Base description which applies to whole site

Artikel 5: Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling.

A: Algemene Doelstelling

Bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van duurzame sociale en economische ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mensen, mannen én vrouwen, om zich te ontplooien en door een maatschappelijk middenveld te versterken dat stem geeft aan groepen uit de samenleving en zorgt voor het nodige tegenwicht voor de overheid, ondernemingen en instituties.

De investering in menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling draagt rechtstreeks bij aan vijf van de acht millenniumdoelstellingen. Ook is het een noodzakelijke voorwaarde voor zelfredzaamheid en duurzame economische ontwikkeling. Door te investeren in onderwijs, in seksuele gezondheid, in gendergelijkheid en in sterke maatschappelijke organisaties wordt bevorderd dat mensen, mannen én vrouwen, jongens en meisjes, zich optimaal kunnen ontplooien en een gezond en productief leven kunnen leiden dat bijdraagt aan de sociale en economische ontwikkeling van hun land.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft een stimulerende rol op de volgende gebieden:

  • Op het gebied van hoger onderwijs geeft de minister een financiële impuls aan de versterking van hoger onderwijs via NICHE en NFP, innovatieve onderwijsactiviteiten ter ondersteuning van de speerpunten in de partnerlanden, het Global Partnership for Education en het Kennisplatform Development Policies.

  • Het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden wordt gesteund met een financiële impuls, via onder meer MFS-II, VMP en SNV.

  • Het behalen van MDG 5 en 6 en het versterken van seksuele gezondheid wordt gesteund met een financiële impuls van EUR 400 miljoen via het ondersteunen van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven en overheden.

  • Voor het speerpuntdoorsnijdende thema gender heeft de minister een stimulerende rol op het gebied van het bevorderen van leiderschap, macht en zelfredzaamheid van vrouwen. Een financiële impuls van EUR 42 miljoen wordt ingezet via onder andere het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma.

Daarnaast heeft de minister tevens een regisserende rol:

  • Om de constructieve rol van het maatschappelijk middenveld in ontwikkeling te faciliteren stemt Nederland internationaal af in onder andere EU en OESO/DAC verband.

  • Nederland is een actief pleitbezorger voor seksuele en reproductieve gezondheidsrechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora met een actieve rol in de voorbereidingen voor ICPD+20, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden en in de samenwerking met NGOs.

  • Nederland heeft een actieve rol als pleitbezorger voor vrouwenrechten, onder meer in multilaterale fora (VN, OESO/DAC), in de bilaterale dialoog en via ondersteuning van NGO’s.

C: Beleidswijzigingen

  • Op basis van evaluatiebevindingen die in 2012 beschikbaar zijn gekomen wordt de nieuwe fase van het programma voor capaciteitsversterking in het hoger onderwijs NICHE en het beurzenprogramma NFP aangepast.

  • De beleidsvoornemens voor 2013 voor het speerpunt seksuele gezondheid zijn uitgewerkt in de Kamerbrief 32 605 nr. 93. De beleidsvoornemens hebben een sterkere nadruk op jongeren, toegang tot medicijnen en middelen, geïntegreerde dienstverlening en het bevorderen van seksuele en reproductieve rechten.

D1: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Bedragen in EUR 1 000

   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

                     

Verplichtingen

448 071

853 802

331 241

486 654

584 821

584 821

584 821

                     

Uitgaven:

             
                     

Programma-uitgaven totaal

1 298 033

1 118 099

1 078 152

1 061 258

1 077 823

1 077 823

1 077 823

 

waarvan juridisch verplicht

   

97%

       
                     

5.1

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten

314 148

232 006

198 600

169 996

158 896

158 896

158 896

                     
 

Bilateraal

       

69 804

38 100

17 000

17 000

17 000

 

Onderwijs

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

69 804

       
                     
 

Multilateraal

       

33 000

44 000

44 000

44 000

44 000

 

Onderwijs

Bijdragen (inter)nationale organisaties

   

3 000

       
                     
 

Onderzoek en innovatie

Bijdragen (inter)nationale organisaties

GPE

   

30 000

       
                     
 

Maatschappelijk

       

95 796

87 896

97 896

97 896

97 896

 

Onderwijs

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Beroepsonderwijs

   

7 000

       
   

Subsidies

NUFFIC

   

60 000

       
                     
 

Onderzoek en innovatie

Subsidies

Diversen

   

28 796

       
                     
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Diversen

   

24 000

       
                     

5.2

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

549 001

473 808

456 125

449 000

449 000

449 000

449 000

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

125

0

0

0

0

                     
 

Maatschappelijk

       

456 000

449 000

449 000

449 000

449 000

   

Subsidies

     

456 000

       
     

waarvan MFS

   

382 000

       
     

waarvan SNV

   

60 000

       
     

waarvan VMP

   

13 000

       
                     

5.3

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

38 951

41 427

42 470

44 506

43 261

43 261

43 261

                     
 

Bilateraal

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

8 027

5 830

5 122

5 122

5 122

                     
 

Multilateraal

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNIFEM

   

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

                     
 

Maatschappelijk

Subsidies

FLOW

   

28 443

32 676

32 139

32 139

32 139

                     

5.4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van hiv/aids

395 933

370 858

380 957

397 756

426 666

426 666

426 666

                     
 

Bilateraal

       

94 856

96 989

97 049

97 049

97 049

 

HIV/aids

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

13 740

       
                     
 

SRGR

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

43 037

       
                     
 

Gezondheid algemeen

Bijdragenovereenkomst

Landenprogramma's

   

38 079

       
                     
 

Multilateraal

       

220 104

224 220

232 220

232 220

232 220

 

HIV/aids

       

75 000

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNAIDS

   

20 000

       
     

GFATM

   

55 000

       
                     
 

SRGR

Bijdragen (inter)nationale organisaties

UNFPA

   

81 000

       
                     
 

Gezondheid algemeen

Bijdragen (inter)nationale organisaties

   

64 104

       
     

GAVI

   

30 000

       
     

HIF

   

15 000

       
     

WHO

   

19 104

       
                     
 

Maatschappelijk

       

65 997

76 547

97 397

97 397

97 397

 

HIV/aids

Subsidies

Key populationfunds

   

17 500

       
                     
 

SRGR

       

48 497

       
   

Bijdragen (inter)nationale organisaties

waarvan PSI, IPPF, IPAS

 

7 500

       
     

waarvan SRGR-fonds

 

30 000

       

Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:

Artikel 5

Artikel 5

D2: Budgetflexibiliteit

Voor het onderdeel goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten is het merendeel juridisch vastgelegd. Binnen de geplande uitgave voor basis-/beroeps onderwijs voor de speerpunten, zijn nog geen verplichtingen aangegaan. Onder MFSII zijn de geraamde uitgaven voor versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden volledig juridisch verplicht. Het betreft hier meerjarige contracten die lopen tot en met 2015. Voor het artikelonderdeel gelijke rechten en kansen voor vrouwen is het merendeel juridisch verplicht. Voor enkele geplande programma’s in de MENA-regio zijn nog geen contracten afgesloten. De uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids zijn volledig juridisch verplicht.

E: Artikelonderdeel 5.1 Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Goed onderwijs, een goed opgeleide bevolking en kennisontwikkeling zijn onmisbare ingrediënten voor duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Nederlandse inzet hiervoor dient vooral ter ondersteuning van de prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid. In de bilaterale programma’s voor de speerpunten worden onderwijs- en opleidingscomponenten ingebouwd. Ook de hoger-onderwijs-programma’s ondersteunen de speerpunten.

  • Onderzoek en kennisontwikkeling vinden steeds meer in partnerschappen tussen Nederlandse kennisinstellingen en instellingen in ontwikkelingslanden plaats.

  • Versterking van de capaciteit van het hoger (beroeps)onderwijs en toename van het aantal goed opgeleide mensen in partnerlanden via het NICHE-programma en het NFP en verbetering van de aansluiting tussen hoger onderwijsprogramma’s met de speerpunten. Beide programma’s worden uitgevoerd door Nederlandse kennisinstellingen.

  • Bijdrage aan het Education for All – Fast Track Initiative.

  • Ondersteuning kennisactiviteiten en -trajecten ter vergroting van kennis over duurzame en inclusieve groei in partnerlanden (bijvoorbeeld de IS-academie en het kennisplatform Development Policies).

  • Investeringen in beroepsonderwijs, seksuele voorlichting in schoolcurriculae en voorkomen van schooluitval onder meisjes dragen bij aan resultaten op de vier speerpunten.

  • Versterking van vredesopbouw via basis- en beroepsonderwijs in fragiele staten (UNICEF programma Peacebuilding and Security en Global Partnership for Education).Zie ook art. 2.5 Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden).

  • Verantwoorde afbouw van programma’s voor basisonderwijs heeft plaatsgevonden, in lijn met thematische keuzes in de focusbrief. In Burkina Faso, Ethiopië en Zambia is de onderwijssteun in 2013 volledig beëindigd.

5.2 Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

Een sterk en divers maatschappelijk middenveld is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Burgers spelen een cruciale rol in het bewerkstelligen van politieke en sociaaleconomische ontwikkeling. Internationaal wordt een steeds grotere rol toebedeeld aan maatschappelijke organisaties bij inclusieve groei. Zuidelijke organisaties worden sterker en roepen hun overheden ter verantwoording; wat ook tot politieke spanningen kan leiden. De discussie over het afleggen van rekenschap door maatschappelijke organisaties over hun rol en de ruimte die overheden hen daarvoor bieden, is daardoor actueel. In ontwikkelingskader is – naast financiering – ook internationale politieke aandacht voor de «enabling environment» van belang. De bijdrage vertaalt zich in:

  • Financiering van twintig allianties van Nederlandse maatschappelijke organisaties onder het MFS II programma (periode 2011–2015).

  • Capaciteitsontwikkeling van ngo’s, private sector en lokale overheden in ontwikkelingslanden door de bijdrage aan SNV.

  • De in 2013 nieuw te ontwikkelen visie op de relatie tussen overheid en maatschappelijk middenveld in internationale samenwerking en het bijbehorend instrumentarium voor samenwerking na 2015 moet tot effectievere inzet van middelen leiden en meer duidelijkheid scheppen over respectievelijke rollen en verantwoordelijkheden.

  • Ambassades zijn actief betrokken bij discussies met het maatschappelijk middenveld over «enabling environment».

  • Het vakbondsmedefinancieringsprogramma voor de periode 2013–2016 levert door betere aansluiting bij andere samenwerkingsinspanningen die met ODA-middelen worden gefinancierd een effectievere bijdrage aan duurzame ontwikkeling.

5.3 Gelijke rechten en kansen voor vrouwen.

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler vrijheid.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

Gelijke kansen en rechten voor vrouwen, hun volledige deelname aan de maatschappij en besluitvorming zijn van groot belang voor internationale veiligheid en stabiliteit, welvaartscreatie en stabiele groei. Dit is de raison d’etat voor vrouwenemancipatie. Vrouwenrechten zijn mensenrechten. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is een van de fundamenten van de democratische rechtsstaat. Dat is de raison d’humanité. De regering voelt zich daarvoor verantwoordelijk en vrouwenemancipatie is daarom beleid. Uitgangspunt van de regering is effectiever beleid door bevordering van gendergelijkheid.

De inzet voor gendergelijkheid verloopt langs twee sporen: een eerste spoor ter bevordering van leiderschap, macht en zelfredzaamheid van vrouwen, en een tweede voor integratie van gendergelijkheid in de pijlers van het buitenlandbeleid en ontwikkelingssamenwerking.

  • Verbetering van de positie van vrouwen in conflictgebieden door uitvoering van het Nederlands Nationaal Actieplan 1325. Dwarsdoorsnijdende thema’s zoals politieke participatie, leiderschap van vrouwen en verbetering van de economische positie van vrouwen worden ondersteund via vredes- en wederopbouwprocessen in zes fragiele staten (Afghanistan, Burundi, Colombia, Democratische Republiek Congo; Soedan en Republiek Zuid-Soedan) en het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

  • Verbetering van kennis bij diplomaten, militairen en ambtenaren om genderaspecten te operationaliseren in hun werk in fragiele staten via de bijdrage aan en organisatie van de Spaans-Nederlandse Training A Comprehensive Approach to Gender in Operations.

  • Verbetering van veiligheid, economische zelfredzaamheid en politieke participatie van vrouwen door ondersteuning die gegeven wordt via het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW).

5.4 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler vrijheid.

In Nederland vinden we het vanzelfsprekend dat iedereen in gezondheid kinderen kan krijgen en dat ook zelf kan bepalen. In heel veel landen in de wereld is dat niet zo. Daar krijgen jongeren geen seksuele voorlichting en hebben veel vrouwen geen toegang tot voorbehoedmiddelen, met ongewenste (tiener)zwangerschappen, hiv-besmetting en onveilige abortussen als gevolg. Veel vrouwen moeten bevallen zonder medische hulp. Culturele taboes en discriminerende wetgeving zorgen ervoor dat op veel plaatsen in de wereld mensen niet eens kunnen uitkomen voor hun seksuele geaardheid. Nederland heeft zich altijd voor deze seksuele rechten ingespannen en zal dat ook in de toekomst blijven doen.

De financiële instrumenten zijn met name gericht op:

  • Toegenomen dienstverlening met speciale aandacht voor jongeren en voor de integratie van het speerpunt seksuele gezondheid in tenminste de acht partnerlanden.

  • Verbeterde seksuele voorlichting en communicatie voor en door jongeren in tenminste zes van de acht partnerlanden.

  • Vergroting van beschikbaarheid van en toegang tot voorbehoedmiddelen is in tenminste alle acht partnerlanden met een speerpunt seksuele gezondheid en in de 45 landen waar het Global Programme for Reproductive Health Commodity Security actief is.

  • Verbetering van de kwaliteit en beschikbaarheid van verloskundige hulp in tenminste drie partnerlanden, met nadruk op perifere gebieden.

  • Verbetering van bewustwording over en naleving van seksuele en reproductieve rechten door de organisatie van een mensenrechtenconsultatie in het kader van de voorbereidingen op de ICPD+20 rapportage aan de secretaris generaal van de VN.

  • Bijdrage aan UNFPA.

  • Bijdrage aan UNAIDS ter ondersteuning van de adviserende rol van UNAIDS ten behoeve van nationaal beleid.

  • Bijdrage aan de WHO ten behoeve van het uitoefenen van haar normerende en standaard zettende rol als wel technische ondersteuning van landen bij beleidsvorming en onderzoek op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid.

  • Bijdrage aan lopende mondiale programma’s binnen het GFATM ter bestrijding van HIV/Aids, TB en malaria.

  • Bijdrage aan de Global Alliance for Vaccination and Immunization (GAVI) en het International Finance Facility for Immunization (IFFim).

  • Speciale Programma’s ten behoeve van «Key Populations», onderzoek en andere ondersteunende en innovatieve activiteiten.

  • Het Health Insurance Fund om te werken aan alternatieven voor meer duurzame financiering van de gezondheidszorg.

Licence