Base description which applies to whole site

Bijlage 4: Toelichting op de streefwaarden en indicatoren

Indicator: Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Private sector ontwikkeling richt zich op het behalen van de doelstellingen van SDG8: waardig werk en economische groei. Nederland richt zich daarbij op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), want het MKB draagt bij aan waardig werk en aan duurzame economische groei. Het MKB profiteert van een ontwikkeld ondernemingsklimaat, daarom werkt Nederland zowel aan het versterken van het lokale ondernemingsklimaat als aan het versterken van het lokale MKB. Hierdoor groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden en dit draagt bij aan meer werk en inkomen. Duurzame economische ontwikkeling in deze landen biedt kansen voor het (Nederlands) bedrijfsleven en draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.

In de verslagperiode werden 314.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is ongeveer 16 procent meer dan de 270.000 banen die tijdens de vorige verslagperiode zijn ondersteund en aanzienlijk meer dan de voor deze periode gestelde streefwaarde van 150.000 banen10.

In het vorige verslagjaar bleek dat het aantal ondersteunde banen afnam, mede als gevolg van de effecten van coronapandemie op lokale economieën. Onze uitvoerende partners zetten zich in het huidige verslagjaar nog meer in om het mkb te ondersteunen om de gevolgen van de pandemie te bestrijden. Veel partners blijven bedrijven (op afstand) ondersteunen en waar mogelijk benutten zij kansen om de steun juist te intensiveren en meer en grotere MKB-bedrijven te ondersteunen. Zo konden er meer banen ondersteund worden in de programma’s uitgevoerd door de International Finance Corporation (IFC), het Dutch Good Growth Fund (spoor 2), het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden, Agriterra en binnen het Local Employment in Africa for Development programma.

De Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO)11 was in het afgelopen verslagjaar in staat om haar portfolio uit te breiden voor enkele investeringsfondsen. Deze ontwikkeling wordt versterkt doordat FMO haar meetmethoden verder ontwikkelde. Hierdoor kon FMO ook de banen meetellen van bedrijven waarin geïnvesteerd werd door deze investeringsfondsen. In het voortdurende proces van verbetering van meetmethoden hebben ook andere partners hun methoden aangescherpt. In enkele gevallen had dit tot gevolg dat er minder ondersteunde banen gerapporteerd werden dan in voorgaande jaren.

In de afgelopen jaren was de verwachting dat het aantal ondersteunde banen in de komende jaren zou afnemen. Dit had te maken met de verwachte negatieve lange termijn effecten van de coronapandemie en door een verschuiving van de inzet naar fragiele en complexe regio’s, waar economische ontwikkeling en banengroei minder gemakkelijk tot stand komen. Deze daling is uitgebleven. Mede vanwege de gespreide en extra inzet van onze partners, het verder volwassen worden van enkele omvangrijke programma’s en de intensiveringen op PSD voor de periode 2023-2026, is de verwachting dat het aantal ondersteunde banen in de komende jaren zal toenemen. Dit is ook zichtbaar in de BHOS begroting 2023, waarbij de streefwaarde voor de periode 2021-2025 naar boven is bijgesteld.

Indicator: Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken en kansen te creëren voor het (Nederlands) bedrijfsleven. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD.

In de verslagperiode werden 21.000 bedrijfsplannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een toename van ruim 20 procent ten opzichte van de vorige verslagperiode (16.600), en ruim boven de oorspronkelijke streefwaarde van 10.00012 plannen.

Met name diverse jeugdwerkgelegenheid programma’s13 laten een stijging zien in het aantal ondersteunde bedrijfsplannen. De stijging wordt mede veroorzaakt door het opheffen van COVID-gerelateerde restricties, waardoor partners meer ruimte kregen om hun portfolio’s uit te breiden. Hierdoor werden bestaande bedrijven geholpen met het ontwikkelen van nieuwe plannen voor bijvoorbeeld de uitbreiding van hun bedrijf. En werden jonge ondernemers ondersteund in het oprichten en formaliseren van hun eigen bedrijf, zoals bijvoorbeeld in Egypte en Zuid-Soedan.

Een vergelijkbare ontwikkeling is waarneembaar bij het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden en bij het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) dat het portfolio verder uitbreidde waardoor er in meer bedrijven kon worden geïnvesteerd. Het Health Insurance Fund van PharmAccess kon mede door het gebruik van digitale technieken meer leningen verstrekken en het portfolio uitbreiden in Kenia. Daarbij werd deze stijging versterkt doordat meetmethoden verder zijn ontwikkeld, waardoor er meer bedrijven werden meegenomen in de rapportage.

De stijging van projectontwikkeling zal naar verwachting minder sterk toenemen in de periode 2023-2026. Dit komt deels doordat in deze periode een aantal bedrijfsontwikkelingsprogramma’s afloopt. Nieuwe of vervolgprogramma’s zullen naast directe ondersteuning aan het MKB meer inzetten op verbeterde randvoorwaarden voor een gunstig ondernemingsklimaat. Tegelijk zijn enkele grote, meerjarige programma’s zo ontwikkeld dat er voor de komende jaren een lichte stijging van het aantal ondersteunde bedrijfsplannen verwacht wordt.

Indicatoren voedselzekerheid: Inleiding

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw. Met de inzet op voedselzekerheid (‘Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet’, TK 33625 nr. 280) heeft het kabinet zich het volgende ten doel gesteld:

  • 1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen mensen (met name jonge kinderen) over de periode 2016-2030.

  • 2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016-2030; en daarbinnen tegelijkertijd:

  • 3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016-2030. 

Direct en indirect bereik

Onderstaande indicatoren geven een beeld van de voortgang op deze drie doelen in termen van bereik: resp. het globale aantal mensen, aantal boeren en aantal hectare land dat bereikt is met door Nederland ondersteunde activiteiten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen direct structureel, direct incidenteel en indirect bereik:

  • Er is sprake van direct structureel bereik als, op grond van de betreffende Theory of Change, verwacht mag worden dat een interventie op termijn leidt tot duurzame (systeem)verandering (outcome), die meetbaar bijdraagt aan bovenstaande doelen van het voedselzekerheidsbeleid. Bijvoorbeeld: gerichte ondersteuning van individuele boeren met training, uitgangsmateriaal, infrastructuur en markttoegang, met het oog op verdubbeling van hun productiviteit en inkomen.

  • Er is sprake van direct incidenteel bereik wanneer interventies gericht zijn op deelaspecten, waarbij het minder waarschijnlijk is dat dit alleen leidt tot een meetbare structurele verandering. Bijvoorbeeld: vitamine A supplementatie voor jonge kinderen, of het verspreiden van verbeterd zaaizaad onder boeren.

  • Wanneer interventies niet gericht zijn op specifieke mensen/boeren/hectares spreken we van indirect bereik. Bijvoorbeeld: voorlichting aan grote groepen boeren via massamedia.

De resultaten gerapporteerd onder direct structureel bereik sluiten aan op de outcome resultaten die vanaf nu jaarlijks zullen worden gerapporteerd op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl. In 2022 is een begin gemaakt met het ontwikkelen van de methodologie voor meting en attributie van deze outcomes. De komende jaren zal dit verder worden uitgewerkt, zodat een goed onderbouwd beeld wordt verkregen van de daadwerkelijk gerealiseerde, duurzame, veranderingen in het veld en hun bijdrage aan de doelen van SDG 2, c.q. het voedselzekerheidsbeleid.

Tabel 39 Direct en indirect bereik

Indicator

Direct bereik Streefwaarde 2022

Direct bereik 2022

Direct bereik structureel

Direct bereik Incidenteel

Indirect bereik

Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel

20 mln

23,3 mln

1,2 mln

22 mln

311 mln

Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen

10 mln

10,6 mln

4,8 mln

5,8 mln

22 mln

Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik

1 mln

0,7 mln

0,5 mln

0,2 mln

0,4 mln

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 1,2 miljoen mensen direct structureel bereikt met interventies gericht op het verbeteren van hun voeding. Het gaat hierbij om activiteiten die uiteindelijk een duurzame verbetering van de voedselsituatie beogen, zoals advies en voorlichting over een gezond dieet, en bijdragen aan betere toegang tot divers en gezond voedsel voor arme consumenten ten behoeve van een beter dieet. Bovendien werden circa 22 miljoen ondervoede kinderen bereikt met (grotendeels preventieve) gezondheidsinterventies, zoals therapeutische voeding, extra doses vitaminen en ontwormingskuren. Alhoewel deze kinderen ook direct profiteren van de Nederlandse inzet, is het niet op voorhand concreet vast te stellen of daarmee ook hun algehele voedselsituatie duurzaam verbetert. Daarnaast werden nog ruim 311 miljoen mensen indirect bereikt: ongeveer 100 miljoen door het op de markt brengen van verrijkte voedingsproducten en meer dan 200 miljoen via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor een betere voedselinname, bijvoorbeeld het verschaffen van voedingsinformatie via massamedia.

Kijkend naar de resultaten voor het totale direct bereik (zowel structureel als incidenteel) is de jaarlijkse streefwaarde van 20 miljoen dit jaar ruim gehaald en daarmee ook hoger dan vorig jaar. De verwachting is dat de einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen ondervoede mensen in 2030, nog steeds haalbaar is.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 0,5 miljoen hectare landbouwgrond direct structureel bereikt met duurzame praktijken, zoals geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Bovendien werden ruim 0,2 miljoen hectare landbouwgrond direct incidenteel bereikt, bijvoorbeeld door co-operaties en voedselverwerkende bedrijven die verbeteringen van landgebruik promoten. Daarnaast werden bijna 0,4 hectare landbouwgrond indirect bereikt via activiteiten gericht op algemene randvoorwaarden voor eco-efficiënt gebruik, bijvoorbeeld het voorkomen van plagen of het verschaffen van informatie over klimaatverandering en adaptatie.

De streefwaarde van jaarlijks 1 miljoen direct bereikte hectaren is niet gehaald en er is sprake van een daling ten opzichte van 2021. Dit is een gevolg van de aanscherping van de definities van het bereik waardoor een aantal activiteiten niet meer onder deze indicator kunnen worden meegenomen. De verwachting is dat het behalen van de einddoelstelling, 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, met de huidige inzet niet aannemelijk is. Intensivering van de inzet is al gestart en zal in de komende jaren resultaten gaan opleveren.

Indicator drinkwater : aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

Zie toelichting indicator sanitatie en hygiëne.

Indicator sanitatie en hygiëne: aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische omstandigheden

Sustainable Development Goal (SDG) 6 richt zich op beschikbaarheid en duurzaam beheer van water en sanitatie voor iedereen. Nederland draagt bij aan zowel een duurzame toegang tot veilig drinkwater en verbeterde sanitatie en hygiëne (SDG 6.1 en 6.2), alsmede aan geïntegreerd waterbeheer, incl. grensoverschrijdend waterbeheer (SDG 6.5).

De Nederlandse strategie voor de toegang tot water, sanitatie en hygiëne (WASH strategie, Kamerstuk 32605 nr. 193) vormt de basis voor de Nederlandse inspanningen op dit terrein, welke zijn gericht op huishoudens, scholen en gezondheidsinstellingen. Nederland heeft toegezegd om in 2030 30 miljoen mensen te voorzien van veilig drinkwater en 50 miljoen mensen van verbeterde sanitatie. Met in 2022 in totaal respectievelijk 5 miljoen en 3,9 miljoen bereikte mensen voor drinkwater en sanitatie ligt Nederland op schema om dit doel te behalen. Door vrouwen niet alleen toegang te geven tot verbeterde WASH voorzieningen, maar door hen ook te betrekken bij besluitvormingsprocessen, is tevens een bijdrage geleverd aan het feministisch buitenlandbeleid.

Omdat WASH voorzieningen alleen kunnen worden voortgezet als de verantwoordelijke lokale organisaties voldoende robuust zijn, wordt naast het realiseren van een verbeterde toegang ook veel aandacht gegeven aan verbeterd beleid, een verbeterde planning, financiering, verbeterd waterbeheer, monitoring en verantwoording. Samen met partners zoals Unicef is er vooruitgang geboekt op de duurzaamheid van dienstverlening. Met behulp van Aqua for All en FINISH Mondial is de geïnvesteerde ODA in WASH 5-10 keer verhoogd dankzij investeringen door de private sector.

Voor het bereiken van de resultaten werkt Nederland samen met een veelheid aan partners zoals het VN-systeem, ontwikkelingsbanken, NGO’s en drinkwaterbedrijven. Naast de toegang tot water en sanitatie zijn belangrijke nevendoelstellingen duurzaamheid, klimaatbestendigheid, inclusie/gendergelijkheid, capaciteitsopbouw en innovatieve financiering.

Bij het verantwoorden van de resultaten op de toegang tot water en sanitatie maakt Nederland zoveel mogelijk gebruik van de in de watersector gangbare definities van het UNICEF/WHO Joint Monitoring Programme.

Indicator geïntegreerd waterbeheer: aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag hebben 0,9 miljoen mensen geprofiteerd van programma’s gericht op geïntegreerd waterbeheer. Deze programma’s boden doelgroepen o.a. een betere bescherming tegen wateroverlast, een verbeterde toegang tot water voor irrigatie en weerbaarheid tegen droogte. Het aantal bereikte mensen in 2022 ligt met 0,9 miljoen lager dan het streefcijfer van 3 miljoen. Met de onlangs hernieuwde samenwerking met de ADB op het gebied van water en adaptatie zullen de resultaten op het gebied van geïntegreerd waterbeheer naar verwachting weer op het gewenste niveau komen.

De FAO Water Productivity Open Access Portal, gericht op efficiënt watergebruik in de landbouw, werd in 2022 wereldwijd toegankelijk en door steeds meer overheden, kennisinstellingen en internationale organisaties gebruikt. Via partnerschappen met o.a. de Wereldbank is bijgedragen aan grensoverschrijdend waterbeheer in Afrika en met Nederlandse waterschappen werd een bijdrage geleverd aan verbeterd waterbeheer in 15 partnerlanden.

Ten behoeve van de VN 2023 Waterconferentie is een gemeenschappelijke visie met Tajikistan, UNDESA en UN-Water ontwikkeld, werd overeengekomen wat de belangrijke thema’s zijn voor de conferentie en werd een Water Action Agenda gelanceerd waarin de vrijwillige bijdragen van alle actoren in de watersector aan het behalen van de water-gerelateerde SDG’s worden gebundeld. Tevens is de Global Commission for the Economics of Water gelanceerd die het economische belang

Indicator klimaat: aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Terwijl de transitie naar een duurzame energievoorziening mondiaal versnelt, ligt de wereld niet op koers om in 2030 iedereen van betaalbare, betrouwbare en duurzame energie te voorzien. Wereldwijd hebben 733 miljoen mensen geen toegang tot elektriciteit en koken 2,4 miljard mensen op een traditionele manier, met grote gevolgen voor hun gezondheid. Hoewel de energietoegangssector zich enigszins lijkt te herstellen van de COVID19 crisis, zijn de effecten op langere termijn nog onzeker. Zonder extra inspanningen zullen in 2030 nog altijd 670 miljoen mensen geen elektriciteit en 2,1 miljard mensen geen toegang tot schoon koken hebben. Het versnellen van toegang tot hernieuwbare energie is belangrijk voor klimaatslimme ontwikkelingspaden voor de armste landen: armoedebestrijding, verbeteren van welzijn, voorkomen van uitstoot (klimaatmitigatie), versterken van weerbaarheid (klimaatadaptatie) en vooral ook economische kansen voor mensen, met specifieke aandacht voor vrouwen.

Met extra beschikbaar gestelde klimaatfinanciering verhoogde het kabinet daarom het hernieuwbare energiedoel voor de periode 2015-2030 van 50 miljoen naar 100 miljoen mensen. In de verslagperiode kregen 3,4 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie dankzij Nederlandse financiering. Daarmee heeft Nederland de streefwaarde opnieuw overtroffen en komt het cumulatief aantal bereikte mensen op 18,9 miljoen. Om het groeipad richting de nieuwe 100 miljoen-doelstelling in te zetten is een begin gemaakt met de intensivering van de meest effectieve programma’s, met name het Energising Development partnerschap (EnDev), het Access to Energy Fund van FMO en de hernieuwbare energiesamenwerking met de Wereldbankgroep. Het kabinet werkt in het in 2021 gelanceerde «NL Energy Compact» nauw samen met Nederlandse private en maatschappelijke partijen die op dit vlak actief zijn.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Gendergelijkheid is niet alleen een fundamenteel mensenrecht, maar ook een noodzakelijke basis voor een vreedzame, welvarende en duurzame wereld. Er is de afgelopen decennia vooruitgang geboekt op gender gelijkheid (SDG 5), maar vele uitdagingen blijven bestaan. De effecten van de COVID-19-pandemie, klimaatcrisis en oorlog in Oekraïne en andere regio’s kunnen de beperkte vooruitgang die is geboekt op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten ongedaan maken. Bestaande ongelijkheden voor vrouwen en meisjes worden op alle gebieden vergroot- van gezondheid en economie tot veiligheid en sociale bescherming. Tegelijkertijd vindt er een sterke internationale pushback tegen vrouwenrechten en gendergelijkheid plaats, zowel in VN, RvE als EU kader. Nederland staat pal voor vrouwenrechten en gender gelijkheid en zet zich samen met partners hiervoor in. Binnen het beleidskader ‘Versterking Maatschappelijk Middenveld’ inclusief het SDG5 fonds zetten strategische partnerschappen zich in voor bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Deze programma’s zijn gericht op vier thema’s: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw.

Ondersteunde maatschappelijke organisaties zijn er in totaal 428 keer in geslaagd om ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ondersteunde maatschappelijke organisaties - waaronder vrouwenrechtenorganisaties en organisaties geleid door vrouwen en jongeren - dragen hieraan bij door middel van pleitbezorging en beïnvloeding. Dit gebeurt onder andere door agenda setting, beïnvloeding van het debat en het opbouwen van sociale bewegingen die erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en standpunten over bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes, beter functioneren van publieke instanties en politieke participatie van vrouwen. De resultaten voor 2022 liggen iets onder de doelstelling van 500. Dit is onder andere te verklaren door de COVID-19 pandemie die invloed had om implementatie van programma’s en inflatie.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 1,212 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 300 ruim behaald. Van de 1,212 organisaties werden 639 organisaties specifiek gerapporteerd als geleid door vrouwen. De maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen. Naast het aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, houdt het ministerie ook bij hoeveel individuen versterkte capaciteit hebben verkregen als direct gevolg van de ondersteunde programma’s. Dit waren dit 48,088 individuen. Versterkte capaciteit (kennis en vaardigheden) bestaat bijvoorbeeld uit leiderschapstrainingen voor vrouwen, bewustwordingssessies voor jongens en mannen over vrouwenrechten, eerlijke verdeling van huishoudelijke taken, positieve masculiniteit en het voorkomen van geweld tegen vrouwen.

Indicator Seksuele en Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR): Aantal van de 20 geselecteerde landen met jaarlijkse toename van modern Contraceptive Prevalence Rate (mCPR).

De indicator mCPR staat voor het percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15-49 jaar) dat moderne voorbehoedsmiddelen gebruikt, of van wie de partner dat doet. Dit vormt een goede graadmeter voor de voortgang van programma’s op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) omdat mCPR ook inzicht geeft in hoeverre resultaten zijn behaald inzake kennis over anticonceptie bij de doelgroep, toegang tot voorbehoedsmiddelen alsook de acceptatie en het gebruik ervan. Modern CPR is tevens een indicator van de overkoepelende capaciteit van een gezondheidssysteem om succesvol basisgezondheidsdiensten te leveren waar onder de bevolking vraag naar is. Voortgang wordt jaarlijks gemeten in 10 focuslanden waar Nederland een brede OS-relatie mee onderhoudt en waar SRGR één van de speerpunten is14, alsook in 10 andere landen15 die geen bilaterale ondersteuning krijgen van Nederland voor SRGR programma’s, maar die door Nederland gefinancierde multilaterale kanalen ondersteuning ontvangen om SRGR te versterken.

In 18 van de 2016 geselecteerde landen was het percentage vrouwen (15-49 jaar) dat een modern anticonceptiemiddel gebruikt, of waarvan de partner dat doet, in 2021 hoger dan in 2020. Gemiddeld was de stijging in deze 18 landen 0.6%. In focuslanden Ethiopië en Burundi ging dit bijvoorbeeld om een toename van respectievelijk 410.000 en 30.000 personen. In Ghana waren dit er 90.000.17 Het positieve resultaat in 18 van de 20 landen laat zien dat met Nederlandse inspanningen op het terrein van SRGR zowel via bilaterale programma’s, strategische partnerschappen en multilaterale initiatieven, meer adolescenten en vrouwen bereikt kunnen worden, en dat ook gezondheidssystemen worden versterkt. Op deze manier draagt Nederland bij aan het bereiken van universele toegang tot SRGR zoals nagestreefd in Sustainable Development Goal 3.

Indicator Seksuele en Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR): Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten

Teneinde de toegang tot SRGR in partnerlanden te versterken, is het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2021 zeven strategische partnerschappen aangegaan met consortia van maatschappelijke organisaties. Deze consortia zijn actief in 30 landen, waar zij zich inzetten om jongeren beter in staat te stellen geïnformeerde beslissingen te nemen over hun SRGR, en om het respect voor de seksuele en reproductieve rechten van mensen aan wie deze rechten wordt onthouden te vergroten. Jaarlijks wordt gemeten van hoeveel gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgings-netwerken de capaciteit is versterkt inzake pleitbezorging en belangenbehartiging voor toegang tot SRGR. In het startjaar 202118 is de capaciteit van 306 organisaties versterkt, waarvan 41% wordt geleid door jongeren. Het streven is dat eind 2025 de capaciteit van ten minste 1.100 maatschappelijke organisaties, gemeenschappen en pleitbezorgingsnetwerken zal zijn versterkt.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslecht.

Het bevorderen van een mensgerichte benadering van toegang tot recht blijft een prioriteit voor Nederland. Deze benadering stelt de behoeften en noden van mensen om hun juridische problemen op te lossen centraal. Op basis hiervan wordt steun geboden aan bijvoorbeeld rechtsinstellingen op nationale en lokale niveaus en rechtshulp.

Nederland blijft een trekkersrol spelen om internationaal aandacht te vragen voor het belang van een mensgerichte benadering. Dit doet Nederland binnen het kader van de Justice Action Coalition (JAC), een door Nederland in 2021 opgerichte coalitie van landen en organisaties die gezamenlijk aandacht vraagt voor effectieve toegang tot recht en rechtvaardigheid (SDG 16.3). Tijdens de World Justice Forum 2022 in Den Haag hebben de leden van de JAC, onder leiderschap van Nederland, besloten om een permanente structuur te vestigen om zo de toepassing van de mensgerichte toegang tot recht op landenniveau te versterken.

Ook op landenniveau heeft Nederland steun verleend om toegang tot recht te verbeteren, op basis van de behoeften van mensen en door gebruik te maken van data, bewijs en innovatie. Conform de Nederlandse ‘Access to Justice’ strategie is er hierbij specifieke aandacht voor achtergestelde groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, gedetineerden, slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen, vrouwen, jongeren en kinderen. In de verslagperiode hebben 728.657 personen toegang tot recht gekregen.

Dit aantal is ver boven de streefwaarde. Dit is voor een deel te verklaren door de grotere inzet van e-justice mechanismen gedurende de COVID-19 pandemie om rechtspraak via digitale middelen toegankelijker te maken. Ook wijst dit op een toegenomen beroep op rechtspraak nadat in veel landen de COVID-19 restricties waren opgeheven. Andere verklaringen zijn een verbetering in de resultatenrapportage - in 2022 zijn meer resultaten ingevoerd dan in 2021 - en verbeterde en bijgestelde meetmethodologieën van sommige partners, bijvoorbeeld als gevolg van de uitbreiding van hun werk naar meer landen. Significante bijdragen aan het totaalresultaat komen van partners zoals UNDP en HiiL en uit programma’s van ambassades, zoals in Oeganda en Pakistan.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden.

Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om tot een mijnvrije wereld te komen. Bijna zestig landen kampen met de negatieve gevolgen van explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen die een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. De afgelopen jaren stijgt het aantal slachtoffers met name door grootschalig gebruik van geïmproviseerde mijnen, zoals in Afghanistan en Jemen, .maar ook in de Sahel-regio. Wereldwijd was in 2021 meer dan 75% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burger, waarvan de helft minderjarig en 81% man.19

Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling. Wereldwijd is er in 2021 ruim 132 km2 land ontmijnd20. In dat jaar kon ruim 14 km2 land (14.111.835 m2) worden vrijgegeven met Nederlandse financiële bijdragen aan de vier ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma, en aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS). De Nederlandse inzet richtte zich onder andere op: Libië, Syrië, Afghanistan, Irak, Libanon, Oekraïne, Somalië, Zuid-Soedan en Jemen. Over de periode 2016-2021 werd met Nederlandse financiering ca. 66,6 km2 grondgebied vrijgemaakt van landmijnen en andere explosieve oorlogsresten. Waar de realisatie op deze indicator in 2020 met name door COVID-19 nog lager lag dan de streefwaarde werd de streefwaarde in 2021 (12 km2) overschreden, wat deels te maken had met de goede resultaten van UNMAS.

Humanitaire ontmijning heeft een belangrijke impact op het leven van mensen. Dankzij het werk van de ngo’s heeft Nederland een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid en leefomstandigheden van honderden mensen. Daarnaast hebben in 2021 minstens 21.810 vrouwen, mannen en kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden), risicovoorlichting gekregen over de gevaren van landmijnen.

Indicator opvang en bescherming in de regio: Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot formeel/informeel onderwijs en/of trainingen heeft verkregen. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijsprojecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda, Ethiopië, de regio rond Afghanistan en Moldavië.

In de verslagperiode hebben 395.715 personen toegang tot onderwijs gekregen. Dit resultaat valt flink hoger uit dan de streefwaarde van 125.000 personen voor deze periode. Deze streefwaarde is opgesteld op basis van de resultaten van 2018 en is laag ingezet omdat destijds nog niet bekend was wat de bijdrage zou zijn van «Prospects», het partnerschap voor opvang in de regio.

Ondanks doorlopende gevolgen van de COVID-19 crisis en conflict hebben o.a. UNICEF en UNHCR creatieve manieren gevonden om op grote schaal doorlopend onderwijs te blijven bieden door middel van bijvoorbeeld leermodules op afstand voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Kenia, en door middel van «Speed Schools» in Ethiopië waardoor kinderen de eerste drie jaar basisonderwijs in konden halen in een periode van 10 maanden.

Indicator opvang en bescherming in de regio: Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

Deze indicator omvat het ondersteunen van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de verslagperiode hebben dankzij de Nederlandse bijdrage bijna 8.085 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten. Een groot deel hiervan is te danken aan het Prospects partnerschap, waarmee 5.776 mensen ondersteund zijn bij het opzetten van een bedrijf of bij het vinden van werk via technisch advies, stages of leiderschapstrainingen.

Dit resultaat valt flink lager uit dan de streefwaarde van 30.000 voor deze periode. Deels is dit te verklaren door COVID-19 restricties, waardoor veel projecten die in 2019 zijn begonnen een langere opstarttijd nodig hebben gehad. Resultaten zijn hierdoor uitgebleven. Daarnaast blijkt in de praktijk dat de effecten van duurzame interventies en investeringen op het gebied van private sectorontwikkeling (die uiteindelijk tot inkomsten generende activiteiten moeten leiden), onder andere via IFC, meer op de lange termijn zichtbaar worden. De verwachting is dan ook dat in de komende jaren de streefwaarde onder deze indicator dichter benaderd zal worden. Daarnaast zal de huidige, meer lange termijn gerichte aanpak op het gebied van werkgelegenheid aangevuld worden met meer directe werkgelegenheidsprojecten, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuurontwikkeling, waarbij lokale arbeidskrachten worden ingezet om toegang tot basisvoorzieningen zoals water, gezondheidszorg en educatie te verbeteren.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

In 2013 is de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Daaraan is de tijdslijn van 2023 gekoppeld. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2019 (tussenmeting uitgevoerd in 2020) ligt dit percentage op 35%. Op basis van de afspraken uit het coalitieakkoord met betrekking tot IMVO-wetgeving, heeft een herziening van de onderzoeksopzet plaatsgevonden. Besloten is ten behoeve van deze indicator een verbeterd monitoringsonderzoek op te zetten, waarvoor de aanbesteding momenteel wordt opgestart. Dit monitoringsonderzoek zal zo worden ingericht dat de voortgang op de oorspronkelijke 90%-doelstelling nog steeds vastgesteld kan worden en de resultaten tegelijkertijd kunnen dienen als 0-meting voor de nieuwe beleidsaanpak IMVO (wetgeving, steunpunt, sectorale samenwerking). De resultaten van de eerste nieuwe tussenmeting zijn naar verwachting na de zomer van 2023 beschikbaar en zullen meegenomen worden in het Jaarverslag BHOS 2023.

Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.

In het referentiejaar 2018 hebben 3107 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit 5 geselecteerde regelingen binnen het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 683 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2019 ‒ 2021 EUR 227,4 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het gemiddelde van de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2019–2021 vergeleken met de gemiddelde hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2016–2017). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de Rijksoverheid.

11

Met name een stijging voor MASSIF en Building Prospects, voor het is een daling waarneembaar.

14

Focuslanden: Benin, Burkina Faso, Burundi, Ethiopie, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Oeganda.

15

Overige landen: DRC, Egypte, Syrië, Zimbabwe, Afghanistan, Bangladesh, Ghana, Nigeria, Senegal, Zuid-Soedan

18

Data over 2021 is in mei 2022 ontvangen. Data over 2022 wordt in mei 2023 verwacht.

Licence