Base description which applies to whole site

Bijlage 3: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

In het kader van operatie Inzicht in Kwaliteit van het kabinet is het overzicht met beleidsdoorlichtingen omgevormd tot een Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Net als voorgaande twee jaren betrof 2024 een leerjaar met de SEA. In 2022 is nog een traditionele beleidsdoorlichting afgerond.

In deze ‘Bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek’ wordt ingegaan op afgeronde onderdelen van de SEA in 2023 en 2024. Voor afgeronde evaluaties/onderzoeken in het verslagjaar 2024 zijn tevens korte samenvattingen met conclusies/aanbevelingen opgenomen die onder de desbetreffende tabellen worden weergegeven.

Tabel 96 SEA-thema: Goed functionerende (digitale) economie en markten

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Goed functionerende economie en markten

Beleids-doorlichting

2022

Afgerond

1

Kamerstuk 30 991, nr. 37

Goed functionerende (digitale) economie en markten

Periodieke Rapportage

2027

Anders1

1

 

Instrumentevaluaties / monitor:

     

Evaluatie subsidie ECP (DE-breed)

ex-post

2023

Afgerond

1

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 92

Nulmeting Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS, coordinatie JenV, WODC)

ex-ante

2023/2024

Afgerond

1

Kamerstuk 26 643, nr. 1128

Evaluatie Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON)

ex-post

2023

Afgerond

1

Kamerstuk 34 739, nr. 12

Evaluatie Nota Mobiele Communicatie, Multibandveiling (2020) en 3,5 GHz-band veiling (2024)

ex-post

2025

Lopend2

1

 

Bijdrage Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

ex-post

2024

Afgerond

1

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 94

Evaluatie aangewezen instanties metrologiewet

ex-post

2024

Afgerond

1

Kamerstuk 33 159, nr. 7

Evaluatie Ministeriële Regeling en beleidsregel CBS

ex-post

2023

Afgerond

1

Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 131

Evaluatie PIANOo

ex-post

2025

Lopend2

1

 

Evaluatie PPS kennis en innovatie

ex-post

2025

Lopend2

1

 
1

De beleidsdoorlichting van artikel 1 is in 2022 afgerond. Een belangrijk deel van het digitale economie beleid is hierin meegenomen. Een ander deel, het ICT-innovatiebeleid, was betrokken in de doorlichtingen van artikel 2 en 3 van de EZK begroting in 2020. Inmiddels is een groot deel van het digitale economie beleid samengebracht op artikel 1 van de EZK begroting waarvoor conform de ontwerpbegroting EZK 2024 een synthese wordt voorzien in 2027.

2

Deze evaluatie loopt nog door in 2025.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2024 SEA-thema: Goed functionerende (digitale) economie en markten

Evaluatie Nederlands Normlisatie Instituut (NEN)Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft wettelijke taken die volgen uit de normalisatie verordening. In opdracht van EZK is in 2023 de doelmatigheid en doeltreffendheid van hoe NEN invulling geeft aan deze taken geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat NEN op een doelmatige en doeltreffende wijze invulling geeft aan haar wettelijke taken. De grootste taak is het vroegtijdig informeren van belanghebbende partijen in Nederland over Europese en mondiale normalisatie-initiatieven. Kwink Groep heeft ondanks het hoge niveau van de dienstverlening een aantal aanbevelingen gedaan voor NEN en EZK om nog verder te verbeteren. Deze aanbevelingen zien op een verdere verduidelijking van de taakomschrijving en een brede gezamenlijk inzet op kennisvergroting over normalisatie. De evaluatie gaat over de periode 1 januari 2020 tot 1 januari 2023.

Evaluatie aangewezen instanties metrologiewetIn opdracht van EZK heeft KWINK de wettelijk voorgeschreven evaluatie uitgevoerd van de doeltreffendheid van het functioneren van het systeem van aangewezen instanties op grond van de Metrologiewet. Deze evaluatie gaat over de periode 2019-2022. Overkoepelend is de conclusie dat het systeem van aangewezen instanties binnen de Metrologiewet doeltreffend werkt, zowel voor het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingen van meetinstrumenten voordat ze in de handel worden gebracht of voordat ze in gebruik worden genomen, als voor het erkennen van keurders. Daarnaast geven de verwachte toekomstige ontwikkelingen – op dit moment – geen aanleiding om het huidige systeem van het erkennen van keurders te heroverwegen.

Tabel 97 SEA-thema: Steun- en herstelbeleid Corona

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Steun- en herstelbeleid Corona

Periodieke Rapportage

2025

Lopend1

2 en 3

 

Instrumentevaluaties / monitor:

     

Monitor Coronamaatregelen ter ondersteuning bedrijfsleven

ex-durante

2020 t/m okt 2022

Afgerond

2 en 3

zie: Monitor Coronamaatregelen

Internationale vergelijking steunpakketten

overig

2024

Afgerond

2 en 3

Betreft onderdeel van CPB-onderzoek «Economische effecten van coronasteunbeleid met lessen voor toekomstige crises»

GO-coronamodule (gezamenlijk met de reguliere Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering)

ex-post

2024/2025

Lopend2

2

 

TVL/TOGS

ex-post

2025

Lopend3

2

 

TVL Caribisch Nederland

ex-post

2024

Afgerond4

2

Kamerstuk 36 410 IV, nr. 70

Garantieregeling evenementen/tijdelijke subsidieregeling evenementen (TRSEC/SEG)

ex-post

2025

Lopend2

2

 

TOA (Time Out Arrangement)

ex-post

20265

Nog te starten

2

 
1

Dit beleid dient ter ondersteuning en herstel van het bedrijfsleven tijdens en na Covid-19. Hierbij wordt samen opgetrokken met FIN en SZW. Een synthese wordt conform de ontwerpbegroting EZK 2024 voorzien in 2025.

2

Verwachte afronding Q1 2025.

3

Ondersteunen ondernemers MKB en later ook voor grote bedrijven. Zal tezamen met NOW-evaluatie van SZW geëvalueerd worden. Betreft een kwantitatief onderzoek naar de doeltreffendheid van de NOW-regeling en TVL/TOGS-regeling. Vanwege de grote overlap in gebruik van de regelingen, de doelstellingen en de doelgroep, worden de regelingen in samenhang bezien. Naast deze kwantitatieve evaluatie naar doeltreffendheid, worden de doelmatigheid van de NOW-regeling en TVL-regeling in separate evaluaties onderzocht. Verwachte afronding van de evaluatie Q1 2025.

4

Het steunpakket voor Caribisch Nederland wordt integraal geëvalueerd door BZK. De TVL Caribisch Nederland maakt onderdeel uit van deze evaluatie.

5

Betreft een lening voor een doorstart die wordt verstrekt via Qredits. Gezien het beperkte gebruik wordt deze meegenomen in de evaluatie van Qredits (2026), uitvoerder van dit instrument.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2024 SEA-thema: Steun- en herstelbeleid Corona

Internationale vergelijking steunpakketten; onderdeel van CPB-onderzoek «Economische effecten van coronasteunbeleid met lessen voor toekomstige crises»

Het coronasteunbeleid was tijdig, maar onvoldoende tijdelijk. Het beleid was een snelle geïmproviseerde reactie op een nieuw type crisis. Tezamen hebben de instrumenten Nederlandse bedrijven en zelfstandigen geholpen om de liquiditeitsschok op te vangen en is grotere economische schade voorkomen, met name door het tegengaan van snel stijgende werkloosheid. Het steunbeleid bleef vanuit een economisch perspectief echter wel te lang actief. Met het wegebben van de onzekerheid over de economische impact van de pandemie, nam de doelmatigheid van de steun af.

In de meeste hoge-inkomenslanden waren steunpakketten omvangrijk, maar ze verschilden van elkaar in ontwerp, gerichtheid en maatvoering. De omvang van het Nederlandse steunpakket lijkt klein vergeleken met andere landen, maar voor een zuivere internationale vergelijking moet rekening gehouden worden met de verschillende omstandigheden in landen, zoals de sectorstructuur en epidemiologische condities. Zo was de initiële impact van de coronagolf in 2020 op het bbp in Nederland kleiner dan in veel andere landen. Uit studies voor Nederland en andere landen blijkt dat de maatregelen daadwerkelijk werkloosheid hebben voorkomen, maar dat de kosten relatief hoog waren. De effecten van het steunbeleid zijn niet goed te kwantificeren. Vanwege het veelal ontbreken van goede data en controle- en interventiegroepen zijn de mogelijkheden voor analyses van de omvang van coronasteun en economische uitkomsten beperkt.

Evaluatie TVL Caribisch Nederland

Deze evaluatie, gericht op alle coronasteunmaatregelen voor Caribisch Nederland, is onder verantwoordelijkheid van BZK uitgevoerd. Vanwege het ontbreken van data is de doeltreffendheid van het steunprogramma binnen de evaluatie niet bepaald op basis van een voor- en nameting met controlegroepen. In plaats daarvan is de beleidslogica van de afzonderlijke steuninstrumenten geëxpliciteerd en getoetst op logische consistentie. Daarnaast is op basis van cijfermateriaal nagegaan of de beoogde beleidseffecten in de praktijk optraden. Op basis van deze werkwijze is binnen het onderzoek geconcludeerd dat het grootste deel van de beschikbaar gestelde middelen effectief is besteed. Binnen de TVL BES zijn vermoedelijk wel deels te hoge bedragen uitgekeerd. Omdat er geen harde cijfers beschikbaar zijn voor het bepalen van de effectiviteit kan evenmin de doelmatigheid van het steunprogramma worden gekwantificeerd. Wel is gekeken naar de uitvoeringslasten en die zijn als relatief laag beoordeeld. In de aanbevelingen met betrekking tot het totale Covid-steunprogramma op Caribisch Nederland wordt het belang van lokale afstemming voorafgaand aan de implementatie onderschreven, net als het aanscherpen van financiële parameters en het monitoren van bestedingen. Daarnaast wordt het werken vanuit het één-loket-principe aanbevolen, maatwerk toe te passen waar mogelijk en oog te hebben voor ongedocumenteerden.

Tabel 98 SEA-thema: Ondernemerschap

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Ondernemerschap

Periodieke Rapportage

2025

Lopend1

2

 

Instrumentevaluaties / monitor:

     

Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering (gezamenlijke met GO-corona)

ex-post

2024/2025

Lopend

2

 

Toerisme / NBTC

ex-post

2024

Afgerond

2

Kamerstuk 26 419, nr. 106

Regeldruk (ATR), incl. MKB-toets regeldruk

ex-post

2025

Nog op te starten

2

 

MKB-!dee

ex-post

2025

Nog op te starten

2

 

Evaluatie MKB-(digi)werkplaatsen

ex-post

2025

Lopend2

2

 

Evaluatie pilot Mijn Digitale Zaak

ex-durante

2023

Afgerond

2

Kamerstuk 32 637, nr. 590

Evaluatie Startupdelta en Techleap

ex-post

2023

Afgerond

2

Kamerstuk 32 637, nr. 565

Evaluatie Fastlane

ex-post

2023

Anders3

2

 

Wet op KvK /ZBO KvK

ex-post

2025

Nog op te starten

2

 

Fiscale ondernemersregelingen

ex-post

2024

Afgerond

2

Kamerstuk 32 140, nr. 199

IBO Bedrijfsfinanciering

IBO

2024

Afgerond

2

Kamerstuk 32 637, nr. 646

Kamerstuk 32 637, nr. 658

Groeifaciliteit (GF)

ex-post

2024

Afgerond4

2

Kamerstuk 35 420, nr. 534

Seed Capital regeling

ex-post

2024

Afgerond4

3

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 97

Dutch Venture Initiative (DVI)

ex-post

2024

Afgerond4

3

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 97

Vroege Fase Financiering (VFF)

ex-post

2024

Afgerond4

3

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 97

Meta-analyse risico-kapitaalinstrumenten

overig

2024

Afgerond

2 en 3

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 100

Kamerstuk 36 600 XIII, nr. 53

Brexit adjustment reserve

ex-post

2025

Lopend

2

 

Impulsaanpak winkelgebieden

ex-durante

2027

Nog te starten5

2

 
1

De evaluatieplanning is erop gericht om in 2025 een nieuw synthese onderzoek (Periodieke Rapportage) uit te voeren voor het thema ondernemerschap.

2

Rapport is afgerond en publicatie vindt begin 2025 plaats.

3

Deze pilot, waarbij RVO gericht startups en scale-ups met groeipotentieel benaderden om hen te wijzen op de mogelijkheden ten aanzien van kennis, regelingen en subsidies, is uiteindelijk niet geëvalueerd. Er bestond geen verplichting tot evaluatie en de beschikbare data waren van onvoldoende kwaliteit voor een gedegen uitspraak over de effectiviteit van de pilot, die inmiddels is gestopt.

4

Dit betreft een gezamenlijke evaluatie van GF, Seed Capital, DVI, VFF en IK.

5

Verplaatst van 2024 naar 2027 aangezien de subsidieontvangers nog in de voorbereidende fase zitten en er nog geen (tussentijdse) resultaten zijn om te evalueren.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2024 SEA-thema: Ondernemerschap

Evaluatie Toerisme/NBTC

De activiteiten van NBTC worden als grotendeels doeltreffend beschouwd. Goede data om het effect te kwantificeren ontbreken nog voor de huidige beschikkingsperiode. De doelmatigheid van NBTC kan, bij gebrek aan bruikbare outputcijfers, niet direct worden bepaald. In vergelijking tot andere nationale Destinatie Marketing Organisaties (DMO's) lijkt de NBTC (zeer) doelmatig te functioneren.

Aanbevelingen: Meerdere aanbevelingen, waaronder (maar niet beperkt tot): (1) Benut de nieuw geformuleerde beleidstheorie om duidelijk te communiceren welke doelen EZ beoogt, en formuleer een bijpassende set aan KPI’s en streefwaarden voor de kernactiviteiten van NBTC. (2) NBTC kan een duidelijker profiel neerzetten dan het nu doet. (3) Zet in op een positionering van Nederland die ook de ‘sterktes’ van Nederland uitdraagt en waarvan ook op voorhand bekend is dat provincies en regionale bestemmingen in Nederland bereid zijn om hier financiële middelen aan te besteden.

Evaluatie Fiscale Ondernemersregelingen

De fiscale ondernemerschapsregelingen hangen (zeer) beperkt samen met hun algemene doel: maatschappelijke spill-overs via het stimuleren van ondernemerschap. De doeltreffendheid is relatief groot in relatie tot het doel «realiseren van een globaal evenwicht». Het budgettair beslag is waarschijnlijk groter dan de gerealiseerde positieve spill-over. De zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling zijn grote ongerichte instrumenten, waardoor het risico op verspilling op de loer ligt.

Aanbevelingen: Er worden in het rapport geen aanbevelingen gedaan.

IBO Bedrijfsfinanciering

Veel bedrijven kunnen financiering krijgen, maar er is nog een tweetal knelpunten waardoor dit niet altijd goed lukt: (1) Er is ontoereikend aanbod voor innovatieve scale-ups; en (2) beperkte toegang tot kleine kredietverlening. Het financieringsinstrumentarium is verspreid over verschillende organisaties. Dit hoeft niet direct een probleem te zijn, maar kan leiden tot inefficiënte allocatie van publieke middelen.

Aanbevelingen: (1) Versterk de financieringsmogelijkheden voor kleinere bedragen voor breed mkb en grote risicovolle financiering voor innovatieve bedrijven; (2) Er is winst te behalen door organisaties gericht op de financiering van innovatieve bedrijven beter te laten samenwerken; (3) Verbeter de werking van de financieringsmarkt door de voltooiing van de kapitaalmarktunie, verbetering van de vraag- en aanbodzijde, en gelijke kansen voor bancaire en non-bancaire financiers; en (4) Ingrijpen kan leiden tot overheidsfalen. Grijp niet in waar weinig of geen knelpunten zijn.

Evaluatie Groeifaciliteit (GF)

Het instrument is in de evaluatieperiode minder vaak gebruikt, omdat het conjunctuurgevoelig is en omdat er onduidelijkheid bestond over de toekomst van het instrument. Het bureau concludeert datde regeling effectief is ingezet door de financiers die gebruik hebben gemaakt van het instrument. In meer brede zin van het woord kan de doeltreffendheid van het instrument worden verhoogd, door het gebruik ervan meer te stimuleren. Over de gehele looptijd van het instrument is de Groeifaciliteit niet geheel kostendekkend, maar de verhouding tussen de kosten en de afgegeven garanties is zeer gering.

Aanbevelingen: De voornaamste aanbeveling is om het instrument voorlopig voort te zetten en er in de komende periode meer aandacht aan te geven, o.a. aan de positionering en door het extern breder onder de aandacht te brengen. Daarnaast is een set aanbevelingen geformuleerd, waaronder: (1) Zorg voor een langjarige bestendige verlenging van de faciliteit; (2) Breidt de groep van geaccrediteerden uit met non-bancaire financiers; (3) Zorg voor meer uitvoeringscapaciteit bij RVO zodat de doorlooptijden korter worden; en (4) De monitoring en verzameling van data van gebruikers van de Groeifaciliteit kan op enkele punten verbeterd worden.

Evaluatie Seed Capital regeling

De Seed Capital (SC)-regeling is zeer aantrekkelijk voor first time fundmanagers. Zonder deze regeling is het gebrek aan reputatie voor hen een (te) grote toetredingsbarrière om de markt van fonds-management te betreden. Managers van Business Angel-fondsen zijn relatief minder tevreden over de ontwikkeling hun participaties dan SC-fondsen. Dit komt mogelijk door de vroege fase waarin zij investeren en de bijbehorende risico’s. De effecten zijn lastig te kwantificeren, maar de onderzoekers achten het zeer waarschijnlijk dat de regeling doelmatig is geweest.

Aanbevelingen: Een deel van de aanbevelingen is als volgt: (1) Zorg dat omvang van de SC- en BA-regelingen op een voorspelbare, anticyclische manier aansluit bij de macro-economische condities; (2) Overweeg om strategische autonomie als een van de doelen van de SC- en BA-regelingen op te nemen; (3) Blijf bewust kiezen hoe specifiek de SC- en BA-regelingen moeten zijn en (4) Overweeg om de kaders van de SC-regeling uit te breiden.

Evaluatie Dutch Venture Initiative (DVI)

Voor elke euro die de Nederlandse overheid in DVI-I investeert, ontvangen Nederlandse bedrijven €4,1 aan investeringen, voor DVI-II is dat zelfs €7,7. De bedrijven waarin een DVI-fonds geparticipeerd heeft, kennen pas na een aantal jaar een snellere groei in omzet dan vergelijkbare Nederlandse bedrijven. De werkgelegenheid groeit al vanaf het eerste jaar sneller en DVI-bedrijven voeren meer innovatieve activiteiten uit. De doelmatigheid is spectaculair hoog, omdat de Nederlandse overheid zeer beperkte kosten maakt.

Aanbevelingen: Communiceer beter over de hoge mate van doelmatigheid van DVI. Verken of informatie-uitwisseling tussen de stakeholders van DVI, de Seed Capital (Business Angel) regelingen van toegevoegde waarde kan zijn.

Evaluatie Vroege Fase Financiering (VFF)

VFF draagt vooral bij aan kwaliteit en volume van vervolgfinancieringen. Het effect van VFF op economische bedrijfsprestaties is gemengd. De economische effecten en het potentieel voor de toekomst zijn substantieel.

Aanbevelingen: Zet het instrument in hoofdlijnen voort in de huidige opzet. Blijf de focus op innovatieve starters houden, maar houd de mogelijkheid voor innovatief mkb open. Bekijk hoe de rol van RVO als achtervang voor niet-deelnemende provincies beter ingevuld kan worden, vanuit doelmatigheidsoverwegingen en landsdekking. Versterk de onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling tussen EZK, RVO, Regio’s en NWO en versterk de opdrachtgeversrol EZK. Verduidelijk de positionering en blijf sturen op het ‘merk’ Vroegefasefinanciering.

Meta-analyse risico-kapitaalinstrumenten

Overheidsingrijpen is effectief, maar doelen op systeem ontbreken. De samenhang tussen publieke instrumenten is goed. Aansluiting met private partijen kan verbeterd worden. Het instrumentarium is doeltreffend, maar meetbaarheid kan verbeterd worden. De doelmatigheid van het systeem is beperkt te beoordelen, doordat doelen voor het systeem ontbreken. De individuele instrumenten worden als kostenefficiënt beschouwd. Voor de instrumenten geldt dat de kostenefficiëntie op verschillende manieren is beoordeeld en een norm ontbreekt. De doelmatigheid vanuit niet-financieel perspectief is goed. De efficiëntie van het systeem kan nog verder groeien samenwerking te verbeter tussen publieke partijen en private partijen en daarmee ook samenhang te verbeteren. Aanbevelingen: Ga door op dezelfde weg. Het risicokapitaalinstrumentarium c.a. de risicokapitaalmarkt functioneert grosso modo goed, en door hierin te blijven investeren blijft Nederland op een competitief niveau opereren.

Tabel 99 SEA-thema: Innovatiebeleid

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Innovatiebeleid

Periodieke Rapportage

2025

Lopend1

2 en 3

 

Instrumentevaluaties / monitor:

     

Monitor Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

ex-durante

Eerste resultaten in 2021

Lopend2

2

zie: Monitor Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

Ruimtevaart

ex-post

2025

Lopend3

2

 

Intellectueel Eigendomsbeleid

ex-post

2025

Nog op te starten3

2

 

Innovatieprestatiecontracten (IPC)

ex-post

2023

Afgerond

2

Kamerstuk 32 637, nr. 588

Innovatiebox

ex-post

2023

Afgerond

2

Kamerstuk 36 418, nr. 127

Fundamenteel en toegepast onderzoek

ex-post

2023

Afgerond

3

Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 127

Innovatiekrediet (IK)

ex-post

2024

Afgerond4

3

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 97

Kamerstuk 36 600 XIII, nr. 53

Evaluatie MIT

ex-post

2023

Afgerond

2

Kamerstuk 32 637, nr. 588

Evaluatie Rijkscofinanciering EFRO/Interreg (2014-2020)

ex-post

2025

Lopend3

2

 

Evaluatie WBSO

ex-post

2025

Lopend5

2

 

Evaluatie SBIR

overig

2025

Lopend6

2

 

Evaluatie Regeling Duurzame Scheepsbouw

overig

2024

Afgerond

4

Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 96

Venture Challenge

ex-post

2024

Afgerond

2

Kamerstuk 32 637, nr. 632

1

De evaluatieplanning is erop gericht om in 2025 een nieuw synthese onderzoek (Periodieke Rapportage) uit te voeren voor het thema innovatiebeleid.

2

De Monitoring en effectmeting (M&E) van het innovatiebeleid (Innovatiehelix, voorheen het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid) is in opbouw. Op deze wijze zullen eerste data verzameld worden. Zie de voortgangsrapportage van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid in de afgelopen jaren (Kamerstuk 33 009, nr. 102). Dit kan later input vormen voor de evaluatie-aanpak die in de 'Expertcommissie evaluatiemethoden' wordt uitgewerkt.

3

Evaluatie is doorgeschoven naar 2025.

4

Dit betreft een gezamenlijke evaluatie van GF, Seed Capital, DVI, VFF en IK.

5

Verwachte afronding Q1 2025.

6

Verwachte afronding Q2 2025.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2024 SEA-thema: Innovatiebeleid

Evaluatie Innovatiekrediet (IK)

Aanvragers geven aan dat het Innovatiekrediet een belangrijke bijdrage levert aan het realiseren en het versnellen van innovatieprojecten. Innovatiekrediet zorgt voor additionele innovatieve inspanningen bij bedrijven die krediet toegekend krijgen, waarbij de effecten wel onzekerder worden over de tijd. Vanuit de succesvol gesteunde innovatieprojecten kan worden gesteld dat het IK bijdraagt aan bredere economische en maatschappelijke voordelen. Elke euro die wordt geïnvesteerd in het Innovatiekrediet leidt tot meer dan een euro aan S&O-uitgaven bij ontvangende bedrijven. De berekeningen van de ‘bang-for-the-bucks’ liggen in lijn met de vorige evaluatie en kunnen als hoog worden beschouwd. De uitvoeringskosten van het Innovatiekrediet, gemeten in bestede uren en gerelateerde kosten, zijn over de periode 2018-2022 licht gedaald, wat wijst op een efficiëntere inzet van middelen bij RVO.

Aanbevelingen: (1) Verhoog aandacht voor communicatie richting (vertegenwoordigers van) de doelgroep en zet hier hier continu op in; (2) Verruim het instrument niet verder; (3) Om de doeltreffendheid te verhogen, is het van belang om het Innovatiekrediet te behouden als effectief instrument voor S&O-intensieve ontwikkelingsprojecten; (4) Wat betreft de doelmatigheid van het beleid, wordt aanbevolen de Adviescommissie eerder in het aanvraagproces te betrekken voor een inhoudelijk advies om aanvragen te kunnen aanscherpen; (5) Behoud de aanpak en de kwaliteit van RVO in de uitvoering , ook als het team onder druk komt te staan.

Evaluatie Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Op de hoofddoelstelling van de SDS – het stimuleren van het aantal in Nederland gebouwde schepen met duurzame innovaties – beoordelen we de SDS als grotendeels doeltreffend. Op de tweede(impliciete) doelstelling van de SDS - het verbeteren van de concurrentiekracht van de Nederlandse scheepsbouw –beschouwen we de SDS vooralsnog als beperkt doeltreffend. De SDS als geheel wordt als grotendeels doelmatig beoordeeld.

Aanbevelingen: Meerdere aanbevelingen, waaronder: (1) Formuleer een concretere SDS-doelstelling als het gaat om realiseren van schepen met duurzaamheidsbevorderende innovaties; (2) Kijk nog eens goed naar de technische vereisten om voor de SDS-regeling in aanmerking te komen; (3) Pas het ontwerp van de regeling interactief zo aan dat onderuitputting van het bescheiden budget in de praktijk niet meer mogelijk is; (4) Overweeg in hoeverre er in de SDS ook ruimte gemaakt kan worden voor de innovatieve maritieme toeleveranciers; (5) Blijf communiceren over de eisen en criteria van de SDS-regeling en ook over de opbrengsten ervan (showcases).

Evaluatie Venture ChallengeHet instrument heeft een groot effect gehad op de benutting van wetenschappelijke onderzoeksresultaten: uit 201 projecten zijn 145 bedrijven voortgekomen. Uit de uitgevoerde surveys en interviews blijkt dat zonder overheidssteun deze ontwikkelingen niet hadden plaatsgevonden. Hiermee wordt geconcludeerd dat het instrument zeer doeltreffend is. De relatief beperkte inzet van overheidsmiddelen, ten opzichte van het hoge effecten die de deelgenomen projecten hebben geproduceerd maken dat het beleidsinstrument op macroniveau zeer doelmatig is gebleken. De uitvoering van het beleidsinstrument op microniveau is doelmatig. Er is ruimte om uitvoering efficiënter in te richten.

Aanbevelingen: (1) Ga door met de financiering van het VC-programma; (2) Verken of de verantwoordelijkheid (van NWO) voor selectie kan verschuiven van elke individuele aanvraag naar het VC-programma als geheel; (3) Als dealflow het toelaat is een extra ronde mogelijk, maar vergroot de groep deelnemers per programma niet; (4) Geef financiële ruimte om aan opvolging van coaches in het VC-programma te werken.

Tabel 100 SEA-thema: Klimaatbeleid

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Lerende evaluatie Klimaatbeleid

Ex durante

2024

Afgerond1

4

Eindrapport Lerende evaluatie Klimaatbeleid: «Klimaatbeleid richten op maatschappelijke transformatie»

Synthese-onderzoek Klimaatbeleid

Beleids-doorlichting

2024

Afgerond2

4

Kamerstuk 32 813, nr. 1401

Relevante instrumentevaluaties sector Elektriciteit en Industrie:

     

Dashboard Klimaatbeleid

ex-durante

2020 e.v.

Lopend3

2 en 4

Kamerstuk 32 813, nr. 1307

IBO Klimaat

Ex ante

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 32 813 , nr. 1177

Monitor RES 1.0 (Regionale Energie Strategie)

ex-durante /ex-post

2021 / 2023 / 2024

Lopend4

4

Kamerstuk 32 813, nr. 1342

Evaluatie Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NPRES)

ex-post

2024

Afgerond

4

Kamerstuk 31 239, nr. 404

Evaluatie TSE-Mooi/DEI+/HER

ex-post

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 32 813, nr. 1287

Evaluatie Energie Investeringsaftrek (EIA)

ex-post

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 36 202, nr. 158

Evaluatie SDE++

ex-post

2024

Afgerond5

4

Kamerstuk 31 239, nr. 387

Evaluatie Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht

ex-post

2024

Afgerond

4

Kamerstuk 30196, nr. 832

Tussenevaluatie specifieke uitkering toezicht en handhaving energiebesparingsplicht

overig

2024

Afgerond

4

Kamerstuk 30196, nr. 832

Evaluatie subsidieregeling verduurzaming MKB

ex-post

2024

Afgerond

4

Kamerstuk 30196, nr. 832

Evaluatie Regeling Indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS)

ex-post

2022/2023

Afgerond

2 en 4

Kamerstuk 29 826, nr. 196

Speelveldtoets impact klimaatbeleid industrie

ex- ante

2023

Afgerond

2 en 4

Kamerstuk 29 826, nr. 196

Speelveldtoets impact klimaatbeleid industrie

ex- ante

2024

Afgerond

2 en 4

Kamerstuk 29 826, nr. 211

Evaluatie Subsidie Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI)

ex-post

2025

Lopend6

2

 

Evaluatie minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking

ex-post

2025

Nog te starten7

4

 

Evaluatie nationale CO2-heffing industrie

ex-post

2025

Nog te starten7

2 en 4

 
1

Elke vijf jaar wordt op basis van de Klimaatwet een nieuw klimaatplan vastgesteld. Ten behoeve hiervan is het klimaatbeleid geëvalueerd. Er is voor gekozen om dit te doen via een 'lerende evaluatie' en een syntheseonderzoek (zie opzet: Kamerstuk 32 813, nr. 901 en Kamerstuk 32 813, nr. 1229). De lerende evaluatie verbreedt de blik naar de vraag hoe de governance en het instrumentarium van het beleid kunnen worden ingericht op de transformatie richting klimaatneutraliteit in 2050. De lerende evaluatie is daarmee complementair aan het synthese-onderzoek. PBL formuleert in het rapport handelingsperspectieven om het transformerend vermogen van het klimaatbeleid richting klimaatneutraliteit in 2050 te vergroten. De uitkomsten worden in het nieuwe klimaatplan 2024 betrokken.

2

Eind 2023 en begin 2024 is een synthese-onderzoek naar het klimaatbeleid uitgevoerd. (zie opzet: Kamerstuk 32 813, nr. 1229). Het synthese-onderzoek heeft de beleidstheorie van het Nederlandse klimaatbeleid gereconstrueerd en een analyse gemaakt van wat we weten over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid tussen 2019 (Klimaatplan) en de Voorjaarsbesluitvorming 2023. Het synthese-onderzoek is daarbij uitgegaan van de beschikbare instrumentenevaluaties, onderzoeksrapporten en analyses. Het eindrapport is voor de zomer 2024 opgeleverd. De uitkomsten worden in het nieuwe klimaatplan 2024 betrokken.

3

Eind 2021 werd het "Dashboard Klimaatbeleid" gelanceerd. Het dashboard biedt jaarlijks een objectief inzicht in de voortgang van het beleid in het Klimaatplan (dat voor een belangrijk deel is bepaald door het Klimaatakkoord). Een samenvatting van de resultaten uit het "Dashboard Klimaatbeleid" is opgenomen in de Klimaatnota 2023 (Kamerstuk 32 813, nr. 1307) en zal ook de basis vormen van de Klimaatnota 2024.

4

PBL monitort de voortgang van de RES’en. In de Monitor wordt gereflecteerd op de stand van zaken rond de RES. PBL analyseert of met de voorstellen van de 30 energieregio’s het doel van 35 terawattuur (TWh) nog steeds binnen bereik is, en kijkt daarbij naar de ontwikkelingen rond de thema’s ruimtelijke inpassing, maatschappelijk draagvlak en capaciteit van het elektriciteitsnetwerk.

5

De evaluatie richt zich op de eerste drie jaren waarin de SDE++ is verbreed naar het kosteneffectief verminderen van CO-uitstoot (2020-2022). In de evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid, doelmatigheid en consistentie van de regeling.

6

De VEKI-evaluatie loopt door in 2025 en wordt naar verwachting in Q2 2025 verzonden aan de Kamer.

7

De evaluatie minimum CO-prijs elektriciteitsopwekking en Nationale CO-heffing industrie vinden gezamenlijk plaats en in samenwerking met FIN. Deze evaluaties zijn doorgeschoven naar 2025; FIN heeft het voortouw.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2024 SEA-thema: Klimaatbeleid

Lerende Evaluatie KlimaatbeleidDe lerende evaluatie beoordeelt of het klimaatbeleid en de inrichting van de governance voldoende zijn om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren, en geeft handelingsperspectieven voor de beleidspraktijk om dit te verbeteren. De huidige inrichting van het klimaatbeleid heeft een enorme beweging teweeggebracht richting klimaatneutraliteit. Om de snelheid van emissiereductie vol te houden richting het doel van klimaatneutraliteit in 2050, moeten alle zeilen worden bijgezet. PBL geeft aan dat het belangrijk is dat de samenleving in het klimaatbeleid wordt betrokken en de samenwerking tussen sectoren sterk verbetert. Kansen en knelpunten die sectorgrenzen overstijgen worden nu nog gemist. De afstand tussen beleid en de leefwerelden van burgers is groot en de sociale en institutionele veranderingen die gepaard gaan met transities zijn nog onderbelicht. De lerende evaluatie formuleert handelingsperspectieven voor beleidsmakers: 1) Veranker een systeemblik op de samenhangende transities die nodig zijn voor klimaatneutraliteit in 2050. Houd hier rijksbrede regie op. 2) Benut lessen over de werking van beleid om het klimaatbeleid bij te sturen. Door leren en experimenteren in het klimaatbeleid vanzelfsprekend te maken, kunnen beleidsmakers lessen trekken uit de ervaringen en kennis van onder meer bedrijven, burgers en uitvoeringsorganisaties. Meer aandacht voor leren in het beleid vereist ook een politieke tolerantie voor resultaten die anders uitpakken dan verwacht. 3) Benut innovatiekracht uit de samenleving om fundamentele verandering via zowel opbouw, ombouw als afbouw mogelijk te maken. 4) Vergroot het eigenaarschap over de klimaatopgave in de samenleving. 5) Toon lef en moed om het politiek-ambtelijk samenspel te richten op transformatie.

Synthese-onderzoek Klimaatbeleid

Het syntheseonderzoek heeft het karakter van een traditionele beleidsdoorlichting en kijkt terug (ex post) naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het huidige (nationale) beleid gericht op het klimaatdoel van 2030. De resultaten zijn gebaseerd op evaluatieonderzoek (26 studies), een overzicht van inzichten uit de wetenschappelijke literatuur over klimaattransities, aangevuld met een decompositie-analyse van de ontwikkeling klimaatemissies in de periode 2015-2022. Belangrijke bevindingen zijn: 1) Er is niet een centrale beleidstheorie, wel wordt de wortel en de stok breed toegepast. Het onderzoeksbureau constateert dat er belangrijke verschillen bestaan tussen sectoren. Elke sector heeft haar eigen karakteristieken, gangbare werkwijzen en staat op een enigszins ander punt in de transitie, hierdoor verschilt de mix aan ingezette instrumenten. Opvallend is verder dat de sector landbouw een fundamenteel andere benadering kent. Het klimaatbeleid in deze sector staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een integrale opgave waarin onder andere (kringloop) landbouw, stikstof en biodiversiteit meegenomen worden. 2) Opvallend is dat er een sterke groei in het aantal sectorspecifieke instrumenten zichtbaar is en dat de inzet van generieke instrumenten (voorbeelden de EB, de SDE++, Europese ETS) relatief beperkt is gebleven. Klimaatsubsidies zijn sinds 2019 sterk in aantal toegenomen. Er worden veel meer subsidies ingezet dan beprijzingsinstrumenten. 3) Het is aannemelijk dat het Nederlandse klimaatbeleid in samenhang heeft bijgedragen aan de reductie van broeikasgasemissies, maar de exacte mate van effectiviteit heeft het onderzoeksbureau niet kwantitatief kunnen vaststellen. 4) Doelmatigheid is beoordeeld op basis van een beperkt aantal evaluaties. Op basis van deze inzichten kon het onderzoeksbureau geen uitspraken doen over de doelmatigheid van de gehele beleidsmix. We zien dat instrumenten gericht op energiebesparing (zoals de EIA) relatief goedkoop zijn. Andere regelingen gericht op hernieuwbare energie zijn wat duurder of kennen een grotere variatie in doelmatigheid. De effectiviteit van subsidies wordt beperkt door zogenaamde ‘free riders’.

Evaluatie Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NPRES)Ter facilitering van de RES-regio’s is NP RES ingericht. Het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG, voorheen het ministerie van EZK), het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) zijn opdrachtgever van het programma, in nauwe samenwerking met Netbeheer Nederland (NBNL). Het NP RES is in 2024 tussentijdig geëvalueerd. Deze evaluatie is uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau en blikt terug op de periode 2019-2024. Uit de evaluatie blijkt dat NP RES de regio’s goed heeft ondersteund bij de opgave. De meerwaarde is groot in het ondersteunen van de regio’s via kennis en activiteiten, het faciliteren van samenwerking én het creëren van een netwerk. De RES-regio’s maken gebruik van de producten en activiteiten die het NP RES ter ondersteuning biedt. Zij geven aan dat zij zonder de inzet van het NP RES niet hetzelfde kennisniveau hadden gehad en minder voortgang hadden gekend. Verder faciliteert het NP RES ontmoeting, uitwisseling en enthousiasme om de opgave samen op te pakken binnen de RES-gemeenschap. Belangrijk daarin is de positieve, informele sfeer tijdens bijeenkomsten en de gelijkwaardigheid in de samenwerking. Aan het benutten van kansen en wegnemen van belemmeringen en het verbinden van de RES met relevante opgaves op landelijk niveau levert het NP RES veel meerwaarde door te signaleren, informeren en agenderen. Deze positieve geluiden worden ook breder gedeeld door provincies en gemeenten. NP RES levert een bijdrage aan alle gestelde programmadoelen en faciliteert de regio’s op verschillende manieren. Duidelijk is dat de regio baat heeft bij de ondersteuning die geboden is en dat ondersteuning aan de regio’s voortgezet moet worden richting 2030 om de afgesproken doelen samen te behalen.

Evaluatie SDE++Omdat het grootste deel van het budget dat tussen 2020 en 2022 is beschikt nog niet tot projectrealisatie had geleid, beperkt dit de mate waarin robuuste conclusies over de impact van de SDE++ konden worden getrokken. Trinomics concludeert dat de doeltreffendheid van de SDE++ hoog is, maar dat afwijzingen en intrekkingen van aanvragen er in 2021 en 2022 toe geleid hebben dat niet al het budget is besteed en dat de meeste SDE++- projecten niet zonder SDE++ tot stand zouden zijn gekomen, maar trekt dit voor zon-PV en wind op land enigszins in twijfel. Om de doeltreffendheid te verhogen worden een aantal maatregelen aangeraden: (1) een verbeterde informatievoorziening voor specifieke technieken, (2) het invoeren van een verplichte uitvoeringsovereenkomst en bankgarantie voor een groter aantal projecten dan nu het geval is, en (3) het overwegen van een extra SDE++- bijdrage wanneer kostenstijgingen het reguliere ondernemersrisico overstijgen. De doelmatigheid van de SDE++ wordt geborgd door verschillende mechanismen, zoals budgetplafonds en fasegrenzen. Wel is er in de SDE++ ruimte voor overwinsten, wat inherent is aan een generieke subsidieregeling. Deze ruimte voor overwinsten kan worden beperkt door meer subcategorieën in de SDE++ toe te voegen, maar dit heeft wel een negatieve impact op de uitvoerbaarheid van de SDE++, waardoor geen aanpassingen worden geadviseerd. De consistentie van de SDE++ met het Klimaatakkoord is beperkt, omdat de SDE++ in 2020-2022 stuurt op kostenefficiënte CO2-reductie. Dit zorgt ervoor dat duurdere technieken, en bedrijven zonder goedkoop reductiepotentieel, achterblijven. Maar de introductie van de hekjes vanaf 2023 komen aan dit knelpunt tegemoet. Om de consistentie te verhogen werd aanbevolen om correcties te overwegen voor enkele voordelen uit het EU-ETS waar de SDE++ nu geen rekening mee houdt.

Evaluatie Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht

De regeling Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht (VUE) is onderzocht op de benutting van de beschikbare middelen, de manier waarop de regeling in de markt is gezet, aan welke activiteiten dit geld is besteed, hoe dit heeft bijgedragen aan de handhaving, en wat de impact van de regeling is op de stakeholders. De VUE heeft positief bijgedragen aan de energiebesparingsplicht, doordat externe adviseurs meer dan 100.000 activiteiten uit hebben gevoerd. Hierdoor zijn omgevingsdiensten geholpen met de uitvoering van de energiebesparingsplicht. De belangrijkste aanbevelingen uit de evaluatie betroffen: 1) meer behoefte aan continuïteit in de handhaving door middel van structurele budgetten; 2) meer behoefte aan interne kennisopbouw. Aan deze aanbevelingen is reeds opvolging gegeven door het beschikbaar stellen van de specifieke uitkering toezicht en handhaving energiebesparingsplicht en het opnemen van structurele middelen voor toezicht en handhaving op de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei vanaf 2027.

Tussenevaluatie specifieke uitkering toezicht en handhaving energiebesparingsplicht

De tussentijdse evaluatie op de specifieke uitkering Toezicht en Handhaving Energiebesparingsplicht (SPUK THE) had tot doel om inzicht te verkrijgen in de effectiviteit van de regeling in de periode 2022 t/m 2024 en aanbevelingen voor de toekomst. De conclusie is dat het doel van de SPUK THE goed aansluit bij de behoeften vanuit de omgevingsdiensten en dat de regeling goed functioneert. Er wordt onder andere aanbevolen om 1) de rechtstreekse financiering van omgevingsdiensten door het Rijk vast te houden; 2) bij een toekomstige regeling de activiteiten van de SPUK THE te verduidelijken en in gesprek te gaan of de activiteiten uitgebreid moeten worden; 3) de monitoringsindicatoren en het moment van monitoren opnieuw met de omgevingsdiensten te bespreken zodat dit meer van toegevoegde waarde kan zijn en beter kan aansluiten bij de interne rapportagecyclus van omgevingsdiensten.

Evaluatie subsidieregeling verduurzaming MKB

De evaluatie van de subsidieregeling verduurzaming MKB (SVM) was gericht op de effectiviteit in de periode 2021-2023, de ervaringen van de aanvragers en indieners en de aanbevelingen voor toekomstige regelingen met een vergelijkbaar doel. Uit de evaluatie blijkt dat de beoogde effecten van de SVM in zeer bescheiden mate zijn gerealiseerd. Het is niet gelukt om een groot aantal mkb-ondernemingen te voorzien van goede adviezen en te bewegen tot het uitvoeren van impactvolle verduurzamingsmaatregelen. Uitgevoerde verduurzamingsmaatregelen waren relatief eenvoudig en hadden een beperkt aandeel in het totale CO2-reductiepotentieel. Voor toekomstige regelingen met een vergelijkbaar doel wordt aanbevolen om strengere eisen te stellen aan energieadviseurs. Om het bereik van een toekomstige regeling te optimaliseren, wordt een looptijd van minimaal twee jaar aanbevolen. Tot slot wordt aanbevolen om streefwaarden te formuleren die gekoppeld kunnen worden aan beschikbare beleidsindicatoren, zoals het nagestreefde aantal kilogram CO2-reductie.

Speelveldtoets impact klimaatbeleid industrie 2024

Het Ministerie van EZK heeft dit jaar opnieuw een speelveldtoets laten uitvoeren. In deze studie is op basis van zes bedrijfsspecifieke casestudies en één sectorale casestudie onderzocht hoe de concurrentiepositie van deze casussen wordt beïnvloed door het klimaatbeleid, met de focus op de periode tot aan 2030. Het onderzoek bevestigt het beeld dat de Nederlandse beprijzing relatief stringent is voor de industrie. Zo kent Nederland als enige van de EU-lidstaten een nationale CO2-heffing voor de industrie boven op het EU ETS. De stapeling van beleid (bijvoorbeeld het EU ETS, de nationale CO2-heffing en de Energiebelasting) heeft een negatieve impact op de winstgevendheid van de onderzochte bedrijven in de speelveldtoets. De voornaamste conclusie van PwC is dat de meeste onderzochte bedrijven, ondanks de beschikbaarheid van verduurzamingssubsidies, potentie hebben om op termijn (vrijwel) volledig te verduurzamen, maar in praktijk slechts een deel van die potentie voor 2030 kan realiseren omdat niet aan alle benodigde randvoorwaarden is voldaan. Het gevolg van deze beperkte mitigatiemogelijkheden is dat beprijzing, zelfs gepaard met ondersteunende subsidies, op de korte termijn vooral leidt tot kostenstijgingen. Dit leidt tot een toename van het risico op weglekeffecten. Na 2030 verwacht PwC dat voor vrijwel alle bedrijven substantiële CO2-reductie technologisch mogelijk is mits aan randvoorwaarden (als netcapaciteit, financiële ondersteuning en (energie-)infrastructuur) wordt voldaan. Beprijzing in combinatie met subsidiëring kan na 2030 het risico op CO2-weglek beperken.

Tabel 101 SEA-thema: Herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Evaluaties van herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)

Synthese

2029

Anders1

4

 

Instrumentevaluaties / monitor:

     

Evaluatie N-1 (Besluit uitvalsituaties hoogspanningsnet)

ex-post

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 29 023, nr. 443

Evaluatie EBN

ex-post

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 28 165, nr. 396

WarmtelinQ

ex-post

2027

Nog te starten2

4

 

Garantieregeling Geothermie

ex-post

2025

Lopend3

4

 

Vulmaatregelen gasopslag

ex-post

2024

Afgerond4

4

Kamerstuk 29 023, nr. 494

Onderzoek naar impact beleidsopties waterstof-instrumentarium op ontwikkeling van de waterstofmarkt

ex-ante

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 32 813, nr. 1314

1

Dit betreft een synthese van evaluaties van de gewijzigde Elektriciteit- en gaswet en Warmtewet die conform de ontwerpbegroting EZK 2024 waarschijnlijk voorzien is in 2029.

2

De realisatie van WarmtelinQ is nog niet volledig voltooid en WarmtelinQ zal niet voor het najaar van 2025 in gebruik worden genomen. Formeel loopt de beschikking voor de investeringssubsidie tot 2027. De ontwikkelsubsidie is verlopen in 2023. Beide subsidies zullen pas worden geëvalueerd in 2027 wanneer deze beide zijn verlopen.

3

Evaluatie in afrondende fase. De uitkomst wordt Q2/Q3 naar de Kamer gezonden.

4

Zoals verplicht op grond van de Verordening gasleveringszekerheid wordt het BHG in 2023 op basis van een evaluatie geactualiseerd (Kamerstuk 29 023, nr. 418). De visie gasopslag is op 23 juni 2023 naar de Kamer gegaan (Kamerstuk 29 023, nr. 442). Het BHG is inmiddels geëvalueerd en geüpdate en op 27 maart 2024 naar de Kamer gezonden.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2024 SEA-thema: Herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)

Evaluatie Vulmaatregelen gasopslagMede naar aanleiding van de twee vulmaatregelen die in 2022 en 2023 getroffen zijn, heeft Kyos in opdracht van EZK een onderzoek uitgevoerd naar mogelijke structurele vulmaatregelen. Hierin reflecteert Kyos ook op de twee vulmaatregelen uit 2022 en 2023, en de vulmaatregelen van andere lidstaten. Kyos adviseert de rol van een vulagent sterker te verankeren en, eventueel, dit aan te vullen met een van de volgende drie opties: 1) vulverplichting voor capaciteitshouders gecombineerd met een boete en een financiele stimulans; 2) beperkte strategische reserve; 3) vulverplichting voor leveranciers. Kyos raadt andere maatregelen af. Ook wijst Kyos op het belang van een goed functionerende markt, flexibiliteit en een sterke rol van ACM.

Tabel 102 SEA-thema: Een veilig Groningen met perspectief

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Groningers boven Gas

Overig

2023

Afgerond

5

Kamerstuk 35 561, nr. 5

     

Kamerstuk 35 561, nr. 6

     

Kamerstuk 35 561, nr. 17

Instrumentevaluaties / monitor:

     

Evaluatie Commissie Mijnbouwschade

ex-post

2023

Afgerond

5

Kamerstuk 32 849, nr. 232

Evaluatie Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG)

ex-post

2023

Afgerond

5

Kamerstuk 33 529, nr. 1163

Evaluatie Waardevermeerderingsregeling i.c.m. schademeldingen

ex-post

2025

Lopend1

5

 

Evaluatie Woonbedrijf

ex-post

2025

Lopend2

5

 

Evaluatie Subsidieregelingen Bestuurlijke afspraken

ex-post

 

Lopend2

5

 
1

Afronding evaluatie verwacht in Q1 2025. Vertraging oplevering vanwege onvoorziene strenge privacy-vereisten rond data-uitwisseling.

2

Afronding evaluatie loopt door naar 2025.

Tabel 103 Overige evaluaties/doorlichtingen

Titel onderzoek

Type onderzoek

Afronding

Status

Begrotings-artikel(en)

Vindplaats

Agentschapsdoorlichting NEa

overig

2023

Afgerond

4

Kamerstuk 25 268, nr. 214

Deze bijlage van het jaarverslag heeft betrekking op ingeplande evaluaties in de SEA van EZK van de ontwerpbegroting 2024 (zie: tabel SEA OB2024 EZK en bijlage 6: Uitwerking SEA OB2024 EZK).Voor het meest recente overzicht van de programmering van periodieke rapportages/beleidsdoorlichtingen, zie: www.rijksfinanciën.nl.

Licence