Base description which applies to whole site

Bijlage 3: Inhuur externen

Tabel 131 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Verslagjaar 2020 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten1

 

1. Interim-management

7.235

2. Organisatie- en Formatieadvies

6.566

3. Beleidsadvies

11.525

4. Communicatieadvisering

5.801

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

31.127

5. Juridisch Advies

2.521

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

16.719

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

7.814

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

27.054

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)2

213.069

Ondersteuning bedrijfsvoering

213.069

Totaal uitgaven inhuur externen

271.251

1

Realisaties van Agentschappen zijn o.b.v. kosten en de realisaties van de Bestuurskern zijn o.b.v. werkelijke uitgaven.

2

Deze categorie bestaat uit drie posten. (1) De uitzendkrachten van het ministerie (€8,2 miljoen); (2) de uitgaven externe inhuur ten behoeve van het primaire proces van de uitvoeringsorganisatie RWS, die niet of niet gemakkelijk zijn onder te brengen onder de acht door BZK onderscheiden categorieën externe inhuur (€78,4 miljoen); (3) Inhuurcontracten voor dienstverlening die niet tot de kernactiviteiten van RWS behoren en naar aard van de activiteit de aanschaf van een product betreffen, maar onder de definitie van externe inhuur vallen (€126,5 miljoen).

Tabel 132 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten
 

2020

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting op het inhuurpercentage 2020

In 2020 gaf het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat € 271 miljoen aan externe inhuur uit. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 1.268 miljoen. Samen zijn de uitgaven € 1.540 miljoen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, komt in 2020 op een inhuurpercentage van totaal 17,6%. Hiermee is de norm van 10% overschreden. Dit was noodzakelijk om de hoge productieopgave te kunnen realiseren.

De belangrijkste oorzaak van de overschrijding is de inhuur op niet-kerntaken bij Rijkswaterstaat (RWS) ter hoogte van € 126 miljoen. Het inhuurpercentage in 2020 zonder inhuur op niet-kerntaken is 10,2%, net boven de norm van 10%.

Van de € 271 miljoen die IenW in 2020 aan inhuur heeft uitgegeven, is € 220 miljoen aan Rijkswaterstaat toe te wijzen. Dit is 19,7% ten opzichte van het RWS-totaal. De hoge productieopgave vertaalt zich in een hogere inhuur op niet-kerntaken. Ondanks dat in 2020 is gestuurd op het terugdringen van de inhuur op niet-kerntaken, door onder meer omzetten inhuur naar uitbesteding, zien we dat met de toenemende productieopgave ook de inhuur stijgt om deze productieopgave waar te kunnen maken. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud in de staat van baten en lasten en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

De noodzaak voor extra inhuur van capaciteit bij het KNMI en de Inspectie was om de voortgang van enkele grote programma’s niet in gevaar te brengen. Het grootste deel betreft expertise op terrein van automatisering. Het streven was dat voor deze programma’s eigen personeel zou worden aangetrokken, maar dat is door schaarste op de arbeidsmarkt en Corona niet volledig gelukt.

Ook bij het kerndepartement is met een inhuurpercentage van 12,4% in 2020 de norm van 10% overschreden. Dit was noodzakelijk voor specialistische kennis op het terrein van automatisering en om de hoge productieopgave te kunnen realiseren. De extra inhuur betreft voornamelijk (specialistische) inzet voor tijdelijke programma’s voor het klimaatakkoord, de vrachtwagenheffing en de luchtruimherziening.

Licence