Activa | 31-12-2024 | 31-12-2023 | Passiva | 31-12-2024 | 31-12-2023 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten | ||||||||||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting | 56.463.775 | 55.122.872 | 2 | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 2.382.523 | 2.024.243 | |||
3 | Liquide middelen | 252 | 248 | |||||||
4 | Rekening-courant RHB | 4a | Rekening-courant RHB | 54.078.854 | 53.097.607 | |||||
5 | Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 59.094 | 58.985 | 5a | Begrotingsreserves | 59.094 | 58.985 | |||
6 | Vorderingen buiten begrotingsverband | 108 | 189 | 7 | Schulden buiten begrotingsverband | 2.758 | 1.459 | |||
8 | Kas-transverschillen | |||||||||
Subtotaal intra-comptabel | 56.523.228 | 55.182.294 | Subtotaal intra-comptabel | 56.523.228 | 55.182.294 | |||||
Extra-comptabele posten | ||||||||||
9 | Openstaande rechten | 191.322 | 193.943 | 9a | Tegenrekening openstaande rechten | 191.322 | 193.943 | |||
10 | Vorderingen | 39.458.109 | 37.705.385 | 10a | Tegenrekening vorderingen | 39.458.109 | 37.705.385 | |||
11a | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11 | Schulden | 0 | 0 | |||
12 | Voorschotten | 11.371.574 | 9.640.778 | 12a | Tegenrekening voorschotten | 11.371.574 | 9.640.778 | |||
13a | Tegenrekening garantieverplichtingen | 4.085.977 | 3.990.181 | 13 | Garantieverplichtingen | 4.085.977 | 3.990.181 | |||
14a | Tegenrekening andere verplichtingen | 49.053.051 | 44.235.836 | 14 | Andere verplichtingen | 49.053.051 | 44.235.836 | |||
15 | Deelnemingen | 0 | 0 | 15a | Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 | |||
Subtotaal extra-comptabel | 104.160.033 | 95.766.123 | Subtotaal extra-comptabel | 104.160.033 | 95.766.123 | |||||
Totaal | 160.683.261 | 150.948.417 | Totaal | 160.683.261 | 150.948.417 |
Toelichting
1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2024
De uitgaven over 2024 zijn uitgekomen op € 56.463.775.008,90 en de ontvangsten op € 2.382.523.171,78. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op €56.463.775.000,00 en de ontvangsten op € 2.382.523.000,00. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2024 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.
3. Liquide middelen
De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).
Openstaand per 31-12-2024 | Openstaand per 31-12-2023 | |
---|---|---|
Totaal liquide middelen | 252 | 248 |
4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB)
Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Ook worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.
5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve
Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.
Naam begrotingsreserve | Saldo 1-1-2024 | Toevoegingen 2024 | Onttrekkingen 2024 | Saldo 31-12-2024 | Verwijzing naar begrotingsartikel |
---|---|---|---|---|---|
Museaal aankoopfonds | 40.721 | 5.500 | 7.289 | 38.932 | 14 |
Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen | 18.264 | 1.898 | 20.162 | 95 | |
Totaal | 58.985 | 7.398 | 7.289 | 59.094 |
Begrotingsreserve museaal aankoopfonds
In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.
Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen
In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procentpunt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 ook garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procentpunt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.
Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.
6. Vorderingen buiten begrotingsverband
Openstaand per 31-12-2024 | |
---|---|
Te verrekenen personeel en voormalig personeel | 108 |
Totaal | 108 |
7. Schulden buiten begrotingsverband
Openstaand per 31-12-2024 | |
---|---|
Overig | 2.758 |
Totaal | 2.758 |
Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU-projecten (€ 1,7 miljoen), legaten (€ 0,2 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen btw (€ 0,2 miljoen).
9. Openstaande rechten
Openstaand per 31-12-2024 | |
---|---|
Lesgelden | 191.322 |
Totaal | 191.322 |
Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.
10. Vorderingen
De stand van de debiteuren per 31-12-2024 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:
Openstaand per 31-12-2024 | Openstaand per 31-12-2023 | ||
---|---|---|---|
1 | Primair onderwijs | 15.448 | 7.611 |
3 | Voortgezet onderwijs | 560 | 1.317 |
4 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 2.268 | 1.910 |
6 | Hoger beroepsonderwijs | 1.833 | 2.290 |
7 | Wetenschappelijk onderwijs | 0 | 125 |
8 | Internationaal beleid | 0 | 0 |
9 | Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 1.368 | 1.642 |
11 | Studiefinanciering | 39.390.372 | 37.648.808 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 1.444 | 1.598 |
13 | Lesgelden | 0 | 0 |
14 | Cultuur | 36.932 | 36.884 |
15 | Media | 0 | 0 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 7.011 | 120 |
25 | Emancipatie | 1 | 602 |
95 | Apparaat Kerndepartement | 872 | 2.478 |
Lening Bonaire | |||
Totaal | 39.458.109 | 37.705.385 |
De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 worden hieronder nader toegelicht.
De overige openstaande vorderingen (€ 68 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.
De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Openstaand per 31-12-2024 | Openstaand per 31-12-2023 | |
---|---|---|
Direct opeisbaar | 56.484 | 66.563 |
Kortlopende vorderingen | 9.180 | 10.672 |
Ov vorderingen | 47.304 | 55.892 |
Op termijn opeisbaar | 39.333.888 | 37.582.245 |
Prestatiebeurs | 9.350.280 | 7.657.001 |
Rentedragende lening | 29.983.608 | 29.925.243 |
Eindtotaal | 39.390.372 | 37.648.808 |
Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.
Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.
De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.
Openstaand per 31-12-2024 | Openstaand per 31-12-2023 | |
---|---|---|
Openstaande bedragen per 01-01-2024 | 37.648.808 | 36.326.632 |
Mutatie bruto vorderingen | 5.288.514 | 4.566.568 |
Omgezet in gift | ‒ 1.600.088 | ‒ 1.557.448 |
Afgelost (ontvangen en verrekend) | ‒ 1.866.456 | ‒ 1.634.069 |
Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding | ‒ 80.406 | ‒ 52.875 |
Totaal | 39.390.372 | 37.648.808 |
De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of ingesteld.De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift, en omdat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.
12. Voorschotten
De stand van de voorschotten per 31-12-2024 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:
Openstaand per 31-12-2024 | Openstaand per 31-12-2023 | ||
---|---|---|---|
1 | Primair onderwijs | 2.875.998 | 2.519.039 |
3 | Voortgezet onderwijs | 1.372.832 | 907.092 |
4 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 787.802 | 719.488 |
6 | Hoger beroepsonderwijs | 103.639 | 27.613 |
7 | Wetenschappelijk onderwijs | 30.892 | 29.067 |
8 | Internationaal beleid | 20.336 | 15.466 |
9 | Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 152.950 | 95.307 |
11 | Studiefinanciering | 2.069.304 | 2.229.511 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 0 | 0 |
13 | Lesgelden | 0 | 0 |
14 | Cultuur | 3.549.578 | 2.743.921 |
15 | Media | 171.904 | 152.968 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 201.363 | 179.230 |
25 | Emancipatie | 34.742 | 18.851 |
95 | Apparaat Kerndepartement | 234 | 3.225 |
Totaal | 11.371.574 | 9.640.778 |
Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de ov-bedrijven.
De stand van de voorschotten per 31-12-2024 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:
Stand per 1-1-2024 | Verstrekt 2024 | Afgerekend 2024 | Stand per 31-12-2024 | |
---|---|---|---|---|
2003 | 1.340 | 1.340 | ||
2004 | 21 | 21 | ||
2005 | 3.473 | 750 | 2.723 | |
2006 | 2.750 | 2.750 | ‒ | |
2007 | 1.061 | 1.061 | ||
2008 | 5.761 | 4.400 | 1.361 | |
2009 | 2.491 | 400 | 2.091 | |
2010 | 2.056 | 250 | 1.806 | |
2011 | 4.683 | 1.700 | 2.983 | |
2012 | 6.182 | 1.500 | 4.682 | |
2013 | 13.371 | 4.768 | 8.603 | |
2014 | 19.005 | 6.330 | 12.675 | |
2015 | 17.198 | 6.574 | 10.624 | |
2016 | 15.116 | 7.801 | 7.315 | |
2017 | 8.321 | 2.621 | 5.700 | |
2018 | 21.406 | 11.767 | 9.639 | |
2019 | 38.522 | 15.027 | 23.495 | |
2020 | 312.603 | 63.406 | 249.197 | |
2021 | 1.611.003 | 594.804 | 1.016.199 | |
2022 | 3.151.841 | 1.209.502 | 1.942.339 | |
2023 | 4.402.574 | 825.313 | 3.577.261 | |
2024 | ‒ | 4.510.556 | 20.097 | 4.490.459 |
Totaal | 9.640.778 | 4.510.556 | 2.779.760 | 11.371.574 |
13. Garantieverplichtingen
In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk richting de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2024 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de ultimo 2024 openstaande garanties gespecificeerd opgenomen:
Openstaand per 31-12-2024 | Openstaand per 31-12-2023 | |
---|---|---|
Bouwleningen aan academische ziekenhuizen | 87.666 | 100.375 |
Bouwleningen aan scholen en instellingen vo | 0 | 0 |
Garanties Cultuur | 759.460 | 795.601 |
Garantie Vervangingsfonds | 23.000 | 23.000 |
Garantie Participatiefonds | 7.000 | 7.000 |
Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid | 16.648 | 17.904 |
Garanties Wetenschappelijk Onderwijs | 704.890 | 584.014 |
Garanties Hoger beroepsonderwijs | 834.075 | 850.148 |
Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 901.305 | 860.961 |
Garanties Voortgezet onderwijs | 588.272 | 598.554 |
Garanties Primair onderwijs | 163.661 | 152.624 |
Totaal | 4.085.977 | 3.990.181 |
Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.
De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 759,5 miljoen. Hiervan is € 540,9 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds, waarvan € 408,8 miljoen betrekking heeft op de achterborgovereenkomst en € 132,1 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 218,6 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan Cultuurinstellingen.
De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.
De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 16,6 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.
De uitstaande garanties bij Wetenschappelijk onderwijs (€ 704,9 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 834,1 miljoen), het Beroepsonderwijs (€ 901,3 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 588,3 miljoen) en het Primair onderwijs (€ 163,7 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen en rekeningcourantkredieten aan onderwijsinstellingen. De geldleningen in het wo, hbo en mbo worden verstrekt onder hypothecaire zekerheid; de geldleningen in het po en vo onder gemeentegarantie. Het risico voor het Ministerie van OCW is hierdoor beperkt. Voor de rekeningcourantkredieten wordt geen zekerheid gevraagd. De garantstelling betreft de maximale roodstandfaciliteit. In de praktijk wordt dit zelden volledig benut. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen per onderwijssector.
Maximale k | Leningen | |
---|---|---|
Wetenschappelijk onderwijs | 216,0 | 488,9 |
Hoger onderwijs | 275,3 | 558,8 |
Beroepsonderwijs en volwasseneducatie | 268,1 | 633,2 |
Voortgezet onderwijs | 193,0 | 395,3 |
Primair onderwijs | 46,2 | 117,5 |
De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:
Stand 1 januari 2024 | 3.990.181 |
---|---|
Bij: Aangegane verplichtingen 2024 | 799.975 |
Af: Afgelopen garantie 2024 | 690.214 |
Af: Verrichte betalingen 2024 | |
Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2024 | 13.965 |
Stand 31 december 2024 | 4.085.977 |
14. Andere verplichtingen
De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:
Stand 1 januari 2024 | 44.235.719 |
---|---|
Bij: aangegaan 2024 | 61.489.862 |
Af: Tot betaling gekomen in 2024 | 56.463.775 |
Af: Negatieve bijstellingen van aangegane vpl voor 2024 | 208.754 |
Stand 31 december 2024 | 49.053.052 |
De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2024 is hieronder opgenomen.
1 | Primair onderwijs | 15.515.591 |
---|---|---|
3 | Voortgezet onderwijs | 10.306.798 |
4 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 5.494.174 |
6 | Hoger beroepsonderwijs | 4.371.828 |
7 | Wetenschappelijk onderwijs | 7.059.165 |
8 | Internationaal beleid | 19.477 |
9 | Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 12.549 |
11 | Studiefinanciering | 70,5182 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 0 |
13 | Lesgelden | 0 |
14 | Cultuur | 3.237.801 |
15 | Media | 1.222.517 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 1.765.215 |
25 | Emancipatie | 47.535 |
95 | Apparaat Kerndepartement | 331 |
Totaal | 49.053.051 |
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Primair en Voortgezet onderwijs
Vanuit de drie convenanten onderwijshuisvesting Saba, Bonaire en Sint-Eustatius (Caribisch Nederland) is er in totaal $ 72,8 miljoen (US-dollars) beschikbaar. Hiervan is inmiddels $ 51,1 miljoen (US Dollars) betaald dan wel verplicht. Voor het restant, voor de jaren 2025 en verder, geldt dat er hiervoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan. Het gaat in totaal om een bedrag van $ 21,7 miljoen (US Dollars). Dat bedrag is nog niet juridisch verplicht en betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.
Middelbaar beroepsonderwijs
Op 14 februari 2023 is de werkagenda mbo «Samen werken aan talent» met de sector afgesloten. Onderdeel van de werkagenda is de vierde tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 3.717,0 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2024 tot en met 2027. Van dit bedrag is ultimo 2024 een bedrag van € 1.767,5 miljoen juridisch verplicht en € 1.949,6 miljoen bestuurlijk verplicht. Het resterende bestuurlijk verplichte bedrag wordt in de periode 2025 tot en met 2027 daadwerkelijk juridisch verplicht. Het betreft de volgende bedragen in 2025 € 990,5 miljoen, in 2026 € 905,8 miljoen en in 2027 € 53,2 miljoen.
Naar aanleiding van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen is op 19 januari 2024 door het kabinet een meerjarig investeringspakket toegezegd ten behoeve van de brede sociaaleconomische ontwikkeling in Groningen. Het masterplan campussen vormt van dit investeringspakket een van deze pijlers. Het gaat daarbij om het versterken van het kennis- en innovatie ecosysteem in Noord-Nederland. Hiermee is een bedrag van in totaal € 50,0 miljoen bestuurlijk verplicht voor de periode 2024 tot en met 2029. Van dit bedrag is ultimo 2024 € 0,5 miljoen juridisch verplicht en € 49,5 miljoen bestuurlijk verplicht. Het resterende bestuurlijk verplichte bedrag wordt in de periode 2025 tot en met 2029 daadwerkelijk juridisch verplicht. Het betreft de volgende bedragen € 9,5 miljoen in 2025 en daarna jaarlijks € 10,0 miljoen voor de periode 2026 tot en met 2029.
Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs en Onderzoek & Wetenschapsbeleid
In 2022 is het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de Vereniging Universiteiten van Nederland. Hierin zijn afspraken gemaakt over onder andere starters- en stimuleringsbeurzen, sectorplannen en praktijkgericht onderzoek. In totaal is hiermee voor € 9,3 miljard (prijspeil 2022) bestuurlijk verplicht voor de periode 2022 ‒ 2031.
In het Hoofdlijnenakkoord, tezamen met enkele amendementen daarop bij de begrotingsbehandeling 2025, zijn bezuinigingen doorgevoerd die ook de bedragen in het Bestuursakkoord 2022 raken.
Per ultimo 2024 zijn de bedragen voor jaren 2022-2025 grotendeels al betaald c.q. juridisch verplicht.
Het nog bestuurlijk verplichte deel per ultimo 2024 bedraagt voor artikel 6 (HBO) € 789,0 miljoen, voor artikel 7 (WO) € 2,017 miljard en artikel 16 (OWB) € 638,0 miljoen.
De overige bestuurlijke toezeggingen op artikel 16 bedragen € 75,0 miljoen (Delta Climate Center en Rijksvastgoedbedrijf).
Erfgoed en Kunsten
In de Kamerbrief over de Opvolging moties en toezeggingen wetgevingsoverleg Cultuur van 19 december 2024 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangekondigd om de € 2,0 miljoen per jaar voor versterking van de culturele infrastructuur in Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel, voort te zetten in de periode 2025-2028.
Onderwerp | Bestuurlijke partij | Bedrag eind 2024 | Bron |
---|---|---|---|
Erfgoed Deal 2023-2025 | IPO & VNG | 3.292 | Verlening Erfgoed Deal |
Ijsselmeergebeid | I&W | 100 | Samenwerkingsovereenkomst |
Popprijzen MME | Europese commissie | 300 | Letter of support |
Financiële impuls versterking van de culturele infrastructuur provincies | Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel | 8.000 | Kamerbrief Toekomst culturele basisinfrastructuur, 20 oktober 2022 |
Totaal NUBBBV 31-12-2024 | 11.692 |
Niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures.
Er loopt een rechtszaak van 222 schoolbesturen tegen de Staat/OCW die gaat over wel of niet te weinig ontvangen bekostiging door schoolbesturen vanwege een verandering van bekostigingssystematiek. In de uitspraak van 21 juni 2024 heeft de rechtbank het beroep van de schoolbesturen tegen de beslissing op bezwaar van de Minister van OCW gegrond verklaard. De vordering van de schoolbesturen dat ze gezamenlijk € 251 miljoen te vorderen hebben van OCW is daarmee toegewezen door de rechtbank. De Minister van OCW heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aanleiding voor de kwestie is de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs (Stb. 2021, 171). Als gevolg van deze wet wordt de bekostiging per 1 januari 2023 vastgesteld op kalenderjaarbasis in plaats van op schooljaarbasis. Daarnaast wordt de bekostiging uitgekeerd met een betaalritme waarin schoolbesturen maandelijks 1/12e van de totale bekostiging ontvangen. Dat is een verandering ten opzichte van daarvoor: tot 1 januari 2023 werd de bekostiging grotendeels verstrekt op basis van een schooljaar en door middel van een 'onevenredig betaalritme' betaald, waarbij in de periode januari t/m juli 65,45% van de bekostiging voor personeelskosten wordt betaald en in de periode augustus t/m december 34,55%. Op grond van dit betaalritme is vervolgens de periode van 1 augustus 2022 t/m 31 december 2022 vastgesteld op 34,55% van de schooljaarbekostiging. Als gevolg van deze verandering in de bekostigingssystematiek zouden de schoolbesturen volgens hen 7,12% van de totale bekostiging voor personeelskosten in kalenderjaar 2022 mislopen en hierdoor gezamenlijk een schade lijden van ongeveer € 251 miljoen. OCW stelt dat de schoolbesturen in het primair onderwijs steeds 100% van de bekostiging voor personeelskosten hebben ontvangen. De zitting bij de Afdeling zal naar verwachting gepland worden rond de zomer van 2025.