Base description which applies to whole site

10. Saldibalans

Tabel 85 Saldibalans per 31 december 2020 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)(bedragen x € 1.000)

Activa

 

31-12-2020

 

31-12-2019

 

Passiva

 

31-12-2020

 

31-12-2019

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

44.461.507

 

43.075.426

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.519.486

 

1.397.628

3

Liquide middelen

270

 

270

     

4

Rekening-courant RHB1

   

4a

Rekening-courant RHB

42.941.161

 

41.673.736

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

65.383

 

55.093

5a

Begrotingsreserves

65.383

 

55.093

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

43

 

281

7

Schulden buiten begrotingsverband

1.173

 

4.613

8

Kas-transverschillen

        

Subtotaal intra-compatabel

44.527.203

 

43.131.070

Subtotaal intra-comptabel

44.527.203

 

43.131.070

          

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

221.567

 

216.424

9a

Tegenrekening openstaande rechten

221.567

 

216.424

10

Vorderingen

33.254.509

 

31.597.175

10a

Tegenrekening vorderingen

33.254.509

 

31.597.175

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

6.866.126

 

6.017.262

12a

Tegenrekening voorschotten

6.866.126

 

6.017.262

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

3.242.437

 

3.226.766

13

Garantieverplichtingen

3.242.437

 

3.226.766

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

33.365.488

 

30.550.918

14

Andere verplichtingen

33.365.488

 

30.550.918

15

Deelnemingen

   

15a

Tegenrekening deelnemingen

   

Subtotaal extra-comptabel

76.950.127

 

71.608.545

Subtotaal extra-comptabel

76.950.127

 

71.608.545

          

Totaal

121.477.330

 

114.739.615

Totaal

121.477.330

 

114.739.615

1

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting

1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2020

De uitgaven over 2020 zijn uitgekomen op € 44.461.507.118,95 en de ontvangsten op € 1.519.485.866,10. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 44.461.515.000,00 en de ontvangsten op € 1.519.484.000,00. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2020 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

3. Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).

Tabel 86 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2020

Openstaand per 31-12-2019

Totaal liquide middelen

 

270

270

Dit betreft twee bankrekeningen bij de ABN AMRO bank.

4. Rekening-courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve

Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening-courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën, wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 87 Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve (bedragen x € 1.000)

Naam begrotingsreserve

Saldo 1-1-2020

Toevoegingen 2020

Onttrekkingen 2020

Saldo 31-12-2020

Verwijzing naar begrotingsartikel

Museaal aankoopfonds

43.221

10.315

1.430

52.106

14

Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

11.872

1.405

 

13.277

95

Totaal

55.093

11.720

1.430

65.383

 

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intracomptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2020 is er voor 2 aankopen een bijdrage geleverd. Een bijdrage in de aankoop van Bloemstilleven met een keizerskroon in een stenen nis van Jacob Woutersz en een bijdrage voor de aankoop van de wandtapijten ter nagedachtenis aan de Slag bij Solebay 1672 door het Scheepvaartmuseum Amsterdam.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van OCW staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procentpunt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening-courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procentpunt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intracomptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Tabel 88 Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2020

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

 

22

Dienst Uitvoering Onderwijs

 

21

Totaal

 

43

7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 89 Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2020

Overig

 

1.173

Totaal

 

1.173

Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU-projecten (€ 0,5 miljoen), legaten (€ 0,05 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen BTW (€ 0,1 miljoen).

9. Openstaande rechten

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO.

Tabel 90 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2020

Lesgelden

 

221.567

Totaal

 

221.567

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

10. Vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2020 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 91 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2020

Openstaand per 31-12-2019

1

Primair onderwijs

5.297

8.927

3

Voortgezet onderwijs

2.952

962

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.205

2.140

6

Hoger beroepsonderwijs

8.569

9.795

7

Wetenschappelijk onderwijs

17

17

8

Internationaal beleid

0

0

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

3.263

5.051

11

Studiefinanciering

33.164.423

31.502.184

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

7.850

8.338

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

57.067

58.831

15

Media

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

0

25

Emancipatie

52

52

95

Apparaat Kerndepartement

814

878

Lening Bonaire

 

0

Totaal

33.254.509

31.597.175

De overige openstaande vorderingen (€ 90,0 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

De openstaande vorderingen van artikel 11 (Studiefinanciering) kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 92 Specificatie debiteuren Studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2020

Openstaand per 31-12-2019

Niet-relevante langlopende vorderingen

32.606.152

30.843.438

Leningen - hoofdsom

25.482.349

23.467.964

Prestatiebeursleningen - hoofdsom

7.123.803

7.375.474

   

Relevante langlopende vorderingen

461.351

534.956

Leningen - rente

409.321

478.519

Prestatiebeursleningen - rente

7.802

14.063

Overig

44.228

42.374

   

Relevante kortlopende vorderingen

96.920

123.790

   

Totaal

33.164.423

31.502.184

Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.

Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.

De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.

Tabel 93 Verloop van de vorderingen Studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2020

Openstaand per 31-12-2019

Openstaande bedragen per 01-01-2020

31.502.184

29.853.450

Mutatie bruto vorderingen

4.665.896

4.720.025

Omgezet in gift

‒ 1.856.294

‒ 2.052.408

Afgelost (ontvangen en verrekend)

‒ 1.045.312

‒ 914.731

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

‒ 102.051

‒ 104.152

Totaal

33.164.423

31.502.184

De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of woren ingesteld.

De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift en doordat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.

12. Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2020 wordt als volgt naar artikel gespecificeerd:

Tabel 94 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2020

Openstaand per 31-12-2019

1

Primair onderwijs

1.349.073

1.315.503

3

Voortgezet onderwijs

223.418

140.071

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

722.899

670.528

6

Hoger beroepsonderwijs

33.082

31.890

7

Wetenschappelijk onderwijs

42.598

42.543

8

Internationaal beleid

15.171

19.304

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

108.805

144.696

11

Studiefinanciering

1.761.727

1.821.473

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

0

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

2.404.112

1.577.540

15

Media

105.792

24.899

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

63.804

205.302

25

Emancipatie

32.196

23.486

95

Apparaat Kerndepartement

3.449

27

Totaal

6.866.126

6.017.262

Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 (Studiefinanciering) betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de OV-bedrijven. De toename van het openstaande voorschot komt voor het grootste van artikel 14 Cultuur. De corona-steunpakketen in 2020 zijn voornamelijk als voorschot verstrekt.

De stand van de voorschotten per 31-12-2020 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 95 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 1-1-2020

Verstrekt 2020

Afgerekend 2020

Stand per 31-12-2020

2003

1.340

  

1.340

2004

21

  

21

2005

3.473

  

3.473

2006

32.222

 

29.472

2.750

2007

34.953

 

33.892

1.061

2008

31.833

 

26.072

5.761

2009

21.353

 

18.112

3.241

2010

24.279

 

19.252

5.027

2011

24.218

 

14.586

9.632

2012

20.692

 

8.878

11.814

2013

20.417

 

2.051

18.366

2014

44.282

 

22.242

22.040

2015

51.025

 

28.648

22.377

2016

115.724

 

31.789

83.935

2017

930.358

 

415.785

514.573

2018

2.090.878

 

1.212.517

878.361

2019

2.570.194

 

380.066

2.190.128

2020

 

3.099.292

7.066

3.092.226

Totaal

6.017.262

3.099.292

2.250.428

6.866.126

13. Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen. Het Rijk staat garant voor de rente en aflossingsverplichtingen richting de geldverschaffers. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantieverplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het Ministerie van OCW ultimo 2020 loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de ultimo 2020 openstaande garanties gespecificeerd opgenomen:

Tabel 96 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2020

Openstaand per 31-12-2019

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

138.503

151.212

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

646.751

761.502

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

21.319

22.350

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

238.936

244.209

Garanties Hoger beroepsonderwijs

774.345

777.048

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

743.765

636.328

Garanties Voortgezet onderwijs

519.576

479.263

Garanties Primair onderwijs

129.242

124.854

Totaal

3.242.437

3.226.766

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 646,8 miljoen. Hiervan is € 572,4 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds. Hiervan heeft € 350,9 miljoen betrekking op de achterborgovereenkomst en € 70,9 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 3,5 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan cultuurinstellingen.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 21,3 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij wetenschappelijk onderwijs (€ 239,0 miljoen), het hoger beroepsonderwijs (€ 774,3 miljoen), het beroepsonderwijs en (€ 743,8 miljoen), het voortgezet onderwijs (€ 519,6 miljoen) en het primair onderwijs (€ 129,2 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen en rekeningcourantkredieten aan onderwijsinstellingen. De geldleningen in het wo, hbo en mbo worden verstrekt onder hypothecaire zekerheid; de geldleningen in het po en vo onder gemeentegarantie. Het risico voor het Ministerie van OCW is hierdoor beperkt. Voor de rekeningcourantkredieten wordt geen zekerheid gevraagd. De garantstelling betreft de maximale roodstandfaciliteit. In de praktijk wordt dit zelden volledig benut. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen per onderwijssector.

Tabel 97 Opbouw garantstellingen onderwijsinstellingen (bedragen x € 1 miljoen)
 

Maximale krediet

Leningen

Wetenschappelijk onderwijs

136,4

102,5

Hoger onderwijs

203,0

571,3

Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

182,6

561,1

Voortgezet onderwijs

156,3

363,3

Primair onderwijs

34,3

95

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen is als volgt:

Tabel 98 Openstaande Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2020

3.226.766

Bij: Aangegane verplichtingen 2020

721.599

Af: Afgelopen garantie 2020

705.928

Af: Verrichte betalingen 2020

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2020

Stand 31 december 2020

3.242.437

14. Andere verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen is als volgt:

Tabel 99 Andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2020

30.550.918

Bij: aangegaan 2020

47.276.077

Af: Tot betaling gekomen in 2020

44.461.507

Stand 31 december 2020

33.365.488

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2020 is hieronder opgenomen.

Tabel 100 Andere verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x 1.000)

1

Primair onderwijs

7.037.918

3

Voortgezet onderwijs

8.028.587

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.409.811

6

Hoger beroepsonderwijs

3.642.405

7

Wetenschappelijk onderwijs

5.536.400

8

Internationaal beleid

16.914

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

44.733

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

2.513.411

15

Media

1.023.647

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.092.479

25

Emancipatie

18.928

95

Apparaat Kerndepartement

255

Totaal

33.365.488

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 1 november 2019 is het ‘convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020-2021’ afgesloten met de onderwijsbonden en de sectorraden. In dit convenant stelt het kabinet in totaal € 459,5 miljoen beschikbaar voor het primair en voortgezet onderwijs. Hiervan is inmiddels € 391,8 miljoen betaald dan wel verplicht. Het restant, zijnde € 67,7 miljoen, is nog niet als juridische verplichting vastgelegd en betreft derhalve een niet in de saldibalans opgenomen bestuurlijke verplichting. Dit gaat om € 10,6 miljoen voor individuele scholingsrechten leraren po welke in 2021 verplicht en betaald zal worden. Daarnaast is er afgesproken dat er in 2021 € 4,0 miljoen en in 2022 € 4,6 miljoen beschikbaar komt voor Samen Opleiden. Het laatste deel gaat over € 48,5 miljoen welke eerder beschikbaar komt voor de aanpak van werkdruk in het po. Bij Voorjaarsnota 2020 is deze kasschuif reeds verwerkt, maar voor schooljaar 2021/2022 moet € 48,5 miljoen nog verplicht en betaald gaan worden.

Op 26 november 2014 is het bestuursakkoord Primair Onderwijs 2014-2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord is voor 2020 en verder een additioneel bedrag van € 444,0 miljoen beschikbaar. Ultimo 2020 zijn de daarin afgesproken toevoegingen aan prestatiebox (€ 263,0 miljoen) en aan lumpsum (€ 142,0 miljoen) volledig als juridische verplichting vastgelegd. Van de voor 2021 afgesproken € 39,0 miljoen aan overige bestemmingen is ultimo 2020 € 15,0 miljoen vastgelegd als juridische verplichting. De overige € 24,0 miljoen voor 2021 betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.

Vanuit de drie convenanten onderwijshuisvesting Saba, Bonaire en Sint Eustasius (Caribisch Nederland) is er in totaal $ 64,7 miljoen (US dollars) beschikbaar. Hiervan is inmiddels $ 11,5 miljoen (US Dollars) betaald dan wel verplicht. Voor het restant, voor de jaren 2021 en verder, geldt dat er hiervoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan. Het gaat in totaal om een bedrag van $ 53,2 miljoen (US Dollars). Dat bedrag is nog niet juridisch verplicht en betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.

Op 7 februari 2018 is het «Bestuursakkoord MBO 2018–2022: Trots, vertrouwen en lef» met de MBO Raad afgesloten. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de tweede tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1.670,8 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2018 tot en met 2023. Van dit bedrag is ultimo 2020 een bedrag van € 1.068,5 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 602,3 miljoen is ultimo 2020 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Op 9 april 2018 zijn de sectorakkoorden hoger beroepsonderwijs 2018 en wetenschappelijk onderwijs 2018 afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de VSNU. Onderdeel van deze akkoorden zijn de kwaliteitsafspraken 2019-2024 ‘Investeren in Onderwijskwaliteit’. Hiermee is naar prijspeil 2020 een bedrag van in totaal € 2.430,2 miljoen (€ 1.510,9 miljoen voor het hbo en € 919,3 miljoen voor het wo) bestuurlijk verplicht voor de periode 2019-2024. Van dit bedrag is ultimo 2020 voor de jaren tot en met 2021 al een bedrag van € 821,9 miljoen (€ 511,0 miljoen hbo en € 310,9 miljoen wo) juridisch verplicht. Het resterende bedrag voor 2022 tot en met 2024 van € 1.608,3 miljoen (€ 999,9 miljoen voor het hbo en € 608,4 miljoen voor het wo) is ultimo 2020 als bestuurlijk verplicht aan te merken.

Op 21 februari 2019 is de Erfgoed Deal ondertekend. In de Erfgoed Deal maken verschillende overheden en maatschappelijke organisaties afspraken over het behoud en het gebruik van erfgoed bij de grote ruimtelijke opgaven van dit moment, zoals energietransitie en verduurzaming, klimaatadaptatie en stedelijke groei en krimp. Het Ministerie van OCW heeft zich met ondertekening bestuurlijk verplicht tot een bijdrage van € 20,0 miljoen. Daarvan was ultimo 2020 € 11,6 miljoen nog niet juridisch verplicht.

Op 30 november 2020 is het kabinet akkoord gegaan met het uitwerken van een tegemoetkomingsregeling in het kader van de erkenning van het leed dat transgenderpersonen hebben ondervonden als gevolg van de destijds geldende wettelijke voorschriften.

De specifieke invulling hiervan wordt bezien in het voorjaar 2021. Het gaat voor het ministerie van OCW in totaal om een bedrag van maximaal € 8,5 miljoen. Ultimo 2020 was dit bedrag niet juridisch verplicht en is derhalve niet in de saldibalans opgenomen.

Licence