Base description which applies to whole site

2.1 De beleidsagenda 2012

1. De maatschappelijke opgave in de zorg

Iedere Nederlander moet kunnen rekenen op goede zorg. Zorg die van hoge kwaliteit, toegankelijk én betaalbaar is. Nu, en in de toekomst. De Nederlandse gezondheidszorg doet het gelukkig – ook naar internationale maatstaven – behoorlijk goed, dankzij al die mensen die zich elke dag met hart en ziel inzetten om de patiënt de juiste zorg te bieden. Mede daardoor leven we steeds langer en in betere gezondheid. Dat neemt niet weg dat we een aantal problemen en daarmee een maatschappelijke opgave hebben die moet worden aangepakt.

De zorgkosten stijgen de laatste jaren sneller dan de economie groeit en drukken daardoor steeds meer op de collectieve uitgaven. Door onder andere de vergrijzing, de toename van het aantal chronisch zieken en technologische ontwikkelingen neemt de vraag naar zorg de komende jaren alleen nog maar toe. Daarmee stijgen ook de zorguitgaven. Een structurele aanpak is dus noodzakelijk om deze uitdaging het hoofd te bieden. Naast de vijftien miljard euro1 extra die dit kabinet investeert in de zorg, zet het daarom ook flinke stappen in het hervormingsproces van de zorg. Het kabinet ziet zich daarbij voor een grote maatschappelijke opgave gesteld: hoe houden we de zorg toegankelijk, verhogen we de kwaliteit en beheersen we tegelijkertijd de zorguitgaven?

De kwaliteit en houdbaarheid van zorg hangen voor een groot deel af van het functioneren van de arbeidsmarkt in de zorg. Het is essentieel dat er voldoende en goed opgeleid personeel beschikbaar is en dat zorgverleners op de juiste plek worden ingezet. De beschikbaarheid van zorgverleners staat onder meer als gevolg van de dubbele vergrijzing en ontgroening van de samenleving onder druk. Het is noodzakelijk om op verschillende fronten in actie te komen. Daarom trekt dit kabinet jaarlijks 852 miljoen euro extra uit om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Met dit bedrag kunnen zittende medewerkers scholing krijgen en zorgen in 2014 twaalfduizend extra medewerkers dagelijks voor ouderen, gehandicapten en chronisch psychiatrische patiënten. Maar daarmee zijn we er nog niet. We moeten alle mogelijkheden benutten om te voorkomen dat een personeelstekort realiteit wordt. We moeten slimmer gebruik maken van nieuwe (technologische) ontwikkelingen – bijvoorbeeld e-health –, zelfzorg maximaal stimuleren en andere arbeidsbesparende alternatieven inzetten.

Daarnaast ligt de maatschappelijke opgave er in om de zorg anders, beter en toekomstbestendig te organiseren. Zowel in de curatieve zorg als in de langdurige zorg moet het beleid gericht zijn op maximale aandacht en kwaliteit voor de patiënt tegen een betaalbare premie door een zo efficiënt mogelijke organisatie van de zorg. Zorgverleners moeten de zorg afstemmen op de behoeften en vermogens van patiënten. Dat kan alleen als er ruimte is om maatwerk te bieden en gerichte keuzes te maken, met de bijbehorende verantwoordelijkheden.

Deze analyse is niet nieuw; er zijn al verschillende ontwikkelingen in gang gezet. Dit kabinet onderscheidt zich door nu echt werk te maken van de omslag in de zorg en de herinrichting van het zorglandschap, zodat we de zorg voor de toekomst gezond en betaalbaar houden. Zowel in de curatieve als de langdurige zorg pakken we door op belangrijke dossiers. Dat vraagt met het oog op de toekomst om gevoelige keuzes.

De organisatie van de curatieve zorg moet klantvriendelijker en eenduidiger, maar moet ook minder gaan kosten. Het leidend principe is daarbij: dichtbij wat kan en verder weg waar nodig. Eenvoudige zorg (basiszorg) moet daarom dicht bij de burger worden georganiseerd en toegankelijk en bereikbaar zijn voor mensen die het op dat moment nodig hebben. Patiënten zijn voor eenvoudige handelingen beter af en goedkoper uit in de eerste lijn.

Voor specialistische zorg blijft de patiënt naar het ziekenhuis gaan. Ziekenhuizen leggen zich toe op complexere zorg en topzorg. Door zich te specialiseren in complexe aandoeningen, gaat de kwaliteit van de behandeling omhoog. Doordat niet meer alle ziekenhuizen zich hoeven toe te leggen op bepaalde specialisaties, en dus niet allemaal dezelfde investeringen hoeven te doen in dure gespecialiseerde apparatuur, levert dit kostenbesparingen op. Om uitgaven te beheersen en kwaliteit en doelmatigheid te verbeteren, voert het kabinet voor de ziekenhuiszorg prestatiebekostiging in en breiden we de vrije prijsvorming uit. Tegelijkertijd moeten zorgverzekeraars selectiever inkopen. Als stimulans daarbij geldt dat ze meer risico dragen en de achterafcompensaties (de zogenoemde ex-post risicoverevening) worden afgebouwd.

In de langdurige zorg werken we aan een grote cultuuromslag door een structuurverandering. De zorgbehoefte van de cliënt zal, meer dan nu het geval is, centraal komen te staan. Uitgangspunt is dat cliënten de zorg ontvangen die zij nodig hebben. In een instelling als de zorgbehoefte daarom vraagt, thuis als dat kan. Het eindperspectief is een AWBZ van hoge kwaliteit voor de mensen met een langdurige vraag naar zorg. Cliënten in instellingen krijgen via de Beginselenwet zorginstellingen een sterkere positie. Onderdelen van de AWBZ worden gedecentraliseerd naar gemeenten. Hierdoor kan de ondersteuning meer op maat worden geboden, dichter bij de cliënt en beter afgestemd op lokale mogelijkheden. De zorgkantoren worden opgeheven en de uitvoering van de AWBZ wordt in handen gelegd van de zorgverzekeraars, waarmee de cliënt over meer keuzevrijheid en sturingsmogelijkheden beschikt. Op deze manier is ook de aansluiting tussen de langdurige zorg en de curatieve zorg beter gewaarborgd. Daarnaast wordt regelgeving waar mogelijk vereenvoudigd of afgeschaft. Het gebruik van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt beperkt, maar wel wettelijk verankerd.

Het kabinet wil de zorg voor jeugd beter laten aansluiten op de eigen kracht van kinderen, jongeren en hun ouders. Zoals overeengekomen in het Regeerakkoord wordt het jeugdstelsel ingrijpend gewijzigd. Door de verantwoordelijkheid te decentraliseren naar gemeenten wordt het stelsel laagdrempeliger, integraler en efficiënter.

De maatschappelijke opgave is een stevige en vraagt forse inspanningen van alle betrokken partijen. Samen met iedereen die in de zorg werkt, wil het kabinet maatregelen nemen om deze opgave het hoofd te bieden. In de volgende hoofdstukken gaan we in op onze plannen voor 2012 en geven we een doorkijkje naar de rest van de kabinetsperiode. Wij sluiten daarbij aan op de eerder aan de Tweede Kamer verzonden strategische beleidsbrieven «Zorg die werkt» en «Vertrouwen in de zorg».

2. Dicht bij de burger

Het kabinet wil dat basisvoorzieningen in Nederland dichtbij zijn georganiseerd. Dit geldt ook voor de eenvoudige zorg, ondersteuning, sport, jeugd en participatie. Mensen willen dichtbij naar de huisarts, de prikpoli of de sportvereniging. Bovendien is in de huidige situatie de geboden zorg niet altijd het juiste antwoord op de soms eenvoudige behoefte van mensen aan zorg en ondersteuning.

a. Basiszorg dichtbij en toegankelijk

Het kabinet komt in 2012 met maatregelen om een krachtige impuls te geven aan de toegankelijkheid van eenvoudige zorg. Die zorg moet dicht bij huis beschikbaar zijn en goed bereikbaar als dat nodig is. Steeds vaker zullen de zorgaanbieders die in gezondheidscentra samenwerken, deze zorg bieden. Daarbij is het van groot belang dat de verbinding tussen de eerstelijnszorg, de langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning sterker wordt en meer gericht op buurt of regio.

Ook kan de eerste lijn een belangrijke rol spelen bij de verlening van medisch specialistische zorg. Eenvoudige ingrepen en behandelingen moeten uit de ziekenhuizen worden teruggebracht naar de eerste lijn. Daarnaast kan eenvoudige medisch specialistische zorg meer dan nu het geval is, ook in de buurt worden verleend, in een buitenpoli van het ziekenhuis of in een gezondheidscentrum.

Het aantal chronisch zieken neemt de komende jaren sterk toe. Ook bij de behandeling van deze groep kan de eerste lijn een grotere rol spelen. Nieuwe professionals die speciaal zijn opgeleid om chronisch zieken te begeleiden en te behandelen, verlichten de taak van de huisarts. Die kan zich daardoor richten op patiënten met een zorgvraag waar zij nu voor naar de tweede lijn gaan. Zo beperken we het onnodige gebruik van dure specialistische zorg. De specialist in het ziekenhuis krijgt hierdoor ruimte om meer patiënten te behandelen met complexere, specialistische zorgvragen.

Ook in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) is een fundamentele omslag nodig die we mede met versterking van goede basiszorg in de buurt kunnen bereiken. Dat is nu meer dan ooit nodig, omdat de uitgaven in negen jaar meer dan verdubbeld zijn: van 2,5 miljard euro in 2000 naar 5,5 miljard euro in 2009. Elk jaar komen er meer dan tien procent patiënten bij in de ggz. Geestelijke ziekten komen echter even vaak voor als tien jaar geleden. Onderstaande tabel laat zien dat vergeleken met andere westerse landen een groot aandeel van het bruto binnenlands product (BBP) naar de behandeling van psychische- en gedragsstoornissen gaat.

Uitgaven aan de GGZ als aandeel van BBP

Uitgaven aan de GGZ als aandeel van BBP

Ongeveer een derde van de mensen met lichte psychische klachten krijgt nu onnodig een behandeling in de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg (ggz). Omdat deze zorg kwalitatief beter en ook nog eens goedkoper kan worden verleend in de eerste lijn, is het gewenst dat meer mensen een behandeling in de eerste lijn krijgen. Voor behandelingen in de eerste lijn moesten mensen al een eigen bijdrage betalen; voor behandeling in de tweede lijn moeten patiënten met ingang van 2012 ook een eigen bijdrage betalen. Die bijdrage is hoger dan die voor de eerstelijns ggz, zodat cliënten worden gestimuleerd om bij voorkeur behandeling te zoeken in de eerste lijn. Daarbij moet in de ggz worden beloond naar prestatie, zodat het leveren van maatwerk aan de patiënt, innovatie en hard werken lonen.

Bovendien moet er in de ggz meer nadruk worden gelegd op preventie, tijdig signaleren, zelfzorg, e-mental health en het stimuleren van kortdurende behandelingen. Naar verwachting kunnen we daarmee zwaardere en langdurige psychische behandelingen voorkomen. Om extramuralisering in de ggz te stimuleren is, op basis van advies van de NZa, voor 2011 de mogelijkheid gecreëerd om het schot tussen AWBZ en Zvw flexibel toe te passen. Daarmee is herschikking van financiële middelen op instellingsniveau mogelijk. De NZa is gevraagd om een aanvullend advies voor de langere termijn.

b. Zorgzaamheid dicht bij huis

Mensen willen zoveel mogelijk de regie over hun eigen leven voeren, zorg en ondersteuning het liefst dicht bij huis ontvangen en deze zorg en ondersteuning inpassen in hun dagelijkse situatie. Het kabinet geeft deze regie terug zodat cliënten in hun directe omgeving met familie, vrienden, vrijwilligers en alle zorgverleners afspraken kunnen maken over de zorg en ondersteuning die ze nodig hebben.

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), uitgevoerd door gemeenten, regelt dat mensen de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om te kunnen participeren in de samenleving. Gemeenten hebben de plicht om te zorgen dat iemand zo goed mogelijk kan deelnemen aan de maatschappij, de zogenoemde compensatieplicht. Gemeenten brengen in samenspraak met de burger in kaart welke ondersteuning iemand nodig heeft. Daarbij is de eigen kracht en de ondersteuning uit het eigen netwerk het uitgangspunt.

Extramurale begeleiding

Gemeenten staan dichterbij hun burgers dan het rijk. Daarom zal de extramurale begeleiding, die nu nog deel uitmaakt van de AWBZ, onder de Wmo komen. De gemeente kan ondersteuning op maat bieden bijvoorbeeld in de eigen wijk of buurt. De gemeente zal daarbij verbindingen leggen met bijvoorbeeld de schuldhulpverlening, woningaanpassingen, re-integratie en bijstand of het woonbeleid. Het zogeheten Transitiebureau van VWS en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) helpen gemeenten, aanbieders en cliënten(organisaties) zich voor te bereiden op de overgang. In de bestuursafspraken 2011– 2015 met gemeenten staat deze overheveling beschreven.

In 2012 gaan we verder met de voorbereiding van de decentralisatie van extramurale begeleiding naar de Wmo. Per 1 januari 2013 geldt dat mensen die vanaf dat moment voor het eerst begeleiding nodig hebben een beroep moeten doen op de Wmo. Dit geldt ook voor cliënten van wie de AWBZ-indicatie in 2013 afloopt en die om een nieuwe – of een herindicatie vragen. Vanaf 2014 valt iedereen die begeleiding nodig heeft onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.

Laagdrempelig CJG in elke gemeente

Met de vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) is de basis gelegd voor het laagdrempelig en in de nabije omgeving aanbieden van opvoedingsondersteuning voor ouders met opgroeiende kinderen. In 2012 gaan we door met de inhoudelijke ontwikkeling van de CJG’s.

De ondersteuning en hulp die het CJG biedt, is zo veel mogelijk gericht op het versterken van de gewone opvoeding, de eigen kracht en autonomie van jongeren en hun ouders. Om nieuwe taken op het terrein van de zorg voor jeugd goed te kunnen uitvoeren, is het van belang dat gemeenten samenwerken. Hiervoor ontvangen zij ook in 2012 ondersteuning in de vorm van handreikingen en advies.

Cliëntondersteuning binnen handbereik

Gemeenten zijn uit hoofde van de Wmo verantwoordelijk voor cliëntondersteuning, maar hebben niet de middelen voor alle doelgroepen. Cliëntondersteuning voor gehandicapten bijvoorbeeld wordt op dit moment uitgevoerd door MEE. Veel voorzieningen op het vlak van participatie komen bij de gemeenten te liggen en dus dicht bij de burger. Daarom krijgen gemeenten geleidelijk meer zeggenschap over de middelen en capaciteit van MEE.

c. Veilig sporten en bewegen in de buurt

In het Regeerakkoord en de beleidsbrief «Sport en bewegen in Olympisch perspectief» zijn veel ambities voor het sportbeleid opgenomen. Om aan die ambities invulling te kunnen geven is extra geld vanuit de loterij opbrengsten beschikbaar gekomen. Voor 2012 tot en met 2014 is jaarlijks 10 miljoen euro toegevoegd aan het sportbudget van VWS. Daarvan is minimaal 6 miljoen euro per jaar afkomstig uit de Staatsloterij. Daarnaast worden vanuit de Lotto extra opbrengsten gegenereerd voor de georganiseerde sport (via NOC*NSF); minimaal 4 miljoen euro in 2013 en minimaal 9 miljoen euro vanaf 2014.

Sporten in de buurt

We hechten veel waarde aan sport en bewegen als basis voor een gezonde en actieve leefstijl. Sport is gezond, leuk, ontspant en brengt mensen bij elkaar. Overgewicht is een toenemend probleem in Nederland. Sporten is goed tegen overgewicht en depressies en heeft een positieve invloed op de levensstijl van mensen. Daarom moet iedere Nederlander kunnen sporten en bewegen in de buurt. Dat kan niet altijd, want in veel gemeenten zijn de sportvelden naar de rand van de bebouwde kom gedrukt. We moeten er nu gezamenlijk voor zorgen dat er voldoende mogelijkheden om te bewegen in de buurt komen. Dat gaat verder dan een trapveldje.

Met de sportsector, de gemeenten en het bedrijfsleven wordt gewerkt aan het vormgeven van het programma Sport en Bewegen in de buurt dat per 1 januari 2012 van start gaat. Met dit programma willen we vraaggericht sport- en beweegaanbod in de buurt stimuleren dat ook bijdraagt aan de gezondheid van het individu en de leefbaarheid van de buurt. Dat doen we door het uitbreiden van het aantal combinatiefunctionarissen en het verbreden van hun inzet. Combinatiefunctionarissen zijn mensen die nu worden ingezet om lokaal onderwijs, sport en cultuur te verbinden. Wij willen dat deze mensen zich in ieder geval ook richten op verbinding van zorg, welzijn en buitenschoolse opvang met de sport. Bovendien beoogt het programma dat sportverenigingen meer vraaggericht aanbod en meer aanbod in de buurt realiseren en publiek-private samenwerking te stimuleren. Tot slot start in het najaar van 2011 een Taskforce, die zich zal richten op het wegnemen van belemmeringen rond sport en bewegen in de buurt. Deze Taskforce zal eind 2011 haar eerste bevindingen rapporteren en in 2012 aan de slag gaan met het wegnemen van de geconstateerde belemmeringen.

Een veilig sportklimaat

Naast de bereikbaarheid van sportfaciliteiten is het belangrijk dat iedereen kan sporten zonder last te hebben van intimidatie of geweld. Mensen die geweld plegen tegen officials in de sport, krijgen zwaardere straffen. Samen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie, partners uit de sport, gemeenten en MOgroep Welzijn hebben we het actieplan «Naar een veiliger sportklimaat» opgesteld. We pakken ongewenst gedrag en excessen in de sport aan en creëren een veiliger sportklimaat. Voor de uitvoering van dit plan is tot en met 2016 zeven miljoen euro per jaar beschikbaar.

Topsport en Olympisch plan

We hebben de ambitie om bij de beste tien topsportlanden van de wereld te behoren. Daarom investeren we onder meer in de inkomensvoorziening voor (gehandicapte) topsporters en in een betere aansluiting van onderwijs op de Centra voor topsport en onderwijs. Ook wil het kabinet de economische en maatschappelijke betekenis van sport verder benutten door Nederland internationaal op de kaart te zetten (Holland Branding).

Het vizier is erop gericht om in 2016 een gefundeerd besluit te kunnen nemen over de mogelijke organisatie van de Olympische en Paralympische Spelen in 2028 in Nederland. Om een dergelijk besluit voor te kunnen bereiden, worden onder meer verkennende studies uitgevoerd. Het gaat daarbij onder andere om uitwerking en verdieping van de ruimtelijke varianten voor de Olympische Hoofdstructuur.

3. Betere en betaalbare zorg

Door gericht te investeren in betere kwaliteit en slimmer te werken, kunnen we goede zorg voor mensen nu en in de toekomst garanderen. De vraag naar zorg neemt de komende jaren alleen maar toe en de zorguitgaven zullen een steeds groter deel van de collectieve en private uitgaven beslaan. Dat gaat ten koste van andere uitgaven, zowel op rijksniveau als in de persoonlijke levens van mensen. Daaraan zitten grenzen. Het kabinet trekt deze kabinetsperiode weliswaar vijftien miljard extra uit voor zorg, maar er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat de kostenontwikkeling wordt beheerst en binnen de afspraken blijft.

Hervorming: Kwaliteit ouderenzorg is één van de hervormingen uit het Regeerakkoord. Dit doen we onder andere door de versterking van patiëntenrechten in de Wet cliëntenrechten zorg en de Beginselenwet zorginstellingen en door extra medewerkers te werven en bij te scholen voor ouderenzorg. We nemen extra maatregelen om de veiligheid van ouderen beter te garanderen en verbeteren het toezicht door de IGZ. We bevorderen de inzet van zorg in de buurt en optimaliseren de schaalgrootte van instellingen.

a. Betere kwaliteit, veiligheid en meer transparantie

Extra personeel en opleiding

Voor het leveren van goede zorg is het essentieel dat er voldoende en goed opgeleid personeel beschikbaar is. Daarom stelt het kabinet vanaf 2012 jaarlijks 852 miljoen euro extra beschikbaar voor de langdurige zorg. Met dit bedrag krijgen instellingen meer financiële armslag en kunnen medewerkers die al in de intramurale zorg werken worden opgeleid of extra medewerkers worden opgeleid en aangenomen. Het is van groot belang dat deze extra middelen doelmatig worden besteed en daadwerkelijk leiden tot meer handen aan het bed. Daarom is een bestuurlijk convenant afgesloten met de zorgverzekeraars, de werkgevers in de zorg en de beroepsverenigingen. Hierin wordt de ambitie vastgelegd dat op peildatum 31 december 2013 twaalfduizend extra medewerkers zijn aangenomen, of in opleiding zijn.

Patiëntveiligheid

Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat ze goede en veilige zorg krijgen. En zorg daarop kunnen beoordelen. Daarvoor is inzicht in kwaliteit en veiligheid van zorgaanbieders noodzakelijk. Doelstelling is de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren door het invoeren van veiligheidsprogramma's in alle ziekenhuizen, eerstelijns-organisaties en ggz-instellingen. Het in 2007 opgezet veiligheidsmanagementsysteem moet leiden tot een vermindering van vermijdbare schade en sterfte in de zorg. Hier trekt het kabinet in 2012 bijna 3,5 miljoen euro voor uit. De ambitie van de sector is de vermijdbare sterfte in 2012 met vijftig procent te verminderen ten opzichte van 2004. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ziet erop toe dat alle ziekenhuizen eind 2012 over een geaccrediteerd veiligheidsmanagementsysteem beschikken. Zo nodig zal op verzoek van de IGZ hiertoe in voorkomende gevallen een aanwijzing worden gegeven.

Kwaliteitsinstituut voor de zorg

Zorg – zowel curatief als langdurig – wordt soms onnodig verleend, is van wisselende kwaliteit en wordt niet altijd gegeven door de juiste zorgverlener. Mensen hebben er onvoldoende zicht op wie wel of niet goede zorg levert, omdat de kwaliteit van zorg nog weinig transparant is. De praktijkvariatie is groot. Hierdoor maken we te veel kosten en krijgen mensen niet altijd de juiste zorg. Daarom zijn er professionele standaarden nodig, die vanuit het perspectief van de patiënt beschrijven hoe een samenhangend zorgproces eruit hoort te zien. Van preventie tot nazorg. Die standaarden geven inzicht in wanneer welke zorg geïndiceerd is en het gepast gebruik daarvan, hoe een integraal zorgpad er uit ziet, de geldende richtlijnen, kwaliteits- en veiligheidsnormen en verwachte uitkomstindicatoren.

Voor diabetes, COPD, overgewicht en cardiovasculair risicomanagement (hartfalen) is een begin gemaakt met zorgstandaarden. Ook voor andere aandoeningen, zoals depressie, dementie en astma, ontwikkelen we in 2012 standaarden. In de langdurige zorg zijn de inzichten van verzorgers en verplegers nog te weinig expliciet. Juist hun inzichten, die het dichtst staan bij de beleving van de cliënt, zullen bijdragen aan kwaliteitscriteria die echt de «belevingstemperatuur» van de zorg weergeven.

In 2012 integreren we een kwaliteitsinstituut in het College voor zorgverzekeringen (CVZ) dat de professionele standaarden zal coördineren. Een aantal nu los van elkaar opererende organisaties op het gebied van kwaliteit verdwijnt dan. Het instituut moet ingrijpen als standaarden niet op tijd klaar zijn of niet bruikbaar zijn. De kwaliteit van zorg wordt inzichtelijker voor burgers, professionals, Inspectie en zorgverzekeraars. We verwachten dat daardoor de kwaliteit in zowel de geneeskundige als de langdurige zorg toeneemt. Met ingang van 2013 moet het Kwaliteitsinstituut operationeel zijn. Vooruitlopend daarop zullen in 2012 enkele pilots worden uitgevoerd om met de relevante veldpartijen professionele standaarden te ontwikkelen.

Transparantie

Alleen wanneer duidelijk is welke kwaliteit zorgaanbieders leveren, is het voor cliënten en verzekeraars mogelijk een goede keuze te maken. Daarom wordt in de Wet cliëntenrechten zorg het recht op keuze-informatie wettelijk verankerd. Keuzes van patiënten en zorgverzekeraars zullen zorgaanbieders aanzetten om de kwaliteit van zorg verder te verbeteren. Ook de service en bejegening door zorgaanbieders moeten inzichtelijk zijn.

Doelstelling is dat er een beperkte set indicatoren is, die zo veel mogelijk iets zegt over de resultaten van de geboden zorg. Het project «Zichtbare Zorg» houdt eind 2012 op te bestaan. De functie om partijen te faciliteren in de totstandkoming van publieke (keuze)informatie zal daarna worden overgenomen door het Kwaliteitsinstituut bij het CVZ. In 2012 zullen de resultaten van de bestaande trajecten gericht op het verbeteren van transparantie worden geconsolideerd. Veldpartijen zijn zelf verantwoordelijk om in overleg met elkaar afspraken te maken over het openbaar maken van kwaliteitsinformatie. Zo zullen aanbieders en inkopers meer aandacht geven aan cliënttevredenheid en medewerkerstevredenheid als indicator.

IGZ-toezicht

De IGZ houdt toezicht op de naleving van regels en normen om zo risico’s te verminderen. De IGZ krijgt de komende jaren een grotere rol en ontvangt daarom met ingang van 2012 jaarlijks tien miljoen euro extra.

De IGZ zal meer toezicht houden op de zorg voor kwetsbare groepen, met de nadruk op de zorg voor ouderen. De IGZ voert daartoe meer inspecties uit op de werkvloer, zowel onaangekondigd als aangekondigd, en maakt gebruik van «mystery guests». De IGZ zal daarbij tevens papieren verantwoording terugdringen, ingegeven vanuit het overheidsbrede standpunt om administratieve lasten terug te dringen en een evenwichtiger verhouding te realiseren tussen papieren beoordeling en inspecties ter plekke.

Ook versterkt de IGZ het toezicht op de ontwikkeling en verkoop van geneesmiddelen om de veiligheid te vergroten. Verder houdt de IGZ nauwlettend toezicht op nieuwe toetreders, zodat ook zij die verantwoorde zorg leveren die we van alle zorgaanbieders verwachten.

De IGZ maakt een omslag, van een reactieve naar een proactieve toezichthouder. De inspectie zal meer dan voorheen bovenop de zorguitvoering moeten zitten. Beroepsbeoefenaren en instellingen in de zorg die niet goed functioneren worden nadrukkelijk gevolgd en daar waar nodig streng aangepakt. Met de extra middelen wordt de IGZ in staat gesteld om zaken sneller af te handelen.

Ouderen in veilige handen

Zoals in het Regeer- en Gedoogakkoord opgenomen, zet dit kabinet in op extra maatregelen om ouderenmishandeling tegen te gaan en trekt daarvoor de komende jaren tien miljoen euro uit. Met het actieplan «Ouderen in veilige handen» willen wij geweld en mishandeling gepleegd door professionals tegengaan, maar ook geweld dat is gepleegd in huiselijke kring. Het plan richt zich op een verplichte verklaring omtrent gedrag voor betaald zorgpersoneel, een richtlijn ouderenmishandeling, een meldplicht voor ouderenmishandeling en voortzetting van het project «stop ouderenmishandeling».

b. Gelijkwaardige relatie professional en cliënt

Wet cliëntenrechten zorg / Beginselenwet zorginstellingen

De rechten en plichten van cliënten worden geregeld in verschillende wetten. Om de wetgeving te stroomlijnen en om de rechten van cliënten in relatie tot de zorgaanbieder te versterken, heeft het vorig kabinet het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) ingediend. Deze wet geldt zowel voor de langdurige als voor de curatieve zorg. De wet bevordert de overzichtelijkheid voor cliënten, cliëntenorganisaties, zorgaanbieders en verzekeraars. Cliënten krijgen daarnaast recht op keuze-informatie, er komt een laagdrempelige en niet-vrijblijvende behandeling van klachten en geschillen waar burgers zonder hoge kosten hun recht kunnen halen en de medezeggenschap van bewoners van instellingen wordt verbeterd. Verder stelt de Wcz aanvullende eisen aan het bestuur en toezicht van zorginstellingen. Goed bestuur (oftewel good governance) wordt gestimuleerd door onder andere één lid van de raad van bestuur expliciet aanspreekpunt te maken voor kwaliteit, door het toezichthoudend orgaan meer controlemogelijkheden te geven bij ingrijpende besluiten en het mogelijk te maken voor het bestuur om aanwijzingen te geven aan zorgverleners.

Met de Beginselenwet zorginstellingen komt de dialoog tussen zorgverlener en cliënt in de langdurige zorg centraal te staan en krijgt deze een wettelijke basis. Mensen die gebruik maken van de intramurale AWBZ hebben recht op bespreking, actualisering en evaluatie van hun zorgplan. In het zorgplan van bewoners van instellingen moeten over de wijze waarop de cliënt zijn leven wenst in te richten goede en afdwingbare afspraken worden gemaakt waar de cliënt de zorgaanbieder ook aan kan houden. Ook het zelfbeschikkingsrecht voor mensen die langdurig afhankelijk zijn van zorg moet goed gewaarborgd zijn.

Bovendien krijgen mensen met deze wet het recht direct de IGZ in te schakelen als zij ernstige klachten hebben over hun persoonlijke verzorging of persoonlijke bejegening. Verder staan in het wetsvoorstel maatregelen die mensen moeten beschermen tegen mishandeling door medewerkers van instellingen. We willen het wetsvoorstel in het najaar van 2011 naar de Tweede Kamer sturen.

c. Zorg belonen naar prestatie

Hervorming: De invoering van prestatiebekostiging in de medisch specialistische zorg is één van de hervormingen uit het Regeerakkoord. Onderdeel hiervan is het uitbreiden van de vrije prijsvorming en de invoering van DOT-zorgproducten. Verzekeraars gaan meer risico lopen, doordat de macronacalculatie per 2012 wordt afgeschaft. De risicoverevening achteraf wordt tussen 2012 en 2015 geleidelijk afgeschaft. Winstuitkering in de zorg wordt onder voorwaarden mogelijk.

Prestatiebekostiging ziekenhuizen

Ziekenhuizen ontvangen nu nog een budget dat voor een groot deel vaststaat en geen relatie heeft met geleverde prestaties. Zij krijgen bijvoorbeeld een vast bedrag per opname, per ligdag of per bezoek aan een polikliniek. Zij worden voor dit vaste deel niet extra beloond als zij de kwaliteit van een behandeling verbeteren, maatwerk leveren of de zorg doelmatiger organiseren. Dat gaan we veranderen: voor de medisch specialistische zorg voeren we met ingang van 2012 prestatiebekostiging in. Ook vergroten we per 2012 het vrije segment naar circa 70 procent.

De jaren 2012 en 2013 vormen voor het kabinet een transitieperiode waarin we een verantwoorde en zorgvuldige overgang maken naar een eindmodel van belonen naar prestatie, vrije prijsvorming, keuzevrijheid en dynamiek. In de transitieperiode worden grote schommelingen in de omzet als gevolg van de invoering van prestatiebekostiging en de overstap naar DOT-zorgproducten gedempt. Zorgvuldigheid is daarbij belangrijk: daarom corrigeren we de schommelingen in het eerste jaar voor 95 procent en in het tweede jaar voor 70 procent. Dat betekent dat er zelfs in het eerste jaar van de overgang ruimte blijft voor groei en krimp op basis van prestatie. Zo kunnen de ziekenhuizen zich maximaal blijven inzetten voor de patiënt.

Ziekenhuizen stappen over van ruim 40 000 dbc’s naar ongeveer 4 000 DOT-zorgproducten. Een DOT beschrijft beter en beknopter dan een dbc welke prestaties een ziekenhuis levert.

De verzekeraars gaan meer risico dragen om ervoor te zorgen dat zij scherper op prijs, kwaliteit en aantal behandelingen inkopen. De macronacalculatie wordt per 2012 afgeschaft. De ex-post risicoverevening wordt stapsgewijs afgebouwd. Ook hier geldt een overgangsfase. In 2015 is het eindmodel bereikt.

Hoofdlijnenakkoord ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra, zorgverzekeraars, overheid

Het kabinet heeft met de zorgaanbieders en verzekeraars een akkoord op hoofdlijnen gesloten om samen de verantwoordelijkheid te nemen om de doelmatigheid te vergroten, te stoppen met onnodige behandelingen en de kwaliteit te verbeteren. De ambitie is om de structurele uitgavengroei in de ziekenhuissector in de periode 2012 tot 2015 te beperken tot 2,5 procent (exclusief loon- en prijsbijstelling), zonder dat er wachtlijsten ontstaan. Dat is een aanzienlijke opgave, waarbij de volledige medewerking van alle betrokken partijen noodzakelijk is. Dit kan niet zonder de organisatie van de zorg grondig te herzien: dichtbij wat kan, specialiseren waar moet. Het is beter als artsen en andere zorgverleners routine krijgen in het doen van hoogcomplexe behandelingen, waardoor de kans op een geslaagde operatie en daarmee de kwaliteit voor de patiënt toeneemt. Dat kan alleen als zorgverleners meer specialiseren. Dat is ook doelmatig, want niet ieder ziekenhuis hoeft dure apparatuur aan te schaffen voor een enkele patiënt. Ook het aantal hersteloperaties neemt zo sterk af. Het kabinet zal in 2012 zeer intensief in gesprek blijven met alle partners om deze ambities waar te maken.

Prestatiebekostiging in de curatieve geestelijke gezondheidszorg

Voor de tweedelijns curatieve geestelijke gezondheidszorg is de inzet om in 2013 over te gaan op prestatiebekostiging. Op die manier komt er een einde aan het dubbele administratiesysteem en aan het ongelijke speelveld van nieuwe aanbieders en aanbieders die al langer bestaan. Het doorvoeren van de omslag op een verantwoorde manier is een grote opgave en vergt een zorgvuldig traject dat alleen samen met de sector kan worden doorlopen. Er moet gewerkt worden aan het voldoende vervullen van de randvoorwaarden om prestatiebekostiging optimaal te laten werken. Het kabinet zet in op een brede beleidsagenda die in het najaar van 2011 met de sector wordt opgesteld voor de curatieve ggz en vervolgens wordt uitgevoerd. Daarin zullen ook zorginhoudelijke beleidsthema’s als versterking van de eerstelijns curatieve ggz, preventie, zelfmanagement, e-health, ambulantisering en patiëntveiligheid een plaats krijgen.

AWBZ: betalen voor resultaat

Mensen moeten de zorg krijgen die bij hen past. De afgelopen jaren hebben zorgaanbieders een grote inzet gepleegd om een financiering in te voeren die gericht is op de individuele cliënt, de zogenoemde zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Op dit moment staat in een ZZP beschreven welke soort en hoeveel zorg is geïndiceerd. Dit zegt echter niets over of deze zorg ook zo wordt geleverd en wat het resultaat is. Bekostigen op resultaat stimuleert aanbieders om maatwerk en kwaliteit aan de cliënt te leveren, uitgaande van mogelijkheden in plaats van beperkingen. Daarmee is resultaatfinanciering een logische volgende stap op de ZZP’s. Het model voor resultaatfinanciering werken we de komende maanden uit. Als onderdeel van de aanpassing van de AWBZ-financiering gaat het kabinet vanaf 2012 integrale tarieven voor de langdurige zorg hanteren.

d. Juiste zorgverlener op de juiste plaats

Om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar zorg moeten we alle zorgverleners inzetten daar waar ze het beste tot hun recht komen. Nieuwe beroepsbeoefenaren – verpleegkundig specialisten en physician assistants – zijn speciaal opgeleid om eenvoudige en routinematige taken van de huisarts of de specialist over te nemen. Dit leidt tot hogere kwaliteit, zorg dichter bij huis, minder werkdruk en een beter carrièreperspectief. Het aantal chronisch zieken stijgt de komende jaren enorm en daarom is er vooral in de chronische zorg behoefte aan extra, deskundig personeel, dat deze patiënten behandelt en begeleidt. De nieuwe beroepen spelen hierop in. Daarom komen er meer opleidingsplaatsen voor nieuwe beroepen. De komende tijd wordt onderzocht hoe we deze taakherschikking financieel het beste kunnen faciliteren.

In 2025 hebben we een kwart meer artsen nodig. We onderzoeken samen met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op welke wijze en in welk tempo er vanaf 2012 meer artsen kunnen worden opgeleid. Over de uitwerking van de verhoging van opleidingsplaatsen van basisartsen, zorgmasters en medisch specialisten worden momenteel gesprekken gevoerd met de HBO-raad en VSNU.

Bescherming van zorgverleners

De vermindering van agressie en geweld heeft hoge prioriteit bij het kabinet. Agressie en geweld tegen zorgverleners is onacceptabel. Inmiddels zijn de straffen op geweld tegen medewerkers met een publieke taak drie keer zo hoog. Maar agressie komt nog te vaak voor. Op de werkvloer moet er meer aandacht komen voor maatregelen tegen agressie. Slachtoffers moeten juridisch goede hulp krijgen. Werkgevers moeten bijstand verlenen bij het doen van de aangifte en aandacht hebben voor nazorg. Daar waar het kabinet werkgevers en werknemers kan ondersteunen, zullen we dit doen.

e. E-health

Het kabinet zet in op e-health gericht op kwaliteitsverbetering en dienstverlening, arbeidsbesparing en doelmatigheid. Onder e-health verstaan we het toepassen van ICT, internet en mobiele technologie op het gebied van gezondheid en zorg. E-health draagt bij aan het versterken van de eigen regie doordat patiënten met een chronische aandoening thuis of op het werk op afstand worden gemonitord of begeleid. Dit betekent voor mensen met bijvoorbeeld diabetes of hartfalen meer vrijheid en dat de verpleegkundige efficiënter kan worden ingezet. Zo kan e-health delen van de zorgketen vervangen, kosten besparen en bovendien bijdragen aan oplossingen voor de arbeidsmarktproblematiek.

De implementatie van e-health toepassingen komt nog te langzaam op gang, terwijl er al bewezen effectieve toepassingen zijn. Het is nodig om in te zetten op drie aspecten: bekostiging, cultuur en organisatie en standaardisatie en interoperabiliteit.

Het kabinet wil de implementatie van e-health een flinke impuls geven. Met het actieprogramma «Zorg voor innoveren» geven we opdracht de belangrijkste knelpunten in wet- en regelgeving op te lossen. Het veld zelf heeft een nationale implementatie agenda e-health aangekondigd. Het kabinet wil waar mogelijk deze agenda ondersteunen en wil tevens inzetten op het verbeteren van de online dienstverlening door zorgaanbieders. In 2012 starten we tevens met een e-health monitor om de voortgang op dit thema te volgen.

In de ggz is specifiek aandacht nodig voor de bekostiging van anonieme e-health toepassingen. VWS financiert de ontwikkeling van Keurkring, een instrument om de kwaliteit van e-mental health programma’s te beoordelen.

f. Een toekomstbestendige langdurige zorg

Hervorming: De herziening in de AWBZ is één van de hervormingen uit het Regeerakkoord. Het persoonsgebonden budget wordt beperkt en krijgt een wettelijke verankering. We bereiden het scheiden van wonen en zorg voor. De ambitie is om de uitvoering van de AWBZ per 2013 te laten uitvoeren door zorgverzekeraars. Onderzocht wordt hoe de toegang tot de AWBZ per 2013 kan worden beperkt voor mensen met een IQ tussen de 70 en 85.

De meest kwetsbare mensen in onze samenleving moeten op goede zorg kunnen blijven rekenen. Door toegenomen zorggebruik, stijgende kosten, een dreigend tekort aan zorgpersoneel en omvangrijke bureaucratie is de houdbaarheid van de ABWZ onder druk komen te staan. Iedere burger betaalt nu maximaal 330 euro AWBZ-premie per maand: een bedrag dat zonder maatregelen zou verdubbelen indien we ervoor kiezen de stijgende uitgaven uit de premiegelden te betalen.

Onderstaande tabel laat zien dat Nederland in vergelijking met andere Europese landen samen met Zweden de hoogste kosten kent voor langdurige zorg. Bovendien groeien die uitgaven bij ongewijzigd beleid (veel) sterker dan in andere EU-landen. Naast de eerder in deze beleidsagenda genoemde maatregelen om de kwaliteit te verbeteren, brengen we de AWBZ terug naar de kern.

% van BBP besteed aan langdurige zorg nu, en bij ongewijzigd beleid in 2050

% van BBP besteed aan langdurige zorg nu, en bij ongewijzigd beleid in 2050

Wettelijke verankering persoonsgebonden budget (pgb)

Het pgb is een waardevol instrument voor personen met een levenslange zorgvraag. Het recht op een pgb wordt per 1 januari 2014 wettelijk vastgelegd. Het pgb en zorg in natura worden dan gelijkwaardige alternatieven en we voegen beide budgetten samen. Het wetsvoorstel gaat medio 2012 naar de Tweede Kamer.

De sterke groei van de pgb-uitgaven van de afgelopen jaren is echter niet vol te houden. Als we geen maatregelen treffen, gaat het pgb aan zijn eigen succes ten onder en worden we met een tekort van bijna 900 miljoen euro in 2015 geconfronteerd. Daarom komen vanaf 2012 alleen mensen die recht hebben op een verblijf in een zorginstelling, nog in aanmerking voor een pgb. De huidige budgethouders behouden hun pgb tot uiterlijk 1 januari 2014. Het recht op AWBZ-zorg blijft behouden. De verwachting is thans dat reguliere aanbieders van zorg in natura in belangrijke mate in de behoefte van de betreffende pgb-houders kunnen voorzien. De maatregelen van het kabinet zijn een belangrijke impuls om dit aanbod meer te richten op de specifieke wensen en behoeften van de cliënt. Daar waar een en ander (nog) niet het geval kan zijn, is het streven om binnen de contracteerruimte mogelijkheden te bieden tot maatwerk. In dit kader is het van belang dat zorgkantoren vanaf 2012 ook rechtstreeks zelfstandigen zonder personeel mogen contracteren.

Het scheiden van wonen en zorg

Het kabinet gaat wonen en zorg van elkaar scheiden. De AWBZ gaat dan alleen nog over zorg. Bewoners van instellingen krijgen hierdoor meer keuzevrijheid en zorginstellingen zullen zich beter richten op de woonwensen van cliënten. Om het scheiden van wonen en zorg in te kunnen voeren, is het nodig om stapsgewijs (vanaf 2012) standaardnormen vast te stellen voor kosten van huisvesting.

Cliënten betalen uiteindelijk zelf de kosten voor wonen. Ter compensatie van deze kosten verlaagt het kabinet de eigen bijdragen. Ook komen cliënten in aanmerking voor huurtoeslag als hun inkomenspositie hier aanleiding toe geeft. Het streven is om per 1 januari 2014 te starten met het scheiden van wonen en zorg voor mensen met een lichte zorgvraag.

Uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars

Wij zijn voornemens vanaf 1 januari 2013 zorgverzekeraars de AWBZ voor hun eigen verzekerden te laten uitvoeren. De cliënt krijgt daarmee de beschikking over één loket waar hij met elke zorgvraag terecht kan, of dat nu zorg is vanuit de Zorgverzekeringswet of zorg vanuit de AWBZ.

Door de AWBZ door zorgverzekeraars voor eigen verzekerden te laten uitvoeren, ontstaat er een directe klantrelatie tussen cliënt en zorgverzekeraar. De cliënt krijgt de vrijheid om te kiezen via welke zorgverzekeraar hij zijn AWBZ-zorg wil laten regelen; hij is niet meer gebonden aan het zorgkantoor in zijn regio. De zorgverzekeraar zal zich ook daarom meer moeten richten op de wensen van de individuele cliënt en diens zorgvraag, dit hoort in onze visie ook bij «good governance». De zorgverzekeraars zijn beter in staat om de cliënt in de hele keten te volgen. In 2012 bereiden we deze overgang voor.

Verlaging IQ-grens

Het kabinet onderzoekt hoe vanaf 1 januari 2013 de toegang tot de AWBZ kan worden beperkt voor mensen met een IQ tussen de 70 en 85, zoals afgesproken in het Regeerakkoord. Het kabinet wil dat de zorg en ondersteuning voor deze mensen dichterbij en meer vanuit het eigen sociale netwerk wordt georganiseerd.

g. Goede zorg waarderen en blijven verbeteren

Organisaties in de zorg hebben te maken met een veranderende samenleving, zoals de krapper wordende arbeidsmarkt, financiële en economische druk, en het daarmee samenhangende overheidsbeleid. Zij moeten veel inspanningen plegen om zich voortdurend te verbeteren. Wij spreken er onze waardering voor uit dat zij dit doen. Goede zorg verdient het om onder de aandacht te worden gebracht. Wij willen zorgaanbieders ondersteunen in het verbeteren van de kwaliteit van zorg en zorgvernieuwing. Om dit te realiseren wordt voortgebouwd op diverse lopende programma’s ter stimulering van kwaliteitsverbetering, verhoging van arbeidsproductiviteit en effectiviteit.

In voor Zorg!

Het programma «In voor Zorg!» laat kennis en praktijk goed op elkaar aansluiten, zodat kwaliteit en doelmatigheid van zorg beter worden. «In voor Zorg!» verzamelt innovaties en richtinggevende goede voorbeelden in de langdurige zorg en stelt informatie daarover beschikbaar aan het veld. Op dit moment zijn al vele zorgaanbieders aan de slag met het programma «In voor Zorg!». Andere programma’s zijn Zorg voor Beter, Transitieprogramma in de Langdurige Zorg, het Nationaal Programma Ouderenzorg en Welzijn nieuwe stijl.

h. Een toekomstbestendige jeugdzorg

We willen dat de jeugd gezond en veilig opgroeit, zich ontwikkelt en meedoet. We gaan consequent uit van kansen en mogelijkheden. We stimuleren dat jongeren hun talenten goed gebruiken. De ondersteuning en zorg voor jeugd en gezin kan beter dan nu aansluiten bij de eigen kracht van jongeren, hun ouders en hun sociale omgeving. Het kabinet wil de zorg voor jeugd laagdrempeliger, integraler en efficiënter maken. Alle zorg voor de jeugd die nu nog valt onder het Rijk, de provincies, de AWBZ en de Zvw komt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Door decentralisatie naar gemeenten komen de budgetten in één hand en ontstaan in de uitvoering meer mogelijkheden voor preventie, integrale ondersteuning en afstemming met school en werk. Het wetsvoorstel dat dit regelt wordt eind 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer. Gemeenten zullen in het komende jaar nadrukkelijk aandacht besteden aan het versterken van het lokaal preventief jeugdbeleid.

Kinderen en jongeren met relatief lichte opvoed- of psychiatrische problemen komen nog te vaak terecht in dure vormen van gespecialiseerde zorg voor jeugd, terwijl eerdere lichte zorg en begeleiding had volstaan. Het beroep op gespecialiseerde zorg en de kosten hiervan stijgen navenant. Aan de andere kant wordt door de complexiteit van het huidige jeugdstelsel een deel van de jeugd met zware en complexe problematiek onvoldoende geholpen. Deze analyse, gebaseerd op de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg en het rapport van de parlementaire werkgroep «Jeugdzorg dichterbij» uit 2010 heeft geleid tot de afspraak in het Regeerakkoord om het jeugdstelsel ingrijpend te wijzigen.

Tijdens deze kabinetsperiode wordt een aantal omvangrijke hervormingen doorgevoerd: passend onderwijs, decentralisatie jeugdzorg, de AWBZ en de Wet werken naar vermogen. Deze hervormingsmaatregelen hangen sterk met elkaar samen en kunnen elkaar in hun effect versterken. Door met name de regie en financiering in één hand te leggen kan efficiënter worden samengewerkt door betrokken uitvoeringsinstanties, ook als het gaat om kwetsbare groepen. Gezien de samenhang tussen de verschillende maatregelen hebben de bewindspersonen van VWS, OCW, BZK, SZW en VenJ afgesproken de hervormingsmaatregelen in samenhang uit te werken en te volgen. Met de VNG en gemeenten wordt momenteel bekeken welke groepen het mogelijk betreft.

4. Ruimte voor de mensen in de zorg

Zorgverleners, zorgbestuurders en goede, particuliere initiatieven hebben meer ruimte nodig. Er zijn onvoldoende mogelijkheden om te innoveren en te investeren in betere zorg. De hoge administratieve lasten zijn een van de belemmeringen die zij ervaren. Ook ontbreekt het aan voldoende dynamiek in de zorg: Door meer mogelijkheden te bieden voor het aantrekken van privaat kapitaal bij investeringen, kunnen we de zorg vitaler maken.

a. Meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor zorgaanbieders

Zorgaanbieders krijgen veel meer ruimte en kansen om patiënten betere zorg te geven. Om betere kwaliteit te leveren, zijn investeringen nodig. Momenteel zijn ziekenhuizen hiervoor afhankelijk van banken. Dit is een te eenzijdige afhankelijkheid. Waarom kunnen pensioenfondsen bijvoorbeeld wel investeren in het buitenland en niet in de Nederlandse zorg? Dat is een gemiste kans. Daarom gaan we de mogelijkheden om privaat kapitaal aan te trekken in de curatieve zorg vergemakkelijken conform het Regeerakkoord. Eind 2011 komt het kabinet met een wetsvoorstel om onder randvoorwaarden vanaf 2013 winstuitkering in de ziekenhuiszorg toe te staan. Met risicodragend kapitaal kunnen we de doelmatigheid, kwaliteit en dienstverlening in de ziekenhuiszorg verbeteren. Er worden strikte eisen gesteld aan winstuitkering. Er wordt geen winst uitgekeerd gedurende de eerste drie jaar na het moment van investeren en pas na een positieve beoordeling van minimumkwaliteitseisen en van de financiële reserves. Met deze eisen dragen we bij aan het waarborgen van de publieke belangen.

Innovatie

De stijgende vraag naar zorg, een dreigend arbeidsmarkttekort en continue kostenstijgingen vragen om slimme oplossingen. Maar vaak liggen er nog drempels voor zorginnovatie. Door die weg te nemen, kunnen zorgondernemers het innovatieproces gemakkelijker doorlopen. In 2012 komt er een centraal informatiepunt zorginnovatie. Hier kunnen burgers en professionals terecht voor informatie over het zorginnovatieproces, wet- en regelgeving en goede voorbeelden.

Zorginnovatie gaat vaak traag. Nieuwe behandelmethoden vinden vaak moeizaam hun weg naar het verzekerde pakket. Daar gaan we in 2012 wat aan doen. Het verzekerde pakket wordt stringenter beheerd, waarbij toelating van innovaties tot het verzekerde pakket eenduidiger, samenhangend en consequenter wordt beoordeeld; verouderde behandelingsmethoden worden uit het pakket verwijderd.

Continuïteit cruciale zorg na faillissement

Zorgaanbieders zijn vrij om zelf keuzes te maken. Zij krijgen daarvoor ook steeds meer ruimte. Bij deze vrijheid hoort ook de verantwoordelijkheid voor de financiële gevolgen van de keuzes. Dat was altijd al zo: Nederland kent van oudsher particuliere zorgaanbieders. En die kunnen verkeerde beslissingen nemen, die hen in financieel zwaar weer brengen. Niet duidelijk is wat daarin de rol van de overheid moet zijn. Dat geeft verwarring en valse verwachtingen. Daarom heeft het kabinet gesteld dat wanneer zorgaanbieders in financiële problemen komen of failliet gaan de overheid hen niet komt redden. Alleen de continuïteit van cruciale zorg blijft gewaarborgd. Concreet gaat het daarbij om ambulancezorg, basisspoedeisende hulp, acute verloskunde, crisisdienst binnen de ggz en voor de langdurige zorg over zorgfuncties die in een specifieke situatie cruciaal zijn. De Nza ontwikkelt een kader om te toetsen of zorgverzekeraars of zorgkantoren hebben aangetoond dat er, ondanks hun inspanning in het kader van hun zorgplicht, na faillissement geen vervangend aanbod voor cruciale zorg gevonden kan worden. Dat geeft de mensen die afhankelijk zijn van cruciale zorg de garantie dat zij die zorg hoe dan ook krijgen. Hiermee is de rolverdeling helder en weet iedereen waar hij aan toe is. Ook de premiebetaler, die weet dat hij niet hoeft op te draaien voor slecht management van zorgaanbieders.

b. Vereenvoudigen en verminderen verantwoordingslasten

We willen minder bureaucratie in de gezondheidszorg. Minder verantwoordingslasten dragen bij aan een efficiëntere bedrijfsvoering. Het opruimen van overbodige bureaucratie maakt bovendien het werken in de zorg aantrekkelijker. Als vertrouwen het uitgangspunt is in het beleid, is minder verantwoordingsinformatie nodig. De zorgaanbieder kan dan meer tijd besteden aan het verlenen van zorg en hulp aan de cliënt in plaats van aan het invullen van formulieren. Vertrouwen is echter geen blind vertrouwen. Waar het vertrouwen willens en wetens wordt geschaad, grijpen toezichthouders hard in, oftewel high trust, high penalty.

In de langdurige zorg gaat een experiment van start met regelarme instellingen. Zorgaanbieders zijn opgeroepen om regels waarvan zij last hebben bij het kwalitatief beter of meer doelmatig maken van de zorg te melden, zodat we waar mogelijk deze regels kunnen wegnemen. Wij willen met enkele instellingen in de langdurige zorg afspraken maken om voor een periode van twee jaar hinderende regels buiten werking te stellen. Tevens kijken we kritisch naar de AWBZ-brede zorgregistratie en bekijken we met zowel Zorgverzekeraars Nederland als VNG of we voorwaarden en regels die zorgkantoren en gemeenten aan zorgaanbieders stellen, kunnen standaardiseren. Ook voor de curatieve zorg zal het kabinet de mogelijkheden van regelarme instellingen nader onderzoeken.

In de curatieve zorg gaat het nieuwe declaratiesysteem voor ziekenhuizen, DOT, in per 2012. Met het nieuwe declaratiesysteem vervangen we met ingang van 2012 de ruim 40 000 diagnosebehandelingcombinaties (dbc) door ongeveer 4 000 nieuwe dbc-zorgproducten. Deze dbc-zorgproducten zijn een verbetering van de bestaande dbc’s. Doordat de dbc-zorgproducten specialisme overstijgend zijn gedefinieerd, wordt de zorg herkenbaarder en transparanter en het systeem eenvoudiger. Met de maatregelen geeft VWS invulling aan de kabinetsdoelstelling om in 2012 de regeldruk met tien procent te verminderen.

Vereenvoudiging indicatiestelling

De huidige wijze van indicatiestelling voor AWBZ-zorg gaat gepaard met te veel administratieve lasten. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een vereenvoudiging van de indicatiestelling, maar verdere stappen zijn nodig. Sinds april 2011 blijft de indicatie voor mensen met een stabiele en langdurige zorgvraag niet vijf, maar vijftien jaar geldig. Ook hebben sinds deze datum zintuiglijk gehandicapten geen indicatie meer nodig voor behandeling. Vanaf 1 oktober 2011 kunnen zorgaanbieders voor mensen boven de tachtig jaar die voor verblijf in aanmerking komen, volstaan met een melding bij het CIZ.

Regeldruk in de jeugdzorg

Op basis van een onderzoek naar de ervaren regeldruk bij cliënten en professionals in de jeugdzorg, pakken we dat probleem samen met de sector in 2012 aan. We vereenvoudigen de manier waarop de jeugdzorg verantwoording aan de overheid aflegt. Met minder regels hebben professionals meer plezier in hun werk, is er meer tijd voor contacten met cliënten en is er minder onnodig papierwerk.

5. Eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht

Dit kabinet wil niet de indruk wekken dat het mogelijk is om verantwoordelijkheden van burgers over te nemen. Dit geeft mensen valse verwachtingen wat uit kan lopen op een deceptie. De overheid kan eenvoudigweg veel verantwoordelijkheden niet waarmaken. Daarom moet de overheid niet langer keuzes willen maken voor burgers, maar hen juist optimaal in staat stellen zelf die keuzes te maken. En daarmee voorkomen dat alledaagse vragen zorgvragen worden.

a. Zelf beslissen over leefstijl

Mensen bepalen zelf hoeveel en wat ze eten, hoeveel ze bewegen en hoe ze omgaan met hun gezondheid. De overheid heeft een belangrijke rol in het verschaffen van betrouwbare en doelgerichte informatie en het makkelijk maken van gezonde keuzes.

We stimuleren goede initiatieven om de gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te maken, zoals een gezond aanbod en verbetering van productsamenstelling en goede informatie voor consumenten via het voedselkeuzelogo van de levensmiddelenindustrie, cateraars en supermarkten. Bij de inrichting van de openbare ruimte zijn goede voorbeelden die uitnodigen tot bewegen (denk aan het realiseren van goede fietsvoorzieningen en de OV-fiets om het voor- en natransport voor de reiziger in het openbaar vervoer te verbeteren en een autovrije zone rond school waardoor ouders en kinderen genoodzaakt zijn te voet of met de fiets naar school te komen). Bij het convenant Gezond Gewicht en het convenant tegen gehoorbeschadiging slaat de gehele sector de handen ineen ten behoeve van een gezonder leven.

Het is belangrijk dat jongeren op school leren wat wel en wat niet gezond is en dat zij weerbaar worden tegen de dagelijkse verleidingen. Door middel van betrouwbare informatie over leefstijl, de schoolverpleegkundigen en het bevorderen van gezond gedrag op school en in de buurt (en zo de mogelijkheid te bieden om voor gezond te kiezen), wil de overheid een stevige basis voor het verdere leven leggen. Grenzen stellen is gerechtvaardigd, maar onvoldoende. Grenzen handhaven krijgt van dit kabinet meer aandacht, waarbij jongeren zullen merken dat een verbod niet vrijblijvend is. Voor jongeren onder de zestien jaar is het naar verwachting vanaf het voorjaar van 2012 strafbaar alcohol in het bezit te hebben op de openbare weg en in horecagelegenheden.

Ten aanzien van leefstijl wordt de focus verlegd van «praten over» (massamediale programma’s, subsidiëren van organisaties en projecten) naar «doen», zoals daadwerkelijk bewegen in de buurt op een schoolplein of sportveld onder begeleiding van een coach. De komende jaren zullen we dan ook meer nadruk leggen op sport en bewegen in de buurt als onderdeel van een gezonde leefstijl.

b. Eigen kracht benutten

We moeten de eigen kracht van de samenleving benutten. De eigen kracht van mensen zien we in de bijna vijf miljoen Nederlanders die zich regelmatig vrijwillig inzetten voor de samenleving. VWS sluit een overeenkomst met het Nederlands vrijwilligerswerk als afsluiting van het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk. In 2012 bepalen we samen met de sector de prioriteiten voor het eerste jaar.

Van de vijf miljoen vrijwilligers zijn er bijna 500 000 mensen actief in de zorg. Het samenspel tussen de betaalde krachten en de vrijwilligers kan nog verder worden verbeterd. De beleidsbrief over vrijwilligerswerk die nog in 2011 verschijnt, zal onder meer ingaan op onze inzet voor vrijwilligers in de zorg.

Patiënten- en gehandicaptenorganisaties

Veel mensen zetten zich langs de weg van cliëntenorganisaties (de zogenoemde pg-organisaties) vrijwillig in voor mensen met een aandoening of beperking. Deze organisaties zorgen er met hun unieke ervaringskennis voor dat mensen met een aandoening of beperking zoveel mogelijk hun eigen kracht kunnen benutten door zelf regie over hun eigen leven te voeren. Dit draagt bij aan betere kwaliteit van zorg en maatschappelijke participatie. Wij waarderen die inzet, maar zien ook ruimte voor verbetering en beperken daarom de subsidiestroom aan deze organisaties. Met de nieuwe financieringssystematiek wil het kabinet vanaf 1 januari 2012 aan de ene kant zorgen voor een bijdrage aan een structurele financiële basis voor deze organisaties, maar aan de andere kant organisaties maximaal uitdagen en belonen voor samenwerking.

Mantelzorgers

Naar verwachting zal in de toekomst een groter beroep worden gedaan op mantelzorgers. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau zijn 450 000 van de 2,6 miljoen mantelzorgers overbelast. Dit aantal is te hoog. Wij willen gemeenten en instellingen voor mantelzorgondersteuning instrumenten aanreiken om iets aan die overbelasting te doen.

We onderzoeken wat gemeenten aan mantelzorgondersteuning doen. Dit onderzoek moet inzicht bieden in het bestaan van eventuele leemten in de infrastructuur voor mantelzorgondersteuning. Er zullen gesprekken plaats gaan vinden met partijen om te kijken welke ontwikkelingen relevant zijn voor mantelzorg en hoe daarmee kan worden omgegaan. Deze activiteiten moeten leiden tot een plan van aanpak om de ondersteuning van mantelzorgers te versterken. Hierop zal worden ingegaan in de beleidsbrief over mantelzorg die eind 2011 gereed is.

Maatschappelijke opvang

We willen ervoor zorgen dat zo veel mogelijk dak- en thuislozen re-integreren in de samenleving. Hiermee voorkomen we ook onnodige zorgkosten en kosten op het gebied van overlast en criminaliteit. Het kabinet wil dat er minder daklozen komen; waarbij de focus ligt op de vermindering van het aantal zwerfjongeren. Daarbij worden mensen aangesproken op hun eigen kracht. Het voorkómen van dakloosheid heeft prioriteit; samenwerking met bijvoorbeeld welzijnsorganisaties en schuldhulpverlening is essentieel. Gemeenten worden in 2012 ondersteund via een uitkering uit het Gemeentefonds en verspreiding van goede voorbeelden en expertise.

Eigen kracht van jongeren

Het kabinet wil jongeren weerbaar maken en stimuleren dat zij hun talenten goed gebruiken. Ook moeten we gebruik maken van de kracht van de sociale omgeving: ouders moeten kunnen aankloppen bij familie, vrienden en buren voor alledaagse vragen over hun kinderen. En als ze er zo niet uitkomen, moeten ze bij de Centra voor Jeugd en Gezin gemakkelijk antwoord kunnen krijgen op hun vragen.

De zogenoemde Eigen Kracht conferenties kunnen daaraan bijdragen.

Het kabinet stimuleert de discussie over alledaags opvoeden in de Opvoedweek, het ZonMw-programma «Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin» en de vernieuwing van het jeugdwelzijnswerk.

c. Fusies

Het is van belang dat mensen in instellingen elkaar kennen wanneer zij daar wonen of werken. Ook moeten rollen en verantwoordelijkheden tussen verzekeraars, zorgaanbieders en cliënt duidelijk zijn. Op beide fronten komt dit kabinet in actie.

Zorgspecifieke fusietoets

In de afgelopen jaren hebben sommige fusies in de zorg geleid tot instellingen die groter zijn dan bedrijfsmatig optimaal is. De efficiency, de cliëntgerichtheid en de kwaliteit van zorg zijn daardoor in een aantal gevallen onder druk komen te staan. Dit kabinet houdt scherper toezicht op voorgenomen fusies in de zorg en neemt maatregelen om de kwaliteit en bereikbaarheid te waarborgen.

Dit gebeurt door de eigen verantwoordelijkheid van bestuurders en direct belanghebbenden bij een fusie te stimuleren. We willen de interne besluitvorming verbeteren door een verplichte fusie-effectrapportage, voorafgaand aan de (eventuele) toets van de NMa op grond van de mededingingswet. Ook letten we door een verplichte fusietoets meer dan voorheen op het fusieproces en op de directe risico’s van de fusie voor de kwaliteit en de bereikbaarheid van de zorg. Het kabinet komt eind 2011 met een wetsvoorstel om deze maatregelen te verankeren.

Verticale integratie

De patiënt en verzekerde is het beste gebaat bij een systeem waarbij de rollen tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder gescheiden blijven. We willen dan ook niet dat verzekeraars zorgaanbieders overnemen. Een verzekeraar koopt zorg in die kwalitatief goed en doelmatig moet zijn. Wanneer deze verzekeraar óók zorgaanbieder is, zou hij inkoopbesluiten kunnen nemen die niet in het belang van de patiënt en verzekerde zijn. Er zijn wel uitzonderingen: verzekeraars hebben een zorgplicht. Om daaraan te voldoen kan het nodig zijn tijdelijk zelf zorg te leveren. Ook kan zorg een kwaliteitsimpuls krijgen door tijdelijk aanbod van de zorg door de zorgverzekeraar als zorgaanbieders dat nalaten. Na afronding van overleg met de Europese Commissie, dat nodig is om de wetgeving goed op de Europese regels te laten aansluiten, komt het kabinet zo spoedig mogelijk met een wetsvoorstel om verticale integratie te voorkomen.

d. Geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt niet geaccepteerd

Geweld in afhankelijkheidsrelaties kan volwassenen en kinderen grote schade toebrengen. Het schaadt ook het vertrouwen in de zorg als bij misbruik professionals betrokken zijn. Daarom pakken we partnergeweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking daadkrachtig aan. Uitgangspunt van de aanpak is dichtbij de mensen zelf en zoveel mogelijk op lokaal niveau. Door misstanden eerder te signaleren en mishandeling te melden, kan het geweld worden gestopt en krijgen slachtoffers sneller bescherming en hulp.

De verschillende advies- en meldpunten van geweld in afhankelijkheidsrelaties gaan nauwer samenwerken. We streven ernaar dat de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling op 1 januari 2012 van kracht wordt. Het stelsel van de opvang wordt verbeterd. Ouderenmishandeling wordt krachtig aangepakt. De activiteiten om kindermishandeling tegen te gaan, staan in het nieuwe Actieplan Aanpak Kindermishandeling dat najaar 2011 gereed is.

6. Financieel beeld op hoofdlijnen

Het kabinet zet in 2012 flinke stappen om de zorguitgaven te beheersen. Zo zijn met de ziekenhuissector en de medisch specialisten afspraken gemaakt over een beheerste uitgavenontwikkeling. De zorguitgaven mogen deze kabinetsperiode stijgen met vijftien miljard euro2. Het kabinet treft maatregelen om ervoor te zorgen dat aan het einde van deze kabinetsperiode niet méér dan dit bedrag wordt uitgegeven. Gegeven de verwachte ontwikkeling van de collectieve zorguitgaven is het ook op langere termijn noodzakelijk de groei om te buigen.

Ontwikkeling collectieve zorguitgaven

We geven steeds meer uit aan zorg. In 1970 waren de collectieve zorguitgaven bijna drie procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP), in 2000 bedroeg dit zes procent. In 2012 komen we naar verwachting uit op circa tien procent 3. Ook wordt een steeds groter deel van de totale collectieve uitgaven besteed aan de zorg. In 1970 was dit minder dan zeven procent, in 2012 is dit bijna 21 procent.

Ontwikkeling collectieve zorguitgaven vanaf 1970

Ontwikkeling collectieve zorguitgaven vanaf 1970

Bij voortzetting van de huidige stijging van de zorguitgaven is deze bijna drie keer zo hoog als de geraamde toekomstige groei van de totale economie. Een dergelijke groei soupeert nagenoeg alle collectieve groeiruimte op en is zowel op de middellange als de lange termijn onhoudbaar. Om die reden hebben de bewindspersonen van VWS en de minister van Financiën op 1 december 2010 de Taskforce beheersing zorguitgaven in het leven geroepen. Deze ambtelijke Taskforce zal voor de zomer van 2012 nadere voorstellen ontwikkelen, die de beheersing op middellange termijn kunnen vergroten en komt tevens met aanbevelingen die de houdbaarheid op langere termijn bevorderen c.q. die leiden tot een lager groeipad van de collectieve zorguitgaven. De SER is gevraagd om begin 2013 een advies uit te brengen hoe kan worden gewaarborgd dat de zorg betaalbaar blijft voor toekomstige generaties en er geen onoplosbare knelpunten ontstaan.

De collectieve zorguitgaven stijgen jaarlijks als gevolg van de vergrijzing, de toename van het aantal chronisch zieken en technologische ontwikkelingen. Voor deze kabinetsperiode is afgesproken dat de zorguitgaven met circa vijftien miljard euro mogen groeien. Met deze extra middelen kan de toegankelijkheid van de zorg worden gewaarborgd en kan de kwaliteit op een hoog niveau blijven. Om aan het einde van deze kabinetsperiode niet méér dan de vastgestelde vijftien miljard euro extra uit te geven, worden verschillende maatregelen getroffen.

Voornaamste tegenvallers en maatregelen 2012

Bovenop de bij het Regeerakkoord beschikbaar gestelde groei heeft een extra uitgavenstijging van circa 1,1 miljard euro plaatsgevonden. De voornaamste tegenvallers doen zich voor bij instellingen voor medisch specialistische zorg, de huisartsen, de curatieve ggz, de pgb’s en zorg in natura.

Het kabinet treft vanaf 2012 maatregelen om deze structurele tegenvallers op te vangen. Uitgangspunt daarbij is dat overschrijdingen zoveel mogelijk worden teruggehaald in de sectoren waar zij zich voordoen. Met medisch specialisten en ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra zijn in het voorjaar van 2011 afspraken gemaakt om te komen tot een meerjarige beheerste uitgavenontwikkeling. Dit heeft ertoe geleid dat (een groot deel van) de geconstateerde overschrijdingen kan worden geredresseerd. In andere sectoren grijpt het kabinet in door tariefskortingen in te voeren, het uit het basispakket halen van behandelingen of het invoeren of verhogen van eigen betalingen. Zo wordt bij de huisartsen een tariefskorting doorgevoerd, worden dieetadvisering en stoppen met roken uit het pakket gehaald en wordt de Wtcg inkomensafhankelijk gemaakt. Alle maatregelen die dit kabinet treft zijn erop gericht de collectieve zorguitgaven te beheersen en de zorg zo doelmatig en effectief mogelijk in te richten, zodat de groei van de zorguitgaven zich voltrekt conform het afgesproken bedrag van vijftien miljard euro. Met de in deze beleidsagenda beschreven hervormingsagenda werkt het kabinet ook aan de structurele verbetering van de houdbaarheid van de zorg en de verbetering van de kwaliteit van zorg.

Mutaties in de bruto-BKZ-uitgaven en ontvangsten sinds de ontwerpbegroting 2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Bruto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2011

61 107,5

62 615,1

65 926,0

69 951,3

74 470,7

79 573,5

 
               

1. Mutaties Startnota

 

235,1

605,1

730,0

392,6

– 1 632,4

 
               

Bruto-BKZ-uitgaven Startnota

61 107,5

62 850,2

66 531,1

70 681,3

74 863,3

77 941,1

 
               

Mee-/tegenvallers, maatregelen en intensiveringen

688,6

1 297,5

128,0

– 233,1

– 536,1

– 297,6

 

2. Actualisering zorguitgaven

628,9

1 073,0

1 013,1

1 246,1

1 376,1

1 675,1

 

3. Tariefmaatregel huisartsen

   

– 132,0

– 132,0

– 132,0

– 132,0

 

4. Verlaging eerdere korting ziekenhuizen

 

235,2

235,2

235,2

235,2

235,2

 

5. Hoofdlijnenakkoord instellingen voor medisch specialistische zorg

   

– 265,0

– 265,0

– 265,0

– 265,0

 

6. Verlaging eerdere tariefskorting medisch specialisten

 

42,4

42,4

42,4

42,4

42,4

 

7. Korting academische component

   

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 40,0

 

8. Afzien van pakketopname beweegkuur

   

– 69,0

– 30,0

– 19,0

– 9,0

 

9. Pakketuitname dieetadvisering

   

– 42,0

– 42,0

– 42,0

– 42,0

 

10. Pakketuitname maagzuurremmers

   

– 75,0

– 75,0

– 58,0

– 58,0

 

11. Pakketuitname stoppen met roken

   

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

 

12. Tariefkorting logopedie

   

– 6,0

– 6,0

– 6,0

– 6,0

 

13. Invoering darmkankerscreening

     

16,6

40,0

61,4

 

14. Maatregel fysiotherapie

   

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

 

15. Tariefmaatregel verloskunde

   

– 4,0

– 4,0

– 4,0

– 4,0

 

16. Kosten oneigenlijk gebruik SEH verhalen op patiënt

     

– 10,0

– 10,0

– 10,0

 

17. Maatregel farmaceutische hulp

 

– 42,0

– 42,0

– 57,0

– 57,0

– 57,0

 

18. Hulpmiddelen

 

20,0

20,0

20,0

20,0

20,0

 

19. Maatregelen ggz

   

– 393,0

– 393,0

– 393,0

– 393,0

 

20. Rechtmatigheid Zvw

 

– 7,0

– 7,0

– 7,0

– 7,0

– 7,0

 

21. Ramingsbijstelling kapitaallasten

   

34,0

52,0

30,5

16,0

 

22. Niet doorgaan maatregel minimale eigen betalingen AWBZ

   

80,0

80,0

80,0

80,0

 

23. Besparingsverlies beperken doelgroep AWBZ

   

20,0

       

24. Maatregel persoonsgebonden budgetten

   

– 119,0

– 290,0

– 843,0

– 919,0

 

25. Inzet taakstellende intensiveringsmiddelen

   

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

 

26. Caribisch Nederland

 

22,5

15,2

15,2

14,5

14,1

 

27. Tekort budget Wtcg

   

50,0

50,0

50,0

50,0

 

28. Inkomensafhankelijke Wtcg

     

– 250,0

– 250,0

– 250,0

 

29. Diverse mutaties

59,7

– 46,5

– 127,9

– 319,6

– 218,8

- 209,8

 
               

Technische en macro-economische mutaties

427,2

265,2

528,8

308,5

– 284,2

199,2

 

30. Macro loon- en prijsbijstelling

 

116,8

288,8

103,5

75,9

– 18,0

 

31. IJklijnmutaties

– 41,6

148,4

96,8

61,8

65,1

74,0

 

32. Financieringsmutatie

468,8

           

33. Technische mutatie ggz

   

143,2

143,2

143,2

143,2

143,2

               

Totaal mutaties

1 115,8

1 562,7

656,8

75,4

– 251,9

– 98,4

 
               

Bruto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

62 223,3

64 412,9

67 187,9

70 756,7

74 611,4

77 842,7

82 099,4

BKZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2011

2 908,2

3 183,9

3 464,4

3 607,9

3 765,0

3 935,7

 
               

34. Mutaties Startnota

     

80,0

80,0

– 185,0

 
               

BKZ-Ontvangsten Startnota

2 908,2

3 183,9

3 464,4

3 687,9

3 845,0

3 750,7

 
               

Tegenvallers, maatregelen en intensiveringen

100,4

71,9

177,2

107,2

107,2

105,2

 

35. Actualisering zorguitgaven

80,0

85,0

85,0

       

36. Ramingbijstelling eigen risico Zvw

 

– 33,0

– 54,0

– 20,0

– 20,0

– 22,0

 

37. Ramingbijstelling eigen bijdrage AWBZ

     

– 19,0

– 19,0

– 19,0

 

38. Eigen bijdrage Zvw

   

146,2

146,2

146,2

146,2

 

39. Diverse mutaties

20,4

19,9

         
               

Technische en macro-economische mutaties

23,7

           

40. IJklijnmutaties

23,7

           
               

Totaal mutaties

124,1

71,9

177,2

107,2

107,2

105,2

 
               

BKZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2012

3 032,3

3 255,8

3 641,6

3 795,1

3 952,2

3 855,9

4 028,7

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2011

58 199,3

59 431,2

62 461,6

66 343,4

70 705,7

75 637,8

 

Mutatie in de netto-BKZ-uitgaven

 

235,1

605,1

650,0

312,6

– 1 447,4

 

Netto-BKZ-uitgaven Startnota

58 199,3

59 666,3

63 066,7

66 993,4

71 018,3

74 190,4

 

Mutatie in de netto-BKZ-uitgaven

991,7

1 490,8

479,6

– 31,8

– 359,1

– 203,6

 

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

59 191,0

61 157,1

63 546,3

66 961,6

70 659,2

73 986,8

78 070,7

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Tabel Beleidsdoorlichtingen

Artikel/Operationele doelstelling

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Toelichting

41 Volksgezondheid

               

41 AD Een goede volksgezondheid, waarbij mensen gezond leven en zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid

           

Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2010, deelrapport Effecten van preventie

41 OD 1 Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

       

   

Voedselveiligheid 2014

41 OD 2 Er is een doelmatig systeem van publieke gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

         

 

Leefstijlbeleid 2015

41 OD 3 De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectieziekten en chronische ziekten

   

       

Screeningsbeleid 2012

41 OD 4 Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij medisch wetenschappelijk onderzoek

   

     

Euthanasiewet 2012

Wet medisch -wetenschappelijk onderzoek met mensen 2012

Embryowet 2013

41 OD 5 Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

         

 

Leefstijlbeleid 2015

                 

42 Gezondheidszorg

               

42 AD Een goed werkend en innoverend zorgstelsel, gericht op een optimale combinatie van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid voor de burger

               

42 OD 1 De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

           

Beleidsdoorlichting art. 42.OD 1 samen met art. 43 OD 1 m.u.v. 2017/2018 Evaluatie WCZ en Beginselenwet zorg

42 OD 2 Zorgaanbieders worden gestimuleerd om het door de burger gewenste zorgaanbod te realiseren

 

 

 

IBO curatieve ggz in 2010 afgerond

IBO UMC’s is gestart in augustus 2011 en wordt in 2012 afgerond

Veiligheidsprogramma 2014

Opleidingsfonds 2016

42 OD 3 Zorgverzekeraars bieden alle burgers een betaalbaar verzekerd pakket voor noodzakelijke zorg aan

         

Heroverweging cure in 2010 afgerond

42 OD 4 De burgers van Caribisch Nederland kunnen gebruik maken van voorzieningen voor zorg en welzijn

         

 

Deze operationele doelstelling bestaat pas sinds de begroting 2011

                 

43 Langdurige zorg

               

43 AD Zorgen dat voor mensen met een langdurige of chronische aandoening van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard zorg van goede kwaliteit beschikbaar is en dat deze zorg tegen voor de samenleving aanvaardbare maatschappelijke kosten wordt geleverd

           

Heroverweging care in 2010 afgerond

43 OD 1 De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

 

       

Subsidiesystematiek PGO-organisaties 2011

Beleidsdoorlichting art. 43.OD 1 samen met art. 42 OD 1 m.u.v. 2017/2018 Evaluatie WCZ en Beginselenwet zorg

43 OD 2 Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar

 

       

Indicatiestelling

43 OD 3 De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg)

 

   

Stagefonds 2011

Evaluatie AMvB zorgplanbespreking 2012

Palliatieve zorg 2013

In voor zorg 2014

43 OD 4 De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar

     

     

Wtcg

Monitor AWBZ

                 

44 Maatschappelijke ondersteuning

               

44 AD Alle burgers participeren in de samenleving

       

   

Onderzoek Wmo door het SCP

44 OD 1 Burgers worden gestimuleerd actief te participeren in maatschappelijke verbanden

               

44 OD 2 Burgers bieden anderen vrijwillige ondersteuning en kunnen gebruik maken van (organisaties van) vrijwillige ondersteuning

               

44 OD 3 Burgers met beperkingen kunnen gebruik maken van (algemene) voorzieningen en professionele ondersteuning

               

44 OD 4 Burgers met (psycho) sociale problemen kunnen gebruik maken van tijdelijke ondersteuning

               
                 

45 Jeugd

               

45 AD Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de samenleving

               

45 OD 1 Kinderen en hun ouders/verzorgers zijn positief betrokken bij hun leefomgeving en krijgen zo nodig laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien aansluitend op hun eigen kracht

         

 

Actieplan Kindermishandeling.

45 OD 2 Kinderen met ernstige opgroeiproblemen en ouders/verzorgers met opvoedproblemen krijgen op tijd de noodzakelijke en passende zorg

         

2010 en 2015 Jeugdstelsel

                 

46 Sport en bewegen

               

46 AD Een sportieve samenleving waarin voor iedereen een passend sport- en beweegaanbod aanwezig is en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd

 

       

Uitvoering Sportbeleid (mei 2011)

Sport- en beweegbeleid (2016)

46 OD 1 Voor iedere burger die dat wil is een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig, dat bovendien veilig en toegankelijk is

               

46 OD 2 Ondersteunen van de ambitie van de georganiseerde sport om als Nederland bij de beste 10 topsportlanden van de wereld te behoren

               

46 OD 3 Voorbereiden van een gefundeerd besluit over de kandidaatstelling voor de organisatie van de Olympische en Paralympische Spelen 2028 in Nederland

               
                 

47 Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII

               

47 AD De (im)materiële zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen Wereldoorlog II is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WOII, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven

               

47 OD 1 Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening in een situatie van structureel dalende werklast

       

   

Uitvoering uitkering door Sociale verzekeringsbank in verband met overdracht taken in 2011

47 OD 2 De herinnering aan WOII blijft levend en veel mensen – waaronder jeugdigen – zijn zich bewust van de betekenis van WOII, mede in relatie tot grondrechten, democratie, (internationale) rechtstaat en vrijheid

       

   

Uitvoering taken Nationaal Comité in verband met overdracht taken in 2011

3

Centraal Economisch Plan 2011

Licence