Base description which applies to whole site

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De EMU-schuld (overheidsschuld) is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2018 uitgekomen op € 405,4 mld. De staatsschuld is onderdeel van de EMU-schuld en betreft de schuld van de Rijksoverheid. Dit is de schuld die door het Agentschap wordt gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2018 € 330,5 mld., dat is € 12,9 mld. lager dan geraamd in de begroting. De belangrijkste oorzaak van deze daling is dat de kasoverschotten van 2017 en 2018, beide nog onbekend tijdens het opstellen van de begroting, hoger zijn uitgevallen, vooral als gevolg van meevallers bij de belastinginkomsten.

Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2018 (bedragen x € 1 mld.)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

Stand schuld (ultimo 2018)

     

EMU-schuld

405,4

415,9

– 10,5

Staatsschuld

330,5

343,4

– 12,9

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 0,8

– 0,8

0

Interne schuldverhouding

– 0,3

2,4

– 2,8

       

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

6,0

6,1

– 0,1

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,1

– 0,1

0,1

Totaal

5,9

6,0

0,0

       

Niet relevant voor het EMU-saldo

     

Rentelasten derivaten

– 1,2

– 1,5

0,3

Voortijdige beëindiging derivaten

– 3,3

0

– 3,3

Voortijdige beëindiging schuld

0,1

0

0,1

Totaal

– 4,5

– 1,5

– 3,0

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De Nederlandse Staat heeft eind 2018 nog een vordering op ABN AMRO van € 0,8 mld. De rente die op deze vordering van ABN AMRO is ontvangen is meegeteld in de € 6,0 mld. aan rentelasten van artikel 11 en bedraagt € 34 mln.

De Staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. De volgende groepen doen mee aan schatkistbankieren: ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden. Deelnemers hebben vorderingen (bij rekening-couranttegoeden en deposito’s) en schulden bij de Staat (bij leningen en roodstand op de rekening-courant). Het saldo van de vorderingen en schulden wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2018 € 0,3 mld. negatief. Dit houdt in dat de deelnemers aan het schatkistbankieren per saldo een schuld hebben bij de Staat. In 2018 is de interne schuldverhouding met € 7,7 mld. afgenomen (€ 2,8 mld. minder dan begroot), met name veroorzaakt door een afname van de roodstand op de rekeningen-courant van de sociale fondsen.

De voor het EMU-saldo relevante rentelasten voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 5,9 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 Financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 Kasbeheer). Dit is lager dan in de begroting 2018 werd geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat minder geld geleend hoefde te worden als gevolg van het gunstige kassaldo in zowel 2017 als 2018.

In 2015 is begonnen met het voortijdig beëindigen van langlopende receiverswaps. Deze voortijdige beëindigingen hebben plaatsgevonden om de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille te verhogen en om het gemiddelde RRB onder de 18% te houden, hetgeen in lijn is met het renterisicokader 2016–2019. Op receiverswaps die de Staat in het verleden heeft afgesloten ontvangt de Staat een vaste rente en betaalt een variabele rente. Doordat rentes sterk gedaald zijn, hadden de receiverswaps in 2018 een relatief hoge marktwaarde. Bij de beëindiging van een langlopende receiverswap ontvangt de Staat de marktwaarde die de swap op dat moment heeft. Deze marktwaarde bestaat uit het saldo van de contant gemaakte waarde van alle toekomstige renteontvangsten en -betalingen. Dit bedrag wordt nu in één keer ontvangen. Dit heeft in 2018 geleid tot eenmalige, staatsschuldverlagende ontvangsten van in totaal € 3,3 mld. De verwachte toekomstige rentebaten zullen als gevolg hiervan lager zijn. Dit effect is ook al te zien in 2018: de rentebaten op derivaten zijn met € 0,3 mld. gedaald (negatieve rentelasten van – € 1,2 mld. in plaats van – € 1,5 mld.).

De € 0,1 mld. uitgaven op de post «voortijdige beëindiging schuld» zijn het gevolg van de kosten die zijn gemaakt voor het vervroegd aflossen van leningen. Bij de vervroegde aflossing wordt de marktwaarde betaald. Er is voor een bedrag van € 1,8 mld. aan leningen vervroegd afgelost. Dit betreft € 1,2 mld. aan leningen die anders in 2019 en 2020 afgelost zouden moeten worden. De resterende € 0,6 mld. betreft leningen die binnen 2018 op een eerdere datum zijn afgelost dan de oorspronkelijke aflosdatum. Het vervroegd inkopen is een manier om de aflossingen beter over de tijd te spreiden, wat gunstig is voor het financieringsbeleid en het cashmanagement. Als gevolg van de voortijdige aflossingen dalen de rentelasten op de vaste schuld voor de periode tussen de vervroegde aflossing en de oorspronkelijke aflosdatum.

Financieringsbehoefte

De financieringsbehoefte in 2018 bedroeg € 56 mld. en bestond voor het grootste deel uit het herfinancieren van leningen die werden afgelost. Deze aflossingen bestaan uit de leningen die gedurende het jaar aflopen plus de vervroegde aflossingen, en uit de omvang van de geldmarkt eind 2017. Leningen op de geldmarkt lopen per definitie korter dan een jaar en worden dus allemaal afgelost in het volgende jaar. De totale financieringsbehoefte was € 11 mld. lager dan werd verwacht tijdens het opstellen van de begroting. De belangrijkste oorzaak hiervoor was dat het kassaldo van 2018 gunstiger is uitgevallen dan was begroot (– € 8 mld.). In het onderdeel beleidsconclusies van artikel 11 Financiering staatsschuld, wordt nader ingegaan op de wijze waarop het Agentschap de financiering heeft uitgevoerd.

Licence