Base description which applies to whole site

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (scrapie, bluetongue, brucella melitensis, Klassieke Varkens Pest, MKZ, AI en BSE).

  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziekteuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Beleidswijzigingen

Beleidswijzigingen op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens» van de begroting van het Ministerie van EZ.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële instrumenteninzet is gekoppeld aan de artikelonderdelen.

Bedragen x 1.000

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             
               

Verplichtingen

15.433

15.786

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

Uitgaven

15.433

15.786

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

Beginsaldo

7.508

4.636

         

Programma-uitgaven

             
               

Opdrachten

15.433

15.786

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

Bewaking van dierziekten (U1.11)

5.169

4.150

4.200

4.200

4.200

4.200

4.200

Bestrijding van dierziekten (U1.12)

9.474

11.636

6.700

6.700

6.700

6.700

6.700

Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen (U1.13)

0

0

         

Overig (U1.14)

790

0

         
               

Ontvangsten

12.561

15.786

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

               

Eindsaldo

4.636

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Er is veelal sprake van doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma’s uit te voeren waardoor verplichtingen 100% juridisch verplicht zijn.

Financiering DGF

De middelen ter financiering van de uitgaven van het DGF zijn afkomstig van het Rijk, van het bedrijfsleven en van de Europese Unie. De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord in het artikel 16.3 «Plant- en diergezondheid» van de EZ-begroting. De bijdrage van het bedrijfsleven aan het DGF is gebaseerd op de afspraken met het Productschap Zuivel (PZ), Productschap Vee en Vlees (PVV) en Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» (Stcrt. Nr. 11754, d.d. 26 juli 2010). Het convenant DGF heeft onder meer betrekking op medefinanciering door het bedrijfsleven van de kosten van monitoring, verdenking en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten. In verband met de in het regeerakkoord afgesproken opheffing van de product- en bedrijfsschappen zal het convenant DGF feitelijk komen te vervallen (kamerstuk 2012–2013, 32 615 nr. 8). Het is noodzakelijk dat de afspraken, onder andere over medefinanciering door het bedrijfsleven, worden voortgezet. In de loop van 2013 wordt in samenwerking met het bedrijfsleven een alternatieve invulling van de afspraken over medefinanciering door het bedrijfsleven uitgewerkt.

Het op dit moment nog geldende (derde) convenant DGF bepaalt dat de kosten voor de bestrijding, tot een per diersoort afgesproken plafond, voor 100% worden doorberekend aan de veehouderijsectoren. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantperiode. De kosten van de bestrijding bij particulieren en hobbydierhouders worden gedragen door het Rijk. In onderstaande tabel zijn de plafondbedragen weergegeven zoals deze voor de periode 2010 tot en met 2014 vooralsnog zijn gegarandeerd.

Maximale bijdragen van het bedrijfsleven 2010 tot en met 2014

Bedragen x € 1.000

Uitgangsbedragen

Bedragen na indexering 2012

Sector

       

Rundveehouderij

19.500

 

20.112

 

Varkenshouderij

68.000

 

72.907

 

– AVP en SVD

 

42.000

 

45.031

– Overige dierziekten

 

26.000

 

27.876

Schapen/geitenhouderij

4.520

 

4.690

 

– Scrapie

 

1.350

 

1.401

– Overige dierziekten

 

3.170

 

3.289

Pluimveehouderij

26.000

 

27.223

 

– NCD

 

2.000

 

2.094

– Overige dierziekten

 

24.000

 

25.129

TOTAAL

118.020

 

124.932

 

De uitgangsmaxima worden met ingang van het kalenderjaar 2011 aangepast aan de hand van de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar. Daarbij geldt de landbouwtelling 2009 als referentiepunt. De genoemde uitgangsmaxima worden ook aangepast aan de hand van het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenindexcijfer alle huishoudens over januari 2009 als referentiepunt geldt. In het jaarverslag 2013 zullen de voor 2013 geïndexeerde bedragen voor het eerst vermeld staan.

Motie Hachchi

Sinds 10 oktober 2010 is Nederland verantwoordelijk voor de veterinaire gezondheidszorg in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het DGF heeft vooralsnog geen betrekking op de veehouders in dit gebied.

Toelichting op de artikelonderdelen/instrumenten

01.11 Bewaking van dierziekten

Het niet opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden.

Daarom is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden van groot belang. Het signaleren van (mogelijke) ziekteverschijnselen vindt plaats door houders van dieren of de dierenarts. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.

Streefwaarden

  • Behoud van de huidige, officieel door de EU en door het Office Internationale des Epizoöties (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE (Wereldorganisatie voor diergezondheid) verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en -voor bepaalde dierziekten- door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU.

Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende zeven dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis, Brucellose, Blauwtong, BSE/TSE, KVP, Aviaire Influenza (AI) en MKZ1

Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts belangrijk. In 2014 wordt het monitoringsprogramma naar de aanwezigheid van Q-koorts in tankmelk voortgezet.

Ook wordt het monitoringprogramma naar Blauwtong (BT) bij vee (eveneens niet relevant voor de indicator EU en OIE vrije status) voortgezet. In verband met de Nederlandse vrijstatus voor Blauwtong per 15 februari 2012 is de uitvoering van de monitoring van Blauwtong viruscirculatie in 2012 aangepast. Nederland voert jaarlijks, zo ook in 2014, een monitoringprogramma uit dat voldoet aan de eisen van de Europese Unie (Verordening 1266/2007, Bijlage I punt 2: blauwtongmonitoring).

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s die voor de vrijstatussen van belang zijn, worden «early warning-programma’s uitgevoerd voor AI en KVP. Deze bieden de mogelijkheid om bij een verdenking een monster op te sturen voor uitsluitingdiagnostiek zonder dat bedrijven volledig op slot worden gezet.

Prestatiegegevens

Uitgaven x € 1.000

Bewaking van dierziekten1

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

Brucella (schaap, geit)

1.500

14.000

250

Blauwtong (rund, schaap, geit)

   

100

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting

 

43.000

1.950

TSE schaap/geit, bij destructor en slacht

 

22.500

450

KVP (varkens)1

     

– Veehouderij (early warning)

     

– Veehouderij (tonsillen)

 

3.200

300

– Wilde zwijnen

 

500

100

AI

     

Bedrijfsmatig pluimvee: early warning

     

– Insturen monsters (swabs)2

 

1.400

100

– Melding afwijkende verschijnselen (bij GD)

1.500

 

2

– Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

2.700

170.000

3

Wilde vogels:

   

3

– Monitoring levende wilde vogels

 

7.000

 

– Monitoring dode vogels

 

500

503

Q-koorts (melkmonsters)

380

 

900

       

Totaal

   

4.200

Bron: Dienst Regelingen (BSE en TSE), Erasmus Universiteit Rotterdam (onderzoek levende wilde vogels), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels) Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (Brucella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

1

Uitgaven hebben betrekking op uitvoering van monstername en testen door de Gezondheidsdienst voor Dieren of SOVON respectievelijk het CVI.

2

De financiering van deze uitgaven loopt niet via DGF maar rechtstreeks via de sector of EZ. Deze gegevens zijn in de tabel opgenomen om het volledige pakket aan bewakingsactiviteiten in hun onderlinge samenhang weer te geven. Het onderzoek naar levende wilde vogels door Erasmus Universiteit Rotterdam wordt slechts deels gefinancierd door EZ.

3

Uitgaven hebben betrekking op uitvoering van testen op aanwezigheid van AI door het Centraal Veterinair Instituut (CVI).

1.12 Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;

  • Bestrijding van zeer besmettelijk dierziekten zoals AI, MKZ en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven in voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

  • Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;

  • monsternames door een team;

  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurtbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren;

  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • GWWD;

  • (beleids)draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Prestatiegegevens

Uitgaven x € 1.000

Bestrijding van dierziekten

Bedrijven

Dieren1

Uitgaven

Verdenkingen

     

– Brucellose (verwerpersonderzoek)

2

11.000

1.000

– KVP

15

 

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

3

 

15

– AI (HPAI & LPAI)

100

 

200

– BSE (rund)

7

 

20

– TSE (schaap, geit)

5

 

15

– Diagnostiek verdenkingen3

   

600

       

Voorzieningen

     

– AUV

   

300

– Calamiteitenreserve destructie4

   

1.500

– Waakvlamcontracten

   

650

– Voorziening MKZ / KVP5

– Overige voorzieningen

   

2.300

Totaal

   

6.700

Bron: NVWA en GD

1

Aantal dieren is sterk afhankelijk van de (bedrijfs)situatie.

2

Aantal bedrijven is niet bekend, wel het aantal dieren.

3

Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met het CVI waarbij financiering van in totaal € 0,6 mln ten laste van DGF bestrijding wordt voorzien (en € 0,3 mln ten laste van DGF bewaking).

4

De afspraken met Rendac over de kosten van de calamiteitenreserve vanaf 2012 en verder worden door het ministerie van EZ nog nader uitgewerkt. Vooralsnog wordt een bedrag van € 1,5 mln gehanteerd voor 2014.

5

Met ingang van 2013 zijn twee nieuwe contracten gesloten voor de levering van MKZ vaccins. De beide producenten verzorgen tezamen een noodvoorraad van 8 stammen MKZ-vaccin met van elk 1,6 mln doses. De hogere kosten ten opzichte van voorgaande jaren worden verklaard door de marktsituatie ten tijde van de aanbesteding en de eisen waar de marktpartijen aan dienden te voldoen, zoals de mogelijkheid om vaccins direct en in meerdere varianten uit voorraad te kunnen leveren.

Toelichting

Kosten van verdenkingen en bestrijding van overige relevante dierziekten worden opgenomen in de suppletoire wetten en in de verantwoording indien zich hierbij uitgaven voordoen.

1.13 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.

Streefwaarden

Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

Beleidsinstrumenten

Opkoopregeling:

Een opkoopregeling wordt toegepast als sprake is van of een situatie ontstaat van overvolle stallen als direct gevolg van de bestrijdingsmaatregelen. Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage tegenover waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.

Er worden geen uitgaven geraamd aangezien er geen indicatie is dat de regeling in 2014 zal worden toegepast.

1.14 Overig

Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de eventuele terugstorting van de voorfinanciering naar de begroting van EZ en uitgaven die onder andere betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.

Ontvangsten

De geraamde ontvangsten betreffen bijdragen van het bedrijfsleven en van het Rijk. De verdeling van de kosten tussen bedrijfsleven en het Rijk is vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ (Stcrt nr 11754 dd 26 juli 2010). De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel 50% door het Rijk en 50% door het bedrijfsleven gefinancierd. De financiering van de kosten van bestrijding is afhankelijk van de soort dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen. In aanleg worden deze kosten, tot een per diersoort afgesproken plafond, voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantperiode. In verband met de in het regeerakkoord afgesproken opheffing van de product- en bedrijfsschappen zal het convenant DGF feitelijk komen te vervallen (TK, 2012–2013, 32 615 nr. 8). Het is noodzakelijk dat de afspraken, onder andere over medefinanciering door het bedrijfsleven, worden voortgezet. In de loop van 2013 wordt in samenwerking met het bedrijfsleven een alternatieve invulling van de afspraken over medefinanciering door het bedrijfsleven uitgewerkt.

1

Voor MKZ stelt de EU monitoring niet verplicht, omdat de diagnose MKZ eenvoudig gesteld kan worden respectievelijk de ziekte recent niet in de EU is voorgekomen. Deze dierziekte wordt uitsluitend bewaakt op basis van actuele meldingen bij de NVWA. Voor de indicator EU OIE vrije status zijn alle zeven dierziekten relevant.

Licence