Base description which applies to whole site

2. BELEIDSAGENDA

Inleiding

Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een sobere presentatie van de beleidsagenda 2013. De beleidsagenda behandelt de relevante ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken en gaat daarnaast kort in op een aantal belangrijke beleidsontwikkelingen. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

In de afgelopen twee jaar heeft het kabinet op de terreinen van OCW-beleid gewerkt langs drie hoofdlijnen: het versterken van de kwaliteit van het onderwijs, het stimuleren van een ambitieuze leercultuur waarbinnen sprake is van hoge verwachtingen naar scholen, universiteiten, docenten, ouders, leerlingen en studenten,het bevorderen van doelmatigheid en ondernemerschap op het vlak van media en cultuur.

Met het beleid dat het kabinet in gang heeft gezet, streeft het kabinet naar cultuurveranderingen in onderwijs, cultuur en wetenschap. Cultuurveranderingen die nodig zijn om de internationale en nationale uitdagingen waarvoor ons land staat, aan te kunnen gaan. Om aan de hoge verwachtingen van onderwijs te voldoen, hebben we goed gekwalificeerde docenten en schoolleiders nodig en zijn betrokken ouders van cruciaal belang. Hoge eisen aan opleiding training en begeleiding zijn nodig. Daarbij moeten we streven naar effectiviteit en efficiëntie, zowel in het stelsel als binnen instellingen. Onderwijs verdient het dat elke euro zo goed mogelijk wordt besteed. Scherpe keuzes voor kwaliteit en doelmatigheid zijn ook nodig in het wetenschappelijke onderzoek waarbij middelen gericht worden ingezet voor topsectoren en maatschappelijke uitdagingen.

In twee jaar tijd hebben we belangrijke ontwikkelingen in gang gezet die de stelsels, waar OCW verantwoordelijk voor is raken. Het gaat dan om de prestatieafspraken in het hoger onderwijs, de versterking van het middelbaar beroeps onderwijs, de invoering van Passend Onderwijs, de nieuwe visie op cultuurbeleid en de doelmatigheidsslag die binnen de publieke omroep gemaakt wordt.

In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap hebben we sterk ingezet op kwaliteit van onderwijs, profilering van instellingen en samenwerking in de driehoek onderwijs, onderzoek en ondernemerschap. Met de universiteiten en hogescholen maken we individuele prestatieafspraken over kwaliteit, profilering en valorisatie. Op deze wijze worden instellingen veel meer aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor maatschappelijk gewenste prestaties en daar ook op afgerekend. De universiteiten en hogescholen hebben zelf voorstellen ingeleverd voor prestatieafspraken. Een reviewcommissie beoordeelt deze voorstellen. De prestatieafspraken zullen per januari 2013 ingaan.

Ook in het middelbaar beroeps onderwijs wordt de kwaliteit versterkt, ondermeer door intensivering van de onderwijstijd, betere loopbaanbegeleiding, reductie van de complexiteit van het mbo (minder kwalificaties, aparte positionering entreeopleiding). Door het verkorte van mbo-4 opleidingen neemt de aantrekkelijkheid van de beroepskolom (doorstroom van vmbo, mbo, hbo) toe, daarmee wordt beoogd het beroepsonderwijs concurrerender te maken ten opzichte van het algemeen vormend onderwijs, teneinde de samenleving te kunnen voorzien van voldoende vakmensen (technici en medewerkers in de zorg) die de economie stutten.

Het kabinet heeft met passend onderwijs na jaren van intensieve voorbereiding een wetsvoorstel ingediend dat inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen, waarmee samenwerkingsverbanden van scholen samen kunnen bepalen hoe de middelen voor zorgleerlingen het beste in te zetten. Hiermee komt er meer ruimte voor maatwerk voor de kwetsbaarste leerlingen in het onderwijs. Scholen worden daarbij verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De stelselwijziging Passend Onderwijs kent een breed draagvlak. De discussie richtte zich de afgelopen twee jaar op de voorgestelde bezuiniging van € 300 miljoen. Eerder was deze ombuiging al getemporiseerd om tot een zorgvuldigere invoering van het stelsel te kunnen komen. Inmiddels is in het begrotingsakkoord vastgelegd dat de ombuiging op passend onderwijs in zijn geheel niet wordt doorgezet en daarnaast is besloten dat voor de doorvoering van de stelselwijziging één jaar extra de tijd wordt genomen. OCW biedt op dit moment volop ondersteuning aan scholen om tot een zorgvuldige, goede vormgeving te komen van de samenwerkingsverbanden en de structuren die nodig zijn voor goed passend onderwijs.

De afgelopen kabinetsperiode heeft het kabinet een nieuwe visie op cultuurbeleid ontwikkeld. Ook wordt er € 200 miljoen bezuinigd. Vanaf 2013 zijn er minder middelen beschikbaar voor de culturele basisinfrastructuur en beschikken ook de cultuurfondsen over minder budget. Het kabinet kiest ervoor om niet de kaasschaaf te hanteren, maar om heldere keuzes te maken. Naast kwaliteit moeten publiek en ondernemerschap centrale thema’s zijn waar de cultuursector zich op richt. Op deze manier kan de internationale top van het Nederlandse cultuurleven op hoog niveau blijven opereren. Maar er blijft ook ruimte voor talentontwikkeling en een goede spreiding van cultuurvoorzieningen over het land is geborgd. De stelselwijziging binnen de cultuursector ligt op schema: Zoals gepland zal op Prinsjesdag bekend worden gemaakt welke gezelschappen in de basisinfrastructuur blijven of komen. Voor het kabinet blijft cultuureducatie waarbij kinderen en jongeren in aanraking worden gebracht met de rijkdom van cultuur, een belangrijk punt. Dit is van belang voor de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit van onze samenleving als geheel. Voor een goede invulling binnen het onderwijs is in een gezamenlijk advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur een goede voorzet gegeven.

Op het omroepbestel wordt ruim € 125 miljoen bezuinigd. De wet die dit regelt is inmiddels aangenomen door de Eerste Kamer. Deze bezuiniging wordt met behoud van kwaliteit gerealiseerd door middel van fusies van verschillende omroepen. Van de huidige 21 organisaties blijven er 8 over. De omroepen hebben zelf een fusievoorstel gedaan dat door OCW is overgenomen: KRO en NCRV zullen samengaan, evenals de VARA en BNN, en TROS en AVRO. De EO, MAX en de VPRO blijven zelfstanding. Met de NOS en de NTR is het achttal compleet. Door deze bundeling van omroepverenigingen wordt de landelijke publieke omroep in staat gesteld om efficiënt en effectief te opereren. Het omroepenbestel wordt daarmee eenvoudiger en krachtiger. Onder de huidige regelgeving is het voor omroepverenigingen niet mogelijk te fuseren; de erkenningprocedure staat dit in de weg en de bestaande financieringssystematiek bestraft dit hard, doordat fuserende omroepen niet alleen een vaste voet verliezen, maar ook de financiering voor alle leden boven de 400 000. De wetswijziging om deze barriere weg te nemen ligt inmiddels bij de Raad van State. Wanneer deze wetswijziging wordt aangenomen ligt de vereenvoudiging van het omroepbestel op schema, kunnen de omroepen doorgaan met de fusies en de bezuinigingen verantwoord worden gerealiseerd.

Bij dergelijke ontwikkelingen, maar ook bij zaken als opbrengstgericht werken in het funderend onderwijs, het topsectorenbeleid, de creatieve industrie, de maatregelen op het vlak van emancipatie en het versterken van de positie van lhbt-ers, is continuïteit en tijd van belang om het beleid daadwerkelijk en succesvol te implementeren. Na een jaar van voorbereidingen onder meer door wetgeving en akkoorden met partijen in het veld, zijn we halverwege 2012 in de fase gekomen dat het beleid daadwerkelijk geïmplementeerd kan gaan worden binnen de instellingen. Hierbij is duidelijkheid en voortvarendheid van groot belang. Instellingen binnen de cultuursector, de publieke omroep en in het onderwijs moeten volop aan de slag kunnen met de implementatie van de veranderingen, hierbij ondersteund door het ministerie van OCW.

De inhoudelijke en financiële uitdagingen waarvoor instellingen voor onderwijs, cultuur en wetenschap staan, vragen om bestuur en management dat zichzelf scherp houdt op het zo goed en zo efficiënt mogelijk bereiken van de afgesproken doelen, zowel op het niveau van sectoren als binnen instellingen. Er wordt breed binnen het onderwijs ingezet op versterking van de noodzakelijke financiele deskundigheid.

Aansluiting ontwerpbegroting 2012 naar 2013

Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting.

Tabel 1 Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde uitgavenbegroting 2012 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2013

34 208,7

34 074,6

34 325,0

34 278,0

34 350,4

34 631,5

Stand geautoriseerde begroting 2012

33 694,0

34 043,2

33 942,3

33 570,0

33 756,4

33 903,6

Totaal verschil

514,7

31,4

382,7

708,1

594,0

727,9

Leerlingen- en studentenontwikkeling

– 73,0

– 222,0

– 224,8

– 207,6

– 180,7

– 160,3

Ramingsbijstelling studiefinanciering

– 70,5

– 53,1

– 53,7

– 47,4

– 76,8

– 75,0

Dekking incidentele taakstelling

0,0

0,0

0,0

0,0

59,1

0,0

Reservering op nominaal en onvoorzien

136,3

258,5

258,7

234,5

174,3

207,6

Begrotingsakkoord 2013

0,0

– 245,0

– 75,0

175,0

– 30,0

– 25,0

Eindejaarsmarge

219,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Intertemporele compensatie

– 8,6

– 100,9

10,0

– 13,8

0,6

112,7

Diversen

– 0,4

– 0,5

– 0,5

– 0,5

– 0,6

– 0,6

Totaal bijstellingen

202,8

– 363,0

– 85,3

140,3

– 54,2

59,3

Technische bijstellingen:

           

Loon- en prijsbijstelling

270,6

278,7

279,7

275,7

277,1

278,4

Actieplan LeerKracht van Nederland (ilo)

0,0

63,5

126,4

188,2

189,4

189,9

Overige technische bijstellingen

41,3

52,2

61,8

103,8

181,8

200,2

Totaal technische bijstellingen

311,9

394,4

467,9

567,7

648,2

668,6

Totaal verschil

514,7

31,4

382,7

708,1

594,0

727,9

Tabel 2 Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde ontvangstenbegroting 2012 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2013

1 169,9

1 190,5

1 251,2

1 296,2

1 356,2

1 402,8

Stand geautoriseerde begroting 2012

1 197,6

1 267,4

1 345,3

1 415,7

1 499,5

1 564,6

Totaal verschil

– 27,6

– 77,0

– 94,1

– 119,5

– 143,4

– 161,8

Leerlingen- en studentenontwikkeling

– 4,2

– 0,9

5,4

9,6

9,2

9,0

Ramingsbijstelling studiefinanciering

– 3,0

– 15,7

– 25,2

– 30,0

– 33,3

– 36,8

Rentemutatie studiefinanciering

– 20,5

– 20,0

– 20,1

– 24,6

– 26,4

– 23,7

Totaal bijstellingen

– 27,7

– 36,6

– 39,9

– 45,1

– 50,5

– 51,5

Technische bijstellingen

0,0

– 40,3

– 54,2

– 74,4

– 92,9

– 110,3

Totaal technische bijstelling

0,0

– 40,3

– 54,2

– 74,4

– 92,9

– 110,3

Totaal verschil

– 27,6

– 77,0

– 94,1

– 119,5

– 143,4

– 161,8

Toelichting:

Leerlingen- en studentenontwikkeling

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. Deze referentieraming 2012 is lager dan de eerdere raming. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2011. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de onderwijssectoren.

Ramingsbijstelling studiefinanciering

De raming voor studiefinanciering laat een meevaller zien. De meevaller komt voornamelijk voort uit minder geraamd gebruik van de aanvullende beurs, een lager geraamd bedrag aan omzettingen van prestatiebeurs in een gift en een meevaller bij de WTOS.

Dekking incidentele taakstelling

De incidentele taakstelling uit de begroting 2012 (€ 59,1 miljoen in 2016) is binnen de OCW-begroting gedekt.

Reservering op nominaal en onvoorzien

De meevallers bij de raming van de leerlingen- en studentenontwikkeling en de raming studiefinanciering zijn bij voorjaarsnotabesluitvorming, na aftrek van de incidentele taakstelling, geboekt op het artikel Nominaal en onvoorzien. Deze middelen worden volledig ingezet voor het Begrotingsakkoord 2013 (zie tabellen 3 en 4).

Begrotingsakkoord 2013

De gevolgen van het Begrotingsakkoord 2013 voor de OCW-begroting worden verderop in deze beleidsagenda toegelicht.

Eindejaarsmarge

De budgetten die in 2011 niet volledig tot besteding zijn gekomen, zijn voor 2012 aan de OCW-begroting toegevoegd. De eindejaarsmarge is ingezet ter dekking van een aantal overlopende verplichtingen uit 2011 en de taakstelling uit het Begrotingsakkoord 2013.

Intertemporele compensatie

Op diverse budgetten vinden intertemporele compensaties plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn.

Diversen

Dit betreft met name het aandeel van OCW in het masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. In dit plan is besloten SZW en I&M te compenseren voor het vroegtijdig afkopen van hun huisvestingscontract en dit via het generale beeld bij voorjaarsnota te verwerken.

Loon- en prijsbijstelling

De loonbijstelling tranche 2012 is uitgekeerd aan de departementen. Het betreft alleen een vergoeding voor de ontwikkeling in de sociale werkgeverslasten en een specifieke compensatie voor de inkomensafhankelijke bijdrage (Iab) voor de zorgverzekeringswet. Daarnaast is de prijsbijstelling tranche 2012 uitgekeerd aan de departementen. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de artikelen.

Actieplan LeerKracht van Nederland (ilo)

De middelen voor de verdere uitvoering van de maatregelen van het actieplan LeerKracht van Nederland zijn overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting.

Overige technische bijstellingen

Het betreft overboekingen van en naar andere departementen en desalderingen met de ontvangsten. Daarnaast is er per saldo sprake van een toename van de niet-kader relevante uitgaven bij studiefinanciering. Op basis van realisatiecijfers worden minder spontane aflossingen verwacht, wordt er minder aanvullende beurs toegekend en is er meer onterecht uitgekeerde studiefinanciering ontdekt.

Rentemutatie studiefinanciering (ontvangsten)

De tegenvaller op de rente-inkomsten bij de studiefinanciering wordt veroorzaakt doordat er minder spontane aflossingen verwacht worden dan eerder geraamd.

Begrotingsakkoord 2013

Onderstaande tabel geeft de financiële gevolgen van het Begrotingsakkoord 2013 voor de OCW-begroting weer.

Tabel 3 Begrotingsakkoord 2013: gevolgen voor de OCW-begroting (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Struc

Intensivering kwaliteit onderwijs

30,0

30,0

30,0

30,0

30,0

30,0

Extra middelen voor kwaliteit leraren/schoolleiders

75,0

75,0

75,0

75,0

75,0

75,0

Totaal intensiveringen

105,0

105,0

105,0

105,0

105,0

105,0

             

Terugdraaien bezuiniging passend onderwijs

100,0

200,0

300,0

300,0

300,0

300,0

Terugdraaien prestatiebeloning onderwijs

– 10,0

– 30,0

– 70,0

– 220,0

– 235,0

– 250,0

Niet invoeren mbo leeftijdsgrens 30 jaar voor bekostiging

80,0

110,0

170,0

170,0

170,0

170,0

Mbo vereenvoudiging kwalificatiestructuur (1 jaar vertraagd)

30,0

20,0

90,0

5,0

5,0

0,0

Mbo kwaliteitsverbetering (1 jaar vertraagd)

– 110,0

– 40,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Studeren is investeren

0,0

0,0

20,0

50,0

70,0

120,0

Totaal terugdraaien/wijzigen maatregelen RA

90,0

260,0

510,0

305,0

310,0

340,0

             

Inhouden meevaller leerlingenraming

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

             

Departementale taakstelling

– 340,0

– 340,0

– 340,0

– 340,0

– 340,0

– 340,0

Totaal Begrotingsakkoord 2013

– 245,0

– 75,0

175,0

– 30,0

– 25,0

5,0

Toelichting:

Intensivering kwaliteit onderwijs en extra middelen voor en kwaliteit leraren/schoolleiders

Voor versterking van de kwaliteit van het onderwijs is een extra bedrag van € 30 miljoen beschikbaar. Daarnaast is er een extra bedrag van € 75 miljoen beschikbaar om in te zetten voor versterking van de kwaliteit van leraren en schoolleiders.

In het primair en voortgezet onderwijs worden de middelen ingezet om een impuls te geven aan de kwaliteit en slagkracht van schoolleiders, onder meer door scholing en begeleiding. Deze impuls wordt ondersteund door registratie in het schoolleiderregister en certificering van opleidingen. Daarnaast wordt voor het versterken van de kwaliteit van de leraren en docenten extra geïnvesteerd in de aansluiting van pabo’s bij de wensen van schoolbesturen in het po, in de lerarenbeurs (vo en hbo: opscholing naar master-niveau), in de verdere professionalisering van het management en het onderwijspersoneel in het mbo en in de opscholing van hbo-docenten naar PhD-niveau. Tot slot wordt ingezet op meer differentiatie in het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs om scholen de stap te laten zetten van voldoende naar goed of zelfs uitstekend op het gebied van onderwijskwaliteit.

De middelen worden als volgt over de onderwijssectoren verdeeld: € 44,0 miljoen voor primair onderwijs (inclusief het (voortgezet) speciaal onderwijs), € 26,0 miljoen voor voortgezet onderwijs, € 15,0 miljoen voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en € 20,0 miljoen voor hoger beroepsonderwijs (zie voor de verdeling over de beleidsartikelen het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk).

Wijzigen maatregelen regeerakkoord

Een aantal maatregelen uit het regeerakkoord wordt gewijzigd:

  • De ombuiging op passend onderwijs wordt niet doorgezet en voor de voorbereiding van de invoering van de stelselwijziging passend onderwijs komt één jaar extra beschikbaar;

  • De middelen voor prestatiebeloning in het onderwijs worden ingehouden;

  • De leeftijdsgrens van 30 jaar voor bekostiging in het mbo wordt niet ingevoerd;

  • De ombuiging «MBO vereenvoudiging kwalificatiestructuur, tegengaan vertraging, verkorten en intensiveren (doorlopende) leerlijnen, kenniscentra breder organiseren» en de intensivering «MBO kwaliteitsverbetering» worden beide één jaar vertraagd, met een aanpassing van het kasritme tussen 2013 en 2014;

  • De invoering van een sociaal leenstelsel in de masterfase en verlenging van de aflossingstermijn van studieleningen van 15 naar 20 jaar (beide onderdeel van Studeren is investeren) worden nu niet doorgevoerd.

Inhouden meevaller leerlingenraming

De meevaller bij de raming leerlingen- en studentenontwikkeling wordt voor € 100 miljoen ingehouden voor de dekking van het Begrotingsakkoord 2013.

Departementale taakstelling

Het aandeel van OCW in de departementale taakstelling bedraagt € 340,0 miljoen. Onderstaande tabel laat zien hoe OCW deze taakstelling invult.

Tabel 4 Dekking departementale taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Restant meevaller leerlingenraming en studiefinanciering

– 136,3

– 158,5

– 158,7

– 134,5

– 74,3

– 107,6

Prestatiebeloning

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

0,0

0,0

Inzet eindejaarsmarge

– 35,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Taakstelling (vanaf 2014)

0,0

0,0

– 171,3

– 195,5

– 265,7

– 232,4

OV-jaarkaart

171,5

– 171,5

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal taakstelling

0,0

– 340,0

– 340,0

– 340,0

– 340,0

– 340,0

Toelichting:

Restant meevaller leerlingenraming en studiefinanciering

Het restant van de meevaller bij de raming leerlingen- en studentenontwikkeling en de raming studiefinanciering dat is gereserveerd op het artikel Nominaal en onvoorzien, wordt ingezet ter dekking van de taakstelling uit het Begrotingsakkoord.

Prestatiebeloning

Uit de intensivering «Prestatiebeloning op basis van leerwinst» wordt voor de jaren 2013 t/m 2015 € 10 miljoen ingezet ter dekking van de taakstelling. De rest van de intensivering wordt ingehouden in het kader van het Begrotingsakkoord 2013 (zie tabel 3).

Inzet eindejaarsmarge

Een deel van de eindejaarsmarge wordt ingezet ter dekking van de taakstelling.

Taakstelling (vanaf 2014)

Het restant van de taakstelling wordt ingevuld met een (lumpsum)korting vanaf 2014. Voor de invulling van het restant van de taakstelling heeft het demissionaire kabinet gekozen voor een (lumpsum)korting vanaf 2014. Het is aan een volgend kabinet om er al dan niet voor te kiezen dit met specifieke maatregelen te beleggen. Zie het algemene deel van de verdiepingsbijlage voor de verdeling over de beleidsartikelen.

OV-jaarkaart

Een deel van de verplichtingen voor de reisvoorziening studenten voor 2013 wordt in 2012 vooruitbetaald.

Monitor streefdoelen

Box 1: Monitor streefdoelen onderwijs

  • 1. Gemiddelde score in basisvakken

    Primair onderwijs:

    • a) gemiddelde score CITO-eindtoets omhoog van 535,4 in 2010 naar het niveau van 537 in 20151

    • b) gemiddelde taalvaardigheidsscores in groep 8 van het bao hoger dan 250

    • c) gemiddelde rekenvaardigheidsscores in groep 8 van het bao hoger dan 250

    Voortgezet onderwijs:

    • d) gemiddelde PISA-score wiskunde van 526 in 2009 naar 536 in 2015 en 541 in 2018

    • e) gemiddelde PISA-score lezen van 508 in 2009 naar 516 in 2015 en 520 in 2018

    • f) gemiddelde PISA-score science van 522 in 2009 naar 526 in 2015 en 528 in 2018

  • 2. Excellente leerlingen en studenten

    • a) po: de grensscore voor de beste 20% van de leerlingen stijgt naar 545 in 2015 (2010: 543/544)

    • b) vo: de gemiddelde eindexamencijfers (CE+SE) van de 20% best presterende vwo-leerlingen van 7,6 in 2010 naar 7,8 in 2015

  • 3. Verhogen percentage deelnemers per mbo niveau dat de opleiding succesvol afrondt

    Jaarresultaat per niveau:

    • a) niveau 1: van 66% in 2008 naar 70% in 2015

    • b) niveau 2; van 62% in 2008 naar 70% in 2015

    • c) niveau 3; van 63% in 2008 naar 70% in 2015

    • d) niveau 4; van 65% in 2008 naar 70% in 2015

  • 4. Verhogen rendement

    • a) verminderen aantal voortijdig schoolverlaters van 42 600 in 2009 naar 35 000 in 2012 en 25 000 in 2016

    • b) hbo:

      verminderen studie-uitval (cohort 2010: 28,0% in 2011),

      verminderen switch (cohort 2010: 9,0% in 2011) en

      verhogen rendement n+1 (cohort 2006: 65,7% in 2011)

    • c) wo:

      verminderen studie-uitval (cohort 2010: 18,9% in 2011),

      verminderen switch (cohort 2010: 9,0% in 2011) en

      verhogen rendement n+1 (cohort 2007: 60,9% in 2011)

  • 5. Percentage opbrengstgerichte scholen

    • a) in po van 30% naar 60% in 2015 en naar 90% in 2018

    • b) in vo naar minstens 50% in 2015, en naar 90% in 2018

    • c) in het (v)so naar minstens 25% in 2012, minstens 50% in 2015 en minstens 75% in 2018

  • 6. Intensivering onderwijstijd

    • a) uitbreiding van het aanbod van VVE, schakelklassen en zomerscholen aan kinderen met risico op taalachterstand (bestuursafspraken gemaakt met de G37)

  • 7. Onderpresterende scholen / opleidingen

    • a) in po reductie van zeer zwakke scholen van 57 naar 35 in 2015; de taal- en rekenzwakke scholen van 238 naar 119 in 2015

    • b) in (v)so verdere reductie (zeer) zwakke scholen

    • c) in vo geen stijging van het aantal (zeer) zwakke scholen

    • d) in het mbo geen stijging van het aantal (zeer) zwakke opleidingen

  • 8. Aantal leraren, docenten dat over een master- of PhD-graad beschikt

    • a) hbo: percentage leraren / docenten dat op master- of PhD-niveau is opgeleid, bedraagt 80% in 2016 (in 2009 63%)

  • 9. Bekwame leraren en schoolleiders

    • a) in 2016 voldoen alle leraren in po en vo aan de bekwaamheidseisen op de onderdelen «afstemmen op verschillen en opbrengstgericht werken» (indicatoren van de onderwijsinspectie)

    • b) in 2016 voldoen alle schoolleiders po en vo en teamleiding/middenmanagement in het mbo aan de dan geldende bekwaamheidseisen

  • 10. Geregistreerde leraren

    In 2014 is 40% van de leraren in po, vo en mbo die voldoen aan de bekwaamheidseisen opgenomen in het register voor leraren. In 2018 is dat 100% en heeft het register civiel effect

  • 11. Deelname eindtoets basisonderwijs

    Vanaf voorjaar 2013 leggen alle leerlingen in het basisonderwijs de verplichte eindtoets af

  • 12. Percentage opleidingen met voldoende examenkwaliteit in mbo

    In 2012 is het percentage opleidingen mbo met voldoende examenkwaliteit 85% (2012: 63%)

  • 13. Tevredenheid studenten, docenten en bedrijfsleven

    • a) van mbo-studenten: indicator moet verder ontwikkeld worden

    • b) van mbo-docenten over organisatie/begeleiding studie: indicator wordt nog ontwikkeld

    • c) van bedrijfsleven over mbo onderwijs en mbo-afgestudeerden: indicator en streefwaarde volgen na aanbesteding en ontwikkeling

    • d) van hbo-studenten: 65,6% scoort 4 of 5 op algemene studenttevredenheid

    • e) van wo-studenten: 80,1 % scoort 4 of 5 op algemene studenttevredenheid

Box 2: Monitor streefdoelen wetenschap

  • 1. Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores (2007–2010 3e positie mondiaal, op basis van een gemiddelde van 1,44)

  • 2. Inzet middelen NWO voor economische topsectoren/grand challenges cf. Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap: maximaal € 275 miljoen in 2015 (afhankelijk van private bijdragen en kwaliteitstoetsing)

  • 3. Versterken privaat-publieke samenwerking in kader van topsectorenaanpak: streefwaarde nog uit te werken

  • 4. Valorisatie versterken: streefwaarde is 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen in 2016

Box 3: Monitor streefdoelen cultuur en media

  • 1. Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 17,5%: 100% in 2013

  • 2. Bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2013 af te leiden van de komende instellingsplannen

  • 3. Aantal bezoeken gesubsidieerde musea: 6 miljoen in 2013

  • 4. Aantal monumenten met een restauratiebehoefte: 10% in 2013

  • 5. % wekelijks gemiddeld publieksbereik landelijke publieke televisie is minimaal 85% in 2015

  • 6. Onderscheidende programmering publieke televisie: % zendtijd informatie en jeugd is minimaal 70% in 2015

  • 7. Bekendheid Kijkwijzer is minimaal 95% in 2015

Box 4: Monitor streefdoelen emancipatiebeleid

  • 1. Sociale acceptatie homoseksuelen van 91% in 2010 naar groter of gelijk aan 91% in 2014

  • 2. Aantal gemeenten waarmee bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over homo-emancipatiebeleid van 18 (2011) naar 36 (2014)

  • 3. Aantal scholen met gay-straight alliantie verdubbelt: van 150 (2011) naar 300 (2014)

Beleidsdoorlichtingen

Tabel 5 Beleidsdoorlichtingen

Artikel / Doelstelling

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Nieuwe ambities en beleidsdoelen

1, 3, 4, 6, 7, 11 en 12. Onderwijs

             

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog

     

     

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

     

     

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

     

     

Doelmatigheid en focus op het onderwijs

     

     

9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

             

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders

     

     

14. Cultuur

             

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

     

     

15. Media

             

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod

     

     

16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

             

Behoud van kwaliteit wetenschap, wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

     

     

25. Emancipatie

             

Het bevorderen van emancipatie

     

     

Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen

4. Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie

             

Leren & werken

           

Voortijdig Schoolverlaten

   

       

8. Internationaal beleid

Geen beleidsdoorlichting1

9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

             

Actieplan LeerKracht

 

         

13. Lesgeld

Geen beleidsdoorlichting2

14. Cultuur

             

Waarborgen aanbod en participatie

           

16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

             

Voldoende toegerust onderzoekstelsel

   

       

25. Emancipatie

Zie nieuwe ambities en beleidsdoelen

1

Voor artikel 8 Internationaal beleid is geen beleidsdoorlichting gepland, omdat artikel 8 een restartikel is en geen beleidsartikel. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen. Er worden op onderdelen van dit artikel wel evaluaties uitgevoerd, die inzicht geven in de effectiviteit van het beleid.

2

Het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft, ligt een beleidsdoorlichting niet in rede.

Belastinguitgaven

Tabel 5 Beleidsdoorlichtingen

Artikel / Doelstelling

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Afdrachtvermindering onderwijs

389

395

396

409

414

423

436

               

Vrijstelling kunstvoorwerpen

5

5

5

6

6

6

6

Aftrek kosten monumentenwoning

66

59

57

56

55

55

54

Verlaagd tarief informatiedragers

476

499

561

568

575

583

590

Verlaagd tarief bibliotheken c.a.

105

110

124

126

127

129

130

Verlaagd tarief circussen, bioscopen, theaters en concerten

74

120

175

180

184

189

193

Voor een toelichting op deze belastinguitgaven op OCW-terrein zij verwezen naar internetbijlage 4 van de Miljoenennota. Voor een toelichting op de mutaties in de belastinguitgaven zij verwezen naar het Belastingplan 2013.

1

In genoemde indicatoren wordt gesproken over het niveau van score 537 en 545. Het gaat hier dan om het prestatieniveau dat hoort bij de score 537 en 545 in 2010 en niet noodzakelijk om de score 537 en 545 in 2015. In de praktijk kan door wijzigingen in de voorspellende waarde en de inhoud van de toets de

vergelijkbaarheid tussen de jaren enigszins zijn aangepast.

Licence