is verder invulling gegeven aan de Overeenkomst van Parijs. Hierover zijn tijdens de 23e Conferentie van Partijen (COP23) bij het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) de onderhandelingen voortgezet over onder meer de verdere invulling van het vijfjaarlijkse ambitiemechanisme en over transparantie van de geleverde inspanningen. Hierover zullen eind 2018, tijdens de COP24 in Katowice in Polen, besluiten worden genomen. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de vormgeving van de faciliterende dialoog, die in 2018 plaatsvindt. Tijdens deze dialoog zal gekeken worden naar de wijze waarop partijen collectief bijdragen aan de doelen van de overeenkomst.

Op Europees niveau is in 2017 overeenstemming bereikt over het pakket aan wetsvoorstellen waarmee het EU-broeikasgasdoel voor 2030 van tenminste 40% emissiereductie (t.o.v. 1990) wordt geïmplementeerd. Met de herziening van het EU-emissiehandelssysteem (ETS) zal het aantal beschikbare rechten jaarlijks sneller dalen, in lijn met het EU-doel voor 2030. Daarnaast wordt vanaf 2023 via een marktstabiliteitsreserve een deel van het heersende overschot aan rechten blijvend vernietigd.

De nieuwe Effort Sharing Regulation (ESR) schrijft bindende reductiepercentages voor die lidstaten moeten realiseren in de sectoren die niet onder het ETS vallen. De ESR zal er voor zorgen dat alle EU-lidstaten in de periode 2021–2030 maatregelen inzetten om hun emissies te reduceren, en houdt daarbij rekening met de verschillende uitgangspunten van lidstaten. Voor Nederland is het reductiedoel vastgesteld op 36% t.o.v. 2005, hetgeen in lijn is met de doelen van ons omringende landen.

De nieuwe LULUCF4-verordening stelt de boekhoudregels vast voor de landgebruik sector. Daarnaast is als doel vastgelegd dat de balans tussen koolstofopname en uitstoot van broeikassen door landgebruik op lidstaatniveau niet mag verslechteren. Hierbij is de keuze gemaakt om vijfjaarlijks de balans op te maken, hetgeen recht doet aan de sterke fluctuaties die in de landgebruiksector kunnen voorkomen.

Verder is in 2017, op nationaal niveau, verder uitwerking gegeven aan de Energieagenda, die het kabinet in december 2016 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. De uitwerking zal mede input vormen voor het Klimaatakkoord, dat conform het Regeerakkoord in 2018 met alle betrokken partijen zal worden afgesloten.

Inspanningen per vervoersmodaliteit

Voor wat betreft de luchtvaart heeft Nederland in ICAO-verband (International Civil Aviation Organisation) ook dit jaar opnieuw actief meegewerkt aan de invulling van het ontwerp voor het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA). De huidige planning is dat CORSIA met ingang van 1 januari 2021 in werking treedt. Daarnaast is in 2017 een compromis bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie om de uitzondering onder het Europees Emissiehandelssysteem (EU ETS) van vluchten van en naar Europa te continueren. Met dit besluit blijft het EU ETS (in ieder geval) tot 31 december 2023 voor intra-Europees vliegverkeer van toepassing.

Voor wat betreft scheepvaart is Nederland, in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), actief lid van een progressieve groep landen die werkte aan een ambitieuze initiële strategie voor het reduceren van broeikasgasemissies door de internationale zeevaart. De IMO heeft in 2017 definitief besloten om de Noordzee uit te roepen tot NOx(stikstofoxide) emissiebeheersgebied. Alle nieuwe schepen die op de Noordzee varen moeten vanaf 1 januari 2021 voldoen aan de nieuwe NOx-norm. De norm wordt ruim 70% strenger dan de huidige norm en levert daarmee een belangrijke bijdrage namens de scheepvaart voor de luchtkwaliteit in Nederland. In de IMO is eerder besloten dat schepen vanaf 2020 wereldwijd alleen nog brandstof mogen gebruiken met maximaal 0,5% zwavel. Nederland heeft bijgedragen aan overleggen hoe deze afspraak in Europees en mondiaal verband kan worden gehandhaafd. In CCR-verband is gewerkt aan de implementatie van de EU-richtlijn NRMM (Non-Road mobile machinery, EU 2016/1628) in de binnenvaartwetgeving. Vanaf 2020 moeten nieuwe motoren aan veel strengere emissie-eisen voldoen.

Met betrekking tot het wegtransport is in 2017 de actieagenda van de duurzame brandstoffenvisie transport in gang gezet met alle betrokken stakeholders en zijn investeringen gedaan in meer alternatieve tank- en laadinfrastructuur in Nederland. Dit betreft onder meer de uitvoering van de Green Deals voor Zero Emissie Stadslogistiek en het Bestuursconvenant Zero Emissie Bussen en de samenwerking met de innovatieplatforms voor alternatieve brandstoffen. Daarnaast is ook een ondersteuningsregeling uitgebracht met als doel nieuwe innovaties voor CO2-reductie in de transportsector aan te jagen: de Demonstratieregeling Klimaat Innovaties Transport.

In 2017 is de wetsbehandeling in de Tweede Kamer geweest van de implementatie van de ILUC-richtlijn. Voorts zijn de EU-onderhandelingen gestart over de RED2 (Renewable Energy Directive), waarvan de doelstellingen voor hernieuwbare energie voor vervoer na 2020 onderdeel uitmaken.

Aangezien een groot deel van het transport een internationale component heeft, wordt ook samengewerkt met de andere Benelux-landen, met andere buurlanden in Europa en mondiaal met koplopers zoals Californië. Doel hiervan is de uitrol van alternatieve brandstoffen en energiedragers en de bijbehorende tank- en laadinfrastructuur zo goed mogelijk af te stemmen en gezamenlijk vraagaggregatie naar meer schone zero-emissiebrandstoffen en -voertuigen te bewerkstelligen. Eind 2017 hebben de Benelux-landen en brancheverenigingen uit de drie landen intentieverklaringen ondertekend voor samenwerking ter bevordering van grensoverschrijdend elektrisch rijden. Samen met marktpartijen en brancheorganisaties wordt gewerkt aan betaalgemak in het buitenland (overal laden met één laadpas), informatievoorziening over laadpunten en gebruikersidentificatie.

De Europese Commissie heeft op 8 november 2017 (later dan aanvankelijk werd verwacht) het voorstel voor nieuwe CO2-normen voor personen- en bestelauto’s gepubliceerd. De Nederlandse inzet is verwoord in het BNC-fiche dat op 13 december 2017 met de Tweede Kamer is besproken5.

Ten slotte is voor de OV- en spoorsector in 2017 het Platform Duurzaam OV en Spoor ingericht om met de belangrijkste stakeholders een «roadmap» op te stellen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de afspraken die zijn vastgelegd in de CO2-visie OV en Spoor 2050. Daarnaast is in de beleidsprioriteitenbrieven aan de concessiehoudende partijen (ProRail en NS) aandacht gevraagd om het meenemen en meewegen van maatregelen op het gebied van duurzaamheid in de volledige breedte. In de beheer- en vervoerplannen voor 2018 hebben deze partijen hun plannen opgenomen hoe aan deze verzoeken gehoor te geven. Als laatste stuurt IenM op de energieprestaties van zowel ProRail en NS in het verband van de MJA3-Rail (onder regie van EZK).

Een klimaatbestendige inrichting van ons land

Verdere verbetering van de waterveiligheid

Zoals ook aangekondigd in de Beleidsagenda zijn de nieuwe normen voor waterveiligheid in werking getreden per 1 januari 2017, nadat in 2016 het wijzigingsvoorstel van de Waterwet zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer met algemene stemmen is aangenomen. Ook is de onderliggende regelgeving aangepast. Zo zijn sinds 1 januari 2017 de gewijzigde Regeling subsidies hoogwaterbescherming en de nieuwe Ministeriële Regeling veiligheid primaire waterkeringen van kracht. Op basis van de laatstgenoemde regeling en met behulp van de het beschikbaar gestelde instrumentarium zullen beheerders van 2017 tot en met 2023 de eerste wettelijke beoordelingsronde van de primaire keringen uitvoeren. Keringen die nog niet aan de nieuwe norm voldoen, kunnen, nadat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft gecontroleerd of conform de regeling is gewerkt, worden aangemeld bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). In 2017 is ca. 10% van de keringen beoordeeld. Voor 5% van de keringen is de rapportage aangeboden aan de ILT. In het HWBP 2018–2024 is geanticipeerd op de nieuwe normen. Zo zijn de keringen die beoordeeld zijn en niet aan de nieuwe norm voldoen al opgenomen. De meest urgente versterkingsmaatregelen zullen als eerste worden getroffen.

Waterkwaliteit

Het jaar 2017 stond in het teken van de invulling van de Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater (16 november 2016). Van de 120 acties uit deze intentieverklaring zijn er meer dan honderd in uitvoering. Deze uitvoering gebeurt in intensieve samenwerking met alle betrokken overheden, drinkwaterbedrijven, belangenorganisaties, de industrie en de kennisinstellingen. Zo is in juli 2017 een Structurele Aanpak Opkomende Stoffen naar de Tweede Kamer gestuurd6, om van incidentenbeleid naar een meer structureel beleid te komen waar het gaat om het aantreffen van chemische stoffen in drinkwater. De problematiek rond de GenX-concentraties in oppervlaktewater en bij een aantal drinkwaterbedrijven heeft in 2017 veel aandacht gevraagd. Samen met alle stakeholders is gezamenlijk opgetrokken om ervoor te zorgen dat er geen risico’s waren voor de drinkwaterkwaliteit. In 2018 zal deze Structurele Aanpak verder worden uitgewerkt.

Goede voortgang is geboekt met de ketenaanpak medicijnresten uit water. Jaarlijks komt ruim 140 ton aan medicijnresten terecht in ons oppervlaktewater. Inmiddels werken de meeste Nederlandse gemeenten mee aan gescheiden inzameling van medicijnresten. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is in gesprek met ziekenhuizen over preventieve maatregelen om te voorkomen dat medicijnresten in het water terechtkomen. Eén van de oplossingen is het plaatsen van een pharmafilter. Binnen de keten wordt samen met industrie en waterschappen gekeken naar zowel bronmaatregelen als naar end-of-pipe maatregelen.

Eind 2017 is een bestuursovereenkomst getekend om tot betere bescherming van drinkwaterbronnen te komen in 40 grondwaterbeschermingsgebieden. Hierin werken Rijk, provincies, drinkwaterbedrijven en LTO Nederland samen aan het terugdringen van nitraatuitspoeling door de landbouw.

Water internationaal

De Internationale Waterambitie is in 2017 verder geconsolideerd en inzet vanuit het Interdepartementaal Watercluster (IWC) heeft bijgedragen aan meer focus en synergie van de inzet op waterveiligheid en waterzekerheid in de wereld. Samenwerking was met name gericht op 10 focuslanden (Indonesië, Vietnam, Myanmar, Colombia, Egypte, India, Verenigde Staten, Zuid-Afrika, Bangladesh en Mozambique). Inzet vanuit IenM richtte zich met name op de eerste zes landen. Bilaterale en multilaterale relaties zijn aangehaald in de vorm van uitgaande missies van Minister Schultz van Haegen naar Egypte (Waterpanel), Bangladesh (Joint Steering Committee), Myanmar (Joint Steering Committee), VS (Wereldbank en VN) en Zweden (Waterweek/HELP). Het nieuwe programma Partners voor Water (geïnitieerd in 2016) is op stoom en heeft via het subsidieprogramma twee calls succesvol in de markt gezet. Bijgedragen is aan concrete vormgeving van deltaplannen in Myanmar en Bangladesh. In Vietnam is samen met de Wereldbank gewerkt aan verdere implementatie van het Mekong Deltaplan en realisering van een op Nederlandse leest geschoeid deltamanagement. Concrete samenwerking is geïnitieerd met de Filipijnse overheid rondom Manilla Bay waar Nederlandse expertise gevraagd is ten aanzien van duurzame kustbescherming. De Delta Coalitie is succesvol geoperationaliseerd. In 2017 is een doorstart van het Disaster Risk Reduction Team gerealiseerd waarbij vier missies zijn uitgevoerd in Bolivia (droogte), Guinee (kusterosie), Guatemala (watervervuiling) en Filipijnen (arseen). De bijdragen aan internationale organisaties in 2017 betroffen de jaarlijkse contributie voor de internationale riviercommissies van de Rijn, Maas, Schelde en Eems/Niedersachsen. Daarnaast betrof het de bijdragen aan de OESO en VN-organisaties, die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding. Voor het waterdomein is in het licht van het klimaatakkoord van Parijs (adaptatie), de 2030 agenda VN ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en Sendai (DRR) ingezet op het creëren van de benodigde randvoorwaarden voor de implementatie van de gemaakte afspraken en het aanjagen hiervan.

Een schoon, intelligent en toegankelijk vervoerssysteem voor iedereen

Beter Benutten

In het kader van Beter Benutten worden er in samenwerking met regionale overheden, werkgevers, vervoerders en verladers in twaalf regio’s concrete pakketten maatregelen uitgevoerd. Op de peildatum van 1 oktober 2017 zijn verdeeld over deze regio’s ruim 460 maatregelen in uitvoering. Dit betreft zowel infrastructurele wegaanpassingen als maatregelen op gebied van logistiek, fiets, ITS/incidentmanagement, OV en inzet op multimodaal vervoer.

Alle maatregelen worden zo veel mogelijk in samenhang geïmplementeerd. De pakketten zijn in elke regio op basis van maatwerk afgestemd op de specifieke problematiek van de desbetreffende regio, waardoor het tempo en het aantal te behalen spitsmijdingen per regio verschillen. Eind 2017 is circa 75% van het totale gebiedsprogramma afgerond. Het programma heeft laten zien dat de werkwijze een effectieve aanvulling is op de aanleg en uitbreiding van infrastructuur.

Innovatieve technieken

Aanvullend op de 12 regionale programma’s worden op het gebied van ITS-maatregelen op bovenregionale schaal geïmplementeerd. Het gaat daarbij om innovatieve thema’s, zoals de Integrale Mobiliteits Management Architectuur (IMMA), Blauwe Golf, Logistieke ITS en het Talking Traffic programma. Als vervolg op de Declaration of Amsterdam heeft IenM begin 2017 een succesvolle high level meeting (HLM) georganiseerd met betrekking tot connected and automated driving. Tijdens deze HLM zijn o.a. stappen gezet ten aanzien van het oprichten van een data-taskforce onder leiding van Nederland met andere lidstaten en de industrie om veiligheidsgerelateerde data uit de auto uit te wisselen met de wegbeheerders. Daarnaast ondersteunt iedereen de gezamenlijke interpretatie van het Verdrag van Wenen dat nu nog in de weg staat van zelfrijdende voertuigen. Eind 2017 is het wetsvoorstel Experimenteerwet zelfrijdende auto’s naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze wet treedt, afhankelijk van de parlementaire behandeling, op 1 juli 2018 in werking. Vanaf dat moment kan de Minister vergunningen afgeven voor tests op de openbare weg met bestuurders op afstand (en dus met lege, zelfrijdende voertuigen). Denk hierbij aan zelfrijdende pods in krimpgebieden.

Investeringen in infrastructuur

Wegen en verkeersveiligheid

In de vorige kabinetsperiode is de geplande 717 km aan rijstroken aangelegd. In 2017 zijn onder andere de A1/A6 als onderdeel van Schiphol-Amsterdam-Almere opengesteld, de A9 tussen knooppunt Raasdorp en knooppunt Badhoevedorp aangelegd en de rotonde bij knooppunt Joure is vervangen door ongelijkvloerse verbindingen bij de A6 en A7.

Het Tracébesluit van de Ring Utrecht is vervroegd (eind 2016) vastgesteld. In 2017 is het Tracébesluit van de A12/A15 Ressen-Oudbroeken (ViA15) vastgesteld. Hiermee is de planstudie van deze projecten afgerond en wordt overgegaan tot realisatie van deze projecten. De A16 Rotterdam en de Blankenburgverbinding bevinden zich al in de realisatiefase waarvan de Blankenburgverbinding al is gegund aan de aannemer.

Van de overig projecten zijn de tracébesluiten grotendeels volgens planning genomen. Alleen het Tracébesluit voor de A27 Houten-Hooipolder is niet vastgesteld. De (economische) levensduur van verschillende bruggen op dit traject bleek slechter dan eerder gedacht. De vervangingsoperatie van deze bruggen is binnen dit project opgenomen, waardoor vaststelling van het Tracébesluit is vertraagd.

Luchtvaart

Wat betreft de actieagenda Schiphol: in de MIRT-verkenning multimodale knoop Schiphol (MKS) is geconcludeerd dat er binnen de huidige scope geen toekomstvaste oplossing te realiseren is. Daarom wordt als onderdeel van het Gebiedsgerichte Bereikbaarheidsprogramma «van, naar en in de Metropoolregio Amsterdam (MRA)» gestart met een MIRT-onderzoek naar de integrale bereikbaarheid van de zuidwestkant van Amsterdam vanaf 2030/2035. Voor de tussenliggende periode gaan Rijk en regio verder met de MIRT-verkenning multimodale knoop Schiphol (MKS), waarbij besloten is onder andere te kijken naar het bieden van een veilige knoop waarmee de groei tot 135.000 trein-in/uit/overstappers kan worden opgevangen.

Verder heeft in 2017 het gebruik van de selfservice paspoortcontrole een hoge vlucht genomen. Het aantal van deze zogenoemde «e-gates» is uitgebreid tot 78. De sector overlegt met de overheid over de mogelijkheden van «seamless flow», waarbij een passagier het hele proces van inchecken doorloopt tot en met het aan boord gaan door zich slechts eenmaal met biometrische gegevens te identificeren.

Voorts heeft 6 april 2017 de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) het rapport Veiligheid vliegverkeer Schiphol gepubliceerd. In dit rapport doet de OVV aanbevelingen aan de sector en aan het ministerie. Op 11 oktober 2017 heeft het ministerie een reactie op de aanbevelingen aan de OVV gezonden. Met de aanpak die is opgenomen in deze brief versterkt het ministerie de rol als eindverantwoordelijke voor de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol. Deze brief is samen met de reactie van de sectorpartijen op de aanbevelingen die aan hen zijn gericht aan de Tweede Kamer aangeboden7.

Op 17 februari 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de gewijzigde planning voor Lelystad Airport8. De openingsdatum van Lelystad Airport is uitgesteld naar 1 april 2019 en LVNL en CLSK hebben aangegeven in mei 2017 het selectieproces van de aansluitingen op het hogere luchtruim af te ronden. Van 5 oktober tot en met 2 november 2017 heeft een internetconsultatie plaatsgevonden over de ontwerp aansluitroutes. Daarnaast zijn deze voorgelegd aan luchtruimgebruikers en een bewonersdelegatie. Op 1 december 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de opbrengsten van deze consultatietrajecten9.

Op 16 oktober 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over geconstateerde onvolkomenheden in de invoergegevens voor de geluidberekeningen in de MER voor Lelystad Airport10. De planning voor het herstellen daarvan is op 18 december 2017 aan de Tweede Kamer verzonden11.

Openbaar vervoer en Spoor

Er is hard gewerkt aan de intensivering van het spoorwegnet. Zo is in 2017 het Tracébesluit Extra Sneltrein Groningen-Leeuwarden vastgesteld. Hiermee wordt een extra sneltrein tussen Groningen en Leeuwarden gerealiseerd, evenals een spitstrein tussen Zuidhorn en Groningen. In overleg met de provincies Groningen en Fryslân is besloten dat de provincies vanaf 1 januari 2018 integraal verantwoordelijk zijn voor het project. De werkzaamheden starten in 2018 en duren tot eind 2020. De extra treinen moeten per dienstregeling 2021 gaan rijden. Met de dienstregeling van 2018 is bovendien de hoogfrequente dienstregeling tussen Amsterdam en Eindhoven van start gegaan (PHS) en er zijn verbeteringen doorgevoerd op de trajecten Meppel-Zwolle, Gouda-Alphen en Zwolle-Kampen.

Er is verder gewerkt aan een breed pakket aan maatregelen voor de korte en middellange termijn ten behoeve van de verbetering van de betrouwbaarheid en veiligheid van het spoorsysteem en om het openbaar vervoer voor meer reizigers aantrekkelijk te maken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om ERTMS, Zwolle-Herfte inclusief een extra perronspoor te Zwolle voor de treindienst Zwolle-Enschede in de spits, Zuidasdok, diverse regionale spooruitbreidingen, de aanpak van overwegen en het goederenvervoer (zoals de Calandbrug).

Daarnaast is ook voortgang geboekt in het stedelijk OV. Zo is in Amsterdam en Rotterdam hard gewerkt aan nieuwe metroverbindingen die in 2018 in gebruik worden genomen (Noord/Zuidlijn, Hoekse lijn). Ook is veel geïnvesteerd in fietsenstallingen en zijn grote stappen gezet op het gebied van duurzaamheid, ook door vervoerders en regio’s. Zo rijden sinds 2017 alle elektrische treinen in Nederland volledig op groene stroom (dat komt neer op 1% van het Nederlandse elektriciteitsverbruik en het elektriciteitsverbruik van alle Amsterdamse huishoudens per jaar). Ook bussen worden steeds schoner.

Op het gebied van het grensoverschrijdend spoorvervoer zijn er belangrijke stappen gezet naar de realisatie van een directe treinverbinding tussen Eindhoven en Düsseldorf vanaf 2025. Met de Provincie Noord-Brabant zijn afspraken gemaakt over de cofinanciering van kleine infrastructurele maatregelen rond station Eindhoven die nodig zijn voor deze directe trein naar Düsseldorf. Daarnaast is IenM in overleg met de Duitse verkeersautoriteit Verkehrsverbund Rhein-Ruhr (VRR) over het verder invullen van de voorwaarden om te komen tot een rechtstreekse treindienst.

Vaarwegen

In 2017 is er ook flink gewerkt aan de vaarwegen. De realisatie van de sluis Terneuzen is in 2017 gestart. Voor sluis Eefde zijn in 2017 de voorbereidende werkzaamheden gestart, in 2018 wordt gestart met de bouw van de tweede sluiskolk. Vanwege risico’s rond grondwaterbeheersing is de aanbesteding voor de verruiming van de Twentekanalen ingetrokken. De aanbesteding zal in 2018 opnieuw opgestart worden. De gevolgen voor de planning worden daarbij bezien. Overnachtingshaven Lobith; de modernisering van de huidige haven Tuindorp is in 2017 opengesteld. De projectbeslissing voor de nieuwe haven bij Spijk is genomen, maar voortgang hier is mede afhankelijk van het oordeel van de Raad van State in 2018. Voor de ligplaatsen Beneden-Lek is de projectbeslissing genomen en eind 2017 is het bestemmingsplan goedgekeurd. De verruimde vaargeul Eemshaven en de schutsluis Zwartsluis zijn in 2017 opengesteld.

Circulaire economie

Het Rijk heeft de ambitie om te komen tot een reductie van het nationale verbruik van primaire grondstoffen van 50% in 2030, als tussenstap naar een volledig circulaire economie in 2050. Dit staat zo beschreven in het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050». Met dit programma draagt de overheid bij aan de transitie naar een circulaire economie. Het programma is 14 september 2016 naar de Tweede Kamer gezonden12.

Het Grondstoffenakkoord is op 24 januari 2017 ondertekend door 188 partijen; inmiddels is de teller opgelopen tot 360. Dit was het startschot om samen met bedrijven, kennisinstellingen, milieubewegingen, de vakbeweging en andere overheden uit te werken hoe we de Nederlandse economie in de toekomst kunnen laten draaien op herbruikbare grondstoffen. Afgelopen jaar stelden we voor de prioriteiten biomassa en voedsel, kunststoffen, maakindustrie, bouw en consumptiegoederen concrete plannen vast, de transitieagenda‘s. Doel van de transitieagenda’s is inzichtelijk te maken hoe in deze sectoren de transitie naar de circulaire economie versneld kan worden. De transitieagenda’s zijn op 15 januari 2018 naar de Tweede Kamer gezonden13. Alle partijen die het Grondstoffenakkoord hebben ondertekend, zijn nu uitgenodigd om voor de zomer van 2018 te reageren op de agenda’s en aan te geven welke acties zij willen oppakken.

Het verpakkende bedrijfsleven, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk hebben in de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013–2022 afspraken gemaakt om voor de keten van verpakkingen een circulaire economie te realiseren14. Deze overeenkomst is in 2017 geëvalueerd. Hieruit blijkt dat er goede resultaten zijn geboekt. Nederland heeft de EU-recycledoelen gehaald en loopt hier voorop in Europa. De gemeenten hebben grote vorderingen gemaakt bij de (gescheiden) inzameling van huishoudelijk afval en de inzameling van kunststof verpakkingsafval en het bedrijfsleven bij het verduurzamen van verpakkingen. Toch liggen er nog uitdagingen. De belangrijkste daarvan zijn de kwaliteit van het kunststof verpakkingsafval en de recyclebaarheid van de verpakkingen. Een andere uitdaging is de aanpak van zwerfafval, zowel in verband met de gevolgen daarvan voor ecologie (plastic soep) en leefbaarheid als in relatie met de circulaire economie. In het voorjaar van 2018 ontvangt de Tweede Kamer een brief waarin de Staatssecretaris in gaat op de conclusies van de tussenevaluatie en op de aanpak van zwerfafval. De circulaire economie is ook relevant voor Caribisch Nederland. Voorwaarde daarvoor is een goed functionerend afvalbeheer. Het Ministerie van IenM ondersteunt daartoe de lokale overheid aldaar.

Gezonde en veilige leefomgeving

Uitbannen van gevaarlijke stoffen in de leefomgeving

In Europees verband heeft Nederland in 2017 bijgedragen aan het vergroten van de kennis over chemische stoffen en aan de completering van het Europese stoffenbeleid. In de hele EU is het aantal stofregistraties gedurende 2017 gestegen van ca. 15.000 tot ruim 17.000. Nederland heeft daarnaast voor ruim 20 potentieel meer gevaarlijke stoffen intensievere studies verricht (de zogenaamde stofevaluaties, restrictie-, SVHC- en classificatiedossiers). Een voorbeeld hiervan is het restrictiedossier waarin Nederland werkt aan een veilige Europese norm voor PAKs (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) in rubbergranulaat. De inzet is hierbij gericht op het garanderen dat de toepassing veilig is en ook blijft door veilige normen te stellen voor de aanwezige zeer zorgwekkende stoffen.

Het Europese stoffenbeleid werd eind 2017 verder gecompleteerd door de introductie van criteria voor hormoonverstorende stoffen, voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zodat nu aan de concrete toepassing gewerkt kan worden15. Om de effecten van stapeling en combinaties van blootstelling aan zorgwekkende stoffen beter te kunnen adresseren heeft Nederland een studie laten uitvoeren en op basis daarvan een voorstel om dit goed mee te kunnen wegen aan de Europese Commissie en andere lidstaten voorgelegd16.

De door Nederland gecoördineerde Europese NANoREG1- en ProSafe-projecten konden in 2017 worden afgerond17, hetgeen een vervolgvoorstel aan de Europese Commissie en de lidstaten in 2018 mogelijk maakt.

Asbest

Een van de stoffen waar we de afgelopen jaren op hebben ingezet is asbest. Het saneren van alle asbestdaken in Nederland vereist een inspanning van vele partijen. In 2017 is daar een flinke stap in gezet, doordat in dat jaar 10,8 miljoen vierkante meter aan asbestdaken is verwijderd. Daarvan is 5,6 miljoen vierkante meter met inzet van de subsidieregeling verwijderd. In 2016 en 2017 is ruim 10 miljoen vierkante meter is gesaneerd. Om een asbestdakenverbod mogelijk te maken is op 2 februari 2017 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt18. Het actieplan dat in de beleidsagenda werd aangekondigd is op 6 december 2016 aan de Tweede Kamer toegezonden19 en over de voortgang is in de brief van 21 december 2017 gerapporteerd20. Als tegemoetkoming aan niet-arbeidsgerelateerde asbestslachtoffers is in 2017 (op grond van de TNS-regeling) aan 119 personen uitgekeerd.

Biotechnologie

Eind december 201621 heeft het kabinet aangegeven dat, in het licht van de voortschrijdende snelle ontwikkelingen in de biotechnologie, het noodzakelijk is het veiligheidsbeleid en de regelgeving tegen het licht te houden en te moderniseren. Een toekomstbestendig biotechnologiebeleid moet meegroeien met de technologische ontwikkelingen, moet maatschappelijk gedragen worden en moet het benutten van de kansen van biotechnologie faciliteren, waarbij tegelijkertijd de veiligheid is gewaarborgd.

Om dat te bereiken is ingezet op Europese agendering van de noodzakelijke modernisering en het betrekken van stakeholders en het bredere publiek bij die modernisering. Om die Europese agendering te realiseren hebben in 2017 meerdere internationale overleggen plaatsgevonden. Daarnaast is in september een door Nederland uitgewerkt voorstel voor discussie over nieuwe plantveredelingstechnieken publiek gemaakt en, tijdens een door Nederland georganiseerde bijeenkomst in Brussel, besproken. Om stakeholders en het bredere publiek te betrekken bij die modernisering zijn in 2017 meerdere bijeenkomsten georganiseerd met Nederlandse stakeholders, is een publiekswebsite met informatie ontwikkeld en is een onderzoek uitgevoerd naar publieksopvattingen over moderne biotechnologie en de maatschappelijke waarden die daaraan ten grondslag liggen. Hierdoor kunnen zoveel mogelijk relevante aandachtspunten vroegtijdig in het moderniseringsproces mee worden genomen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In juli 2017 hebben het Ministerie van IenM en AkzoNobel een gezamenlijke intentieverklaring ondertekend om te komen tot een beëindiging van de incidentele chloortransporten van en naar AkzoNobel en een aanpassing van de chlooropslag op de locatie van AkzoNobel in het Botlekgebied te Rotterdam. In het vervolg op deze intentieverklaring zal in het eerste kwartaal 2018 een convenant worden gesloten tussen betrokken partijen. De onderhandelingen hierover zijn inmiddels in een vergevorderd stadium. In de intentieverklaring is opgenomen dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in 2021 de volledige beëindiging van de nog resterende, incidentele chloortransporten plaats zal vinden. Vanaf uiterlijk 2021 zullen dus geen chloortransporten van AkzoNobel, ook geen incidentele, meer door Nederland plaatsvinden.

Naar aanleiding van Kamervragen hebben de Minister en de Staatssecretaris op 10 oktober 2016 gemeld dat van de tien D-tunnels er zeven stadstunnels zijn22. De overige drie zijn in het hoofdwegennet gelegen. Voor deze tunnels zijn nog geen concrete plannen. Wel is er overleg met de sector over het nut en de noodzaak van een opwaardering. Daarbij speelt het ontzien van woonkernen en de aanwezigheid van alternatieve routes een rol. Op het hoofdwegennet gaat het om drie tunnels: de Heinenoordtunnel (A29 bij Barendrecht, opwaardering leidt juist tot meer vervoer langs Barendrecht), de Velsertunnel (A22 bij IJmuiden, opwaardering leidt juist tot meer vervoer langs Velzen/Beverwijk) en de Botlektunnel (A15 bij Spijkenisse). Voor de Botlektunnel geldt dat een opwaardering te kostbaar is en dat vooral ingezet wordt op het beperken van de storingen van de parallel liggende Botlekbrug, zodat het vervoer daar ongehinderd over kan plaatsvinden. Omrijden langs woonkernen is dan niet nodig.

Versterken veiligheid in de leefomgeving

Om te zorgen dat bedrijven in de chemische industrie blijven investeren in een sterke veiligheidscultuur worden Safety Deals gesloten. Met de regeling voor Safety Deals, voluit subsidieregeling Versterking Omgevingsveiligheid BRZO-sector, zijn in 2017 tien voorstellen vanuit het bedrijfsleven ingediend en inmiddels zes gehonoreerd. Drie voorstellen zijn per ultimo 2017 nog in behandeling, één is afgewezen. De voorstellen worden beoordeeld op hun bijdrage aan veiligheid, gemeten naar inhoud en omvang van de betrokken doelgroep en op het draagvlak binnen de BRZO-sector. De projecten ondersteunen onder andere de ontwikkeling van ketenverantwoordelijkheid, waarbinnen partners elkaar beoordelen op hun veiligheidscultuur en -prestaties en helpen om een hoger niveau van veiligheid te bereiken. Een voorstel, met leren van incidenten als thema, is gedaan in het kader van het programma Duurzame Veiligheid 2030, dat in 2017 tot uitvoering is gekomen.

Ruimtelijke ordening op maat

Stelselherziening omgevingsrecht & visie

In 2017 is aangekondigd dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2021 is voorzien. De AMvB’s onder de Omgevingswet zijn na voorhang in de Eerste en Tweede Kamer voor de zomer voor advisering aan de Raad van State aangeboden, tegelijkertijd met het wetsvoorstel Invoeringswet. Op 22 december 2017 is het advies van de Raad van State op de AMvB’s en het wetsvoorstel Invoeringswet binnengekomen; deze wordt nu voorzien van een reactie. Daarnaast is gewerkt aan het verder vormgeven van de Ministeriële Regeling en het Invoeringsbesluit.

Het wetsvoorstel voor de aanvullingswet natuur is in 2017 voor advies aan de Raad van State aangeboden. Over de aanvullingswetten geluid en bodem is in 2017 advies van de Raad van State ontvangen. Na verwerking van dit advies zal het wetsvoorstel aan de Kamer worden aangeboden. Voor grondeigendom is een internetconsultatie uitgevoerd. In 2018 vindt verdere uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de aanvullingswetten plaats.

De ontwerpregelgeving in het kader van de stelselherziening van het omgevingsrecht wordt steeds gedetailleerder. Dit vergt naast het bewaken van de samenhang tussen de verschillende sporen ook een steeds intensievere inzet van de medeoverheden, andere stakeholders en het parlement, zoals de voorhangprocedure van de AMvB’s in 2017 heeft laten zien. Gegeven het belang dit proces zorgvuldig vorm te geven en daarvoor de tijd te nemen die nodig is, is besloten de planning anders in te richten. De nieuwe datum van inwerkingtreding wordt 1 januari 2021. Deze datum is in goed overleg met de provincies, gemeenten en waterschappen vastgesteld. De datum heeft geen gevolgen voor de voorziene einddatum van de transitie in 2029.

NOVI

In februari 2017 is in opmaat naar de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) de startnota «De opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie» naar de Tweede Kamer gestuurd23. Daarmee zijn de vier strategische opgaven voor de fysieke leefomgeving geagendeerd: naar een duurzame en concurrerende economie, naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving, naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving en naar een waardevolle leefomgeving. In antwoord op door de Tweede Kamer gestelde vragen24 is aangegeven dat na een verdiepende verkenning van beleidsopties voor de vier strategische opgaven, keuzes worden gemaakt. Die worden in 2018 verder uitgewerkt tot de ontwerp-NOVI. Over de resultaten van de verdiepingsfase en de richting waarin de NOVI verder wordt uitgewerkt wordt de Kamer in het voorjaar geïnformeerd.

Kustpact

Op 21 februari 2017 hebben 59 partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van de kust, het Kustpact ondertekend. In het Kustpact hebben partijen afspraken gemaakt over een goede balans van ontwikkelen en beschermen van de waarden van de kust, uitgaande van de bestaande bestuurlijke verhoudingen en passend binnen de nationale belangen van de waterveiligheid en de drinkwatervoorziening in het kustgebied. De provincies zijn op basis van het Kustpact gestart met zoneringsafspraken over waar wel, waar niet en waar onder voorwaarden nieuwe recreatieve bebouwing kan worden toegelaten. Het Kustpact is een goed voorbeeld van de manier waarop het Rijk een stimulerende rol kan hebben in het ruimtelijk beleid, ook daar waar de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke kwaliteit decentraal is belegd. De Kamer is uitgebreid geïnformeerd over de omgang met zogeheten pijplijnplannen25.

IenM in het Caribisch deel van het Koninkrijk

In november 2017 heeft het kabinet budget beschikbaar gesteld voor de wederopbouw van de eilanden Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius om de schade, veroorzaakt door de orkanen in september, te herstellen. Voor Saba en Sint-Eustatius gaat het om herstel van vooral de zeehavens, luchthavens en afvalverwerking. Om tempo te kunnen maken met de wederopbouw is na besluitvorming van het kabinet aan het eind van het jaar 2017 gewerkt aan de bestedingsplannen in afstemming met de eilanden en BZK. Voor Sint-Maarten heeft het Kabinet besloten dat de wederopbouw via de Wereldbank loopt.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de realisatie van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

Artikel

Naam artikel(onderdeel)

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Geheel artikel?

Vindplaats

11

Integraal waterbeleid

     

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442254

12

Waterkwaliteit

X

     

X

   

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–1.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–16.html

13

Ruimtelijke ontwikkeling

     

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442256

14

Wegen en verkeersveiligheid: leefomgeving

           

X

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–27.html

15

OV-keten

     

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442259

16

Openbaar vervoer en spoor

             

Nee

 

17

Luchtvaart

           

X

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–28.html

18

Scheepvaart en havens

 

X

     

X

 

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–2.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–22.html

19

Klimaat

             

Nee

 

20

Lucht en geluid

         

X

 

Nee

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–17.html

21

Duurzaamheid

     

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442260

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico’s besluit externe veiligheid inrichtingen

X

           

Nee

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–4.html

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

             

Nee

 

24

Handhaving en toezicht

             

Nee

 

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link: http://www.rijksbegroting.nl/2018/voorbereiding/begroting,kst236766_4.html

Voor de realisatie van andere onderzoeken zie de bijlage «afgerond evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 2).

Toelichting

De beleidsdoorlichting van het complete beleidsartikel 16 is geprogrammeerd voor 2018. Klik op deze link naar het plan van aanpak https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–25.html. De beleidsdoorlichting van het complete beleidsartikel 19 is geprogrammeerd voor 2018. Klik op deze link naar het plan van aanpak https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–24.html. De beleidsdoorlichting luchtkwaliteit (artikel 20) is geprogrammeerd voor 2019. Klik op deze link naar de beantwoording van de commissievragen over de opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30175–269.html.

De beleidsdoorlichting van het resterende deel van beleidsartikel 22 Externe veiligheid en risico’s is geprogrammeerd voor 2018. Klik op deze link naar het plan van aanpak https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–26.html.

De beleidsdoorlichting van het artikel 23 meteorologie, seismologie en aardobservatie en het artikel 24 handhaving en toezicht is geprogrammeerd voor 2019.

Overzicht garanties en achterborgstellingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Het Ministerie van IenM heeft één in 2016 beëindigde garantieregeling, te weten het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB, waarvan de lopende regelingen worden beheerd tot einde looptijd (2027). Het betrof de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering.

Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Door het vervallen van garanties in 2017 is het uitstaande risico voor IenM afgenomen.

Invulling aangescherpte garantiekader

Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is in 2016 beëindigd. In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Risicoregelingen is het garantiekader aangescherpt (Kamerstukken II 2013–2014, 33 750, nr. 13). Eén van de doelen is het afbouwen van niet-gebruikte plafonds en het stopzetten van slapende regelingen. Het verplichtingenplafond van het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is in lijn met de kabinetsreactie bij eerste suppletoire begroting 2014 verlaagd van € 65,3 miljoen naar € 15 miljoen. Overeenkomstig de aankondiging in de Begroting 2016 heeft er in 2016 een evaluatie plaatsgevonden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling bijzondere financiering Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB. De conclusie van de evaluatie, uitgevoerd door EY, is dat hoewel de regeling bodemsaneringsborgstellingskrediet complementair is aan andere regelingen op het gebied van bodemsaneringen, de relevantie van de regeling gering is. In het MKB is beperkt behoefte aan een borgstellingskrediet voor bodemsanering. Wijzigingen in het bodembeleid en de komst van subsidieregelingen in 2006 (waaronder de bedrijvenregeling en cofinanciering), hebben ertoe geleid dat de relevantie van de regeling is afgenomen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Verleend 2017

Vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13

MKB Krediet

397

 

34

363

0

0

0

 

Totaal

397

0

34

363

0

0

0

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Inkomsten 2016

Saldo 2016

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening t en t-1

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

 
 

Totaal

0

0

0

0

0

0

 
1

Kamerstukken II 2016–2017, 34 550-A, nr. 5

2

Kamerstukken II 2017–2018, 34 775-A, nr. 5

3

Stcrt. nr. 66050, 7 december 2016

4

Land use, land-use change and forestry

5

Kamerstukken II 2017–2018, 22 112, nr. 2440

6

Kamerstukken II 2016–2017, 27 625, nr. 404

7

Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 242

8

Kamerstukken II 2016–2017, 31 936, nr. 382

9

Kamerstukken II 2017–2018, 31 936, nr. 428

10

Kamerstukken II 2017–2018, 31 936, nr. 422

11

Kamerstukken II 2017–2018, 31 936, nr. 431

12

Kamerstukken II 2015–2016, 32 852, nr. 33

13

Kamerstukken II 2017–2018, 32 852, nr. 53

14

Kamerstukken II 2011–2012, 28 694, nr. 93

15

Kamerstukken II 2017–2018, 34 775 XII, nr. 6 (met name vraag 222/223), Kamerstukken II 2017–2018, 34 510 nr. 9

16

Kamerstukken II 2016–2017, 28 663, nr. 67

17

Kamerstukken II 2016–2017, 28 663, nr. 68, met name bijlage 816112

18

Wetgevingsdossier 34 675

19

Kamerstukken II 2016–2017, 28 809, nr. 47

20

Kamerstuk II 2017–2018, 25 834, nr. 135

21

Kamerstukken II 2017–2018, 27 428, nr. 335

22

Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 XII, nr. 7

23

Kamerstukken II 2016–2017, 34 682, nr. 1

24

Kamerstukken II 2016–2017, 34 682, nr. 2

25

Kamerstukkenken II 2016–2017, 29 383, nr. 281 en nr. 283

Licence