Base description which applies to whole site

3.1 Coronacrisis

De coronacrisis vraagt veel van organisaties in de zorg. Wij hebben daarom het afgelopen jaar zo veel als mogelijk het zorgveld ondersteund bij het bestrijden van de crisis door verschillende nieuwe samenwerkingsverbanden (mede) op te zetten, maar ook door nieuwe interventies te doen soms ook buiten de gebruikelijke rollen, taken en andere instrumenten. Zo hebben we in 2020, 17 coronasubsidieregelingen gepubliceerd, gestart en uitgevoerd, waarvan 9 nieuwe regelingen en 8 gewijzigde regelingen. Een voorbeeld van een andere taak is de grootschalige inkoop van beademingsapparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen en testmiddelen geweest (in tijde van grote schaarste). In eerste instantie is dit door het ministerie zelf opgepakt. Naarmate de centrale inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen verder werd opgeschaald, werd de behoefte aan centrale inkoop groter. Wij zijn daarom met veldpartijen een gezamenlijk initiatief gestart: het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Via het LCH zijn persoonlijke beschermingsmiddelen en testmaterialen ingekocht. Ook heeft het LCH de ingekochte beademingsapparatuur in beheer genomen. Uiteindelijk is het gelukt het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen zodat de zorg op een veilige manier geleverd kon blijven worden.

Zowel de inkoop van beademingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen als de bevoorschotting van een dergelijk consortium was voor VWS nieuw. De bestrijding van het coronavirus vroeg om snelle (organisatorische) acties die ervoor zorgden dat de rol van VWS vaak anders was dan normaal. De aanpak van deze crisis betekent echter ook dat wij ervan kunnen en moeten leren en dat niet alles in een keer goed gaat. Om die reden is er na de eerste golf een evaluatietraject gestart. In dit «Lessons Learned»-traject is in totaal met meer dan honderd experts gesproken. Uit deze gesprekken kwam onder meer naar voren dat de drempels om je te laten testen op corona lager moesten worden, dat het gerichter inzetten van maatregelen beter moest worden ondersteund en dat een goede communicatie van maatregelen en voorlichting erg belangrijk is (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508).

Wij hebben met de VWS-medewerkers hard gewerkt om deze evaluatiepunten mee te nemen in de crisisbestrijding tijdens de tweede golf, waar we eind 2020 nog middenin zaten. Dit is onder meer gedaan door het inrichten van (X)L teststraten en daarmee de testcapaciteit uit te breiden naar 130.000 testen per dag, het opzetten en inrichten van het coronadashboard, de ontwikkeling van de CoronaMelder en de inzet van verschillende mediacampagnes (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 771). Aan het eind van 2020 zaten we in de tweede golf, een evaluatie van de crisisbestrijding tijdens de tweede golf heeft daarom niet meer in 2020 plaatsgevonden.

Het bestrijden van de coronapandemie is van grote invloed geweest op het handelen van de overheid. Aanvankelijk werden, op basis van de Wet publieke gezondheid, crisismaatregelen genomen via aanwijzingen van de minister aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s die noodverordeningen opstelde. Het besef groeide al snel dat daarmee niet volledig volstaan kon worden. Daarom is vanaf het voorjaar met spoed gewerkt aan de totstandkoming van een andere wettelijke basis. Het voorstel voor de «coronawet» is in juli 2020 ingediend bij de Tweede Kamer. Op 1 december 2020 is deze Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in werking getreden. Naast de hierboven genoemde subsidieregelingen en deze wet zijn nog tal van andere wettelijke en juridische (crisis)maatregelen getroffen die het mogelijk hebben gemaakt dat de zorg zo veel mogelijk kon worden verleend aan mensen die in hun leven hierop zijn aangewezen.

Zorgcapaciteit en beschermings- en hulpmiddelen

In de eerste maanden van 2020, na de eerste coronabesmettingen in Nederland, moest er snel gehandeld worden. Er zijn ingrijpende maatregelen afgekondigd om de verdere verspreiding van het virus te voorkomen, kwetsbare groepen te beschermen en ervoor te zorgen dat onze zorgverleners en ziekenhuizen de grote druk aankonden (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 200). De capaciteit van de Nederlandse ziekenhuizen is op de proef gesteld door de stijging van het aantal patiënten dat in het ziekenhuis moest worden opgenomen, zowel op de intensive care (ic) als op de klinische verpleegafdelingen.

De uitgangspunten waren: ervoor zorgen dat ziekenhuizen de toestroom van patiënten aankonden en dat dit zo min mogelijk ten koste ging van de reguliere zorg. Daarvoor waren ingrijpende veranderingen in de zorgorganisatie noodzakelijk, zodat de zorg voor coronapatiënten en reguliere medisch noodzakelijke zorg kon worden geleverd. Zo zijn verpleegafdelingen samengevoegd en zorgverleners geschoold en getraind om op andere afdelingen ingezet te kunnen worden. Daarnaast zijn 8.000 mensen die voorheen in de zorg werkten gekoppeld aan zorgorganisaties, waarvan een deel uiteindelijk daadwerkelijk is ingezet (Kamerstukken II 2020/21, 29282, nr. 416). Ook heeft het ministerie van Defensie ondersteuning geboden in de strijd tegen het coronavirus, bijvoorbeeld door de inzet van medisch geschoold personeel in de corona-ziekenhuiszorg (Kamerstukken II 2020/21, 2021D03625). Met deze al deze inspanningen is geprobeerd zoveel mogelijk patiënten van de juiste zorg te voorzien. Desalniettemin heeft de toestroom van het aantal coronapatiënten gevolgen gehad voor de continuïteit van de reguliere zorg: behandelingen zijn uitgesteld of verplaatst (Kamerstukken II 2019/2020, 25295, nr. 200).

Het organiseren van goede zorg en voldoende opvangcapaciteit voor alle coronapatiënten in Nederland was en is van groot belang. Om de werklast van de patiëntenzorg tijdens de crisis zo effectief mogelijk te spreiden over het land is het Landelijk Centrum Patiënten Spreiding (LCPS) ingericht. Daarnaast is tijdens de eerste golf de reguliere ic-capaciteit opgeschaald. Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) heeft samen met een brede groep deskundige partijen een ‘Opschalingsplan COVID-19’ opgesteld met als doel: goed voorbereid zijn wanneer weer in korte tijd moet worden opgeschaald en zoveel mogelijk voorkomen dat (acute) reguliere zorg wordt verdrongen (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 455). Het opschalingsplan sluit aan bij de lessen die door experts naar voren zijn gebracht na de eerste golf, zoals het opleiden en behouden van personeel en de samenhang tussen regionale en landelijke coördinatie (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508). Het kabinet vindt het van groot belang om dit plan te (blijven) uitvoeren. In 2020 is een subsidieregeling opengesteld voor ziekenhuizen om opschaling van ic-capaciteit te realiseren. Mede door deze subsidieregeling is het aantal ic-bedden tijdelijk verhoogd naar 1.350 (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508). Eind 2020 is er gewerkt om het aantal ic-bedden, indien nodig, op te kunnen schalen naar 1.700.

Een belangrijke les uit de eerste golf was dat afschaling en uitstel van reguliere zorg zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Om de kwaliteit en toegankelijkheid van de acute zorg tijdens de tweede golf op peil te houden is het tijdelijk beleidskader voor het waarborgen van acute zorg in de coronapandemie uitgebracht. In dit beleidskader wordt ingezet op een evenwichtige patiëntspreiding en planmatige sturing vanuit het LCPS, het ontwikkelen van een kaderstelling voor prioritering van zorg en het maximaliseren van regionale ketensamenwerking van alle zorgaanbieders in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) (Kamerstukken II 2020/21, 29247, nr. 317). Uit berekeningen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat er in het najaar van 2020 meer zorgverlening overeind is gebleven dan tijdens de eerste golf en dat het aantal verwijzingen naar medisch-specialisten in deze periode van de tweede golf minder hard is gedaald (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 713). Desondanks is reguliere zorg afgeschaald, zo kon eind december 29% van de ziekenhuizen kritieke planbare zorg1 nog maar deels leveren. Het is niet gelukt om in het najaar uitstel van reguliere zorg volledig te voorkomen en uit data van de NZa blijkt dat er in 2020 nauwelijks inhaalzorg heeft kunnen plaatsvinden. Met inkopende partijen (zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten) zijn goede financiële afspraken gemaakt om de zorgcapaciteit zoveel als mogelijk in stand te houden, zodat zorg ook na de coronacrisis geleverd kan blijven worden. 

Aan het begin van de coronacrisis steeg wereldwijd de vraag naar beademingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen, waardoor schaarste ontstond (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508). De reguliere kanalen voor de aanschaf van deze middelen waren veelal ontoereikend. VWS heeft zich het afgelopen jaar ingezet om grootschalig persoonlijke beschermingsmiddelen en beademingsapparatuur in te kopen en te verstrekken aan zorginstellingen, zodat zorgmedewerkers goed beschermd kunnen werken. Dit is een taak die VWS voorheen niet uitvoerde.

Daarnaast heeft VWS om het tekort aan beademingsapparatuur aan te vullen onder andere een beroep gedaan op Defensie, zelfstandige klinieken en andere partijen die over deze apparatuur beschikken (Kamerstukken II, 2019/2020, 25295, nr. 200). De inkoop is verlopen via het Landelijke Consortium Hulpmiddelen (LCH). Zo is een speciaal opgezette luchtbrug met Azië vormgegeven (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 351). Daarnaast heeft VWS, in nauwe samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), initiatieven ondersteund voor de productie van beademingsapparatuur en mondkapjes in Nederland (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 277). Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft richtlijnen opgesteld over het gebruik van verschillende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Dit allemaal met het doel zorgaanbieders en verpleeginstellingen in hun vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen te kunnen voorzien (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 351). Inmiddels zijn voldoende voorraden beschikbaar (Kamerstukken II, 25295, nr. 771). Van het LCH hebben we geleerd dat het landelijk bundelen van kennis en expertise van de verschillende betrokken partijen op het gebied van inkoop, logistiek en kwaliteit, belangrijk is om tekorten aan onder meer beschermingsmiddelen tijdens een pandemie op te lossen (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508).

Ook in Caribisch Nederland heeft de coronacrisis een enorme invloed gehad op de zorg. VWS heeft ook daar ingezet op het bestrijden van het virus. Onder meer door steun te bieden bij de opbouw en uitbreiding van de zorgcapaciteit, het aanleveren van ic-apparatuur, het inzetten van extra ic-personeel, het versterken van de publieke gezondheid en testcapaciteit en het aanleveren van beademingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 949). Hierbij is intensief samengewerkt met de ziekenhuizen in het Caribische gebied, gezaghebbers in Caribisch Nederland, Ministers van volksgezondheid van de landen en het RIVM. Het kabinet heeft in 2020 ruim € 78 miljoen bijgedragen aan de bestrijding van het coronavirus in Caribisch Nederland.

Zorgprofessionals hebben het afgelopen jaar een buitengewone prestatie geleverd. Daarom heeft het kabinet voor zorgmedewerkers, die naar het oordeel van de zorgaanbieder waarvoor zij werkzaam zijn significant hebben bijgedragen in de strijd tegen het virus, een bonus van € 1.000 netto beschikbaar gesteld. In totaal is voor 1,1 miljoen werknemers een bonus aangevraagd (Kamerstukken II, 25295, nr. 771). Om op korte termijn de personeelscapaciteit in de zorg te verruimen, heeft VWS een aantal initiatieven ondersteund die hieraan een bijdrage hebben geleverd. Hierop wordt in hoofdstuk 3 (Arbeidsmarkt) verder ingegaan.

Testen, traceren en vaccinontwikkeling

De GGD, GGD-GHOR en de Veiligheidsregio’s zijn belangrijke schakels in de bestrijding en beheersing van het virus. Deze partijen werden (financieel) ondersteund door VWS, zodat zij zich konden blijven ontfermen over de publieke gezondheid. Een cruciale rol was het testen en traceren, omdat deze de verspreiding van het virus helpen tegengaan. Hiervoor zijn voldoende testcapaciteit, toegankelijke testfaciliteiten en voldoende capaciteit om bron- en contactonderzoek uit te voeren noodzakelijk (Kamerstukken II 2019/20, 25295, nr. 351). Hoe meer mensen zich bij klachten snel laten testen en de adviezen voor zelfisolatie en quarantaine opvolgen, hoe effectiever we de keten van besmettingen doorbreken en de verspreiding van het virus kunnen beheersen (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 874). Een belangrijke les uit de eerste golf is dat snel opschaalbare testcapaciteit een belangrijke pijler is om het virus te kunnen controleren. Capaciteit voor testen moest verder worden opgeschaald, evenals de doorloopsnelheid tussen testaanvraag en -uitslag, zodat ook mensen zonder klachten, die een hoog risico hebben gelopen op een besmetting, getest kunnen worden.

Om de capaciteit voor het analyseren van testen uit te bereiden hebben wij met meerdere laboratoria overeenkomsten gesloten (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 713). Tevens zijn in 2020 acht (X)L testlocaties gebouwd om te zorgen voor extra testcapaciteit (Kamerstukken II, 25295, nr. 771). Daarnaast is er een (antigeen) sneltest ontwikkeld die zorgt voor een snelle testuitslag. Hierdoor was het mogelijk om vanaf 1 december 2020 ook mensen zonder klachten te testen op het virus. Om extra testcapaciteit te creëren op plekken waar de prevalentie hoog is en/of bij uitbraken kunnen er bovendien tien mobile testunits van de GGD ingezet worden. Onder meer door deze maatregelen is de doorloopsnelheid tussen de testaanvraag- en uitslag versneld (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 713).

Daarnaast moeten de drempels voor het testen zo laag mogelijk zijn. Daarom zijn meer testlocaties ingericht, zodat meer mensen en ook mensen die minder mobiel zijn zich makkelijker kunnen laten testen (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508). Hiermee hebben we bereikt dat de testcapaciteit is gestegen van 2.000 testen per dag in maart 2020 naar 130.000 testen per dag vanaf 1 januari 2021. Dit blijven we verder verhogen in 2021 (Kamerstukken II, 25295, nr. 771).

Om verspreiding van het virus tegen te gaan is het noodzakelijk dat bron- en contactonderzoek plaatsvindt. Dit helpt om sneller en preciezer te detecteren waar besmettingshaarden en clusters zitten. In sommige regio’s was in 2020 vanwege de hoge besmettingsdruk soms onvoldoende capaciteit beschikbaar om alle bron- en contactonderzoeken uit te voeren (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 543). Waar dit het geval was zijn risicogerichte bron- en contactonderzoeken gedaan.

Een van de lessen uit de eerste golf is dat de capaciteit van de uitvoering van bron en contactonderzoek een gelijke tred moet houden met de groei en capaciteit van testen (Kamerstukken II, 2019/20, 25295, nr. 508). Gedurende het jaar is daarom de capaciteit van het bron- en contactonderzoek versterkt en opgeschaald (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 543).

Daarnaast heeft VWS in samenwerking met externe partijen de CoronaMelder-app ontwikkeld. Deze app waarschuwt mensen als zij in de buurt zijn geweest van iemand met corona (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 620). Alle GGD-en ondersteunen het gebruik van de app (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 620). De CoronaMelder is een aanvulling op het reguliere bron- en contactonderzoek, met als doel om sneller en meer nauwe contacten in kaart te brengen en zo bij te dragen aan het bestrijden van het virus. Middels de app worden meer contacten van een besmet persoon bereikt. Ook mensen buiten het eigen netwerk kunnen via de app anoniem gewaarschuwd worden. Eind december 2020 heeft ruim 25% van de Nederlandse bevolking de CoronaMelder app gedownload. Alleen in Duitsland, Finland en Ierland heeft een groter deel van de bevolking een vergelijkbare app gedownload. De eerste resultaten laten zien dat de CoronaMelder-app mensen sneller bereikt dan het reguliere bron- en contactonderzoek (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 713).

Geen enkele test, hoe frequent ook afgenomen, kan het virus verslaan. Daarvoor is een vaccin onontbeerlijk. Het kabinet heeft ernaar gestreefd zo snel als mogelijk te beschikken over een veilig en effectief vaccin. Uiteindelijk is besloten om de overeenkomsten voor aankoop van vaccins in Europees verband te laten plaatsvinden. Er zijn overeenkomsten gesloten met kansrijke producenten, terwijl hun vaccins de noodzakelijke testfases nog doorliepen (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 713). De Europese Commissie heeft, namens de EU-lidstaten, in 2020 afspraken gemaakt met zes producenten van vaccins (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 745). Onderhandelingen met andere vaccinproducenten liepen eind 2020 nog. Door de inkoop van onder meer ultra-vriezers, veiligheidsnaalden en spuiten kan zo snel als mogelijk worden gevaccineerd zodra de vaccins beschikbaar komen, ook in de Caribische delen van het Koninkrijk. Uiteraard nadat het vaccin is goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA). Eind 2020 werd het eerste vaccin goedgekeurd. Kort daarna is gestart met het vaccineren van Nederlanders (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 713).

Vaccinatiestrategie

Op basis van het advies van de Gezondheidsraad is een vaccinatiestrategie ontwikkeld (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 745),. Kwetsbaren (die door het coronavirus de meeste kans op ernsitge ziekte en overlijden hebben) en degenen die voor hen zorgen worden als eersten gevaccineerd (Kamerstukken II, 25295, nr. 771).

Licence