Base description which applies to whole site

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2019

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 3.046.796 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Uitgaven ten laste van de begroting

3.046.796

3.071.120

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2019 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 59.101 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Ontvangsten ten gunste van de begroting

59.101

84.583

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2019 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.987.695 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Rekening-courant RHB BHOS

2.987.477

2.973.142

Te verrekenen tussen BuZa en BHOS

218

13.395

Totaal

2.987.695

2.986.537

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHOS. De verrekening van dit bedrag heeft bij de RHB plaatsgevonden met verrekenstukken in het komende jaar.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 127.728 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Begrotingsreserve DGGF

56.409

46.472

Begrotingsreserve FOM

43.706

44.449

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

12.500

Begrotingsreserve DTIF

15.113

9.801

Totaal

127.728

113.222

5a Begrotingsreserve (credit 127.728 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2018

Toevoegingen 2019

Onttrekkingen 2019

Saldo 31 december 2019

Verwijzing naar Begrotingsartikel

Begrotingsreserve DGGF

46.472

11.203

1.266

56.409

1.3

Begrotingsreserve FOM

44.449

135

878

43.706

1.2

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

0

0

12.500

1.3

Begrotingsreserve DTIF

9.801

10.031

4.719

15.113

1.2

Totaal

113.222

21.369

6.863

127.728

 

In 2016 is besloten het Fonds Opkomende Markten (FOM) voor nieuw af te geven garanties stop te zetten ten gunste van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Ter dekking van eventuele schades dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. In 2019 zijn ontvangen provisies van EUR 0,135 miljoen toegevoegd en is een schade uitgekeerd van EUR 0,878 miljoen.

In 2016 zijn middelen aan de begrotingsreserve onttrokken die niet beschikbaar dienden te blijven om de lopende FOM garanties af te dekken. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting om de uitgaven op het instrument DTIF tot en met 2021 te dekken. De uitstaande FOM garanties nemen echter sneller af dan verwacht. Rekening houdend met de hefboom 1:2 is de begrotingsreserve per ultimo 2019 hoger dan de nog uitstaande FOM garanties. In 2016 is in het FOM toetsingskader risicoregelingen opgenomen dat deze resterende middelen in de FOM begrotingsreserve ook worden aangehouden voor het DTIF.

Ter dekking van eventuele schades uit het Dutch Good Growth Fund (DGGF) onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties aangehouden te worden in de begrotingsreserve. Ter dekking van eventuele schades uit het DGGF onderdeel 3 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen en tegen hefboom 1:3 voor de garanties een begrotingsreserve te worden aangehouden.

In 2019 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies van EUR 1,203 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 1,266 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

Tevens is in 2019 een storting verricht van EUR 10 miljoen ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DGGF bedraagt per ultimo 2019 EUR 157,642 miljoen. De begrotingsreserve is hierdoor in evenwicht met de uitstaande garanties.

Voor het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) is in 2015 een begrotingsreserve gecreëerd. Het saldo in de reserve van EUR 12,5 miljoen betreft de bodemstorting uit 2015. In 2019 is een garantie van EUR 49,293 miljoen verstrekt. In 2020 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.

Voor het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is in 2016 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties in de begrotingsreserve te worden aangehouden.

Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 2 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de verstrekte wisselfinancieringen een begrotingsreserve te worden aangehouden.

De begrotingsreserve bevat een bodemstorting van EUR 5,0 miljoen. In 2019 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen van EUR 1,031 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 4,719 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

Tevens is in 2019 een storting verricht van EUR 9 miljoen ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DTIF bedraagt per ultimo 2019 EUR 8,730 miljoen. De begrotingsreserve is hierdoor in evenwicht met de uitstaande garanties.

10 Vorderingen (debet 1.780.437 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie EUR x 1.000

31 december 2019

31 december 2018

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

115.980

139.096

Massif fonds

334.375

334.375

IDF (voorheen MOL fonds)

354.516

354.516

DGGF Fonds

315.219

279.886

NIO begrotingslening

80.000

91.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

34.869

31.064

Diverse extra-comptabele vorderingen

545.478

402.704

Totaal

1.780.437

1.632.641

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot het Massif fonds en het Building Prospects (BP) (voorheen IDF en voorheen MOL fonds) staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde Massif-fondsen en BP-fondsen staan respectievelijk per 31 december 2026 en 31 december 2028 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen op de balans.

Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het Massif fonds per 31 december 2019 is vastgesteld op EUR 481,077 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 334,375 miljoen.

De asset waarde van het BP bedraagt per 31 december 2019 EUR 338,150 miljoen. De door BHOS totaal in gebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 354,516 miljoen.

De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve cijfers blijken uit de jaarrekening 2019 van FMO.

Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) zijn leningen verstrekt aan RVO en PwC/TJ, gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan RVO is een lening verstrekt van EUR 104,347 miljoen. Aan PwC/TJ is een lening verstrekt van EUR 210,871 miljoen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2019

2018

2017

2016

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

115.980

0

0

0

115.980

Op termijn opeisbaar begrotingslening

80.000

0

0

0

80.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

554

0

0

0

554

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

196.534

0

0

0

196.534

Direct opeisbaar garantiebetalingen

34.869

3.805

0

10

31.054

Direct opeisbaar overige vorderingen

31.401

16.185

4.262

3.495

7.459

Totaal direct opeisbare vorderingen

66.270

19.990

4.262

3.505

38.513

Geconditioneerde vorderingen

1.517.633

       

Totaal

1.780.437

       

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Openingsbalans

139.096

164.934

Bij: Consolidaties

0

0

Af: Aflossingen

22.888

25.645

Af: Kwijtscheldingen

228

193

Eindbalans

115.980

139.096

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2019 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

Jaar

Aflossingen

Rente

Totaal

2020

21.202

263

21.465

2021

16.526

354

16.880

2022

12.759

378

13.137

2023

8.405

403

8.808

2024

4.054

429

4.483

Na 2024

46.140

5.067

51.207

Totaal

109.086

6.894

115.980

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Openingsbalans

31.064

33.584

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

3.805

0

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties)

0

2.520

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Af: Consolidaties

0

0

Eindbalans

34.869

31.064

Diverse extracomptabele vorderingen

De post diverse extracomptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

TCX Currency Exchange Fund

59.702

59.266

IFC-GAFSP

86.256

82.379

AEF Fund

129.714

127.196

Lening PIDG

98.555

77.575

DTIF

23.522

20.144

PUM

480

488

One Acre Fund

13.350

12.750

FIB Lening

315

315

RVO KHED/Daey Fonds

2.586

2.873

FarmFit Fund

4.528

0

AFAWA Guarantee Program

35.600

0

PSD in MENA

9.657

0

DFCD

40.000

0

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

9.259

12.191

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.147

1.524

Overige

30.807

6.003

Totaal

545.478

402.704

Extracomptabele vorderingen waarop in 2019 belangrijke wijzigingen hebben plaats gevonden, worden toegelicht.

Voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een lening verstrekt voor het realiseren van infrastructurele projecten in lage inkomenslanden en fragiele staten. In 2019 is een extra lening verstrekt van USD 20 miljoen.

De vordering op het FarmFit Fund is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. Het betreft een revolverend fonds en dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden. De middelen staan per 1 juli 2034 ter beschikking van de Minister.

De vordering op Affirmative Finance Action for Women in Africa (AFAWA Guarantee) is in 2019 op basis van een arrangement aan de African Development Bank (AfDB) verstrekt. Het programma heeft als doel de toegang tot financiële dienstverlening voor vrouwelijke ondernemers in Afrika te verbeteren. Het programma loopt tot 31 december 2027.

De vordering op Private Sector Development in Middle East and North Africa (PSD in MENA) is in 2019 op basis van een arrangement verstrekt aan International Finance Corporation (IFC). Het programma draagt met concessionele financiering in de vorm van onder meer leningen en garanties bij aan investeringen in de private sector in de MENA-regio. Het programma loopt tot en met 31 december 2044.

De vordering op het Access to Energy Fund (AEF Fund) is in 2006 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om armoede te verminderen door de toegang tot energiediensten te verbeteren. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het AEF Fund per 31 december 2019 is vastgesteld op EUR 153,168 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 129,714 miljoen.

De vordering op IFC-GAFSP is in 2012 op basis van een arrangement verstrekt aan International Finance Corporation (IFC). Het Private Sector Window ten bate van investment activities is revolveerbaar. Het programma heeft als doel het verbeteren van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, door het bevorderen van de toegang tot financiële diensten voor boeren, producentenorganisaties en het MKB. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen USD 96,916 miljoen.

De vordering op het Dutch Fund for Climate Development (DFCD) is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om klimaatrelevante projecten in ontwikkelingslanden te financieren ten behoeve van een klimaatbestendige economische groei. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het DFCD per 31 december 2019 is vastgesteld op EUR 39,526 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 40 miljoen.

12 Voorschotten (debet 3.656.065 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Voorschotten

3.307.456

3.376.229

Voorschotten RVO

348.609

355.452

Totaal

3.656.065

3.731.681

Ouderdomsanalyse voorschotten (x 1.000 EUR)

31 december 2019

31 december 2018

Verstrekt in 2011 en ouder

35.345

48.813

Verstrekt in 2012

37.140

103.940

Verstrekt in 2013

37.466

134.098

Verstrekt in 2014

29.559

151.370

Verstrekt in 2015

167.542

258.160

Verstrekt in 2016

173.410

481.031

Verstrekt in 2017

392.499

965.525

Verstrekt in 2018

1.113.600

1.588.744

Verstrekt in 2019

1.669.504

0

Totaal

3.656.065

3.731.681

Opbouw openstaande voorschotten (exclusief voorschotten RVO):

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Openingsbalans

3.376.229

3.976.539

Bij: Verstrekte voorschotten

1.675.999

1.657.767

Af: Verantwoorde voorschotten

1.799.030

2.224.959

Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

54.258

– 33.118

Eindbalans

3.307.456

3.376.229

13 Garantieverplichtingen (credit 2.578.787 x EUR 1.000)

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Asian Development Bank (AsDB)

1.272.274

1.241.244

Inter-American Development Bank (IADB)

289.820

276.794

African Development Bank (AfDB)

659.157

637.416

Council of Europe Bank (CED)

0

176.743

Fonds Opkomende Markten (FOM)

22.827

24.760

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

157.642

80.592

Dutch Trade Investment Fund (DTIF)

8.730

8.224

Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE)

49.293

0

NIO

119.044

138.003

Totaal

2.578.787

2.583.777

De garantieverplichtingen die uitstaan bij de regionale ontwikkelingsbanken Asian Development Bank (AsDB), Inter-American Development Bank (IADB) en de African Development Bank (AfDB), betreffen het niet volgestorte aandelenkapitaal. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De waarde van de garantieverplichting voor de AfDB is toegenomen met EUR 5,806 miljoen vanwege een «share transfer» en met EUR 15,935 miljoen vanwege de koersontwikkeling (valuta SDR). De waardetoename in EUR bij de AsDB en de IADB wordt veroorzaakt door koersverschillen.

Met ingang van de memorie van toelichting 2019 is een splitsing gemaakt tussen de risicoregelingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom is de garantieverplichting voor de Council of Europe Development Bank (CED) vanaf 2019 afzonderlijk opgenomen in de risicoparagraaf van de memorie van toelichting bij de begroting van Buitenlandse Zaken. Als gevolg van deze splitsing is de garantieverplichting voor de CED vanaf 2019 opgenomen in de saldibalans van Buitenlandse Zaken.

De garantieverplichting in het kader van het Fonds Opkomende Markten (FOM) betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. De openstaande garanties zijn gedaald van EUR 24,760 miljoen naar EUR 22,827 miljoen, omdat in 2016 is besloten om het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft betrekking op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 80,592 miljoen naar EUR 157,642 miljoen komt door een toename van afgegeven garanties door RVO en Atradius DSB. De stijging betreft zowel polissen voor garanties als wisselfinancieringen.

Fondsbeheerder PwC/TJ is in 2019 in de gelegenheid gesteld om voor maximaal EUR 100 miljoen boven het beschikbare investeringsbudget aan contracten/committeringen aan te gaan met intermediaire fondsen in de vorm van een garantie van BHOS. In 2019 is voor EUR 5,669 miljoen aan garantieverplichtingen aangegaan.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 8,224 miljoen naar EUR 8,730 miljoen komt met name door verstrekte wisselfinancieringen door Atradius DSB.

De garantieverplichting in het kader van het Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) heeft betrekking op investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. In 2019 is door Atradius DSB een garantie afgegeven van EUR 49,293 miljoen.

Voor deze laatste vier regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

14 Andere verplichtingen (credit 6.802.707 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Openingsbalans

5.804.878

6.113.841

Af: Correctie beginbalans

3.885

0

Bij: Aangegane verplichtingen

4.041.646

2.756.771

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

3.039.932

3.065.734

Eindbalans

6.802.707

5.804.878

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Door de overgang van Oracle naar SAP in 2017, is tijdens de conversie van de openstaande verplichtingen geconstateerd dat de hierboven gerapporteerde eindbalans per 31 december 2016 niet correct was. Dit werd veroorzaakt doordat de afgelopen jaren de eindstand werd bepaald door bij de beginstand de mutaties in het betreffende jaar op te tellen. Eventuele fouten werden daardoor naderhand niet meer geconstateerd. Als gevolg hiervan is na analyse in 2019 gebleken dat er een nagekomen correctie moet plaatsvinden op de openingsbalans.

Als gevolg van een systeemfout in SAP werd de verplichtingenstand in 2018 op artikel 1 EUR 22,800 miljoen te laag weergegeven. De correctie van dit bedrag is doorgevoerd in 2019 op de verplichtingenstand van artikel 1. Dit resulteert in een verhoging van EUR 22,800 miljoen op de beginbalans 2019.

Af te dragen vennootschapsbelasting

Op basis van de oordelen van de Belastingdienst en de door het ministerie ingenomen standpunten is in 2019 de aangifte vennootschapsbelasting over 2016 voor EUR 6,900 miljoen. definitief vastgesteld. EUR 0,500 miljoen. was te veel betaald met de voorlopige aanslag over 2016 en dit bedrag is terugontvangen. Daarnaast is de aangifte vennootschapsbelasting over 2017 ingediend. Deze aangifte leidt tot een verrekenbaar verlies met de Belastingdienst van EUR 14,900 miljoen. Voor 2018 en 2019 is begroot dat de fiscale winsten lager liggen dan de verrekenbare verliezen. Per saldo is er meer betaald aan de Belastingdienst dan de belastingschuld bedraagt over de periode 2016 tot en met 2019. Om deze reden is geen saldo als af te dragen vennootschapsbelasting opgenomen in de saldibalans bij BHOS.

15 Deelnemingen (debet 140.819 x EUR 1.000)

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen. Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantieverplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2019. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

31 december 2018

Voting power in %

Asian Development Bank

66.974

65.340

1,11

African Development Bank

51.113

49.450

0,89

Inter-American Development Bank

13.023

12.438

0,20

Inter-American Investment Corporation

9.709

9.188

0,80

Council of Europe Development Bank

0

22.070

3,63

Totaal

140.819

158.486

 

De waarde van de deelneming in de African Development Bank (AfDB) is in 2019 met een bedrag van EUR 0,426 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting in valuta SDR; en als het gevolg van koerswijziging toegenomen met EUR 1,236 miljoen.

De waarde van de deelneming in de Inter-American Investment Corporation (IIC) is in 2019 met een bedrag van EUR 0,089 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaaluitbreiding (in valuta USD) en met een bedrag van EUR 0,432 miljoen toegenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (AsDB) en Inter-American Development Bank (IADB) is toegenomen als gevolg van koerswijziging.

Met ingang van de memorie van toelichting 2019 is een splitsing gemaakt tussen de garantieverplichting van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Als gevolg van deze splitsing is de deelneming Council of Europe Development Bank (CED) vanaf 2019 opgenomen in de saldibalans van Buitenlandse Zaken.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen:

Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2019 EUR 1,1 miljoen.

Partnerschap «Prospects»

In 2019 startte Nederland met een nieuwe aanpak voor vluchtelingenopvang lastens art 4.2 van de BHOS-begroting: het partnerschap «Prospects». Het partnerschap wil de opvang en bescherming van vluchtelingen in en rondom conflictgebieden verbeteren en bestaat uit het Ministerie van Buitenlandse Zaken, International Finance Corporation (IFC), International Labour Organisation (ILO), United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), United Nations Children’s Fund (UNICEF) en Wereldbank. Rond het tekenen van de meerjarige overeenkomsten met deze organisaties liet de Wereldbank weten dat het voor hen niet mogelijk was op dat moment een meerjarig arrangement te ondertekenen. Het Ministerie heeft met een brief d.d. 27-11-2019 de Wereldbank laten weten in 2020 een meerjarige overeenkomst te willen sluiten voor een totaal van USD 85 miljoen. Deze toezegging is nog niet in de saldibalans verantwoord omdat hiervoor nog geen overeenkomst is gesloten.

Onder ditzelfde partnerschap is aan de partners via een opportunity fund een bedrag van circa USD 90 miljoen in het vooruitzicht gesteld voor de periode 2019–2023 voor mogelijke nieuwe projecten die niet zijn voorzien op dit moment. Het opportunity fund is per 31 december 2019 nog niet aangesproken.

Licence