Base description which applies to whole site

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Tabel 114 Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Goed functionerende economie en markten

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Commissie van Aanbestedingsexperts

2019

Kamerstuk 34 252, nr. 13

 

Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet

2019

Kamerstuk 33 159, nr. 3

 

Evaluatie van de instellingen onder de waarborgwet

2022

Evaluatie is uitgesteld tot de nieuwe Waarborgwet 2019 twee jaar in werking is. (deze is op 1 juli 2020 in werking getreden).

 

Raad voor de Accreditatie

2021

Evaluatie is uitgesteld naar 2021.

 

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

2020

Kamerstuk 25 268, nr. 195

 

Adviesgroep Gids Proportionaliteit

2021

Evaluatie is gestart en wordt in 2021 afgerond.

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
 

Agentschap Telecom

2020

Doorlichting Agentschap Telecom

 

Cyberweerbaarheid

2020

Cyberweerbaarheid onder zzp'ers

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 1

Evaluatie Autoriteit Consument en Markt (ACM)

Andersson Elffers Felix heeft de ACM over de periode 2015-2020 geëvalueerd. Daarbij is het functioneren van de ACM getoetst op doeltreffendheid, doelmatigheid en toekomstbestendigheid. Het algemene beeld is overwegend positief: de ACM heeft in een complex en dynamisch speelveld een belangrijke bijdrage geleverd aan goed functionerende markten, ordentelijke marktprocessen en de bescherming van consumenten.

AEF geeft zes specifieke aanbevelingen voor de ACM, te weten:

1. Blijf binnen het wettelijk kader oog houden voor publieke belangen;

2. Communiceer duidelijk over de redenering achter gemaakte keuzes en verschillende rollen;

3. Breng outcome en output beter in beeld;

4. Werk verder aan zelfreflectie en het zelflerend vermogen van de organisatie;

5. Stel een integrale langetermijnplanning op;

6. Kijk met bedrijven hoe de doelmatigheid van het toezicht verder kan worden versterkt.

Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen. De ACM en EZK gaan hiermee aan de slag, zoals omschreven in de kabinetsreactie op de evaluatie (Kamerstuk 25 268, nr. 195).

Doorlichting Agentschap Telecom

Over het algemeen heeft AT succesvol invulling gegeven aan de aanbevelingen uit de doorlichting van 2013. Ten aanzien van de governance zijn er stappen gezet om deze meer in lijn met het voorkeursmodel uit de Regeling Agentschappen te brengen en de rollen verder te formaliseren. AT is doelmatiger gaan werken door actieve sturing op kostendekkendheid van producten/diensten. Tevens is de transparantie van tarieven verbeterd. Daarnaast zijn er ook enkele aandachtspunten. Het is onder andere wenselijk dat AT onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening een integraal onderdeel van de processen binnen AT maakt. Daarnaast wordt ook aanbevolen om in samenspraak met de opdrachtgever(s) en eigenaar, binnen de mogelijkheden van de begrotingsregels, te onderzoeken op welke wijze er meer financieringszekerheid kan worden geboden. AT zal een implementatieplan opstellen, zodat de aanbevelingen die voortkomen uit het rapport ook opvolging krijgen.

Cyberweerbaarheid

Het CBS heeft in opdracht van EZK/DTC de cyberweerbaarheid van zzp’ers onderzocht door een secundaire analyse van een vijftal bestaande statistieken. Deze verkenning is gedaan aan de hand van vier pijlers: 1) werk gerelateerd ICT gebruik, 2) kennis over internetveiligheid 3) gedrag en 4) slachtofferschap van hacken. Uit deze verkenning bleek dat werk gerelateerd ICT gebruik bij zzp’ers hoog is: 96% van de zzp’ers maakt gebruik van computers of mobiele telefoons en ruim de helft van de zzp’ers gebruikt online kanalen om klanten te werven. De verkenning heeft tevens uitgewezen dat de basis voor veilig digitaal ondernemen niet altijd op orde is. De verkenning maakte tevens duidelijk dat bedrijfsactiviteiten en de daarbij behorende digitale werkwijze bij zzp-ers niet aansluiten bij gewone burgers zonder bedrijf en niet bij bedrijven die wel personeel in dienst hebben. Om de cyberweerbaarheid van zzp’ers goed in kaart te brengen is het advies van het CBS om gebruik te maken van een nieuw onderzoek waarbij gerichte vragen gesteld kunnen worden. Naast afzonderlijk onderzoek ziet de verkenning mogelijkheden om goede kwaliteit gegevens over zzp’ers te verkrijgen door aan te sluiten bij, en uitbreiden van, een aantal bestaande onderzoeken.

Tabel 115 Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: Innovatief en duurzaam ondernemen1

2020

Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Eureka / Eurostars / JTI’s

2020

Kamerstuk 33 009, nr. 1711

 

Garantie Ondernemingsfinanciering

2020

Kamerstuk 35 420, nr. 154

 

Groene Groei

2020

Kamerstuk 33 043, nr. 103

 

Toerisme / NBTC

2019

Kamerstuk 26 419, nr. 75

 

WBSO/RDA

2019

Kamerstuk 32 637, nr. 358

 

Evaluatie NFIA

2020

Kamerstuk 32 637, nr. 415

 

NWO-TTW

2020

Kamerstuk 29 338, nr. 221

 

Fiscale regelingen startups

2021

Is verzet naar 2021

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
    
1

De beleidsdoorlichting van artikel 2 liep mee in de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» van de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord. Hierdoor kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 2

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en artikel 3 Toekomstfonds

In 2020 zijn de financiële interventies van het bedrijvenbeleid zoals opgenomen in de artikelen 2 («Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei») en 3 («Toekomstfonds») van de EZK-begroting doorgelicht. Hiertoe zijn alle uitgevoerde evaluaties van instrumenten in de periode 2014-2019 op een rij gezet in welke mate deze instrumenten doeltreffend en doelmatig zijn. Het uitgevoerde onderzoek is onderworpen aan een externe toetsing en validering. Deze «second opinion» is uitgevoerd door prof. dr. Carl Koopmans, Hoogleraar Beleidsevaluatie van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Twee derde deel van de instrumenten van het bedrijvenbeleid blijkt doeltreffend. Vooral voor de fiscale innovatiestimulering (WBSO) en ook voor de Innovatiekredieten zijn substantiële additionele effecten van het beleid vastgesteld. Ook van de innovatiemaatregelen die zich richten op kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven en op publiek-private onderzoeksamenwerking, een kerndoel van het beleid en een belangrijk middel om innovaties tot stand te laten komen, is het aannemelijk dat ze in meer of mindere mate additionaliteit realiseren. Op het terrein van ondernemerschapsbevordering is relatief weinig bekend over de additionaliteit van met name het fiscale beleid. Uit de evaluaties blijkt dat bij ongeveer één derde van de instrumenten (veelal de grote instrumenten zoals de WBSO, het Innovatiekrediet, de TKI’s, de MIT en de wet-KvK) ook de doelmatigheid kon worden aangetoond. Enkele instrumenten (SIS, GSF en Actal) bleken ondoelmatig en zijn ondertussen gestopt. Voor de overige instrumenten (grofweg de helft) kon op basis van de uitgevoerde evaluaties en beschikbare informatie de (macro)doelmatigheid niet worden vastgesteld. Vaak zijn daar methodologische of datatechnische achtergronden de reden van.

Evaluatie Eureka/Eurostars/JTI's

Op 9 juli 2020 is de evaluatie van de Nederlandse deelname aan Eurostars, Eureka Clusters en JTI’s naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Uit enquêteonderzoek komt een positief beeld naar voren over de doeltreffendheid van de drie onderzochte regelingen. Bedrijven met een toegewezen projectaanvraag hebben aangegeven dat deelname aan de regelingen vooral bevorderlijk is voor meer en betere internationale R&D-samenwerking, het verwerven van nieuwe technologische kennis en een snellere doorlooptijd van innovaties. De enquête-uitkomsten duiden er ook op dat de regelingen projecten mogelijk maken die zonder subsidie niet of in een kleinere omvang tot stand zouden komen. In het geval van Eurostars waren er voldoende data beschikbaar voor het uitvoeren van een econometrische analyse met behandel- en controlegroepen. In deze analyse zijn significante positieve effecten van de regeling gevonden als het gaat om investeringen in R&D. Er zijn geen significante effecten gevonden op productiviteit en andere bedrijfsprestaties. Effecten daarop liggen waarschijnlijk verder in de tijd en vallen zo mogelijk buiten de evaluatieperiode. Naar het oordeel van de onderzoekers is de doelmatigheid van de regelingen vergelijkbaar met die bij andere subsidieregelingen. De positieve uitkomsten van de evaluatie geven onderbouwing om de Nederlandse inzet op deze instrumenten te continueren.

Evaluatie Garantie Ondernemingsfinanciering

Het primaire doel van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)-regeling is het stimuleren van additionele kredietverlening door het verkleinen van het risico voor banken. De GO-regeling is in 2020 geëvalueerd door Dialogic. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethoden, bestaande uit: deskstudie, portfolio-analyse, microdata-analyse en interviews. Het evaluatierapport is op 28 oktober 2020 met een brief aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de evaluatie is gebleken dat de GO, vooral in tijden van crisis, ondernemingen met goede plannen aan financiering heeft geholpen die anders niet of in onvoldoende mate aan financiering zouden zijn gekomen. Per saldo is de beschikbaarheid van financiering voor ondernemingen met een financieringsbehoefte toegenomen en is het aannemelijk dat de GO positief heeft uitgewerkt op bedrijfsprestaties. De GO-regeling wordt steeds doelmatiger uitgevoerd; de uitvoeringskosten dalen harder dan het aantal aanvragen. De GO-regeling is kostendekkend. De inkomsten (provisie) zijn structureel hoger dan de uitgaven (uitvoeringskosten en verliesdeclaraties).

Evaluatie Programma Groene Groei

Op 30 maart 2020 is de evaluatie van het programma Groene Groei naar de Tweede Kamer gestuurd. Het programma Groene Groei was een interdepartementaal programma met een inzet van ongeveer € 1 mln per jaar. Het programma liep van 2013 tot en met 2018 en kende meerdere doelen waaronder 1) het aanleggen van normen voor groene groei; 2) Het creëren van draagvlak voor groene groei en 3) Afstemming tussen departementen met betrekking tot het groene groei beleid. De evaluatie is uitgevoerd door RVO.nl. Om de kwaliteit en onafhankelijkheid te garanderen is een ‘second opinion’ uitgevoerd door prof. dr. Carl Koopmans (VU). De conclusies van het evaluatieonderzoek zijn grotendeels gebaseerd op interviews met betrokken beleidsmedewerkers bij diverse departementen, aangezien er weinig documentatie was om op terug te vallen. Het programma was in beperkte mate effectief. Het bood een platform wat beleidsmedewerkers van diverse departementen in staat heeft gesteld kennis te nemen van elkaars beleidsvoornemens (en dus een afname van het overheidsfalen). Ook heeft het programma enkele studies opgeleverd die bijgedragen hebben aan het denken over groene groei. Het programma is beperkt effectief geweest doordat het gecreëerde platform geen vervolg heeft gekregen, dat concrete voorbeelden van onderlinge beleidsafstemming tussen departementen ontbreken en dat ‘groene groei’ als begrip geen ingang heeft gevonden in het maatschappelijk debat. Het programma was efficiënt in de zin dat met deze bescheiden inzet van fte’s en budgettaire middelen niet meer verwacht mocht worden dan de resultaten zoals beschreven.

Evaluatie NFIA

De NFIA (Netherlands Foreign Investment Agency) is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van EZK en wordt gezamenlijk aangestuurd door de Minister voor BHOS en de Minister van EZK. De NFIA heeft als belangrijkste taak om buitenlandse bedrijven aan te trekken. Hierbij werkt de nationale NFIA nauw samen met haar regionale partners, waaronder de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, via het Invest in Holland netwerk. Deze evaluatie van de NFIA is de eerste en betreft de periode 2010-2018. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van MIR, SEOR, Erasmus School of Economics en KU Leuven. De evaluatie is op 17 april 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd als onderdeel van de brief over de uitwerking van het nieuwe acquisitiebeleid en het Nederlandse vestigingsklimaat. Voor de evaluatie is gebruik gemaakt van onder meer statistische en econometrische analyses en enquêtes onder bedrijven. Het onderzoeksconsortium concludeert dat er voor de overheid meerdere legitieme argumenten zijn voor de werkzaamheden van de NFIA. Uit de analyses blijkt dat de NFIA leidt tot extra investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland en dat deze bedrijven even goed of beter presteren dan Nederlandse bedrijven. Daarom stelt het onderzoeksconsortium dat het aannemelijk is dat de NFIA grotendeels doeltreffend is. De doelmatigheid van de NFIA is niet echt goed te beoordelen, mede gezien de complexiteit om alle maatschappelijke kosten en baten die raken aan de activiteiten van NFIA mee te nemen. Wel kan de kostenefficiency van de NFIA internationaal de vergelijking met andere investeringsagentschappen doorstaan.

Evaluatie NWO

In opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een evaluatie uitgevoerd van NWO als organisatie in totaliteit. De evaluatie heeft betrekking op de periode 2013-2019 en is in oktober 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 338, nr. 221). De evaluatie is uitgevoerd door een evaluatiecommissie onder voorzitterschap van prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve methoden, waaronder gesprekken met vertegenwoordigers van NWO en stakeholders en een enquête onder contactpersonen van NWO, voor een groot deel bestaande uit onderzoekers. Wat betreft doeltreffendheid is aantoonbaar voortgang geboekt op veel terreinen waarop NWO maatregelen en concrete acties had aangekondigd, zoals de inrichting van het NWA-programma, het opstellen van een strategie voor grootschalige wetenschappelijke infrastructuur en de versnelling van het Open Access-beleid. De evaluatiecommissie heeft niet de indruk dat er sprake is van ondoelmatigheden, maar NWO zou er in de visie van de commissie naar moeten streven om de doelmatigheid beter te volgen en instrumenten te ontwikkelen om die systematisch in kaart te brengen. Er is een breed gedeelde perceptie dat het rendement op de uitgaven van NWO hoog is. De hoge kwaliteit en omvang (ook in internationaal verband) van de wetenschappelijke output laten zien dat de investeringen lonen. De organisatorische transitie die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, heeft zichtbaar geleid tot minder verkokering en gelaagdheid binnen NWO.In het evaluatierapport wordt NWO-TTW niet afzonderlijk in beschouwing genomen. Voor de financiering die via de EZK-begroting wordt verstrekt aan NWO-TTW, wordt in 2021 een afzonderlijke evaluatie uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Tabel 116 Artikel 3 Toekomstfonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 3 Toekomstfonds1

2020

Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Meta-evaluatie financieringsinstrumenten

2019

Kamerstuk 32 637, nr. 386

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
1

De beleidsdoorlichting van artikel 3 liep mee in de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» van de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord. Hierdoor kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 3

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en artikel 3 Toekomstfonds

De samenvatting van de gezamenlijke doorlichting is opgenomen bij artikel 2.

Tabel 117 Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering1

2024

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Proeftuinen Smart Grids

2019

Kamerstuk 31 530, nr. 2

 

Subsidieregeling energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

2019

Kamerstuk 30 234, nr. 240

 

Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)

2019

Kamerstuk 31 239, nr. 306

 

Evaluatie Regeling Gebiedsaanwijzing Gasaansluitplicht

2020

Kamerstuk 34 627, nr. 51

 

Fiscale regelingen Energiebelasting

2021

Is verzet naar 2021

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Studiegroeprapport Invulling Klimaatopgave Green Deal

2021

Kamerstuk 32 813, nr. 664

    

3. Overig onderzoek

 

IBO Grondvergoedingen

2019

Kamerstuk 32 813, nr. 403

 

Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

2020

Kamerstuk 31 239, nr. 317

 

Tussenevaluatie Regeling Duurzame Scheepsbouw

2019

Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83

 

Evaluatie Besluit experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit

2021

Evaluatie is gestart en wordt in 2021 afgerond.

 

Voortzetting gaswinning uit kleine velden op zee en op land

2020

Kamerstuk 35 462, nr. 3

 

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

2020

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

 

MKB-impacttoets

2020

Kamerstuk 32 637, nr. 423

1

De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 4

Evaluatie Regeling Gebiedsaanwijzing Gasaansluitplicht

Nieuwbouw wordt sinds de inwerkingtreding van de wet Voortgang Energietransitie (Wet VET, 1 juli 2018) in principe niet meer aangesloten op aardgas. De Wet VET geeft een gemeente de mogelijkheid om een gebied aan te wijzen dat wel wordt aangesloten op het gasnet. De regeling die nadere eisen aan deze mogelijkheid stelt, is geëvalueerd door KPMG. De belangrijkste conclusies zijn dat dit instrument aansluit bij het beleid van veel gemeenten en dat daarom door gemeenten niet veel gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingen in de regeling. De registratie brengt weinig complexiteit met zich mee en is laagdrempelig voor gemeenten. KPMG raadt aan om een zichtbare verwijzing te maken op relevante websites en meer informatie te geven over groen gas. Aan beide aanbevelingen wordt invulling gegeven.

Studiegroeprapport Invulling Klimaatopgave Green Deal

In juni 2020 heeft het kabinet de studiegroep Invulling Klimaatopgave Green Deal ingesteld onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, Laura van Geest. Deze studiegroep heeft een analyse uitgevoerd naar de gevolgen van de ophoging van het Europese reductiedoel naar 55% voor het nationale klimaatbeleid en bouwstenen uitgewerkt voor de invulling van de aanvullende reductieopgave. Dit rapport is op 29 januari 2021 gepubliceerd en is opgesteld ten behoeve van besluitvorming door een volgend kabinet.

Het rapport geeft inzicht in de mogelijke aanvullende reductie-opgave die voortvloeit uit de Europese ophoging en welke politieke keuzes bepalend zijn voor onze nationale opgave richting 2030 en 2050. Het rapport hanteert als uitgangspunt dat de invulling van het klimaatbeleid dient te worden bezien in samenhang met de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 en de beperkingen in het huidige beleid die sinds het Klimaatakkoord naar voren zijn gekomen. Het rapport schetst 10 centrale beleidsvraagstukken waar een volgend kabinet in ieder geval mee aan de slag moet als antwoord op de huidige beperkingen in het klimaatbeleid en de implicaties van klimaatneutraliteit. Tot slot schetst het rapport verschillende illustratieve varianten van maatregelenpakketten, waarmee een volgend kabinet invulling kan geven aan het klimaatbeleid. Deze varianten geven de belangrijkste effecten weer van de verschillende (politieke) keuzes, die aansluiten bij richtingen in het politieke spectrum.

Evaluatie subsidieregeling energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

Eind 2019 is de evaluatie EDS-regeling afgerond. Deze evaluatie is uitgevoerd door RVO.nl in opdracht van VWS als beleidsverantwoordelijk departement. De evaluatie laat zien dat de EDS-regeling een relevant en in ruime mate doeltreffend beleidsmiddel is geweest. De EDS-regeling lijkt gemiddeld doelmatig. De regeling kan nog efficiënter, en dus doelmatiger, worden ingericht door het subsidiepercentage dat sportaccommodaties ontvangen te verlagen. Er moet hierbij wel rekening gehouden worden dat dit niet ten koste gaat van het doelbereik (het aantal investeringen). Daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan om de regeling doeltreffender en doelmatiger te maken. Deze aanbevelingen zijn vooral gericht op het verbeteren van de BOSA, de opvolger van de EDS-regeling.

Voortzetting gaswinning uit kleine velden op zee en op land

Ten behoeve van de voortzetting van gaswinning uit kleine velden op zee en op land is EBN, in samenwerking met TNO, gevraagd om een herijking van de gasvoorraden (aangetoonde en verwachte reserves) op land en op zee te maken. Deze herijking heeft ter onderbouwing van de investeringsaftrek op zee en het convenant op land gediend dat is opgenomen in hoofdstuk 4 van de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet (Kamerstuk 35 462, nr. 3).

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

Met ingang van 2018 zijn de rekenmeesteractiviteiten van ECN Beleidsstudies overgedragen aan PBL; de overige taken en werkzaamheden zijn ondergebracht bij TNO Energietransitie Studies. De afspraken hierover zijn vastgelegd in convenanten voor de periode 2018-2020. Hierin is ook opgenomen dat er voor 1 september 2020 een evaluatie dient plaats te vinden. In 2020 is deze evaluatie uitgevoerd door KWINKgroep. De algemene conclusie van deze evaluatie is dat de beoogde doelen van de overdracht van taken van ECN Beleidsstudies naar PBL en TNO op hoofdlijnen is bereikt. Meer specifiek kan worden gezegd dat:

  • de taken van de rekenmeesterfunctie naar tevredenheid worden vervuld en gebaat zijn bij de onafhankelijke positionering van PBL;

  • er daarnaast een breed gedragen beeld bestaat dat er veel kennis en expertise bij TNO aanwezig is en dat er synergie wordt gerealiseerd met de technische units van TNO;

  • de samenwerking tussen PBL en TNO in het kader van de rekenmeesterfunctie en gezamenlijke projecten door beide partijen als positief worden ervaren.

Er is geen reden voor een fundamentele herziening. Wel zijn er een aantal verbeterpunten die zijn verwerkt in de nieuwe afspraken over een duurzaam vervolg van de invulling van taken en samenwerking na 2020. Deze zijn vastgelegd in convenanten met PBL en TNO voor de periode 2021-2025. Het convenant met PBL is afgerond en gepubliceerd in de Staatscourant (zie: Stcrt. 2020, nr. 61180); het convenant met TNO zal binnenkort worden getekend.

MKB-impacttoets

In de MKB-impacttoets heeft KPMG de gevolgen van het Klimaatakkoord op het mkb in kaart gebracht. Ook worden aanbevelingen gedaan om het handelingsperspectief van verschillende soorten mkb bedrijven in de klimaat- en energietransitie te vergroten. De financiële gevolgen verschillen per sector en type mkb-bedrijf, waarbij het grootste deel van de opgave zit in het aardgasvrij maken van de bedrijfspanden en/of (verplichte) energiebesparing in bepaalde sectoren. Er zijn daarbij zorgen onder ondernemers over de financierbaarheid van de investeringen. Aan de andere kant leidt de transitie tot ondernemingskansen. Verder vragen ondernemers meer duidelijkheid en informatievoorziening over (de maatregelen uit) het Klimaatakkoord.

Tabel 118 Artikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 51

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Evaluatie scholenprogramma

n.v.t

Oktober 2019 overgeheveld naar BZK (uitvoering loopt nog).

 

Waardevermeerderingsregeling

2022

Regeling loopt nog; evaluatie is doorgeschoven naar 2022.

 

Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld

n.v.t

Oktober 2019 overgeheveld naar BZK (uitvoering net gestart).

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
1

Voor artikel 5 staat in 2021 een parlementaire enquête gaswinning Groningen in de planning waarmee de geplande beleidsdoorlichting komt te vervallen.

Licence