Base description which applies to whole site

12. Koopkracht

In de in dit hoofdstuk gepresenteerde koopkrachtcijfers (boxplot en voorbeeldhuishoudens) wordt de verandering van het besteedbaar inkomen tussen 2023 en 2024 weergegeven, gecorrigeerd voor inflatie.

In koopkrachtberekeningen wordt ervan uitgegaan dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van mensen (ook wel statische koopkracht genoemd). De berekeningen geven een inschatting van de effecten van economische ontwikkelingen en van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen huishoudens. De berekeningen zijn echter minder geschikt om de koopkracht voor individuele gevallen te voorspellen. Belangrijke gebeurtenissen zoals het vinden of verliezen van een baan of het maken van promotie kunnen immers niet meegenomen worden in de berekeningen en hebben doorgaans een groot effect op de persoonlijke koopkrachtsituatie. Dit moet altijd in ogenschouw gehouden worden bij het interpreteren van koopkrachtcijfers.

In 2024 heeft de loongroei zich gunstig ontwikkeld ten opzichte van de inflatie. Dit heeft voor een positieve reële inkomensontwikkeling gezorgd. Ook uitkeringen en AOW stijgen (vertraagd) mee met de lonen. Dat de loongroei in 2024 hoger was dan de inflatie had te maken met de vertraagde reactie van lonen op de inflatieschok als gevolg van de energiecrisis en met de krapte op de arbeidsmarkt.

De koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd in een boxplot waarin de koopkrachtontwikkeling van het 25e percentiel, het 50e percentiel (de mediaan) en het 75e percentiel van de verschillende huishoudens is weergegeven (figuur 8). De huishoudens zijn hierin gerangschikt van lage naar hoge koopkrachtontwikkeling. In de boxplot is de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling zichtbaar.

Figuur 8 Boxplot raming (linkerkolom) en realisatie (rechterkolom) koopkrachtontwikkeling 2024

Figuur 8 presenteert de verwachte en gerealiseerde koopkrachtontwikkeling van 2024 in een boxplot. De linkerkolom toont de raming voor 2024 bij de Miljoenennota. De rechterkolom toont de realisatie van 2024. De mediaan van alle huishoudens is bij de raming +1,7% en bij de realisatie +2,9%.

Bron: SZW-berekeningen op basis van Macro-economische Verkenning (MEV) 2024 en Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en VWS-raming van zorgpremies.

Ten opzichte van 2023 steeg de mediane koopkracht in 2024 met 2,9%. In de begroting voor 2024 werd een lagere mediane koopkrachtontwikkeling van 1,7% geraamd. De contractlonen voor 2024 zijn positiever uitgevallen dan in de raming bij de begroting. De contractloonstijging bij de bedrijven kwam uit op 6,7%, terwijl deze contractloonstijging bij de begroting op 5,6% werd geraamd. De inflatie (alternatieve cpi voor koopkracht) is juist lager uitgevallen dan initieel geraamd: 3,1% bij dit jaarverslag versus 3,6% in de raming bij de begroting. Beide factoren zijn gunstig voor de koopkracht.

De opwaartse bijstelling van de contractloonontwikkeling en de neerwaartse bijstelling van de inflatie verklaren mede waarom de positievere koopkrachtontwikkeling breed gedragen wordt. Een lager dan geraamde inflatie is gunstig voor alle huishoudens. Daarnaast hebben niet alleen werkenden profijt van hogere contractlonen maar ook uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden vanwege de (vertraagde) doorwerking van lonen op de uitkeringen en AOW.

Naast de reële loonontwikkeling had kabinetsbeleid invloed op de koopkrachtontwikkeling. Het kabinet stelde de volgende maatregelen voor:

  • Het kabinet verhoogde het kindgebonden budget met € 619 voor het eerste kind en € 752 voor het tweede kind en verder. De bedragen voor kinderen tussen 12 en 17 jaar zijn extra verhoogd met € 400. De alleenstaande-ouderkop wordt met € 750 verlaagd en het afbouwpunt voor paren met € 11.111.

  • De huurtoeslag werd € 416 op jaarbasis structureel verhoogd ten opzichte van het basispad van 2024.

  • De arbeidskorting op het tweede knikpunt werd structureel met € 115 verhoogd.

  • Een envelop voor inkomensverbeterend beleid voor huishoudens in Caribisch Nederland, waarmee voor deze huishoudens het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de kinderbijslag verhoogd zijn.

  • Het aanvangspunt in het toptarief in de inkomstenbelasting werd geïndexeerd met 3,55% in plaats van de tabelcorrectiefactor van 9,9%.

  • Indexatie van het aanvangspunt van het tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd in de inkomstenbelasting met 3,55% in plaats van 9,9%.

  • Introductie van een minimumuurloon in 2024.

  • Verlaging van de zelfstandigenaftrek met € 1280 tot € 3750.

  • Verlaging van de MKB-winstvrijstelling van 14% naar 13,31%.6

Na de presentatie van de begroting heeft de Tweede Kamer de begroting gewijzigd aangenomen. De stijging van de tabelcorrectiefactor voor 2024 is verlaagd om de kinderbijslag beleidsmatig te verhogen (Stb. 2024, 6). Daarnaast is de verlaging op de diesel- en benzineaccijnstarieven verlengd naar 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 83). Ook is de maximum­uurprijs in de kinderopvangtoeslag extra verhoogd en werden middelen vrijgemaakt met als doel om het wettelijk minimumloon extra te verhogen (Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 83). De Eerste Kamer stemde later tegen de beleidsmatige verhoging van het wettelijk minimumloon. Tot slot heeft het kabinet in 2024 de huurtoeslag voor 2024 met € 36,60 per jaar extra verhoogd vanwege een gemaakte rekenfout in de koopkrachtcijfers voor een aantal voorbeeldhuishoudens (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 66 en Kamerstukken II 2023/24, 36 525, nr. 2).

Naast de boxplot op basis van een representatieve steekproef berekent SZW de koopkrachtontwikkeling van voorbeeldhuishoudens. Ook de voorbeeldhuishoudens hadden in 2024 een hogere koopkrachtontwikkeling dan initieel geraamd bij begroting (tabel 130). Zoals hierboven toegelicht, hangt dit samen met de contractlonen en inflatie.

Tabel 130 koopkrachtontwikkeling voorbeeldhuishoudens voor 2024 (raming en realisatie)

Koopkrachtontwikkeling

Raming

Realisatie

Actieven:

   

Alleenverdiener met kinderen

 

modaal

 

4,1%

5,0%

2 x modaal

3,0%

4,2%

    

Tweeverdieners

  

modaal + ½ x modaal met kinderen

3,5%

4,8%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

2,0%

3,0%

2½ x modaal + modaal met kinderen

2,0%

3,1%

modaal + modaal zonder kinderen

2,7%

3,6%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

2,1%

3,0%

Alleenstaande

  

minimumloon

2,7%

3,0%

modaal

 

2,7%

3,6%

2 x modaal

1,7%

2,7%

    

Alleenstaande ouder

  

minimumloon

3,8%

4,5%

modaal

 

4,7%

5,7%

    

Inactieven:

  

Sociale minima

  

paar met kinderen

3,5%

4,3%

alleenstaande

‒ 4,6%

‒ 4,3%

alleenstaande ouder

1,0%

1,9%

    

AOW (alleenstaand)

  

(alleen) AOW

‒ 3,2%

‒ 2,8%

AOW +10000

1,1%

1,7%

    

AOW (paar)

  

(alleen) AOW

‒ 1,7%

‒ 1,4%

AOW +10000

1,4%

1,9%

AOW +30000

1,8%

2,6%

Bron: SZW-berekeningen op basis van Macro-economische Verkenning (MEV) 2024 en Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en VWS-raming van zorgpremies

De koopkrachtontwikkeling van een alleenstaande met een bijstandsuitkering op het sociaal minimum en gepensioneerden met enkel AOW was negatief. Dat hangt samen met de energietoeslag en de huurtoeslag. In 2023 konden huishoudens met een laag inkomen aanspraak maken op een energietoeslag. In 2024 is dat niet meer het geval. Het wegvallen van de energietoeslag heeft een drukkend effect op de koopkrachtontwikkeling van deze groepen. Daarnaast wordt de huurtoeslag standaard niet meegenomen in de berekening van de koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens, terwijl voor 2024 de huurtoeslag beleidsmatig verhoogd is. Tevens is de opwaartse bijstelling tussen raming en realisatie voor deze groep en de werkenden met minimumloon beperkter in vergelijking met de opwaartse bijstelling van andere groepen. Het grootste gedeelte van de opwaartse bijstelling van de contractlonen vond plaats bij de cMEV2025-raming (augustus 2024). Als gevolg is deze stijging van de contractloonstijging niet vertaald in een stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2024 en 1 juli 2024. Dit zal in 2025 plaatsvinden.

Het CPB publiceert sinds 2022 een raming van de ontwikkeling van de armoede. Deze raming laat zien hoeveel mensen een inkomen hebben onder de armoedegrens (het benodigde budget om in de basisbehoeften te kunnen voorzien). Daarnaast wordt in beeld gebracht hoeveel kinderen in armoede leven. In tabellen 131 en 132 worden de resultaten van de armoederaming voor de periode 2022- 2024 getoond.

Tussen de raming en bij de begroting en realisatie heeft het CPB de armoededefinitie voor de armoederaming veranderd.7 Tot en met MEV2025 (september 2024; dus ook bij het opstellen van de begroting) gebruikte het CPB het ‘niet-veel-maar-toereikendcriterium’ van het SCP als armoedegrens. In oktober 2024 hebben CBS, SCP en Nibud een gezamenlijke armoededefinitie gepresenteerd.8 Het CPB sluit in het CEP2025 op deze nieuwe definitie aan. Hierdoor zijn armoedecijfers in zowel niveau als ontwikkeling veranderd en zijn de armoedecijfers lastig vergelijkbaar tussen de armoederaming bij begroting en bij Jaarverslag (CEP2025). De voornaamste verklaring voor de lagere armoedecijfers met de nieuwe definitie is dat deze rekening houdt met vermogen. Daarnaast rekent de definitie met de daadwerkelijke woon- en energiekosten.

Tabel 131 Personen en kinderen in armoede bij raming bij begroting, volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium

Raming bij begroting (MEV2024)

2022

2023

2024

Personen (% onder armoedegrens)

4,7%

4,8%

4,8%

Kinderen (% onder armoedegrens)

6,7%

6,2%

5,1%

Tabel 132 Personen en kinderen in armoede bij de realisatie in CEP2025, volgens de nieuwe armoededefinitie

Realisatie (CEP2025)

2022

2023

2024

Personen (% onder armoedegrens)

3,4%

3,1%

3,5%

Kinderen (% onder armoedegrens)

4,0%

3,6%

3,4%

Bron: SZW-berekeningen op basis van Macro-economische Verkenning (MEV) 2024 en Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en VWS-raming van zorgpremies

6

Het kabinet stelde voor om de MKB-winstvrijstelling te verlagen naar 12,7%. Per amendement van de Tweede Kamer werd deze voor 2024 bijgesteld naar 13,31% (Kamerstukken II 2023/24, 36 418, nr. 43).

7

Griffioen, 2025, CPB, https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Publicatie-het-ramen-van-de-nieuwe-armoededefinite.pdf

8

CBS, Nibud, SCP, 2024, https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2024/10/17/de-nieuwe-methode-om-armoede-in-nederland-te-meten

Licence