Inleiding
Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Deze zijn gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie begroting XIV Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en F Diergezondheidsfonds Rijksbegroting 2024 bijlage 6). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recent afgeronde evaluatieonderzoeken staan opgenomen in bijlage 3 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.
Doelstelling: Versterken concurrentiekracht duurzame agroketens
Export van agrarische producten uit Nederland (Bron: WSER en CBS) | |||||||||
Land | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 (raming) |
Duitsland | 21.836 | 22.905 | 22.688 | 23.579 | 24.496 | 26.100 | 29.300 | 29.500 | 32.000 |
België | 9.119 | 10.099 | 10.254 | 10.779 | 10.708 | 12.300 | 14.500 | 15.000 | 16.000 |
Frankrijk | 7.001 | 7.747 | 7.665 | 7.726 | 7.571 | 8.700 | 10.100 | 10.700 | 10.900 |
Verenigd Koninkrijk | 8.321 | 8.576 | 8.591 | 8.658 | 8.524 | 8.400 | 9.300 | 9.400 | 9.500 |
China | 2.400 | 2.400 | 2.400 | 3.100 | 3.800 | 3.700 | 4.300 | 3.200 | 2.800 |
Overige landen | 36.123 | 38.335 | 38.798 | 40.781 | 40.640 | 45.200 | 54.300 | 55.200 | 57.700 |
Totaal landen | 84.800 | 90.062 | 90.396 | 94.623 | 95.739 | 104.400 | 121.800 | 123.000 | 128.900 |
Kengetallen land- en tuinbouw bedrijven (bron: CBS) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Jaartal | 2000 | 2010 | 2015 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 (raming) |
Aantal land- en tuinbouw bedrijven | 97.390 | 72.320 | 63.910 | 53.910 | 53.233 | 52.700 | 52.110 | 50.975 | 50.900 | 50.181 |
Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€) | 41.400 | 46.800 | 52.500 | 71.400 | 52.100 | 83.500 | 113.600 | 119.000 | 109.000 | |
Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten | 22.000 | 24.434 |
Kengetallen toegevoegde waarde (bron: WSER) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Jaartal | 2010 | 2015 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Toegevoegde waarde van het agrocomplex (mld. €) | 45 | 49 | 54 | 56 | 55,8 | 57,7 | 66 |
Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%) | 64% | 61% | 57% | 59% | 57% | 58% | 61% |
Werkgelegenheid in het agrocomplex | 545.000 | 529.000 | 570.000 | 573.000 | 583.000 | 600.000 | 605000 |
Waarvan gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen (%) | 68% | 67% | 66% | 67% | 63% | 63% | 64% |
Kengetallen bedrijfshoofd (bron: CBS) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kengetal bedrijfshoofd | 2000 | 2004 | 2008 | 2012 | 2016 | 2020 | 2023 | 2024 |
Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar | 54.102 | 46.414 | 39.839 | 39.508 | 33.202 | 34.136 | 27.970 | |
Waarvan zonder opvolging (%) | 59% | 64% | 72% | 66% | 62% | 60% | 57% | |
Toelichting
1. Export van agrarische producten uit Nederland
Bovenstaande tabel toont de belangrijkste exportlanden (in waarde) van Nederland met betrekking tot agrarische producten en de totale (agrarische) exportwaarde van Nederland.
2. Aantal land- en tuinbouw bedrijven
Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouw bedrijven weer dat actief is in Nederland. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het CBS. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.
3. Gemiddelde inkomen per onbetaalde aje in de primaire sector (€)
Dit kengetal geeft het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de primaire landen tuinbouwsector weer in euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Deze gegevens worden verzameld door Wageningen Social & Economic Research via het Bedrijveninformatienet (BIN).
Wageningen Social & Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde aje. Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Social & Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Daarmee is het resultaat dus gekoppeld aan de hoeveelheid input.
4. Aantal landbouwbedrijven met verbrede landbouw activiteiten
Dit kengetal geeft het aantal land- en tuinbouwbedrijven weer dat een of meer verbredingsactiviteiten als aanvullende inkomstenbron heeft. De gegevens voor dit kengetal komen uit de landbouwtelling en worden gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet. De verbredingscijfers op basis van de Landbouwtelling kunnen een onvolledig beeld geven, onder andere omdat steeds meer ondernemers hun bedrijven (als gevolg van bv. wetgeving, fiscale voordelen, of risicospreiding) splitsen in meerdere zelfstandige bedrijven met eigen rechtsvorm en boekhouding. Deze bedrijven komen mogelijk niet in beeld via de Landbouwtelling.
Onder verbredingsactiviteiten wordt verstaan: Verkoop aan huis, stalling van goederen of dieren, agrotoerisme, verwerking van landbouwproducten, zorglandbouw, aquacultuur, loonwerk voor derden, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische kinderopvang, boerderij educatie en energieproductie (levering aan derden).
5. Toegevoegde waarde van het agrocomplex
Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.
Dit kengetal geeft de toegevoegde waarde van dit gehele complex weer in miljarden euro’s. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de toegevoegde waarde is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Social & Economic Research.
6. Werkgelegenheid in het agrocomplex
Het agrocomplex bestaat uit het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de agrarische sector die als een samenhangende keten kan worden gezien. Dit bestaat uit de agrarische sector - opgebouwd uit de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij – plus de toeleverende partijen van goederen en diensten zoals veevoer, kunstmest, energie, machines, stallen, kassen, veterinaire en zakelijke diensten enerzijds en de verwerking, handel en distributie anderzijds.
Dit kengetal geeft de werkgelegenheid in dit gehele complex weer in het aantal arbeidsjaren. Een deel van de activiteiten van het totale agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde agrarische grondstoffen, zoals cacao, granen, soja en tabak. De rest is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Bij dit kengetal is ook aangegeven welk percentage van de werkgelegenheid is gebaseerd op binnenlandse agrogrondstoffen. Deze gegevens zijn gebaseerd op data van Wageningen Social & Economic Research.
7. Aantal bedrijven met een bedrijfshoofd van ≥ 55 jaar
Dit kengetal laat het aantal bedrijven zien dat een bedrijfshoofd heeft van 55 jaar of ouder. Ook wordt weergegeven welk percentage van deze bedrijven al een opvolger heeft. Deze gegevens worden verzameld in de Landbouwtelling en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.
Doelstelling: Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit
Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voldoen controle vereisten HACCP (bron: NVWA) | ||||||||
Indicator | Referentie-waarde | Peil-datum | Raming 2022 | Realisatie 2022 | Raming 2023 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | Streef-waarde |
Nalevings-niveau HACCP-verplichting | 80% | 9-Apr | 92% | 93% | 94% | 87% | 92% | 100% |
Vertrouwen consument in veiligheid voedsel (bron: NVWA consumentenmonitor) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kengetal | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Meest recente jaar |
Mate van vertrouwen consumenten in voedsel | Geen meting | Geen meting | 3.2 | 3.2 | Geen Meting | 3.34 | Geen meting | 3,36 | 2023 |
Toelichting
1. Voldoen controlevereisten HACCP
Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.
Voor de berekening van het nalevingspercentage HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) is uitgegaan van de resultaten die tijdens volledige audits bij slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en koel- vrieshuizen zijn beoordeeld door auditoren van de NVWA. Voor 2024 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 92,1%. Dit percentage is net als in 2023 het geval was niet geheel te vergelijken met voorgaande jaren. Vanaf september 2023 is gestart met een nieuwe auditvragenlijst om de audits efficiënter in te richten. Waar voorheen alle auditvragen individueel werden beoordeeld op wel of geen overtreding, wordt dit nu alleen aan het eindoordeel gegeven. Dit geeft een meer transparant eindoordeel. De aanpassing van de vragenlijst en de extra aandacht voor het invullen is van invloed op het (niet) nalevingspercentage 2023 en 2024 ten opzichte van voorgaande jaren. Het percentage ernstige overtredingen is in 2024 iets gedaald t.o.v. 2023.
2. Vertrouwen consument in veiligheid voedsel
De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats. In 2024 is geen onderzoek uitgevoerd. De meest recente meting is in 2023 uitgevoerd.4
De NVWA Consumentenmonitor 2023 laat zien dat het vertrouwen in het systeem van voedselveiligheid behoorlijk stabiel is. Dit vertrouwen wordt uitgedrukt in het kengetal: de representatie van de antwoorden op 1 algemene vraag: ‘Ik maak mij zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen’. Het kengetal wordt berekend door de schaal = 6 – [gemiddelde score op deze negatief gestelde vraag]. Het kengetal bedroeg in 2021 3,34 en in 2023 3,36, en toont dus een minieme stijging van 0,02. Daarmee is het vrijwel gelijk aan de waarde aan het begin van deze eeuw.
Voedselverspilling (kiloton) (bron: Monitor voedselverspilling update 2009-2020, WFBR, 2023) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kengetal | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | Meest recente jaar |
Voedsel-verspilling (kiloton) | min: 1.781 max: 2.466 | min: 1.814 max: 2.509 | min: 1.649 max: 2.568 | min: 1.514 max: 2.380 | 2811 (nieuwe methode nu incl. onvermijdbare restromen!) | 2.510 | 2.350 | 2022 |
Afgeleide voedselverspilling in kiloton (absoluut en percentage) (bron: Monitor voedselverspilling) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | Meest recente jaar | Streefwaarde | |
Afgeleide voedsel-verspilling in kiloton (absoluut) | 2.124 | 2.162 | 2.109 | 1.947 | 2.811 (nieuwe methode) | 2.510 | 2.350 | 2.022 | 1.081 (2030) |
Afgeleide voedsel-verspilling in % (relatief) | 98 | 100 | 98 | 90 | t.o.v. omgerekende cijfers: 87 | 83 | 85 | 2022 | 50 |
Duurzaam voedsel (consumentenbestedingen aan voor consumenten herkenbaar duurzamer geproduceerd voedsel) (bron: Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research) | |||||
---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Totale consumenten-bestedingen aan duurzaam voedsel (x€1.000.000.0000) | 7,6 | 8,5 | 9,5 | 10,8 | 12,6 |
Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel | 14% | 17% | 19% | 18% | 19% |
Toename bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar | 18% | 7% | 12% | 13% | 14% |
Toelichting
1. Voedselverspilling (kiloton)
Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedselverspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. Per hoofd van de bevolking bedroeg de voedselverspilling in 2022 134 kilogram, in totaal 2.350 kiloton. Dit is lager dan het voorgaande jaar, in 2021 was dat 2.510 kiloton.
De omvang van de voedselverspilling is vanwege de vergelijkbaarheid per hoofd van de bevolking omgerekend naar de omvang volgens de voormalige definitie (2020 en eerder): in 2022 is dat 99-117 kilogram; in 2021 is dat 94-116 kilogram; in 2020 is dat 97-123 kilogram; in 2019 was dit 88-136 kilogram per hoofd van de bevolking. We zien dan een flinke daling in de bovengrens.
2. Afgeleid voedselverspilling in kiloton
Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling werd tot en met 2019 de omvang van de voedselverspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Hoewel het niet correct is om te stellen dat het ‘midden’ van de bandbreedte de hoeveelheid voedselverspilling aangeeft, was deze afgeleide voedselverspilling wel een indicatie van de ontwikkeling.
3. Duurzaam voedsel
De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend.
Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof (bron: CBS) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 (prognose) | |
Landelijk | 489,7 | 489,4 | 471 | 467,1 | 463,5 | 448,1 |
Melkvee | 279,9 | 286,5 | 273 | 269,2 | 273,8 | 265,6 |
Varkens | 93,7 | 91,8 | 88,9 | 88,6 | 81,7 | 79,1 |
Pluimvee* | 56 | 54,7 | 54,3 | 53,9 | 52,6 | 50,4 |
Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg fosfaat (bron: CBS) | ||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 (prognose) | |
Landelijk | 155,5 | 150,7 | 148 | 150,4 | 147,5 | 147 |
Melkvee | 75,5 | 73,6 | 74,2 | 77,2 | 75,6 | 77,3 |
Varkens | 36,8 | 36,7 | 34,5 | 34,4 | 32,8 | 31,7 |
Pluimvee* | 25,1 | 24,1 | 23,2 | 22,5 | 23 | 21,9 |
Gemiddelde nitraatconcencratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven (bron: RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bodemsoort | 2012-2015 | 2016-2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2020-2023 | Streefwaarde |
Löss | 68 | 63 | 100 | 77 | 73* | 76** | 82** | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond |
Zand | 55 | 50 | 72* | 72 | 59* | 59 | 66 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond |
Klei | 23 | 30 | 45 | 40 | 27 | 27 | 35 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond |
Veen | 8 | 7 | 11 | 14 | 7 | 10 | 11 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond |
Totale CO2-emissie glastuinbouw (bron: energiemonitor glastuinbouw WEcR) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Indicator | 2015 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | Meest recente jaar | Streefwaarde 2030 |
Totale broeikas-gasemissie glastuinbouw in CO2- equivalenten | 7,7 Mton | 7,9 Mton | 7,5 Mton | 8,2 Mton | 4,9 Mton | 5,1 Mton | 2023 | 4,3 Mton |
Toelichting
1. en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat
Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er sinds 2006 maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Deze zogenoemde mestproductieplafonds waren tot aan 2022 gelijk aan de gerealiseerde mestproductie in 2002. Vanwege de derogatiebeschikking 2022-2025 is in 2022 eerst het landelijke mestproductieplafond aangepast en gelijkgesteld aan de gerealiseerde mestproductie in 2020; in 2024 zijn ook de sectorale mestproductieplafonds gelijkgesteld aan de gerealiseerde mestproductie in 2020. Met de wijziging van de Meststoffenwet die op 1 januari 2025 inwerking is getreden, is conform de derogatiebeschikking 23022-2025 het landelijke mestproductieplafond verder verlaagd en zijn de sectorale mestproductieplafonds hiermee in lijn gebracht. (https://zoekofficielebekendmakingen.nl/stb-2024-369.html)
De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieu technische grenzen die gesteld zijn. De excretie voor 2024 betreft een prognose op basis van de CBS-monitor Fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, derde kwartaal 2024. (CBS-monitor, derde kwartaal 2024)
3. Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven
Het mestbeleid is de implementatie van de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van grond en oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn liep tot 2022. Het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn loopt van 2022 tot en met 2025. Effecten van actieprogramma’s zijn eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kader richtlijn Water van chemisch schoon en ecologisch gezond water.
4. Broeikasgasemissie glastuinbouw in CO2-equivalenten
Dit jaarverslag rapporteert de CO2-emissiecijfers uit de jaarlijkse Energiemonitor Glastuinbouw van Wageningen Economic Research (WEcR). De Klimaat en Energieverkenning (KEV) rapporteert de totale broeikasgasemissie van de glastuinbouwsector. Deze broeikasgasemissie bestaat uit CO2 en methaanemissie en zijn te vinden in de bijlage van de KEV. In de Wet milieubeheer is vastgelegd dat de KEV- cijfers worden gebruikt voor wettelijke rapportages. In de Voorjaarsbesluitvorming klimaat 2023 (Kamerstuk 32813, nr.1230) is vastgelegd dat de broeikasgasrestemissiedoelstelling in 2030 voor de glastuinbouw 4,3 Mton CO2-equivalenten is.
Aantal projecten toolbox kwekersrecht | |||
Raming 2023 | Realisatie 2023 | Raming 2024 | Realisatie 2024 |
10-15 projecten | 13 projecten | 10 tot 15 projecten | 14 projecten |
Toelichting
Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer productiviteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het PVP Development Program (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implementeren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd. Waar mogelijk en nuttig worden activiteiten online georganiseerd.
Jaarlijks komen via o.a. landbouwattache’s voorstellen voor projecten binnen. Deze worden door een internationale stuurgroep beoordeeld en geprioriteerd. Voor de Toolbox Kwekersrecht was in 2024 een bedrag van € 230.000 beschikbaar. In 2024 zijn met dit budget 14 projecten uitgevoerd. De projecten liepen uiteen van het ondersteunen van landen bij de implementatie van hun kwekersrecht-regelgeving, het trainen van specialisten en overdragen van technische kennis, het met derde landen organiseren van seminars om kennis en bewustwording van het belang van een goed kwekersrecht-systeem te verhogen en het ondersteunen van een IT-systeem dat internationale uitwisseling van kwekersrecht-informatie faciliteert. Betrokken landen waren in 2024 Armenië, Azerbeidzjan, Dominicaanse Republiek, Ghana, Japan, Kazachstan, Kenia, Marokko, Servië, Thailand en Turkije.
Reductie antibioticagebruik in de dierhouderij (bron: SDa) | ||||||
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | Streefwaarde | Planning |
Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij | Antibiotica verkoop in 2009 | 2009 | 76,40% | Volgt in Sda rapportage 2025 | 70% reductie (ten opzichte van 2009) | Is nog niet bepaald |
Toelichting
De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2024 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoel stellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2023 was 76,4%.
Doelstelling: Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit
Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Raming 2027 |
62.116 ha | 69.989 ha | 76.943 ha | 83.968 ha | 88.795 ha | 90.168 ha | 101.355 ha | 130.000 ha |
Toelichting
1. Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal
Via het integreren van natuurbeheer in de agrarische bedrijfsvoering verbetert de kwaliteit van het ecosysteem, neemt de druk op het milieu af en ontstaat meer broed-, foerageer- en schuilplekken voor specifieke soorten. Om deze ontwikkeling te stimuleren en te ondersteunen zetten provincies en LVVN een scala aan instrumenten in, waaronder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). De oppervlakte uitgevoerd beheer in 2023 (betaald in 2024) bedraagt 101.355 ha. Dit is een toename van ruim 10% vergeleken met het areaal beheerd agrarisch gebied in 2022 en is in lijn met de doelstelling van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB 2023-2027) om in 2023 100.000 ha. ANLb te realiseren, oplopend naar 130.000 ha. in 2027. Via het ANLb sluiten provincies contracten af met agrarische collectieven met afspraken over de omvang en uitvoering van de verschillende beheerpakketten, gericht op de leefgebieden «open grasland», «open akkerland», «groene en blauwe dooradering», «water» en «klimaat». Het kengetal geeft weer op hoeveel agrarisch areaal de ecologische randvoorwaarden voor behoud van (dier)soorten worden verbeterd. Het kengetal geeft nog geen indicatie over de ontwikkeling van de populatie van de betreffende diersoorten. Dit hangt van meer factoren af.
2. Uitbreiding bossen in Nederland
In 2021 bedroeg de oppervlakte bos 363.801 hectare5. Daarmee bestaat het landoppervlak van Nederland voor 11% uit bos. Voor het jaar 2024 zijn vooralsnog geen nieuwe cijfers beschikbaar. Deze komen elke 5 jaar uit de nationale bosinventarisatie. In 2027 wordt opnieuw het areaal bos vastgesteld. Vanaf 2021 wordt via de Bossenstrategie werk gemaakt van een stevige stijging van het bosareaal, waardoor in 2030 er 37.400 hectare bos bij moet zijn gekomen. In de voortgangsrapportage natuur (VRN) wordt gerapporteerd over de voortgang van de bossenstrategie. De meest recente6VRN laat zien dat tot en met 2023 binnen en buiten het NNN samen met de bovenwettelijke compensatie 1436 hectare bos is gerealiseerd. Het tempo van realisatie ligt daarmee ver achter op de gestelde doelen. In plaats van een noodzakelijke versnelling, laten de cijfers na een eerste voorzichtige start tot en met 2022, een stagnatie zien in 2023. Een belangrijke reden hiervoor is de aanhoudende onzekerheid over de financiering onder meer door het wegvallen van het transitiefonds. Nieuwe middelen voor financiering zijn (vooralsnog) niet voorzien.
Figuur 3

De Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI) rapporteert elke 5 jaar over de staat van het Nederlandse bos. In juni 2022 is de meest recente NBI verschenen en die rapporteert over de periode 2017-2021. In 2021 bedroeg de oppervlakte bos 363.801 hectare7. Het oppervlakte bos in 2021 is beperkt gedaald ten opzichte van het bosareaal in 2017. Net als in de voorgaande periode is het areaal bos teruggelopen doordat bos verdwenen is voor andere natuurtypen en er tijdelijke bossen op agrarische grond zijn teruggezet naar landbouwareaal. Rijk en provincies hebben in de landelijke Bossenstrategie uit 2020 een ambitie gesteld om het areaal bos in Nederland met 10% te vergroten (37.400 hectare) tot en met 2030. De voortgangsrapportage natuur (VRN) rapporteert jaarlijks over de voortgang van de Bossenstrategie. In 2021 tot en met 2023 is in totaal 1.463 ha bos gerealiseerd (10e VRN, december 2024). Gegevens over de voortgang van de bossenstrategie in 2024 komen eind 2025 beschikbaar.
Uitbreiding bossen in Nederland (bron: vierjaarlijkse Nederlandse Bos Inventarisatie (NBI) | |||
---|---|---|---|
Startpunt 2021 | Tussendoelen in periode 2021-2030 | Streefdoel 2030 | |
Areaal bos in Nederland | 363.801 ha | 1.436 ha uitbreiding gerealiseerd | 37.400 ha uitbreiding |
Condities voor VHR-doelbereik landnatuur
Om de effecten van het beleid te laten zien, gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) condities voor het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) van landnatuur als indicator. Deze indicator wordt modelmatig berekend door het effect in te schatten van de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) op de staat van instandhouding van VHR-soorten.
Het getal van ruim 57% condities voor VHR-doelbereik in 2022 betekent dat er voor ruim 57% van de VHR-soorten een duurzame instandhouding bereikt kan worden op basis van de bekeken condities.
In deze modelberekening zijn actuele (meet)gegevens van het RIVM en de provincies gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities konden niet worden gebruikt door het ontbreken van monitoring op dit vlak. De toename in condities voor VHR-doelbereik sinds 2018 komt vooral voort uit de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland door aankoop en inrichting van nieuwe natuur. De indicator wordt door het PBL tweejaarlijks berekend in het kader van de evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering.
Figuur 4

Bron: Planbureau voor de Leefomgeving clo.nl/nl1606
*het planpotentieel is het te verwachten effect in 2030 als het concreet uitgewerkte voorgenomen beleid volledig, zonder vertraging en ecologisch optimaal wordt uitgevoerd. Daarbij is dus geen rekening gehouden met de te lage realisatiesnelheid waarover in de tiende Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33576, nr. 416) is gerapporteerd.
Fauna van land en zoetwater
De ‘Fauna op land’ in figuur 5 is in figuur 6 verder toegelicht voor bos, open natuurgebieden, agrarisch gebied en broedvogels in stedelijk gebied. De afzonderlijke gegevens van bos en open natuurgebieden in bovenstaande figuur waren in de begroting 2024 samengevoegd weergegeven in de figuur ‘Fauna in natuurgebieden op land’.
Figuur 5

Bron: NEM (Soortenorganisaties, CBS) clo.nl/nl1569
Figuur 6

Bron: NEM (Soortenorganisaties, CBS) clo.nl/nl1162, clo.nl/nl1586, clo.nl/nl1580, clo.nl/nl1585
Sinds 1990 is de populatieomvang van zoetwater- en moerassoorten sterk toegenomen. Dit is mede een gevolg van een sterk verbeterde waterkwaliteit, met name dankzij verbeterde rioolwaterzuiveringen en afname van meststoffen in het water. Ook zijn er natuurherstelmaatregelen genomen en is de oppervlakte moeras uitgebreid. Tenslotte zijn er relatief veel soorten die profiteren van de klimaatverandering en flink in aantal of verspreiding zijn toegenomen. Dit heeft ook een keerzijde: soorten die gevoelig zijn voor droogval of hittestress namen de laatste jaren juist af.
Voor de afname van de populatieomvang van landsoorten is onder meer een aantal soorten van open natuurgebieden (heide, duinen, schrale graslanden) verantwoordelijk. De hoge stikstofdepositie speelt bij die afname een belangrijke rol, naast verdroging, verminderde dynamiek en versnippering van leefgebieden.
Ook soorten van het agrarisch gebied zijn gemiddeld genomen aanzienlijk afgenomen, zoals grutto en kievit. Een waaier aan oorzaken is hiervoor verantwoordelijk, waaronder intensivering van het agrarisch gebruik. Bossoorten daarentegen zijn gemiddeld juist iets toegenomen. Dit heeft vooral te maken met het ouder en gevarieerder worden van de bossen.
De trend van vogelsoorten in stedelijk gebied daalt licht. De daling betreft vooral soorten van parken, struwelen en open groen. Watervogels en de slechtvalk gaan juist vooruit.
Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector
Mate van duurzame bevissing | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Basis- of Referentiewaarde en jaar | Huidige waarde en jaar | Streefwaarde en jaar |
Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden. | Basiswaarde 2022 per vlootsegment: Pelagisch: 1,01 Grootschalige boomkor: 0,69 | De laatst bekende waarde is 2022 | 1 (of lager) |
Toelichting
Voor het beoordelen of de Nederlandse vissersvloot afhankelijk is van overbeviste visbestanden en/of een biologisch risico vormt voor uitgeputte visbestanden wordt gebruik gemaakt van de duurzame oogst indicator. Indien deze indicator onder of gelijk is aan 1 is de oogst van het bestand in balans.
Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur
Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR (bron: Wageningen Research) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Raming 2023 | Realisatie 2023 | Raming 2024 | Realisatie 2024 | Streef-waarde | Planning |
Klanttevredenheid | 8,6 | 2020 | 8,5 | 8,8 | 8,5 | 8,7 | 8 | 2020 |
Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties | 93% | 2020 | >90% | 92% | >90% | 93% | >80% | 2020 |
Percentage innoverende agrarische bedrijven (bron: WSER | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Raming 2023 | Raming 2024 | Streef-waarde | Planning |
Percentage innoverende agrarische bedrijven | 8% | 2017 | 8,90% | 5,30% | n.t.b. | 9 | n.b.t. | 10% | 2025 |
Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport (bron: WSER& CBS) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Raming 2023 | Realisatie 2023 | Raming 2024 | Streef-waarde | Planning |
Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport | 9.5% | 2019 | 9,30% | 9,80% | 8,84% | 8.78% | n.b.t. | 12% | 2021 |
Verhouding duurzame / totale investeringen (bron: WSER) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Realisatie 2022 | Raming 2023 | Huidige schatting 2021 | Streefwaarde | Planning |
Verhouding duurzame / totale investeringen | 25% | 2017 | 18% | 27% | n.t.b. | 29 | n.b.t. | 27% | 30% | 2025 |
Toelichting
1. Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR
In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klant tevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert.
3. Percentage innoverende agrarische bedrijven
Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).
4. Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport
Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.
5. Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen
Deze indicator toont het aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders over bedrijfsspecifieke vragen en behoeften gericht op aandachtsgebieden binnen de kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om te komen tot bedrijfsaan passingen in de eigen landbouwpraktijk. Voorbeelden van aandachtsgebieden zijn onder meer stikstofreductie, precisielandbouw, weerbare teelten, duurzaam bodembeheer, biodiversiteit, persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer en de verduurzaming van zijn bedrijf, Boeren en tuinders die een voucher hebben toegekend gekregen ontvangen een bedrijfsadvies op maat door een onafhankelijke erkende bedrijfsadviseur. Deze indicator vervalt per 1 januari 2024. Dit houdt verband met de realisatie van de streefwaarde conform planning. In 2023 is de realisatie hoger uitgevallen dan de oorspronkelijke raming vanwege een extra openstelling voor bedrijfsadviezen in het kader van de aanpak piekbelasting. In totaal zijn over de hele periode (2020-2023) rond de 14.750 vouchers voor bedrijfsadviezen toegekend. Deze indicator komt voort uit de Sabe regeling en deze is per 1 januari 2023 omgezet naar het NSP/GLB. Er zijn nieuwe output- en resultaatindicatoren afgesproken voor alle regelingen die in het NSP/GLB zitten waaronder ook de Sabe regeling. De informatievoorziening hierover zal via de hiervoor opgezette verantwoordingssystematiek lopen.
6. Verhouding duurzame / totale investeringen
Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.
7. Monitoring van de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) van Landbouw, Water en Voedsel
Het doel van monitoring en effectmeting van de KIA LWV is dat we willen weten of we via kennis- en innovatieontwikkelingen in elk Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma (MMIP) bijdragen aan het behalen van de missiedoelen. Voor de KIA LWV is er een monitoringsdashboard ontwikkeld met kern KPI’s zodat de verschillende stakeholders geïnformeerd kunnen worden voor verdere sturing, verantwoording en leren. Het dashboard wordt jaarlijks opgeleverd (eerste oplevering voorjaar 2025). We monitoren de instrumenten zoals PPS-projecten, beleidsondersteunend onderzoek en projecten gericht op kennisvalorisatie zoals Kennis op Maat.