Base description which applies to whole site

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Het vermijden van de insleep van een dierziekte, het bewaken op de afwezigheid van een dierziekte en het bestrijden van een dierziekte als dat aan de orde is, is primair de verantwoordelijkheid van de houders van dieren. Consequentie van het houden van dieren is zorgplicht voor de dieren. Maar met name voor het effectief vermijden, opsporen en bestrijden van een dierziekte zijn in veel gevallen de mogelijkheden voor de individuele houder niet toereikend en is ondersteuning en/of de inzet van de overheid noodzakelijk. Voor zover de overheid en meer in het bijzonder het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hierbij betrokken is en die ondersteuning tot uitgaven leidt, worden deze uitgaven ten laste gebracht en verantwoord in het Diergezondheidsfonds.

Dierziekten maar in het bijzonder uitbraken van besmettelijke dierziekten, hebben niet alleen grote economische en financiële gevolgen voor de getroffen bedrijven, maar de uitbraak en of de bestrijding daarvan hebben veelal ook grote gevolgen voor de omliggende agrarische bedrijven alsmede voor de bedrijven in de vee- en vleessector en bedrijven in andere sectoren, zoals recreatie en toerisme. Ook particulieren in het betreffende gebied kunnen worden geconfronteerd met ingrijpende bestrijdingsmaatregelen. Afgezien van het inperken van de gevolgen van een uitbraak, dienen buurlanden en handelspartners verschoond te blijven van de export van een besmetting.

Het diergezondheidsbeleid is in de loop van de jaren geëvalueerd van een sector aangelegenheid naar een maatschappelijke aangelegenheid. De Nationale Agenda Diergezondheid 2007–2015 die op basis van een brede oriëntatie en consultatie tot stand is gekomen en op 12 oktober 2007 aan de Tweede Kamer is gezonden (kamerstuk 28 286, nr. 76), is daar de exponent van. Ook worden we de laatste jaren steeds vaker geconfronteerd met nieuwe, opkomende dierziekten die ook risico’s met zich mee kunnen brengen voor de volksgezondheid.

Van groot belang is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden voor het inperken van de verdergaande besmettingen en de gevolgen daarvan. Het signaleren van (mogelijke) ziekteverschijnselen vindt vooral plaats door houders van dieren die deze verschijnselen in het geval van aangifteplichtige dierziekten moeten melden. In aanvulling daarop worden bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de EU verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status.

Het voorgaande leidt tot ondersteuning en inzet van de overheid bij:

  • de bewaking van dierziekten;

  • de verdenking en bestrijding;

  • de welzijnsmaatregelen voor dieren bij een uitbraak.

De bestrijding van de zeer besmettelijke dierziekten vergt een organisatie die direct in staat is de noodzakelijke maatregelen te treffen. Deze organisatie voert het onderzoek uit bij meldingen van (vee)houders van mogelijke besmettingen. De kosten van het aanhouden van de crisisorganisatie bij LNV, worden verantwoord in de begroting van LNV (artikel 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid). De kosten van de voorzieningen en/of faciliteiten die door bedrijven beschikbaar worden gehouden voor onmiddellijk gebruik door, of in opdracht van LNV, worden ten laste van het Diergezondheidsfonds gebracht.

Daar waar de overheid inzet pleegt worden de kosten in eerste instantie betaald door de overheid. Het feit dat de overheid betrokken is vormt echter geen argument om de kosten dan ook bij de overheid neer te leggen. Vanuit het uitgangspunt dat een houder verantwoordelijk is voor de gezondheid van zijn dieren is het gerechtvaardigd deze kosten door te berekenen aan de sector.

De middelen ter financiering van de uitgaven van het Diergezondheidsfonds zijn afkomstig van het bedrijfsleven, van de Europese Unie en van het Rijk. De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord op het uitgavenartikel 25.12 «Handhaven diergezondheidsniveau» van de LNV-begroting. De bijdrage van het bedrijfsleven aan het DGF wordt verkregen op basis van het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» en heeft betrekking op de kosten van de bestrijding voor zover deze bij veehouders wordt uitgevoerd. De kosten voor de bestrijding, tot een per diersoort afgesproken plafond, worden voor 100% doorberekend aan de sector. De kosten van de bestrijding bij particulieren en hobbydierhouders worden gedragen door het Rijk.

Op 1 januari 2010 is de derde convenantsperiode ingegaan. Met ingang van die datum is het convenant op onderdelen aangepast. Het convenant bepaalt voor welke bewakings- en bestrijdingsactiviteiten de productschappen aan het DGF moeten betalen en de maxima per sector (rund, varken, pluimvee, schaap en geit). Het convenant heeft een looptijd tot 1-1-2015 en wordt vanaf 1 januari 2015 voor de duur van vijf jaren van rechtswege voortgezet, tenzij één van de convenantspartners (Rijk, Productschap Vee en Vlees, Productschap Pluimvee en Eieren en Productschap Zuivel) het convenant vóór 1 januari 2014 schriftelijk heeft opgezegd.

In onderstaande tabel zijn de maximale betalingsverplichtingen (plafondbedragen) voor de productschappen voor de periode van 2010 t/m 2014 weergegeven.

Bedragen x € 1 000

Sector

Uitgangsmaxima 2010/2014 1

Rundveehouderij

19 500

 

Varkenshouderij

68 000

 

– AVP en SVD

 

42 000

– Overige dierziekten

 

26 000

Schapen-/geitenhouderij

4 520

 

– Scrapie

 

1 350

– Overige dierziekten

 

3 170

Pluimveehouderij

26 000

 

– NCD

 

2 000

– Overige dierziekten

 

24 000

Totaal

118 020

 
1

De uitgangsmaxima worden met ingang van het kalenderjaar 2011 aangepast aan de hand van:

a. de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar, waarbij de landbouwtelling 2009 als referentiepunt geldt, en

b. het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenindexcijfer alle huishoudens over januari 2009 als referentiepunt geldt.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

VERPLICHTINGEN

14 555

63 872

9 100

9 100

9 100

9 100

9 100

UITGAVEN

14 555

63 872

9 100

9 100

9 100

9 100

9 100

Beginsaldo

18 773

8 172

     

Programma-uitgaven

14 555

      

U0111 Bewaking van dierziekten

3 783

3 630

3 400

3 400

3 400

3 400

3 400

U0112 Bestrijding van dierziekten

10 769

60 242

5 700

5 700

5 700

5 700

5 700

U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

      

U0114 Overig

3

      
        

ONTVANGSTEN

3 954

55 700

9 100

9 100

9 100

9 100

9 100

        

Eindsaldo

8 172

0

0

0

0

0

0

Toelichting

De uitgaven, verplichtingen en ontvangsten 2010 zijn inclusief een bijdrage van LNV ad € 47 mln. voor de kosten van de bestrijding van Q-koorts. Dit bedrag is bij Voorjaarsnota 2010 aan de DGF-begroting toegevoegd.

Hiertoe stort LNV € 36 mln. in het DGF voor de ruimings- en uitvoeringskosten en € 11 mln. voor vergoeding aan besmette bedrijven voor inkomensverliezen als gevolg van moeilijkheden bij het herbevolken van het bedrijf en vaccinatiekosten.

01.11 Bewaking van dierziekten

Het bewaken van de diergezondheidsstatus is vooral een activiteit van de houder van dieren. De houder gaat in het algemeen dagelijks met de dieren om en is door zijn aanwezigheid in staat de eerste signalen op te merken die kunnen duiden op een dierziekte. Aanvullend op de activiteiten van de houder, is er sprake van een aantal extra maatregelen. De extra maatregelen hebben tot doel het risico te beperken dat een besmetting niet wordt en/of (nog) niet kan worden opgemerkt. De extra maatregelen zijn deels het gevolg van EU-verplichtingen. De EU en de OIE (Office Internationale des Epizoöties) verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van bepaalde dierziekten. Met uitzondering van MKZ en runderpest verleent de OIE feitelijk geen erkenningen maar kan een land zich erop beroepen te voldoen aan de internationaal geaccepteerde standaarden van de OIE.

Streefwaarden

  • Behoud van de huidige, officieel door de EU en OIE verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

  • Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting.

Beleidsinstrumenten

Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen te behouden moeten bepaalde bewakingsprogramma’s bij runderen, schapen en geiten worden uitgevoerd. Daarnaast richten de bewakingsonderzoeken zich ook op het terugdringen van het risico dat een dierziekte niet wordt opgemerkt dan wel nog niet kan worden opgemerkt door het ontbreken van klinische verschijnselen. Dit niet opmerken kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden. Door met name onderzoek naar varkenspest bij sectiemateriaal, early warning en monitoring op vogelpest bij pluimvee, onderzoek naar BSE bij runderen en scrapie bij schapen wordt dit risico van niet of niet tijdig opmerken gereduceerd. Het monitoringsprogramma naar blauwtong bij vee en het onderzoek naar de blauwtongvector wordt in 2011 beperkt voortgezet en aangemeld voor co-financiering door de EU.

Voor zover de kosten van de bewakingsonderzoeken door of in opdracht van LNV niet rechtstreeks in rekening kunnen worden gebracht bij de betrokken veehouders, komen deze voor rekening van het DGF.

Prestatiegegevens

Uitgaven x € 1 000

Bewakingsprogramma

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

Brucella (schaap, geit)

1 500

 

500

Blauwtong (rund, schaap, geit)

   

• Serologie

  

100

• Vector

 

Nvt

200

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting 2

 

45 000

2 000

TSE schaap/geit, bij destructor en slacht

 

22 000

300

KVP (varkens)

   

• Veehouderij (tonsillen)

1 250

3 500

100

• Wilde zwijnen

 

450

100

AI

   

• Bedrijfsmatig pluimvee; early warning

   

• Insturen monsters (swabs)

 

1 400

100

• Melding (afw.) verschijnselen (bij GD)

5 800

 

3

• Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

3 000

170 000

3

• Wilde vogels

   

• Monitoring levende wilde vogels

 

14 000

3

• Monitoring dode vogels

 

1 500

3

Totaal

  

3 400

Bron: DR (BSE en TSE), Erasmus Universiteit Rotterdam (onderzoek wilde vogels) en GD (overig)

2

De BSE testen op runderen bij slacht worden niet via het DGF gefinancierd maar rechtstreeks door de houders en zijn daarom niet in deze tabel opgenomen.

3

De financiering van deze uitgaven loopt niet via DGF maar rechtstreeks via de sector of LNV. Deze gegevens zijn in de tabel opgenomen om het volledige pakket aan bewakingsactiviteiten in hun onderlinge samenhang weer te geven.

01.12 Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;

  • Bestrijding van zeer besmettelijk dierziekten zoals vogelpest, mond en klauwzeer en varkenspest.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. In het geval een onderzoek leidt tot de bevinding dat sprake is van een besmetting of moet worden uitgegaan van een besmetting, wordt tot bestrijding overgegaan en worden de daartoe beschikbare voorzieningen benut.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Om vertraging bij de aanvang van de bestrijding te vermijden zijn afspraken gemaakt en contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces.

Een belangrijk verschil in de aanpak van de bestrijding ten opzichte van het verleden is de inzet van vaccinatie bij bepaalde dierziekten. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak tot staan worden gebracht door vaccinatie. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Deze aanpak is mogelijk bij dierziekten zoals mond en klauwzeer, klassieke varkenspest, etc. waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is.

Streefwaarden

  • Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een team ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;

  • monsternames door een team;

  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurtbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren;

  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren;

  • draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Prestatiegegevens

Bedragen x € 1 000
 

Bedrijven

Dieren 7

Uitgaven

Verdenkingen

   

– Brucellose (verwerpersonderzoek)

8

12 000

970

– KVP

15

 

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

5

 

15

– AI (HPAI & LPAI)

5

 

15

– BSE (rund)

5

 

15

– TSE (schaap, geit)

5

 

15

Bestrijding

   

– BSE

1

 

70

– TSE (schaap/geit)

5

 

180

    

Voorzieningen

   

– Diagnostiek verdenkingen 9

  

500

– AUV

  

300

    

– Calamiteitenreserve destructie

  

2 000

– Waakvlamcontracten

  

600

– Voorziening MKZ / KVP

  

890

– Overige voorzieningen

  

30

Totaal

  

5 700

Bron: VWA, GD

7

Aantal dieren is sterk afhankelijk van de (bedrijfs)situatie.

8

Aantal bedrijven is niet bekend, wel het aantal dieren.

9

Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract in voorbereiding waarbij financiering ad € 0,5 miljoen via DGF wordt voorzien.

Toelichting

De in het prestatieoverzicht opgenomen verdenkings- en bestrijdingsactiviteiten geven inzicht in de begrote reguliere activiteiten. Hieronder wordt de post Voorzieningen nader toegelicht.

Voorzieningen

Als naast het bewaken ook het bestrijden van dierziekten aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid van deze voorzieningen worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en hiervoor moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft die nodig zijn bij een bestrijding.

01.13 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg o.a. gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.

Streefwaarden

  • Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

Beleidsinstrumenten

Opkoopregeling:

Een opkoopregeling wordt toegepast als sprake is van een situatie van overvolle stallen als direct gevolg van de bestrijdingsmaatregelen (vervoersverbod). Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage tegenover waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.

Er worden geen uitgaven geraamd aangezien er geen indicatie is dat de regeling in 2011 zal worden toegepast.

01.14 Overig

Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de eventuele terugstorting van de voorfinanciering naar de begroting van LNV en uitgaven die o.a. betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.

Evaluatie

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Verantwoordelijkheid LNV

LNV is direct verantwoordelijk voor het bestrijden van de wettelijk te bestrijden dierziekten. LNV is indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten.

Licence