Base description which applies to whole site

4. Beleidsartikel

Art. 1. Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

A. Algemene doelstelling

Het Ministerie van Algemene Zaken coördineert het algemene regeringsbeleid. Doel is de Minister-President en de ministerraad adequaat te ondersteunen door beleidsinhoudelijke voorbereiding en afstemming en de woordvoering en communicatie hierover.

De ambtelijke ondersteuning van de Minister-President richt zich op de inhoudelijke advisering ter voorbereiding van de ministerraad en de onderraden, alsmede op de buitenlandse bezoeken, de gesprekken met derden en de overige externe optredens van de Minister-President. Deze advisering ligt voor het grootste deel bij het Kabinet van de Minister-President (KMP) en het secretariaat van de ministerraad. De woordvoering van de Minister-President en de ministerraad is een taak van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD).

De Rijksvoorlichtingsdienst coördineert voorts het algemene communicatiebeleid van de Rijksoverheid. Hiertoe zijn alle departementen vertegenwoordigd in de VoorlichtingsRaad (VoRa). Leidende kernbegrippen zijn eenheid in presentatie naar inhoud en vorm, adequate beschikbaarheid, toegankelijkheid en herkenbaarheid van informatie, en het duiden en gebruiken van signalen uit de samenleving.

Het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij. De raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, dilemma’s te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President is als voorzitter van de ministerraad (art. 45, lid 2 en 3 Grondwet) verantwoordelijk voor «het bevorderen van de eenheid van het algemene regeringsbeleid». Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de Minister-President na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts verantwoordt de Minister-President zich jaarlijks over het algemene regeringsbeleid tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag. De Minister-President is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden. Voorts is de Minister-President verantwoordelijk voor coördinatie van het algemene communicatiebeleid, zoals het bevorderen van de eenheid in presentatie en adequate publiekscommunicatie. Het Ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de Minister-President in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De Minister-President heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. Voorts vertegenwoordigt de Minister-President Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals topontmoetingen van de VN en de NAVO. Ook brengt hij, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, bezoeken aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend. Verder heeft de Minister-President een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Koninklijk Huis. Alle ministers dragen op grond van artikel 42 van de Grondwet ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de Minister-President die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met één of meer andere betrokken ministers.

C. Beleidsconclusies

Qua uitvoering en beoogde resultaten hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid (bedragen x € 1.000)

 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Verplichtingen

62.086

50.736

55.654

57.639

60.045

61.308

– 1.263

               

Uitgaven

56.146

56.962

55.654

57.639

60.045

61.308

– 1.263

               

Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid (RVD) apparaatsuitgaven

1.668

1.652

1.597

1.510

1.562

2.198

– 636

               

Bijdragen aan de lange termijn beleidsontwikkeling (WRR) apparaatsuitgaven

451

583

520

510

529

594

– 65

               

Apparaatsuitgaven

31.084

30.004

29.004

29.999

31.619

32.701

– 1.082

Personele uitgaven

18.388

18.322

18.854

18.595

20.618

1

 

waarvan eigen personeel

17.446

16.583

16.885

17.045

18.034

1

 

waarvan inhuur externen

340

219

496

212

958

1

 

waarvan overige personele uitgaven

602

1.520

1.473

1.338

1.626

1

 

Materiële uitgaven

12.696

11.682

10.150

11.404

11.001

1

 

waarvan ICT

3.037

3.810

2.486

2.577

2.085

1

 

waarvan bijdrage aan SSO's

6.227

4.246

4.962

5.409

5.655

1

 

waarvan overige materiële uitgaven

3.432

3.626

2.702

3.418

3.261

1

 
               

Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB)

0

0

0

298

446

591

– 145

               

Bijdrage aan het agentschap Dienst Publiek en Communicatie

22.943

24.723

24.533

25.322

25.889

25.224

665

               

Ontvangsten

4.017

4.307

4.111

3.767

3.622

4.402

– 780

1

De apparaatsuitgaven zijn in de ontwerpbegroting 2018 niet uitgesplitst naar personele en materiele uitgaven, dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

In de eerste suppletoire begrotingswet zijn de loon-en prijsbijstelling, de eindejaarsmarge en een aantal overboekingen verwerkt (per saldo met € 1,8 miljoen verhoogd). In de tweede suppletoire begrotingswet zijn de uitgaven op artikel 1 neerwaarts bijgesteld met circa € 1,5 miljoen, hiervan betreft het grootste gedeelte een bijstelling op de apparaatsuitgaven, circa € 1,4 miljoen. Indien rekening wordt gehouden met bovenstaande mutaties is er een aanvullende onderuitputting van circa € 1,6 miljoen bij de uitgaven. In totaal is er een neerwaartse bijstelling van € 1,3 miljoen ten opzichte van de vastgestelde begroting. Oorzaken van de onderuitputting van circa € 1,6 miljoen zijn onder andere een aantal meevallers bij vertraagde innovatieprojecten bij de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), vertraging bij een aantal ICT-projecten en een meevaller op het materieel budget van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). Door diverse oorzaken zijn een aantal studies bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) vertraagd. Als gevolg van een latere inwerkingtreding van de Wiv 2017 dan voorzien is de TIB later operationeel gaan functioneren. Daarnaast houdt de meevaller verband met het feit dat de TIB gehuisvest kon worden in één van de panden van het Ministerie van Algemene Zaken. Als gevolg van de inhuizing van de TIB en de verhuizing van de CTIVD is er sprake van een capaciteitstekort voor de uitvoering van een aantal ICT projecten. Hierdoor is een aantal ICT-projecten vertraagd dan wel doorgeschoven naar 2019. De hogere bijdrage aan het agentschap Dienst Publiek en Communicatie betreft met name de toedeling van de loon- en prijsbijstelling voor 2018 aan het agentschap.

In 2018 zijn minder ontvangsten gerealiseerd omdat de veronderstellingen liggend onder de raming van de ontvangsten niet geheel zijn geëffectueerd, waardoor de realisatie lager is uitgekomen. Daarnaast zijn lagere overheadkosten van de Rijksvoorlichtingsdienst de verklaring voor de lagere ontvangsten die samenhangen met de lagere doorbelaste uitgaven.

4.1 Beleidsmatige informatie
4.1.1 Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid

Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) ondersteunt de Minister-President in zijn coördinerende rol op het terrein van de overheidscommunicatie en ondersteunt de Voorlichtingsraad (VoRa). De VoRa, onder voorzitterschap van de directeur-generaal RVD, is het ambtelijke adviesorgaan van het kabinet op het gebied van de overheidscommunicatie. De VoRa, waarvan de directeuren communicatie van alle departementen lid zijn, ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie en vervult de opdrachtgeversrol naar de Dienst Publiek en Communicatie (DPC). Het hoofdstuk «Agentschap Dienst Publiek en Communicatie» geeft een breder overzicht van de gemeenschappelijke communicatie in 2018.

VoRa-Jaarprogramma Communicatie

Veel activiteiten in het kader van de coördinatie van de overheidscommunicatie zijn samengebracht in het VoRa-Jaarprogramma. De uitvoering hiervan ligt bij de departementen, de RVD en DPC. Het VoRa-Jaarprogramma 2018 bevatte gezamenlijke activiteiten op thema’s als: Informatie op Maat (de mens centraler stellen in onze informatievoorziening en dienstverlening en het op maat aanbieden van informatie en dienstverlening), het toepassen van gedragskennis, dilemmalogica (het in een vroegtijdig stadium erkennen van zorgen, mensen beter meenemen in de afwegingen en ruimte bieden aan uiteenlopende perspectieven), beeldcommunicatie en de uitbouw van interdepartementale samenwerking op communicatiegebied.

Rijks- en kabinetsbrede communicatie

Met het oog op eenduidige, herkenbare en toegankelijke overheidscommunicatie werken de directies Communicatie op verschillende terreinen intensief samen. Dit krijgt onder meer gestalte in het beheer van de rijkshuisstijl, communicatie in massamediale campagnes, de verdere ontwikkeling en het beheer van www.Rijksoverheid.nl, het rijksbrede intranet (Rijksportaal) en het Platform Rijksoverheid Online dat ruimte biedt aan honderden overheidswebsites. Samenwerking is ook gericht op het opvangen en duiden van signalen uit de samenleving. Zo voert het Sociaal Cultureel Planbureau in opdracht van de VoRa elk kwartaal het Continu Onderzoek Burgerperspectieven uit. Met het project «Informatie op Maat» streeft de VoRa naar het aanbieden van toegankelijke publieksinformatie op voor individuele burgers relevante momenten en kanalen.

Burgerbrieven

In 2018 heeft het Ministerie van Algemene Zaken 1938 burgerbrieven ontvangen. In 2017 ontving het ministerie 2054 brieven. De gemiddelde behandeltijd bedroeg 15 dagen (tegen 14 dagen in 2017).

Behandelingstermijn afgehandelde burgerbrieven in 2018
 

2018

2017

< 3 weken

73%

67%

3 weken – 6 weken

24%

30%

> 6 weken

3%

3%

Verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), de Wet inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017), de Wet hergebruik overheidsinformatie (Who), de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), klaagschriften en bezwaarschriften.

Wob-verzoeken

In 2018 heeft het ministerie 51 verzoeken op grond van artikel 3 van de Wet openbaar van bestuur (Wob) ontvangen. In 2018 zijn 48 Wob-besluiten genomen, 35 besluiten hiervan hadden betrekking op verzoeken ingediend in 2018, 3 besluiten op verzoeken ingediend in 2017, 4 besluiten op verzoeken ingediend in 2016, 5 besluiten op verzoeken ingediend in 2015 en 1 besluit hiervan had betrekking op een verzoek ingediend in 2014. Van de 51 verzoeken zijn er 2 door de verzoeker ingetrokken en 3 verzoeken als gevolg van artikel 4 van de Wob in zijn geheel doorgezonden naar andere bestuursorganen. Op 25 verzoeken werd – al dan niet met instemming van de verzoeker – buiten de wettelijke beslistermijn besloten. Een aantal hiervan betreft een reeks omvangrijke Wob-verzoeken uit een eerdere periode.

Wiv 2017-verzoeken

Eind 2018 heeft het ministerie 8 aanvragen op grond van de Wiv 2017 ontvangen. Deze worden naar verwachting in 2019 afgehandeld. In 2018 zijn 7 Wiv-besluiten genomen, 2 besluiten hiervan hadden betrekking op verzoeken ingediend in 2016, 4 besluiten op verzoeken ingediend in 2015 en 1 besluit hiervan had betrekking op een verzoek ingediend in 2014.

Who-verzoeken

Het ministerie heeft in 2018 geen verzoeken op grond van de Wet hergebruik overheidsinformatie (Who) ontvangen.

AVG-verzoeken

In 2018 heeft het ministerie 8 verzoeken op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) ontvangen. Op 1 verzoek is formeel beslist met een schriftelijk besluit. Bij de overige 7 verzoeken werden door het Ministerie van Algemene Zaken van de verzoekers geen gegevens verwerkt en is de verzoeker per mail of mondeling doorverwezen naar de juiste instantie.

Klaagschriften

Het ministerie heeft in 2018 geen klachten ontvangen. Er was 1 klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman over het Ministerie van Algemene Zaken. Na beantwoording van vragen over deze klacht bleek formele afhandeling niet nodig.

Bezwaarschriften

In 2018 heeft het ministerie 16 bezwaarschriften ontvangen naar aanleiding van besluiten op grond van de Wob en 7 bezwaarschriften naar aanleiding van besluiten op basis van de Wiv 2017.

4.1.2 Het leveren van bijdragen aan de lange termijn beleidsontwikkeling

Algemeen

De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt hier op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan bij. De raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.

Publicaties

Op 4 september 2018 is het rapport «Europese variaties» aan de regering uitgebracht. In dit rapport stelt de WRR dat de Europese Unie meer ruimte zal moeten bieden voor variatie om bijna dertig, onderling zeer verschillende Europese staten en hun burgers, te kunnen blijven verenigen. De Europese Unie moet helpen te voorzien in behoeften van haar burgers aan veiligheid, stabiliteit, welvaart en sociale bescherming, maar dat hoeft niet altijd en overal op dezelfde manier. Variatie biedt mogelijkheden om onderwerpen die Europese samenwerking vereisen, zo aan te pakken dat nationale democratieën hun eigen rol kunnen blijven spelen. Hiermee wil de WRR de discussie over de toekomst van de Europese Unie bevrijden van de drang om eenvormige toekomstbeelden te omhelzen. Aan de presentatie van dit rapport is op 21 augustus een Catshuissessie voorafgegaan waarin op uitnodiging van de premier het rapport gepresenteerd werd aan de betrokken ministers. Op 21 december 2018 verscheen de Kabinetsreactie op het rapport, waarin de waarde van variatie in haar verschillende dimensies wordt onderkend en onderschreven.

In mei verschenen twee verkenningen over migratiediversiteit. In dit project staat de WRR stil bij de maatschappelijke kansen en knelpunten die de toegenomen migratiediversiteit met zich brengt voor (de)centrale overheden. Door het ontwikkelen van een decentraal beleidsperspectief kunnen overheden kansen van migratiediversiteit beter benutten en knelpunten voorkomen. De eerste verkenning betreft «De wereld in een stad. Migratiediversiteit en stedelijk beleid in Europa». In deze verkenning gaat de WRR in op het gegeven dat Internationale migratie naar West-Europa zich kenmerkt door een steeds grotere verscheidenheid aan herkomstlanden, migratiemotieven, opleidingsniveaus, verblijfsstatussen en verschillen in verblijfsduur van migranten. De tweede verkenning, «De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland», brengt de grote verscheidenheid naar herkomst in kaart en laat zien dat er grote verschillen bestaan tussen en binnen gemeenten. Die grote verscheidenheid naar herkomst is een blijvend fenomeen, dat leidt tot nieuwe maatschappelijke uitdagingen, vooral op het gebied van sociale cohesie.

Met de verkenning «Filantropie op de grens van overheid en markt», die in oktober verscheen, schetst de WRR de veelvormigheid van de Nederlandse filantropie. Aan het begin van de 21ste eeuw is sprake van tal van initiatieven die traditionele grenzen tussen filantropie en overheid en tussen filantropie en bedrijfsleven doorbreken. De verkenning brengt de «grensschermutselingen» in kaart en wijst op mogelijke implicaties voor het regeringsbeleid.

In augustus verscheen de policy brief «Van verschil naar potentieel. Een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen». Sinds eind jaren tachtig is het belangrijkste doel van het preventiebeleid in de zorg om de gezondheidsverschillen tussen de hoge en lage sociaaleconomische groepen te verkleinen. Alle Nederlanders zijn er sindsdien flink in gezondheid op vooruit gegaan. De onderlinge verschillen zijn echter nauwelijks afgenomen, en op sommige punten zelfs toegenomen. De WRR stelt daarom voor het preventiebeleid een nieuwe impuls te geven door niet langer gezondheidsverschillen centraal te stellen, maar het onder de bevolking aanwezige gezondheidspotentieel. Bovendien pleit de WRR voor meer aandacht voor psychische problemen, want op dit vlak is sprake van een groot gezondheidspotentieel.

In 2018 heeft de raad nieuwe onderwerpen voor de huidige raadsperiode geïdentificeerd. Het betreft vier nieuwe onderzoeksprojecten: «Digitale Ontwrichting» (1) en «Onzekerheid & Onbehagen» (2). Daarnaast zijn adviesaanvragen van de regering ontvangen inzake «Kosten van de zorg» (3) en «De publieke waarden van kunstmatige intelligentie» (4). Deze laatste twee projecten starten in 2019.

Overige bijdragen aan de beleidsdialoog

De WRR adviseert over lange termijn vraagstukken die van groot belang zijn voor het regeringsbeleid. Daarnaast wil de WRR de meningsvorming ook direct stimuleren. Daarom organiseert hij, mede naar aanleiding van publicaties onder meer mondelinge briefings voor het kabinet en de beide Kamers, expertmeetings, workshops en ook conferenties en bijeenkomsten voor een groter publiek. De WRR levert daarnaast een actieve bijdrage aan de synergie van het kennis- en adviesstelsel. Naast het organiseren van de periodieke overlegbijeenkomsten met de strategische adviesraden, onderhoudt hij een liaison met het Strategieberaad Rijksbreed en met de planbureaus.

De debatreeks Hollands Spoor, een initiatief van de WRR en het Strategieberaad Rijksbreed, is een concrete uitkomst van deze samenwerkingen. In deze debatreeks gaan wetenschap, beleid en samenleving met elkaar in gesprek. In 2018 zijn twee Hollands Spoor bijeenkomsten georganiseerd. De eerste betrof een bijeenkomst in juni over «Migratiediversiteit» welke samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd georganiseerd. De tweede bijeenkomst werd in oktober samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat gehouden over het onderwerp «Artificiële Intelligentie».

Prestatiegegevens

De WRR heeft de taak complexe, weerbarstige thema’s en beleidsdilemma’s te agenderen. Soms «leeft» een thema al bij de start van WRR-project en hebben de bijdragen van de raad direct een meetbare invloed, soms gaat er geruime tijd overheen voordat ze doorwerking hebben in het beleid of het maatschappelijke debat. De tabel biedt een kwantitatief overzicht van de output.

 

Begroting 2018

Realisatie 2018

Rapporten, Verkenningen, Policy Briefs

7

5

Overige publicaties

4

8

Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en Kamerleden

15

30

Overige briefings met beleidsmakers

15

21

Conferenties, workshops, expertmeetings

15

18

Lezingen en debatten

50

>100

4.1.3 Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) is er een Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB), die belast is met het toetsen van de rechtmatigheid van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of de Minister van Defensie gegeven toestemming tot het inzetten van bijzondere bevoegdheden door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) respectievelijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD).

De TIB is met de inwerkingtreding van de nieuwe Wiv 2017 per 1 mei 2018 opgericht. De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden en wordt ondersteund door een secretaris en plaatsvervangend secretaris.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de TIB. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en de TIB zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening op het gebied van de bedrijfsvoering door het ministerie (zoals ondersteuning op het gebied van ICT, financiën en personeel) en de daarop van toepassing zijnde planning & controlcyclus. De TIB is gehuisvest op een zelfstandige locatie binnen het pand van het Ministerie van Algemene Zaken. Op deze wijze kan gebruik worden gemaakt van de beveiligingsschil en andere facilitaire zaken van het ministerie, maar beschikken ze wel over een eigenstandige kantoorruimte die alleen voor hen toegankelijk is.

In april 2018 heeft de TIB een intensief inwerkingsprogramma doorlopen, zodat zij per 1 mei 2018 in staat zijn hun wettelijke taak uit te voeren. De TIB heeft op 1 november 2018 een Voortgangsbrief (Kamerstukken II 2018–2019 29 924, nr. 172) verstuurd naar de Tweede Kamer waarin zij heeft gerapporteerd over haar eerste bevindingen en werkzaamheden.

Ook heeft de TIB op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gereageerd op het wijzigingsvoorstel van de Wiv 2017. Daarnaast heeft de TIB door middel van drie (zogenaamde) rechtseenheid brieven (https://www.tib-ivd.nl/documenten) samen met de CTIVD het parlement geïnformeerd over de wetsinterpretatie bij de uitoefening van hun taken.

Licence