Base description which applies to whole site

11. Saldibalans

Tabel 76 Saldibalans per 31 december 2024 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)(bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2024

 

31-12-2023

 

Passiva

31-12-2024

 

31-12-2023

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

56.463.775

 

55.122.872

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

2.382.523

 

2.024.243

3

Liquide middelen

252

 

248

     

4

Rekening-courant RHB

   

4a

Rekening-courant RHB

54.078.854

 

53.097.607

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

59.094

 

58.985

5a

Begrotingsreserves

59.094

 

58.985

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

108

 

189

7

Schulden buiten begrotingsverband

2.758

 

1.459

8

Kas-transverschillen

        

Subtotaal intra-comptabel

56.523.228

 

55.182.294

Subtotaal intra-comptabel

56.523.228

 

55.182.294

          

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

191.322

 

193.943

9a

Tegenrekening openstaande rechten

191.322

 

193.943

10

Vorderingen

39.458.109

 

37.705.385

10a

Tegenrekening vorderingen

39.458.109

 

37.705.385

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

11.371.574

 

9.640.778

12a

Tegenrekening voorschotten

11.371.574

 

9.640.778

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

4.085.977

 

3.990.181

13

Garantieverplichtingen

4.085.977

 

3.990.181

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

49.053.051

 

44.235.836

14

Andere verplichtingen

49.053.051

 

44.235.836

15

Deelnemingen

0

 

0

15a

Tegenrekening deelnemingen

0

 

0

Subtotaal extra-comptabel

104.160.033

 

95.766.123

Subtotaal extra-comptabel

104.160.033

 

95.766.123

          

Totaal

160.683.261

 

150.948.417

Totaal

160.683.261

 

150.948.417

Toelichting

1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2024

De uitgaven over 2024 zijn uitgekomen op € 56.463.775.008,90 en de ontvangsten op € 2.382.523.171,78. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op €56.463.775.000,00 en de ontvangsten op € 2.382.523.000,00. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2024 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

3. Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).

Tabel 77 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Openstaand per 31-12-2023

Totaal liquide middelen

252

248

4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB)

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Ook worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve

Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 78 Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve (bedragen x € 1.000)

Naam begrotingsreserve

Saldo 1-1-2024

Toevoegingen 2024

Onttrekkingen 2024

Saldo 31-12-2024

Verwijzing naar begrotingsartikel

Museaal aankoopfonds

40.721

5.500

7.289

38.932

14

Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

18.264

1.898

 

20.162

95

Totaal

58.985

7.398

7.289

59.094

 

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procentpunt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 ook garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procentpunt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Tabel 79 Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

108

Totaal

108

7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 80 Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Overig

2.758

Totaal

2.758

Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU-projecten (€ 1,7 miljoen), legaten (€ 0,2 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen btw (€ 0,2 miljoen).

9. Openstaande rechten

Tabel 81 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Lesgelden

191.322

Totaal

191.322

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

10. Vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2024 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 82 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2024

Openstaand per 31-12-2023

1

Primair onderwijs

15.448

7.611

3

Voortgezet onderwijs

560

1.317

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.268

1.910

6

Hoger beroepsonderwijs

1.833

2.290

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

125

8

Internationaal beleid

0

0

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

1.368

1.642

11

Studiefinanciering

39.390.372

37.648.808

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.444

1.598

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

36.932

36.884

15

Media

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

7.011

120

25

Emancipatie

1

602

95

Apparaat Kerndepartement

872

2.478

Lening Bonaire

  

Totaal

39.458.109

37.705.385

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 worden hieronder nader toegelicht.

De overige openstaande vorderingen (€ 68 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

De openstaande vorderingen van beleidsartikel 11 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 83 Specificatie debiteuren studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Openstaand per 31-12-2023

Direct opeisbaar

56.484

66.563

Kortlopende vorderingen

9.180

10.672

Ov vorderingen

47.304

55.892

   

Op termijn opeisbaar

39.333.888

37.582.245

Prestatiebeurs

9.350.280

7.657.001

Rentedragende lening

29.983.608

29.925.243

Eindtotaal

39.390.372

37.648.808

Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.

Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.

De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.

Tabel 84 Verloop van de vorderingen studiefinanciering (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Openstaand per 31-12-2023

Openstaande bedragen per 01-01-2024

37.648.808

36.326.632

Mutatie bruto vorderingen

5.288.514

4.566.568

Omgezet in gift

‒ 1.600.088

‒ 1.557.448

Afgelost (ontvangen en verrekend)

‒ 1.866.456

‒ 1.634.069

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

‒ 80.406

‒ 52.875

Totaal

39.390.372

37.648.808

De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of ingesteld.De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift, en omdat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.

12. Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2024 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 85 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
  

Openstaand per 31-12-2024

Openstaand per 31-12-2023

1

Primair onderwijs

2.875.998

2.519.039

3

Voortgezet onderwijs

1.372.832

907.092

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

787.802

719.488

6

Hoger beroepsonderwijs

103.639

27.613

7

Wetenschappelijk onderwijs

30.892

29.067

8

Internationaal beleid

20.336

15.466

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

152.950

95.307

11

Studiefinanciering

2.069.304

2.229.511

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

0

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

3.549.578

2.743.921

15

Media

171.904

152.968

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

201.363

179.230

25

Emancipatie

34.742

18.851

95

Apparaat Kerndepartement

234

3.225

Totaal

11.371.574

9.640.778

Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de ov-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2024 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 86 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 1-1-2024

Verstrekt 2024

Afgerekend 2024

Stand per 31-12-2024

2003

1.340

  

1.340

2004

21

  

21

2005

3.473

 

750

2.723

2006

2.750

 

2.750

2007

1.061

  

1.061

2008

5.761

 

4.400

1.361

2009

2.491

 

400

2.091

2010

2.056

 

250

1.806

2011

4.683

 

1.700

2.983

2012

6.182

 

1.500

4.682

2013

13.371

 

4.768

8.603

2014

19.005

 

6.330

12.675

2015

17.198

 

6.574

10.624

2016

15.116

 

7.801

7.315

2017

8.321

 

2.621

5.700

2018

21.406

 

11.767

9.639

2019

38.522

 

15.027

23.495

2020

312.603

 

63.406

249.197

2021

1.611.003

 

594.804

1.016.199

2022

3.151.841

 

1.209.502

1.942.339

2023

4.402.574

 

825.313

3.577.261

2024

4.510.556

20.097

4.490.459

Totaal

9.640.778

4.510.556

2.779.760

11.371.574

13. Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk richting de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2024 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de ultimo 2024 openstaande garanties gespecificeerd opgenomen:

Tabel 87 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2024

Openstaand per 31-12-2023

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

87.666

100.375

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

759.460

795.601

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

16.648

17.904

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

704.890

584.014

Garanties Hoger beroepsonderwijs

834.075

850.148

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

901.305

860.961

Garanties Voortgezet onderwijs

588.272

598.554

Garanties Primair onderwijs

163.661

152.624

Totaal

4.085.977

3.990.181

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 759,5 miljoen. Hiervan is € 540,9 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds, waarvan € 408,8 miljoen betrekking heeft op de achterborgovereenkomst en € 132,1 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 218,6 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan Cultuurinstellingen.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 16,6 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Wetenschappelijk onderwijs (€ 704,9 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 834,1 miljoen), het Beroepsonderwijs (€ 901,3 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 588,3 miljoen) en het Primair onderwijs (€ 163,7 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen en rekeningcourantkredieten aan onderwijsinstellingen. De geldleningen in het wo, hbo en mbo worden verstrekt onder hypothecaire zekerheid; de geldleningen in het po en vo onder gemeentegarantie. Het risico voor het Ministerie van OCW is hierdoor beperkt. Voor de rekeningcourantkredieten wordt geen zekerheid gevraagd. De garantstelling betreft de maximale roodstandfaciliteit. In de praktijk wordt dit zelden volledig benut. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen per onderwijssector.

Tabel 88 Opbouw garantstellingen onderwijsinstellingen (bedragen x € 1 miljoen)
 

Maximale k

Leningen

Wetenschappelijk onderwijs

216,0

488,9

Hoger onderwijs

275,3

558,8

Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

268,1

633,2

Voortgezet onderwijs

193,0

395,3

Primair onderwijs

46,2

117,5

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 89 Openstaande garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2024

3.990.181

Bij: Aangegane verplichtingen 2024

799.975

Af: Afgelopen garantie 2024

690.214

Af: Verrichte betalingen 2024

 

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2024

13.965

Stand 31 december 2024

4.085.977

14. Andere verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 90 Andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2024

44.235.719

Bij: aangegaan 2024

61.489.862

  

Af: Tot betaling gekomen in 2024

56.463.775

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane vpl voor 2024

208.754

Stand 31 december 2024

49.053.052

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2024 is hieronder opgenomen.

Tabel 91 Andere verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x 1.000)

1

Primair onderwijs

15.515.591

3

Voortgezet onderwijs

10.306.798

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

5.494.174

6

Hoger beroepsonderwijs

4.371.828

7

Wetenschappelijk onderwijs

7.059.165

8

Internationaal beleid

19.477

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

12.549

11

Studiefinanciering

70,5182

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

13

Lesgelden

0

14

Cultuur

3.237.801

15

Media

1.222.517

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.765.215

25

Emancipatie

47.535

95

Apparaat Kerndepartement

331

Totaal

49.053.051

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Primair en Voortgezet onderwijs

Vanuit de drie convenanten onderwijshuisvesting Saba, Bonaire en Sint-Eustatius (Caribisch Nederland) is er in totaal $ 72,8 miljoen (US-dollars) beschikbaar. Hiervan is inmiddels $ 51,1 miljoen (US Dollars) betaald dan wel verplicht. Voor het restant, voor de jaren 2025 en verder, geldt dat er hiervoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan. Het gaat in totaal om een bedrag van $ 21,7 miljoen (US Dollars). Dat bedrag is nog niet juridisch verplicht en betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.

Middelbaar beroepsonderwijs

Op 14 februari 2023 is de werkagenda mbo «Samen werken aan talent» met de sector afgesloten. Onderdeel van de werkagenda is de vierde tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 3.717,0 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2024 tot en met 2027. Van dit bedrag is ultimo 2024 een bedrag van € 1.767,5 miljoen juridisch verplicht en € 1.949,6 miljoen bestuurlijk verplicht. Het resterende bestuurlijk verplichte bedrag wordt in de periode 2025 tot en met 2027 daadwerkelijk juridisch verplicht. Het betreft de volgende bedragen in 2025 € 990,5 miljoen, in 2026 € 905,8 miljoen en in 2027 € 53,2 miljoen.

Naar aanleiding van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen is op 19 januari 2024 door het kabinet een meerjarig investeringspakket toegezegd ten behoeve van de brede sociaaleconomische ontwikkeling in Groningen. Het masterplan campussen vormt van dit investeringspakket een van deze pijlers. Het gaat daarbij om het versterken van het kennis- en innovatie ecosysteem in Noord-Nederland. Hiermee is een bedrag van in totaal € 50,0 miljoen bestuurlijk verplicht voor de periode 2024 tot en met 2029. Van dit bedrag is ultimo 2024 € 0,5 miljoen juridisch verplicht en € 49,5 miljoen bestuurlijk verplicht. Het resterende bestuurlijk verplichte bedrag wordt in de periode 2025 tot en met 2029 daadwerkelijk juridisch verplicht. Het betreft de volgende bedragen € 9,5 miljoen in 2025 en daarna jaarlijks € 10,0 miljoen voor de periode 2026 tot en met 2029.

Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs en Onderzoek & Wetenschapsbeleid

In 2022 is het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de Vereniging Universiteiten van Nederland. Hierin zijn afspraken gemaakt over onder andere starters- en stimuleringsbeurzen, sectorplannen en praktijkgericht onderzoek. In totaal is hiermee voor € 9,3 miljard (prijspeil 2022) bestuurlijk verplicht voor de periode 2022 ‒ 2031.

In het Hoofdlijnenakkoord, tezamen met enkele amendementen daarop bij de begrotingsbehandeling 2025, zijn bezuinigingen doorgevoerd die ook de bedragen in het Bestuursakkoord 2022 raken.

Per ultimo 2024 zijn de bedragen voor jaren 2022-2025 grotendeels al betaald c.q. juridisch verplicht.

Het nog bestuurlijk verplichte deel per ultimo 2024 bedraagt voor artikel 6 (HBO) € 789,0 miljoen, voor artikel 7 (WO) € 2,017 miljard en artikel 16 (OWB) € 638,0 miljoen.

De overige bestuurlijke toezeggingen op artikel 16 bedragen € 75,0 miljoen (Delta Climate Center en Rijksvastgoedbedrijf).

Erfgoed en Kunsten

In de Kamerbrief over de Opvolging moties en toezeggingen wetgevingsoverleg Cultuur van 19 december 2024 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangekondigd om de € 2,0 miljoen per jaar voor versterking van de culturele infrastructuur in Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel, voort te zetten in de periode 2025-2028.

Tabel 92 Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen - beleidsartikel 14 (bedragen x 1.000)

Onderwerp

Bestuurlijke partij

Bedrag eind 2024

Bron

Erfgoed Deal 2023-2025

IPO & VNG

3.292

Verlening Erfgoed Deal

Ijsselmeergebeid

I&W

100

Samenwerkingsovereenkomst

Popprijzen MME

Europese commissie

300

Letter of support

Financiële impuls versterking van de culturele infrastructuur provincies

Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland, Limburg en Overijssel

8.000

Kamerbrief Toekomst culturele basisinfrastructuur, 20 oktober 2022

Totaal NUBBBV 31-12-2024

 

11.692

 

Niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures.

Er loopt een rechtszaak van 222 schoolbesturen tegen de Staat/OCW die gaat over wel of niet te weinig ontvangen bekostiging door schoolbesturen vanwege een verandering van bekostigingssystematiek. In de uitspraak van 21 juni 2024 heeft de rechtbank het beroep van de schoolbesturen tegen de beslissing op bezwaar van de Minister van OCW gegrond verklaard. De vordering van de schoolbesturen dat ze gezamenlijk € 251 miljoen te vorderen hebben van OCW is daarmee toegewezen door de rechtbank. De Minister van OCW heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Aanleiding voor de kwestie is de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs (Stb. 2021, 171). Als gevolg van deze wet wordt de bekostiging per 1 januari 2023 vastgesteld op kalenderjaarbasis in plaats van op schooljaarbasis. Daarnaast wordt de bekostiging uitgekeerd met een betaalritme waarin schoolbesturen maandelijks 1/12e van de totale bekostiging ontvangen. Dat is een verandering ten opzichte van daarvoor: tot 1 januari 2023 werd de bekostiging grotendeels verstrekt op basis van een schooljaar en door middel van een  'onevenredig betaalritme' betaald, waarbij in de periode januari t/m juli 65,45% van de bekostiging voor personeelskosten wordt betaald en in de periode augustus t/m december 34,55%. Op grond van dit betaalritme is vervolgens de periode van 1 augustus 2022 t/m 31 december 2022 vastgesteld op 34,55% van de schooljaarbekostiging.  Als gevolg van deze verandering in de bekostigingssystematiek zouden de schoolbesturen volgens hen 7,12% van de totale bekostiging voor personeelskosten in kalenderjaar 2022 mislopen en hierdoor gezamenlijk een schade lijden van ongeveer € 251 miljoen. OCW stelt dat de schoolbesturen in het primair onderwijs steeds 100% van de bekostiging voor personeelskosten hebben ontvangen. De zitting bij de Afdeling zal naar verwachting gepland worden rond de zomer van 2025.

Licence