Base description which applies to whole site

Artikel 1. Waarborgfunctie

A Algemene doelstelling

Het waarborgen van de rechtszekerheid, deugdelijkheid van bestuur en de mensenrechten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

B Rol en verantwoordelijkheid

Elk land in het Koninkrijk heeft de zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur. Het waarborgen hiervan is een aangelegenheid van het Koninkrijk. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op grond van de verantwoordelijkheid voor het Statuut, aanspreekbaar op de waarborgtaak van het Koninkrijk. Vanuit deze verantwoordelijkheid worden de ontwikkelingen met betrekking tot het functioneren van het openbaar bestuur en de verwezenlijking van de mensenrechten en de rechtszekerheid in de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten gevolgd. Het feit dat het Koninkrijk de bevoegdheid heeft in het kader van de waarborgfunctie op te treden, sterkt de instituties van de landen in hun taak om de beginselen van de democratische rechtsstaat te realiseren. De Koninkrijksregering kan maatregelen nemen, als er sprake is van ernstige inbreuk op fundamentele rechten en vrijheden in een land of in een situatie waarin rechtszekerheid of deugdelijk bestuur niet langer gewaarborgd zijn en de interne controlemechanismen feitelijk disfunctioneren. Van geval tot geval zal dan moeten worden bezien of ingrijpen in de zin van artikel 43, 50 of 51 Statuut, noodzakelijk is en welke maatregel dan het meest passend is.

C Beleidswijzigingen

Evaluatie Rijkswetten 2015

De vijf consensusrijkswetten1 (Rijkswet politie, Gemeenschappelijk Hof, Openbaar Ministerie, Raad voor de rechtshandhaving en de Rijkswet financieel toezicht) die in het kader van de staatkundige hervormingen in 2010 zijn aangenomen, kennen een bepaling die stelt dat in 2015 door een commissie een evaluatie moet worden uitgevoerd. De Rijkswet financieel toezicht bevat daarnaast bepalingen over de inhoud en inrichting van de evaluatie. De criteria en de thema’s voor de evaluatie van de justitie-rijkswetten zullen in overleg met de landen moeten worden vastgesteld. De Minister van Veiligheid en Justitie is eerstverantwoordelijke voor deze evaluaties. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eerstverantwoordelijke voor de evaluatie van de Rijkswet financieel toezicht.

In 2014 worden de onderzoeksopdrachten voor de twee evaluatiecommissies geformuleerd, een onafhankelijke commissie ingesteld voor de evaluatie van de justitie-rijkswetten en een onafhankelijke commissie ingesteld voor de evaluatie van de Rijkswet financieel toezicht.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.1 Waarborgfunctie

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

51.896

63.607

61.821

61.823

65.922

65.978

61.822

                 

Uitgaven:

57.818

63.607

61.821

61.823

65.922

65.978

61.822

 

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

86%

       
                 

1.1

Rechterlijke macht/samenwerkingsmiddelen kustwacht

57.818

63.607

61.821

61.823

65.922

65.978

61.822

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

57.818

63.607

61.821

61.823

65.922

65.978

61.822

 

Kustwacht en grensbewaking

40.974

42.281

41.500

41.502

45.602

45.658

41.502

 

Recherchecapaciteit

13.745

16.968

15.968

15.968

15.968

15.968

15.968

 

Rechterlijke macht

3.099

4.358

4.353

4.353

4.352

4.352

4.352

                 
 

Ontvangsten

4.497

4.857

4.857

4.857

4.857

4.857

4.857

D2 Budgetflexibiliteit

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken: Van het budget 2014 is 86% juridisch verplicht, de rest is bestuurlijk gebonden als gevolg van met de eilanden afgesproken samenwerkingsprogramma’s. Het betreft de bijdragen aan de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kustwacht), de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee (KMar), het Recherche Samenwerkingsteam (RST) en het Gemeenschappelijke Hof en het Openbaar Ministerie.

E Toelichting op de instrumenten

Artikel 1 richt zich op de rechtszekerheid, deugdelijkheid van bestuur en de mensenrechten in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel rechtszekerheid als de waarborging van mensenrechten is afhankelijk van een goed functionerende rechtshandhavingketen. Om concrete invulling te geven aan deze algemeen geformuleerde doelstelling, worden de beschikbare middelen ingezet ten behoeve van instituties die essentieel zijn voor de rechtshandhavingketen.

Het betreft bijdragen aan:

  • de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kustwacht);

  • de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee (KMar);

  • het Recherche Samenwerkingsteam (RST);

  • het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie (Rechterlijke Macht).

1.1. Rechterlijke macht en samenwerkingsmiddelen

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

De Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (Kustwacht)

De Kustwacht is belast met de maritieme rechtshandhaving in het Caribische deel van het Koninkrijk. Drugsbestrijding, de bestrijding van vuurwapensmokkel en de bestrijding van mensenhandel, mensensmokkel en illegale immigratie hebben prioriteit. Daarnaast levert de Kustwacht een belangrijke bijdrage aan de veiligheid op het water door het uitvoeren van zoek- en reddingsoperaties en visserij-, scheepvaart en milieu-inspecties.

De Kustwacht functioneert op basis van de Rijkswet Kustwacht en het jaarlijks door de Rijksministerraad vast te stellen jaarplan. Dit jaarplan wordt voorbereid door de Kustwachtcommissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de landen en één keer per jaar bijeenkomt. Exclusief de inzet van Defensiemiddelen wordt de exploitatie van de Kustwacht voor 69% gefinancierd vanuit de begroting Koninkrijksrelaties. Aruba, Curaçao en Sint Maarten dragen respectievelijk 11%, 16% en 4% bij.

In 2013 is besloten invulling te geven aan de taakstelling «Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s» (€ 2,0 mln. in totaal) door € 1,0 mln. te korten op de begroting van de Kustwacht. Deze korting vindt vanaf het begrotingsjaar 2014 plaats.

De grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee (KMar)

Nederland stelt sinds 2005 structureel personeel van de Koninklijke Marechaussee (KMar) beschikbaar ten behoeve van ondersteuning in de rechtshandhaving op Curaçao en Sint Maarten en incidenteel in Caribisch Nederland. Sinds 2008 levert een flexibele pool van 43 fte een bijdrage aan de bestrijding van de geweldscriminaliteit, het grens- en vreemdelingentoezicht, de bestrijding van mensensmokkel en -handel, en de bestrijding van drugssmokkel via de luchthavens. De medewerkers van de KMar functioneren daarbij onder aansturing van de lokale diensthoofden en vallen onder het lokale gezag (Ministers van Justitie). De kosten van de flexibele pool komen ten laste van deze begroting.

Afspraken over de inzet van de KMar vanuit de flexibele pool zijn sinds 2011 vastgelegd in een protocol. Eind 2012 is de inzet geëvalueerd (zie Kamerstukken II, 2012–2013, 30 176 nr. 31). Op basis van de evaluatie zijn door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere afspraken vastgelegd met de KMar over de verantwoording over de inzet binnen de flexpool. De evaluatie bood verder geen aanleiding het huidige protocol te herzien of de omvang van de inzet te wijzigen. Het huidige protocol loopt tot 30 juni 2015.

Het Recherche Samenwerkingsteam (RST)

Zoals vastgelegd in de Rijkswet politie en het Protocol Recherche Samenwerkingsteam heeft het Recherche Samenwerkingsteam (RST) als taak de bestrijding van zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit. Daarnaast verricht het RST de afhandeling van internationale rechtshulpverzoeken op dit gebied. Het RST heeft vestigingen op Aruba, Bonaire, Curaçao en Sint Maarten, waar men werkt onder gezag van de lokale Openbaar Ministeries.

Prioriteiten voor 2014 zijn de aanpak van witwassen, mensenhandel, wapensmokkel, internationale drugshandel en bendevorming. Gemiddeld zijn er bij het RST ongeveer 70 uit Nederland uitgezonden medewerkers werkzaam, die uitgezonden worden voor een periode van 3 tot 5 jaar. Dit aantal wordt in principe aangevuld met 36 medewerkers uit de lokale korpsen en 15 overige lokaal geworven medewerkers. De betrokken Ministers van (Veiligheid en) Justitie van de landen en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stellen gezamenlijk de jaarstukken van het RST vast in het Justitieel vierpartijenoverleg.

Als gevolg van de taakstelling «Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s» van Rutte I is de begroting van het RST per 2014 verminderd met € 1,0 mln.

De Gemeenschappelijke Voorziening Politie (GVP) zal, zoals is vastgelegd in de Rijkswet politie, op den duur de taken van het RST moeten overnemen. Artikel 57a van de Rijkswet politie bepaalt dat vier jaar nadat de wet in werking is getreden (oktober 2014) en daarna na twee jaar door de ministers gezamenlijk wordt beoordeeld in hoeverre de korpsen van de landen voldoende in staat zijn invulling te geven aan artikel 8, derde lid, van de Rijkswet politie aan de hand van daartoe door de Ministers van Veiligheid en Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde objectieve criteria. Indien dit nog niet voldoende het geval is, wordt per AMvRB een voorziening getroffen zo is in de Rijkswet politie bepaald. De vormgeving van deze beoordeling wordt in 2014 uitgewerkt. De Rijkswet politie wordt in 2015 geëvalueerd.

Het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie

Om een goed niveau van rechtshandhaving en rechtspleging in de drie landen en Caribisch Nederland te garanderen, is volledige bezetting van het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie van groot belang. Omdat bij de landen de personele capaciteit ontbreekt, draagt Nederland hieraan bij. Nederland stelt daarom op verzoek van de landen rechters en Officieren van Justitie ter beschikking. Deze treden in lokale dienst, waarbij een buitenlandtoelage wordt vergoed ten laste van deze begroting. In overleg met het Openbaar Ministerie Nederland, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de landen wordt in 2014 nader onderzocht wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot de duurzaamheid van het beleid van beschikbaarstelling, gebruik makend van de kennis en ervaring van de huidige ter beschikking gestelden.

Ontvangsten

De exploitatie van de Kustwacht, exclusief de inzet van Defensiemiddelen, wordt voor 69% gefinancierd vanuit de begroting Koninkrijksrelaties. Aruba, Curaçao en Sint Maarten dragen respectievelijk 11%, 16% en 4% bij. De ontvangsten betreffen de bijdragen van de landen aan de Kustwacht over het voorafgaande jaar.

Licence